De afschaffing van interlandelijke adoptie. De gevolgen voor donorlanden, adoptiekinderen en wensouders.



Vergelijkbare documenten
Interlandelijke adoptie. Knelpunten in het stelsel

De opneming in Nederland van een buitenlands kind ter adoptie is geregeld in de Wet opneming

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Toetsingskader Vergunninghouder Interlandelijke adoptie

ECLI:NL:RBMNE:2017:449

» Samenvatting. » Uitspraak. 1. Verloop van de procedure. 2. Verdere beoordeling

ECLI:NL:RBROE:2009:BG9485

Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden

Voorstel van wet. Artikel I. De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 3 komt te luiden:

wetten.nl - Wet- en regelgeving printen - Wet opneming buitenlandse kinderen ter ado... Page 1 of 11

Buitenlandse pleegkinderen

2.1 Voorschriften voor opneminq en toelatinq voor wat betreft verzoeken om opneming ingediend vanaf 15 juli 1989

Datum 10 juni 2009 Onderwerp Antwoorden kamervragen over onrust onder aspirant-adoptiefouders

Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden. van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

Centrale autoriteit Internationale Kinderaangelegenheden. van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verzoekers, beiden te [adres], advocaat: mr. H.E. Menger. Belanghebbende is de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Maastricht.

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

Sectorwerkstuk Nederlands Adoptie

Inspectie jeugdzorg. Matching in het belang van het kind Landelijk beeld onderzoek Inspectie jeugdzorg bij vergunninghouders interlandelijke adoptie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 5 oktober 2009 Onderwerp Interlandelijke Adoptie

ECLI:NL:RBMNE:2017:386

Ministerie van Veiligheid en Justitie

Datum 5 maart 2009 Onderwerp Beantwoording kamervragen lid Azough (GroenLinks) inzake het verlengen van beginseltoestemming bij adoptie

Centrale autoriteit internationale kinderaangelegenheden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Illegale adoptie en de rol van de overheid

Datum 29 juni 2009 Onderwerp Beantwoording vragen van het lid Langkamp (SP) over adopties uit Nigeria en Malawi

Memorie van toelichting

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Adoptie van een kind in Nederland

INTERLANDELIJKE ADOPTIE: een pleister op de wond?

Interlandelijke adoptie en het belang van het kind in theorie en praktijk

Een kind adopteren. Informatie over (interlandelijke) adoptie en de adoptieprocedure

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Interlandelijke adoptie: een roze wolk of een donderwolk?!

» Samenvatting. » Uitspraak. 1. De loop van het geding. 2. Het verzoek

Datum 23 november 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de gehanteerde leeftijdsgrens voor aspirant-adoptieouders

Stichting Adoptievoorzieningen

Stichting Adoptievoorzieningen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBUTR:2010:BM2770

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka)

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBZWO:2003:AI0668

Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka)

Informatie over adoptie en pleegzorg. Zorgen voor een. Chapeau voorzijde _Adoptie.indd :00

Soms werden ze verwaarloosd: Angelo (met 4 jaar geadopteerd) komt uit Colombia. Hij woonde tot zijn tweede jaar bij zijn ouders.

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 28 mei 2015 Onderwerp Interlandelijke adoptie

Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie

Interlandelijke Adoptie

ECLI:NL:GHAMS:2017:357 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0604 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Evaluatieonderzoek Wobka. Een evaluatieonderzoek naar de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie

Samenvatting RSJ-advies Bezinning op Interlandelijke Adoptie (2 november 2016)

Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/ FA RK ; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

Wijziging artikel 5 Rijkswet op het Nederlanderschap/Wet conflictenrecht adoptie

Adoptie 2011 Lezing door de heer Fred Gundlach (Stichting Adoptievoorzieningen) t.g.v. Familiedag Turner Contact Nederland, 26 maart 2011.

Resultaten van het IND-dossieronderzoek

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBNHO:2016:10882

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

De kwaliteit van het bemiddelingsproces bij de vergunninghouder interlandelijke adoptie Vereniging Wereldkinderen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Afstand, Screening, Adoptie en Afstammingsvragen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport (verkort) Naar aanleiding van de feitelijke uithuisplaatsing van een zesjarige jongen.

Schipper, schipper mag ik overvaren? Voorkomen van onrechtmatige overdrachten van kinderen bij interlandelijke adoptie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AMVIb ~cu~ft1~ 3~8. Artikel 1 Verlening van toestemming tot opneming van meer dan een kind (artikel 3, tweede lid, van de wet)

Zorgen voor een Kop voorzijde

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Achtergrond onbekend? Onderzoek naar het handelen van twee vergunninghouders bij de interlandelijke adoptie van zeven Chinese kinderen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

In bezwaar of beroep

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 16 december 2011 Onderwerp Draagmoederschap

Datum : 12 december 2004 Kenmerk : CR35/ /04/TH/TvV Betreft : advies inzake (interlandelijke)adoptie: sterk of zwak?

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

: Privaatrecht en Notarieel Recht

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Uithuisplaatsing (UHP)

INTERNATIONALE KINDERONTVOERING STAND VAN ZAKEN, VERZET VAN HET KIND?

Adoptie Stap voor stap

ECLI:NL:RBAMS:2016:7682

Aandacht voor matching. Bemiddeling door Stichting Afrika vergunninghouder interlandelijke adoptie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

ECLI:NL:RBNHO:2015:8872

(B vervallen) Artikel I. De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd: Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

Aandacht voor matching. Bemiddeling door Wereldkinderen, vergunninghouder interlandelijke adoptie

No.W /I 's-gravenhage, 8 augustus 2005

Transcriptie:

De afschaffing van interlandelijke adoptie. De gevolgen voor donorlanden, adoptiekinderen en wensouders. Auteur: Claire-bijou van Baal Afstudeerorganisatie: Universiteit van Tilburg Plaats: Tilburg Datum: november 2012

De afschaffing van interlandelijke adoptie. De gevolgen voor donorlanden, adoptiekinderen en wensouders. Auteur: Claire-bijou van Baal ANRnummer: 176323 Module: Masterscriptie Rechtsgeleerdheid accent Privaatrecht Instelling: Universiteit van Tilburg Scriptiecoördinator: prof. mr. dhr. P. Vlaardingerbroek Tweede beoordelaar: mr. mw. V.M. Smits Datum: november 2012 Plaats: Tilburg

Voorwoord In het kader van mijn opleiding Nederlands Recht accent Privaatrecht aan de Universiteit van Tilburg heb ik een afstudeerscriptie geschreven. Met dit document sluit ik de laatste fase van studie, namelijk de Master af. Tijdens mijn opleiding heb ik het vak afstammingsrecht gevolgd. Door het volgen van dit vak ben ik geïnteresseerd geraakt in interlandelijke adoptie en alles wat dit teweeg brengt. Ik ben mijzelf gaan afvragen of interlandelijke adoptie wel een correcte methode is om buitenlandse kinderen in nood te helpen. Is het niet beter om interlandelijke adoptie te vervangen door bijvoorbeeld internationale pleegzorg? Welke consequenties zou het eventuele afschaffen van interlandelijke adoptie met zich meebrengen? Dit leken mij vragen, die beantwoord diende te worden. Zo kwam ik op het idee, het proces van interlandelijke adoptie te onderzoeken en de antwoorden op mijn vragen te verwoorden in mijn afstudeerscriptie. Mijn plan was deze scriptie al in juli aan te kunnen bieden aan mijn scriptiebegeleider. Echter enkele gezondheidsproblemen en persoonlijke omstandigheden maakten dit helaas onmogelijk. Gelukkig heeft mijn scriptiebegeleider mij de kans gegeven om alsnog een nieuwe start te maken. Dit document is daarom voor mij niet alleen het resultaat van een gedegen onderzoek, maar ook van hernieuwde kracht en doorzettingsvermogen. Naast het feit dat ik natuurlijk iedereen dankbaar ben die een rol heeft gespeeld tijdens mijn onderzoek en het schrijven van mijn scriptie, wil ik een aantal mensen in het bijzonder bedanken. Mijn afstudeerbegeleider de heer P. Vlaardingerbroek voor zijn begeleiding en beoordeling vanuit de opleiding. Interlandelijk geadopteerde en ex-collega R. Brugman voor het delen van haar persoonlijk verhaal. Mevrouw A. Jans, hoofdredacteur Adoptie Magazine, voor haar informatie en het toesturen van het artikel van R. Hoksbergen. Tot slot mijn vriend, voor al zijn steun en begrip tijdens de vele uren die hij alleen moest doorbrengen. Niet alleen tijdens het schrijven van mijn scriptie, maar gedurende mijn hele studietijd. Claire-bijou van Baal Tilburg, november 2012

Begrippenlijst AWB BW CCAA Centrale autoriteit EHRM Haags adoptieverdrag Algemene Wet Bestuursrecht Burgerlijk Wetboek China Center of Adoptie Affairs. De instantie die in China is aangewezen om de verplichtingen van het Haags Adoptieverdrag uit te voeren en na te komen. De instantie die is aangewezen om de verplichtingen van Nederland onder het Haags Adoptieverdrag uit te voeren en na te komen. In Nederland is de minister van Veiligheid en Justitie de centrale autoriteit. Europese Hof voor de Rechten van de Mens Verdrag inzake de Bescherming van Kinderen en Samenwerking op het gebied van Interlandelijke Adoptie Haags Kinderbeschermingsverdrag Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen. IVRK Kafala Kafil Makul Special needs kinderen Sr Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind Een Islamitische kinderbeschermingsmaatregel waarbij de opvoeding en zorg van en het gezag over een kind aan een ander dan de biologische ouder(s) wordt toevertrouwd. De perso(o)n(en) aan wie middels notariële akte of uitspraak van de rechter op grond van kafala een kind is toevertrouwd. Het kind dat middels kafala wordt opgevoed en verzorgd door en onder gezag staat van een ander dan zijn biologische ouder(s). Kinderen met een kinderbeschermingsverleden of een medisch of sociaal dossier, die een speciale opvoedings- en ontwikkelingsbehoefte hebben. Wetboek van Strafrecht VW 2000 Vreemdelingenwet 2000 VB 2000 Vreemdelingenbesluit 2000 Wobka Zelfdoeners Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie Aspirant-adoptiefouders die zelf een bemiddelingscontact in het buitenland zoeken, de vergunninghouder controleert alleen zuiverheid en zorgvuldigheid van handelen van de bij de adoptie betrokken organisaties en personen.

Inhoudsopgave pg. 1. Inleiding 1 1.1 Onderwerp van de scriptie 1 1.1.1 Probleemstelling 1 1.1.2 Centrale vraag 2 1.1.3 Onderzoeksdoel 2 1.1.4 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie 2 1.2 Onderzoeksmethode 3 1.3 Leeswijzer 4 2. Wat is interlandelijke adoptie? 5 2.1 Inleiding 5 2.2 Uitgangspunt interlandelijke adoptie 5 2.3 De voorfase 6 2.4 De bemiddelingsfase 9 2.5 De aankomstfase 11 2.6 Na de adoptie 14 2.7 Samenvatting 16 3. Positieve en negatieve kritiek op interlandelijke adoptie 18 3.1 Inleiding 18 3.2 Negatieve kritiek 18 3.2.1 Illegaal handelen 18 3.2.1.1 Omzeilen adoptieprocedure 19 3.2.1.2 Kinderhandel 20 3.2.1.3 Toezicht 23 3.2.2 Ontwikkeling geadopteerden 24 3.2.3 Afname geschikte adoptiekinderen 27 3.3 Positieve kritiek 28 3.3.1 Opgroeien in een gezin 28 3.3.2 Succesverhalen 29 3.3.3 Toch ouder(s) kunnen zijn 29 3.4 Samenvatting 30 4. Alternatieven voor interlandelijke adoptie 32 4.1 Inleiding 32 4.2 Kafala 32 4.2.1 Kafala in Nederland 32 4.2.2 Kafala en het vreemdelingenrecht 34 4.2.3 Kafala als alternatief 36 4.3 Pleegzorg 37 4.3.1 Internationale pleegzorg in Nederland 38 4.3.2 Pleegzorg en het vreemdelingenrecht 40 4.3.3 Pleegzorg als alternatief 41 4.4 Zwakke adoptie 44 4.5 Samenvatting 47

5. Afschaffing interlandelijke adoptie 50 5.1 Inleiding 50 5.2 Gevolgen voor donorlanden 50 5.3 Gevolgen voor donorkinderen 53 5.4 Gevolgen voor wensouders 54 5.5 Samenvatting 56 6. Conclusie en aanbevelingen 57 6.1 Inleiding 57 6.2 Conclusies 57 6.3 Aanbevelingen 60 Literatuurlijst Bijlagen: 1. Vragen + antwoorden interview R. Brugman 2. Samenvatting verhalen gelukkig geadopteerde kinderen

Hoofdstuk 1. Inleiding In dit hoofdstuk zal in de eerste paragraaf dieper worden ingegaan op de aard van de onderzoek en hetgeen ik met het onderzoek beoog te realiseren. In de laatste twee paragrafen komt aan bod op welke wijze het onderzoek is aangepakt en hoe deze scriptie is opgebouwd. 1.1 Onderwerp van de scriptie In deze paragraaf wordt duidelijk wat het onderwerp van de scriptie is, omdat de centrale vraagstelling, de probleemstelling, de doelstelling en de maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie worden benoemd. 1.1.1 probleemstelling De uitgangspunten voor interlandelijke adoptie zijn, zowel in het Haags Adoptieverdrag als in het Verdrag inzake de rechten van het kind, het belang van het kind en adoptie als laatste alternatief. Bij adoptie gaat het vaak om kinderen met problematische achtergronden, die vaak al één of meerdere belangrijke personen in hun leven hebben verloren, vandaar dat het belang van het kind voorop staat. De afgelopen jaren heeft echter een aantal interlandelijke adopties het nieuws gehaald, waardoor er in de juridische wetenschap steeds meer vraagtekens worden gezet bij dit fenomeen. De aandacht die deze zaken trekken is gelegen in het feit dat er mogelijk sprake is van illegaal handelen. Een voorbeeld van zo n interlandelijke adoptie is de zaak uit 2007 betreffende een uit India geadopteerd jongetje via een Nederlandse vergunninghouder, waarvan de biologische moeder tien jaar na de adoptie stelde dat het jongentje zonder haar toestemming geadopteerd is. Zij had haar kind nooit afgestaan. 1 Een ander voorbeeld betreft de zaak waarin de adoptiefouders ervan beschuldigd worden de vereiste beginseltoestemming te hebben vervalst bij de adoptie van een Srilankaans kind. 2 Als blijkt dat een kind op illegale wijze ter adoptie naar Nederland is gekomen, zal de rechter meestal toch beslissen dat de overtreders de voogdij als pleegouders krijgen of spreekt hij de adoptie uit in het belang van het kind. De rechter beslist zo omdat er meestal enige tijd overheen gaat waarin het kind de kans krijgt om te hechten aan de aspirant-adoptiefouders en er family life ontstaat. Deze adoptieouders worden dus eigenlijk beloond, terwijl zij de wet overtreden hebben. Steeds minder landen werken mee aan de adoptie van kinderen vanuit hun land. Één van de redenen hiervoor is de dreigende groei van illegale adoptie die een negatieve impact heeft op de adoptie. Vandaar dat de interlandelijke adoptie onder toenemende druk staat. 3 De vraag is groter dan het aanbod, waardoor er het risico bestaat dat er nieuwe landen worden aangeboord om te voldoen aan de vraag. Daarnaast proberen adoptielobbyisten parlementsleden ervan te overtuigen dat de adoptieregels versoepeld moeten worden, zodat meer mensen snel en gemakkelijk mogelijk een kind kunnen adopteren. 4 Dat deze lobby zijn vruchten afwerpt blijkt uit 1 Kamerstukken II 2009/10, 31 265, nr. 1. Zie ook: Rb Zwolle-Lelystad 4 maart 2011, LJN BP6936. 2 Rb Zwolle 16 februari 2010, LJN BL4061. 3 P. Vlaardingerbroek e.a., Het hedendaagse personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 2011, p. 318. 4 A. van der Linden, Adoptie in het kennelijk belang van het kind?, Justitiële verkenningen 2008, jrg. 34, nr. 7.

het pleidooi van een aantal Kamerfracties voor verruiming van de leeftijdscriteria in de adoptiewetgeving. 5 Als men bij het bovenstaande de uitgangspunten van interlandelijke adoptie in acht neemt, moet men constateren dat deze uitgangspunten steeds meer in de verdrukking lijken te komen. Er lijkt een verschuiving gaande van het belang van het kind naar het belang van de adoptiefouders. Vandaar dat er in de literatuur juist meer wordt geroepen om strengere eisen aan de adoptie en meer controle op het adoptieproces. Er worden echter zowel nationaal als internationaal al strenge eisen gesteld aan interlandelijke adoptie en zelfs met die bestaande eisen kunnen dus nog onregelmatigheden voorkomen. Het is daarom van belang om de mogelijke alternatieven voor interlandelijke adoptie in kaart te brengen en te onderzoeken of deze alternatieven op termijn kunnen leiden tot afschaffing van interlandelijke adoptie. Vlaardingerbroek is hier al deels op ingegaan in zijn artikel in het vakblad Justitiële Verkenningen. 6 Nu is het echter zaak nog dieper in te zoomen op de door hem reeds aangehaalde alternatieven en mogelijke andere alternatieven en bovendien uit te zoeken wat de gevolgen van afschaffing van interlandelijke adoptie zijn voor zowel de donorlanden en kinderen daar als de wensouders hier. 1.1.2 Centrale vraag Zijn er alternatieven voor interlandelijke adoptie die op termijn kunnen leiden tot afschaffing van interlandelijke adoptie en zo ja, welke gevolgen brengt deze afschaffing met zich mee voor de thans meest gebruikte donorlanden (China, Colombia, Ethiopië, Zuid-afrika en Taiwan) en kinderen daar en voor de wensouders in Nederland? 1.1.3 Onderzoeksdoel Het onderzoeksdoel is probleemoplossend. Er is thans een onbevredigende situatie op het gebied van de interlandelijke adoptie. De uitgangspunten zoals deze internationaal zijn vastgelegd, komen niet meer (niet meer geheel) tot uiting in de praktijk. Ik wil daarom een voorstel doen, waardoor deze onbevredigde situatie in zijn geheel of deels opgelost wordt. Het voorstel bevat mogelijke alternatieven voor interlandelijke adoptie, waardoor het belang van het kind gewaarborgd blijft. Voorts zullen die mogelijke alternatieven kunnen leiden tot de conclusie dat interlandelijke adoptie in zijn geheel kan worden afgeschaft. Ik zal dan ook deels beeldvormend werken door in te gaan op de gevolgen hiervan voor de donorlanden en daar verblijvende kinderen en de wensouders in Nederland. 1.1.4 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Maatschappelijke relevantie Dit onderzoek heeft een maatschappelijk belang omdat het inzoomt op het belang en de bescherming van kinderen. Tevens wordt er gekeken hoe illegale praktijken rondom interlandelijke adoptie kunnen worden voorkomen. Daarnaast wordt gestreefd naar de bewustmaking bij aspirant-adoptiefouders voor andere vormen van het kunnen verzorgen en 5 Kamerstukken II 2009/10, 31 265, nr. 37 (Brief van de staatssecretaris van veiligheid en justitie). 6 P. Vlaardingerbroek, Alternatieven voor (interlandelijke) adoptie, Justitiële verkenningen 2008, jrg. 34, nr. 7.

opvoeden van een kind. Het aantrekkelijker maken van mogelijke alternatieven, kan er toe leiden dat meer kinderen in nood geholpen kunnen worden. De kinderen die niet aanmerking komen voor adoptie, maar (al dan niet tijdelijk) niet door hun eigen ouders verzorgd kunnen worden. Wetenschappelijke relevantie Er is weinig bekend over het afschaffen van interlandelijke adoptie en de gevolgen die dat teweeg brengt. In de huidige literatuur komt wel naar voren dat de situatie rondom interlandelijke adoptie niet wenselijk is, maar een echte oplossing is vooralsnog niet aangedragen. In de literatuur wordt wel aangegeven dat er andere oplossingen gezocht moeten worden voor interlandelijke adoptie en er worden wel enkele alternatieven aangedragen, maar er wordt niet concreet ingegaan op welke wijze dat dan moet worden vormgegeven of wat de gevolgen daarvan zijn. 1.2 Onderzoeksmethode Om een antwoord te vormen op de vraag wat is interlandelijke adoptie?, is door mij voornamelijk literatuuronderzoek gedaan. Regelgeving die geraadpleegd is zijn o.a. de Wobka, de Richtlijnen opneming buitenlandse kinderen ter adoptie 2000, het besluit opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, Boeken 1 en 10 van het BW en het Haags adoptieverdrag. Vanuit deze regelgeving is geanalyseerd op welke wijze een interlandelijke adoptieprocedure volgens Nederlands recht behoort te verlopen. Om te kunnen vaststellen of een interlandelijke adoptie ook gevolgen heeft voor de nationaliteit van het kind, is de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000, de Vreemdelingencirculaire en de Rijkswet op het Nederlanderschap bestudeerd en geanalyseerd. Om een gedegen analyse mogelijk te maken is bovendien gebruik gemaakt van tekst en commentaar bij alle bovengenoemde regelgeving. Om te analyseren met welk doel interlandelijke adoptie tot stand is gekomen is het Haags adoptieverdrag en het IVRK bestudeerd. Om het verloop van de adoptieprocedure zo veel mogelijk chronologisch in kaart te brengen is tevens gekeken op welke wijze de procedure in de literatuur is beschreven en welke volgorde de Stichting Adoptievoorzieningen aanhoudt met de beschrijving op hun website. Om een antwoord te vormen op de vraag welke positieve en negatieve kritiek is er op interlandelijke adoptie, heb ik naast literatuuronderzoek ook jurisprudentieonderzoek gedaan en een interview gehouden met een interlandelijk geadopteerde. Het literatuuronderzoek was voornamelijk gebaseerd op onderzoek omtrent eventuele aanpassingsproblemen en gedragproblemen van interlandelijk geadopteerde. Er is data verzameld uit verschillende wetenschappelijke onderzoeken om te kunnen vaststellen of interlandelijk geadopteerde inderdaad kampen met aanpassings- en gedragsproblemen. Tevens is in de nieuwsberichten gezocht naar spraakmakende gebeurtenissen rondom interlandelijke adopties. Om die gebeurtenissen te analyseren en de feiten te controleren is jurisprudentieonderzoek gedaan en zijn de parlementaire stukken onderzocht. Om een antwoord te vormen op de vraag Welke alternatieven zijn er voor interlandelijke adoptie ter bescherming van de kinderen, heb ik voornamelijk literatuuronderzoek gedaan.

Nadat bekend was welke mogelijke opties er zijn, is bekeken of deze opties passen binnen het Nederlandse wetssysteem. Indien deze opties niet paste heb ik geanalyseerd welke wetswijzigingen nodig zijn om deze alternatieven wel binnen de huidige Nederlandse wetgeving te laten passen. Daarnaast is bekeken of het alternatief zelf enkele aanpassingen behoeft om het doel beter te vervullen. Voor het alternatief zwakke adoptie, is gekeken op welke wijze andere landen deze adoptie hebben vormgegeven. Voor het alternatief internationale kafala en internationale pleegzorg is ook de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en de vreemdelingencirculaire 2000 geraadpleegd om te onderzoeken op welke wijze de kinderen bij deze alternatieven op rechtmatige wijze in Nederland kunnen verblijven. Om een antwoord te vormen op de vraag kunnen de alternatieven leiden tot afschaffing van interlandelijke adoptie en welke gevolgen heeft dat voor de donorlanden en daar verblijvende kinderen?, heb ik voornamelijk literatuuronderzoek gedaan. Ik heb mij vooral toegelegd op de landen China, Colombia, Ethiopië, Zuid-Afrika en Taiwan, omdat dit de laatste jaren de landen zijn van waaruit de meeste kinderen geadopteerd worden. Om de gevolgen voor deze landen in te schatten heb ik informatie opgezocht over het kinderbeschermingsbeleid in die landen. Het was echter erg moeilijk om van de twee laatstgenoemde landen hierover specifieke en betrouwbare informatie te bemachtigen. Vandaar dat het hoofdstuk toch meer toegesneden is op de gevolgen voor de overige drie landen. Nadat ik het huidige kinderbeschermingbeleid in kaart had gebracht, heb ik gekeken wat daaraan verbeterd moet worden en op welke wijze dat moet gebeuren om de kinderen in eigen land adequaat op te vangen. De gevolgen voor de landen, hangen veelal samen met de gevolgen voor de kinderen aldaar. Dus heb ik voornamelijk daarop verder beredeneerd. Daarnaast is met behulp van het raadplegen van sociologisch onderzoek bezien of het wel in het belang van het kind is om na een hechtingsperiode in een westers land uiteindelijk terug te gaan naar de oorspronkelijke ouders in een niet-westers land. Om de gevolgen in te schatten voor de wensouders was het van belang om duidelijk te krijgen of de aspirant-adoptiefouders open staan voor de alternatieven in de plaats van sterke interlandelijke adoptie. Als aspirant-adoptiefouders massaal afhaken, omdat zij alleen een kind willen dat echt van hen wordt zou dat namelijk ongunstig zijn voor de kinderen in nood. Hierover zijn geen onderzoeksgegevens bekend, waardoor ik mijn bevindingen voornamelijk gebaseerd heb op mijn eigen oordelend vermogen en alle informatie over adoptie en pleegzorg die ik met betrekking tot dit onderzoek heb gelezen. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt alle relevante wetgeving inzake de interlandelijke adoptie uiteengezet. Dit is een informatief hoofdstuk dat het lezen van de verdere scriptie vergemakkelijkt. In hoofdstuk 3 wordt de negatieve en positieve kritiek op interlandelijke adoptie besproken. Met name die negatieve kritiek, zorgt ervoor dat er steeds meer gekeken wordt naar mogelijkheden om het interlandelijke adoptieproces te verbeteren en mogelijke alternatieven voor interlandelijke adopties. Deze mogelijke alternatieven komen in hoofdstuk 4 aan bod. De keuze voor één of meer van deze alternatieven zouden kunnen leiden tot de afschaffing van interlandelijke adoptie. Want een dergelijke afschaffing echter tot gevolgen zou kunnen hebben wordt aangegeven in hoofdstuk 5 om vervolgens tot een aantal conclusies en aanbevelingen te komen in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2. Wat is interlandelijke adoptie? 2.1 Inleiding Interlandelijke adoptie is het in een gezin opnemen van een kind uit een ander dan het eigen land. In sommige landen kent men de zwakke adoptie. Dan worden er naast de afstammingsbanden met de oorspronkelijke juridische ouders, nieuwe afstammingsbanden met de adoptiefouders gevestigd. In andere landen kent men alleen de sterke adoptie. Dit houdt in dat door de adoptie de afstammingsband met de oorspronkelijke juridische ouders verbroken wordt en er nieuwe afstammingsbanden met de adoptiefouders worden gevestigd. Dit brengt met zich mee dat adoptie nog al een impact heeft op de levens van allen die bij de adoptie betrokken zijn, vandaar dat aspirant-adoptiefouders eerst een gehele procedure moet doorlopen alvorens men een buitenlands kind kan adopteren. In dit hoofdstuk zal alle relevante wetgeving omtrent deze procedure uiteengezet worden. 2.2 Uitgangspunt interlandelijke adoptie Het belangrijkste uitgangspunt is dat een interlandelijke adoptie altijd in het belang van het kind moet zijn. Dit vloeit voort uit de artikelen 1 sub a en 4 sub b Haags adoptieverdrag en artikel 21 IVRK (eerste volzin). In het Haags adoptieverdrag en het IVRK is specifiek een drietal beginselen opgenomen dat in acht genomen moeten worden bij een interlandelijke adoptie om te waarborgen dat deze in het belang van het kind plaatsvindt. Deze beginselen worden hieronder benoemd en toegelicht. Het is op grond van artikel 4 sub c Haags adoptieverdrag en artikel 21 sub a IVRK tevens van belang dat de oorspronkelijke ouders hun toestemming geven voor de adoptie, nadat zij voldoende zijn geïnformeerd over de gevolgen daarvan. Daarnaast dienen op grond van artikel 1 sub a Haags adoptieverdrag alle grondrechten van het kind gerespecteerd te worden bij een interlandelijke adoptie. Subsidiariteitsbeginsel Interlandelijke adoptie behoort een ultimum remedium te zijn. Onder artikel 4 sub b van het Haags adoptieverdrag en artikel 21 sub b van het IVRK komt dit mede tot uiting door het subsidiariteitsbeginsel. De bevoegde autoriteiten moeten eerst grondig onderzocht hebben of er geen mogelijkheden zijn tot plaatsing van het kind in eigen land. Kinderen hebben namelijk in eerste instantie recht op verzorging en opvoeding door hun eigen ouders. Dat vloeit voort uit artikel 8 EVRM en artikel 7 IVRK. Als dat niet mogelijk blijkt heeft het kind recht op verzorging en opvoeding door familie. Als dat ook niet mogelijk blijkt, moet er in het land waar het kind woont bekeken worden of het kind door een ander gezin kan worden opgevangen. 7 Dit kan ingevolge artikel 21 sub b IVRK zowel een pleeggezin als een adoptiegezin in eigen land zijn. Pas nadat uit gedegen onderzoek blijkt dat deze mogelijkheden niet voorhanden zijn of niet in het belang van het kind zijn, kan interlandelijke adoptie een oplossing bieden. 7 P. Vlaardingerbroek, Alternatieven voor (interlandelijke) adoptie, Justitiële verkenningen 2008, jrg. 34, nr. 7.

Geschikte adoptiefouders zoeken bij het kind Er moet gekeken worden welke aspirant-adoptiefouders geschikt zijn om het kind te adopteren. Dit noemt men matching. Een bemiddelingsorganisatie gaat dus niet een kind zoeken bij de aspirant-adoptiefouders, maar zoekt aspirant-adoptiefouders die bij het kind passen. Zou dat niet zo zijn, dan bestaat de kans dat de belangen van het kind ondergeschikt raken aan de belangen van de aspirant-adoptiefouders en de behoefte van het kind verwaarloosd wordt. Er wordt dus gezocht vanuit het perspectief van het kind. Daarom is het ook van belang dat er pas contact is tussen het kind en de aspirant-adoptiefouders na de matching. Als er eerder contact is, kan het namelijk voorkomen dat er al sprake is van hechting tussen de aspirant-adoptiefouders en het kind. Dit terwijl er nog niet gecontroleerd is of deze ouders wel bij het kind passen. 8 Verbod op ongepast geldelijk voordeel Uit artikel 8 van het Haags adoptieverdrag en artikel 21 sub d IVRK blijkt dat adoptie niet mag leiden tot financieel gewin. Vandaar dat ingevolge artikel 1 sub b van het Haags adoptieverdrag en artikel 35 IVRK beide verdragen mede tot doel hebben ontvoering van, verkoop van of handel in kinderen te voorkomen. Bovendien moet iedere lidstaat er voor zorgen dat zijn strafrecht van toepassing is op het als tussenpersoon onrechtmatig verkrijgen van toestemming voor adoptie van een kind in strijd met toepasselijke internationaal juridische instrumenten inzake adoptie. Dit vloeit voort uit artikel 3 lid 1 sub a onder ii van het facultatief protocol inzake de verkoop van kinderen, prostitutie en pornografie bij het IVRK. De uitgangspunten die in deze artikelen zijn neergelegd spelen een grote rol bij het tegengaan van misbruik omtrent interlandelijke adoptie. Nederland voldoet aan de eisen die dit facultatief protocol stelt. De Wobka geeft namelijk in artikel 27 en 28 strafbepalingen voor het onrechtmatig opnemen van een kind ter adoptie en het onrechtmatig bemiddelen bij een adoptie. 2.3 De voorfase Als men een buitenlands kind wil adopteren heeft men om te beginnen een beginseltoestemming nodig van de Minister van Veiligheid en Justitie. Dat volgt uit artikel 2 van de Wobka. Een beginseltoestemming wordt ingevolge artikel 3 van de Wobka verleend voor een termijn van vier jaar en kan telkens voor een periode van vier jaar worden verlengd. Indien een van de aspirantadoptiefouders voor het verstrijken van die vier jaren zesenveertig jaar wordt, zal de beginseltoestemming of verlenging in ieder geval afgegeven worden tot aan de dag voordat die aspirant-adoptiefouder verjaart. Uit artikel 4 van de Wobka volgt dat een verzoek voor een beginseltoestemming alleen in behandeling wordt genomen als de aspirant-adoptiefouders de gegevens overleggen die nodig zijn voor beoordeling van het verzoek, een verklaring overleggen dat zij bereid zijn het kind de gangbare preventieve en curatieve behandelingen te laten ondergaan die van levensbelang zijn en een bedrag voldoen van 1.595,-. 9 Als men samen een kind wil adopteren, moet men tevens getrouwd zijn. Indien men niet getrouwd is, zal er éénouder- 8 H. Lenters, Interlandelijke adoptie: drie beginselen, FJR 2006, 16. 9 Dit bedrag is voor 1 informatiebijeenkomst en 5 voorlichtingsbijeenkomsten. 210,- voor een inleidende bijeenkomst en 1.385,- voor de vijf daaropvolgende bijeenkomsten, zie art. 6 lid 2 Besluit opneming buitenlandse kinderen ter adoptie.

adoptie plaatsvinden, waarna de partner later partneradoptie kan aanvragen op grond van artikel 1:227 lid 2 BW. Voordat er op het verzoek wordt beslist, moet ingevolge artikel 5 lid 1 van de Wobka de Raad voor de Kinderbescherming een gezinsonderzoek uitvoeren. Er wordt tijdens dit onderzoek gekeken of de aspirant-adoptiefouders geschikt zijn voor de verzorging en opvoeding van een buitenlands kind. De Raad voor de Kinderbescherming kijkt hierbij onder andere naar de gezondheid en psychische gesteldheid, een mogelijk justitieel verleden, de woonsituatie, het werk en de vrijetijdsbesteding, het contact met familie en het sociale netwerk van de aspirantadoptiefouders. 10 De aspirant-adoptiefouders moeten zich ook medisch laten keuren door een andere arts dan hun eigen huisarts. Van deze keuring moeten zij een verklaring overleggen aan de Raad voor de Kinderbescherming. 11 Om te controleren of er sprake is van een mogelijk justitieel verleden, vraagt de Raad voor de Kinderbescherming een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister op. 12 Het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming wordt met de aspirant-adoptiefouders besproken alvorens het aan de Minister van Veiligheid en Justitie wordt toegezonden. Uit artikel 5 lid 2 van de Wobka blijkt dat als de aspirant-adoptiefouders voor de eerste keer een buitenlands kind adopteren, zij verplicht zijn ter voorbereiding van het gezinsonderzoek een cursus te volgen die wordt aangeboden door de Stichting Adoptievoorzieningen. Deze cursus bestaat uit een informatiebijeenkomst van drie uur en vijf voorlichtingsbijeenkomsten van drie uur. Het is de bedoeling om tijdens deze voorlichtingsbijeenkomsten de aspirant-adoptiefouders voldoende informatie te verstrekken om een goed doordachte keuze te maken omtrent het wel of niet adopteren. 13 Na aanleiding van het gezinsrapport en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming beslist de Minister van Justitie of hij wel of geen beginseltoestemming verleent. Blijkens artikel 5 lid 5 en lid 6 van de Wobka weigert de Minister het verzoek in ieder geval: - indien hij één van de aspirant-adoptiefouders ongeschikt acht voor de verzorging en opvoeding van een buitenlands kind; - indien één van de aspirant-adoptiefouders ten tijde van het indienen van het verzoek de leeftijd van tweeënveertig jaar heeft bereikt en er geen bijzondere omstandigheden zijn die het wenselijk maken het verzoek toch toe te wijzen; - indien te verwachten is dat op het tijdstip van adoptie het leeftijdsverschil tussen één van de aspirant-adoptiefouders en het kind meer dan veertig jaren bedraagt en er geen bijzondere omstandigheden zijn die het wenselijk maken het verzoek toch toe te wijzen. 10 www.kinderbescherming.nl > wat doet de raad > ASAA > adoptie van een kind uit het buitenland; geraadpleegd 16 februari 2012. 11 Beleidsregels met betrekking tot de werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming/Normenrapport 2000 versie 2 par. 9.2.2. 12 Beleidsregels met betrekking tot de werkwijze van de Raad voor de Kinderbescherming/Normenrapport 2000 versie 2 par. 9.2.2. 13 www.adoptie.nl > adoptieprocedure > procedure stap voor stap > voorlichtingsbijeenkomsten; geraadpleegd 16 februari 2012.

Bijzondere omstandigheden die het wenselijk kunnen maken de leeftijdsgrens van tweeënveertig jaar op te rekken zijn ingevolge art. 2 van de Richtlijnen opneming buitenlandse kinderen ter adoptie 2000: - bij kinderen van twee jaar en ouder: indien uit het gezinsonderzoek is gebleken dat de aspirant-adoptiefouders geschikt zijn en er geen risicofactoren aanwezig zijn; - bij gehandicapte kinderen: indien uit het gezinsonderzoek naast de geschiktheid en de afwezigheid van risicofactoren blijkt dat er bereidheid is tot de verzorging en opvoeding van een gehandicapt kind; - indien uit onderzoek blijkt dat er in het gezin al één buitenlands kind ter adoptie is opgenomen; - indien uit onderzoek blijkt dat er in het gezin een broer of zus van het op te nemen kind aanwezig is. Kinderloosheid, uitstel van gezinsvorming uit overwegingen van carrièreplanning, behoefte aan hernieuwde gezinsvorming nadat kinderen inmiddels het gezin hebben verlaten, het regelmatig functioneren als vakantieadres voor kinderen, het niet eerder ingediend hebben van een verzoek omdat men eerst langs natuurlijke weg probeerde een kind te krijgen en het uitoefenen van een beroep of een functie waaruit een bijzondere geschiktheid tot het omgaan met kinderen blijkt, zijn omstandigheden die in ieder geval niet als bijzondere omstandigheden worden aangemerkt. 14 Bijzondere omstandigheden die het wenselijk kunnen maken om de grens van het leeftijdsverschil van veertig jaren op te rekken zijn ingevolge art. 3 van de Richtlijnen opneming buitenlandse kinderen ter adoptie 2000: - indien er in het gezin al meerdere kinderen aanwezig zijn en het leeftijdsverschil tussen het jongste kind en het adoptiekind niet meer dan twee jaar bedraagt (max. 2 jaar overschrijding van het leeftijdsverschil van veertig jaren); - indien het kind van twee jaar of ouder wordt opgenomen in een gezin waarin beide of één van de aspirant-adoptiefouders ouder zijn dan tweeënveertig jaar; - indien het te adopteren kind een jongere broer of zus is van een kind dat al ter adoptie is opgenomen in het gezin; - indien het de gezamenlijk opneming van twee of meer kinderen uit dezelfde familie betreft tussen wie onderling een groot leeftijdsverschil bestaat; - indien er vanwege een handicap, gedragsstoornis, achterstand in de ontwikkeling of een noodzakelijke medische ingreep sprake is van een moeilijk plaatsbaar kind. Als het verzoek voor een beginseltoestemming op grond van leeftijdsvereisten of ongeschiktheid wordt afgewezen, kunnen de verzoekers binnen zes weken bezwaar indienen bij de Minister van Veiligheid en Justitie. De Minister van Veiligheid en Justitie dient het bezwaar dan voor te leggen aan de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Deze instantie belegt een hoorzitting, waarbij de verzoekers en hun advocaat en de vertegenwoordiger van de Minister van Veiligheid en Justitie gehoord worden en hun standpunten naar voren kunnen brengen. 14 Artikel 2 lid 3 Richtlijnen opneming buitenlandse kinderen ter adoptie 2000.

Uiteindelijk zal de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming schriftelijk advies geven aan de Minister van Veiligheid en Justitie. De Minister bepaalt echter of hij het advies wel of niet overneemt. Als het bezwaar wordt afgewezen kunnen de verzoekers binnen zes weken in beroep gaan bij de rechtbank op grond van de AWB. Het opnemen van een buitenlands kind zonder een geldige beginseltoestemming is op grond van artikel 442a Sr een strafbaar feit. De kinderrechter kan dan Bureau Jeugdzorg belasten met de voorlopige voogdij over de minderjarige. Bureau Jeugdzorg kan dan een machtiging aan de kinderrechter vragen om de minderjarige buiten het gezin te plaatsen. 15 Zoals u in hoofdstuk 3 zult zien beslist de kinderrechter soms toch om de aspirant-adoptiefouders met de voogdij over de minderjarige te belasten en het kind niet uit huis te plaatsen. Dat komt omdat de kinderrechter altijd in het belang van het kind moet beslissen. 2.4 De bemiddelingsfase Nadat de beginseltoestemming is verleend, zal er bekeken moeten worden of er een buitenlands kind is waarvoor het aspirant-adoptiefgezin geschikt is. Dit kan op twee mogelijke manieren plaatsvinden. Een bemiddelende instantie kan via volledige bemiddeling zoeken naar een kind waarvoor de aspirant-adoptiefouders geschikt zijn of de aspirant-adoptiefouders zoeken zelf een bemiddelingscontact in het buitenland. Die laatste worden de zogenaamde zelfdoeners genoemd. Dit wordt ook wel deelbemiddeling genoemd, echter uit artikel 7a van de Wobka en het Haags adoptieverdrag blijkt dat deze zelfdoeners alleen een kind kunnen opnemen uit een nietverdragsstaat. 16 Op grond van artikel 15 van de Wobka mogen alleen organisaties die een vergunning hebben gekregen van de Minister van Veiligheid en Justitie bemiddelen bij interlandelijke adoptie. De organisaties die op dit moment een vergunning hebben zijn Stichting Afrika, Stichting Kind en Toekomst, Stichting Meiling, Nederlandse Adoptie Stichting, Vereniging Wereldkinderen en Adoptiestichting A New Way. 17 Bij de volledige bemiddeling onderhoudt de vergunninghouder contacten met de Nederlandse en buitenlandse autoriteiten en instellingen die bij de adoptie betrokken zijn. Hij zorgt dat iedereen over de noodzakelijke gegevens beschikt en assisteert de aspirant-adoptiefouders bij de procedures die zij in het buitenland moeten volgen om een kind te kunnen adopteren en de procedures die zij moeten volgen om de voor toelating van het kind in Nederland benodigde bescheiden te verkrijgen. De vergunninghouder moet er op toezien dat er -vóórdat alle formaliteiten zijn geregeld- geen contact is tussen de aspirant-adoptiefouders en de ouders/verzorgers van het adoptiefkind. Voorts zorgt hij er voor dat er een machtiging tot voorlopig verblijf voor het adoptiefkind wordt aangevraagd en assisteert hij de aspirant- 15 A.P. van der Linden e.a., Jeugd en Recht, Houten: Bohn, Stafleu van Loghum (Springer Uitgeverij) 2009. 16 A.P. van der Linden, Adoptie in het kennelijk belang van het kind?, Justitiële Verkenningen, 2008, jrg. 34, nr. 7, p. 76. 17 www.adoptie.nl > adoptie > organisaties en links > vergunninghouders; geraadpleegd 6 mei 2012.

adoptiefouders bij het regelen van de reis van het adoptiefkind naar Nederland. Bovendien neemt de vergunninghouder de nazorg voor zijn rekening. 18 Bij deelbemiddeling leggen de aspirant-adoptiefouders zelf contacten met de instanties die in het buitenland betrokken zijn bij een adoptieprocedure. De aspirant-adoptiefouders moeten zelf uitzoeken welke procedures zij moeten volgen om een kind te kunnen adopteren en zij zullen die procedures ook zelfstandig moeten doorlopen. De enige betrokkenheid van de vergunninghouders bij deze vorm van bemiddeling uit zich in de controle op zuiverheid en zorgvuldigheid van handelen van de bij de adoptie betrokken organisaties en personen. 19 Het onderzoek van de vergunninghouder moet ingevolge het Besluit inzake het onderzoek naar buitenlandse contacten van aspirant-adoptiefouders in ieder geval betrekking hebben op: - de bevoegdheden, de vakbekwaamheid en het werkterrein van deze organisaties of personen en de manier waarop zij bekend staan bij de centrale overheid van dat land; - de verslaglegging en administratie van hun activiteiten; - de vergoeding die gevraagd wordt voor de door hun geboden diensten; - de identiteit en de herkomst van het adoptiefkind, de wijze waarop dat kind voor adoptie in aanmerking is gekomen en de wijze waarop de afstand door de ouders is geregeld; - of er voldoende inspanningen zijn verricht om dit adoptiefkind in eigen land te plaatsen; - de gegevens omtrent de lichamelijke en geestelijke gezondheid van het kind; - de vraag of de wettelijke voorschriften van de staat van herkomst in acht zijn genomen? Ingevolge artikel 7a lid 2 van de Wobka brengt de vergunninghouder over dit onderzoek een schriftelijk, met redenen omkleed, advies uit aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Deze bepaalt dan of de aspirant-adoptiefouders door mogen gaan met de adoptieprocedure in het betreffende land. Als de aspirant-adoptiefouders door mogen gaan met de adoptieprocedure dan zendt de Minister het gezinsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming aan het gecontroleerde contact in het buitenland. Als de Minister weigert dan kunnen de aspirantadoptiefouders binnen zes weken een bezwaarschrift indienen bij de Minister. Deze procedure verloopt via de relevante wetgeving uit de AWB. Indien de Minister het bezwaar ongegrond verklaard, kunnen de aspirant-adoptiefouders binnen zes weken in beroep bij de rechtbank. 20 Bij beide vormen van bemiddeling zijn de aspirant-adoptiefouders of adoptiefouders op grond van artikel 9 van de Wobka vanaf het moment dat het buitenlandse kind naar Nederland vertrekt verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding. Indien het kind alsnog terug moet naar het land van herkomst zijn zij ook verantwoordelijk voor de kosten die daarmee gepaard gaan. Hoksbergen geeft in zijn artikel in het Adoptiemagazine aan dat de daling van adoptieverzoeken in Nederland met 60% wellicht deels zijn oorzaak vindt in de economische 18 Artikel 17a Wobka. 19 Artikel 7a lid 1 Wobka. 20 Protocol inzake onderzoek naar buitenlandse contacten en deelbemiddeling bij interlandelijke adoptie, 25 september 1995.

crisis. 21 Mensen kunnen zich al deze kosten wellicht niet meer veroorloven. Dit is jammer voor de kinderen die belang hebben bij het vinden van een goed buitenlands gezin. Toch vind ik het een goede zaak dat adoptiefouders verplicht worden te voorzien in deze kosten. Dat men verantwoordelijk is voor de kosten van verzorging en opvoeding vanaf het moment dat het buitenlandse kind naar Nederland vertrekt is mijn inziens logisch, aangezien ouders altijd verantwoordelijk zijn voor de kosten van opvoeding en verzorging van hun kinderen. Juist mede door artikel 9 Wobka bestaat er een bepaalde mate van zekerheid dat aspirant-adoptiefouders in ieder geval over voldoende middelen beschikken om een kind op te voeden. Ook de verantwoordelijkheid voor de kosten als het kind terug moet naar het land van herkomst zijn logisch, aangezien het kind op hun initiatief in ons land is gekomen. Zeker in het geval het kind terug moet omdat het hier op illegale wijze is gekomen, zou het vreemd zijn als de daarvoor verantwoordelijke die kosten niet zelf zouden hoeven dragen. Bovendien komen adoptiefouders tot 1 januari 2013 in aanmerking voor een tegemoetkoming in de adoptiekosten op het moment dat de adoptieprocedure volledig is afgerond. Dit is een eenmalige inkomensonafhankelijke bijdrage van 3.700,-. 22 Als aspirant-adoptiefouders niet tevreden zijn over het optreden van een vergunninghouder dan kunnen zij schriftelijk een klacht indienen bij de Klachtencommissie Vergunninghouders Interlandelijke Adoptie. Deze commissie is op grond van artikel 24a Wobka in het leven geroepen. Regels over de benoeming, samenstelling en bevoegdheden van deze commissie zijn te vinden in het Besluit klachtencommissie vergunninghouders interlandelijke adoptie. 2.5 De aankomstfase Op het moment waarop het kind in Nederland aankomt moet er op grond van artikel 8 van de Wobka nog aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Zo mag het kind in beginsel de leeftijd van zes jaren nog niet hebben bereikt en dienen de aspirant-adoptiefouders of adoptiefouders een medische verklaring van het kind te overleggen. Daarnaast dienen zij aan te geven van welke vorm van bemiddeling zij gebruik hebben gemaakt. Bovendien moeten zij op bevredigde wijze middels bescheiden aantonen dat de afstand door de ouders van het kind naar behoren is geregeld en de autoriteiten in het land van herkomst instemmen met de adoptie. Van de voorwaarde dat het kind de leeftijd van zes jaren nog niet heeft bereikt, mag in bijzondere gevallen met goedkeuring van de Minister van Veiligheid en Justitie worden afgeweken. Het gaat dan om gevallen waarbij in hetzelfde gezin al een jongere broertje of zusje van het oudere kind geadopteerd is of twee of meer kinderen tegelijk geadopteerd worden waarbij wordt aangetoond dat het bezwaarlijk zou zijn als die kinderen gescheiden worden. 23 21 R. Hoksbergen, Spectaculaire afname belangstelling voor adoptie, Adoptiemagazine juni 2012, jrg. 15, nr. 2, p. 22. 22 www.adoptie.nl > adoptie > veel gesteld vragen > over kosten verzekeringen e.d., geraadpleegd 12 juli 2012 en artikel 9a, b en c Wobka. 23 Artikel 4 lid 1 onder a en b Richtlijnen opneming buitenlandse kinderen ter adoptie 2000.

Naast de voorwaarden genoemd in artikel 8 is er nog een aantal andere formaliteiten dat geregeld dienen te worden. Welke formaliteiten dat zijn, is afhankelijk van het land van herkomst en de rechtsgeldigheid van de uitgesproken adoptie. Verdragsstaten Een adoptie wordt in Nederland van rechtswege erkend, indien de adoptiefouders een kind hebben geadopteerd uit een land dat partij is bij het Haags adoptieverdrag en de bevoegde autoriteit van dat land een schriftelijke verklaring afgeeft waarin zij aangeven dat de adoptie in overeenstemming met het verdrag tot stand is gebracht. 24 Die erkenning houdt in dat de adoptie de rechtsgevolgen houdt die in het land van herkomst aan adoptie worden toegekend. Bij een sterke adoptie moet het kind binnen vijf dagen na aankomst worden aangemeld bij de afdeling Bevolking van de gemeente waar de adoptiefouders wonen. Het kind ontleent aan artikel 26 Haags adoptieverdrag rechten die gelijk zijn aan de rechten die kinderen hebben die in Nederland zijn geadopteerd. Dit artikel geeft alleen nog niet het recht op verkrijging van de Nederlandse nationaliteit. De Nederlandse nationaliteit komt een adoptiekind bij een sterke interlandelijke adoptie vanuit een verdragsstaat van rechtswege toe op grond van art. 5a lid 1 Rijkswet op het Nederlanderschap. Bij een zwakke adoptie komt het kind Nederland binnen als vreemdeling. Het kind moet op grond van artikel 4.47 lid 1 Vreemdelingenbesluit 2000 daarom binnen drie dagen aangemeld worden bij de korpschef van de politie en bij de afdeling Bevolking van de gemeente waar de adoptiefouders wonen. Bovendien moeten de adoptieouders bij de Minister van Veiligheid en Justitie een aanvraag indienen voor een vergunning tot verblijf conform artikel 14 Vreemdelingenwet 2000. Omdat Nederland de sterke adoptie erkent, kan de zwakke adoptie in Nederland op grond van artikel 27 van het Haags adoptieverdrag worden omgezet in een sterke adoptie. Het is echter wel noodzakelijk dat de biologische ouders en de instellingen en autoriteiten in het land van herkomst hier schriftelijk toestemming voor hebben gegeven. Om de omzetting te bewerkstelligen moet de gewone adoptieprocedure gevolgd worden. Aan een aantal vereisten hoeft echter niet te worden voldaan. Er moet alleen voldaan worden aan de voorwaarden genoemd in artikelen 1:227 BW en 1:228 lid 1 onder a en lid 2 BW. Na omzetting van de zwakke adoptie uit een verdragsstaat in een sterke adoptie, komt de Nederlandse nationaliteit het adoptiekind toe op grond van art. 5a lid 2 Rijkswet op het Nederlanderschap. Volgens artikel 11 Uitvoeringswet Haags adoptieverdrag moet in Nederland een zwakke adoptie altijd omgezet worden in een sterke adoptie. Niet-verdragsstaten De adoptie uit niet-verdragsstaten wordt niet als rechtsgeldige adoptie gezien in Nederland. Tot op heden werd over het algemeen aangenomen dat de adoptiefouders voor de Nederlandse wet wel het gezag over het kind hadden. In 2010 heeft het Hof Leeuwarden hierover echter een opmerkelijke uitspraak gedaan. De rechtsgevolgen die in het herkomstland aan de adoptie worden verbonden, zijn pas van kracht als de Nederlands rechter de adoptie erkend. Zo ook het 24 Artikel 23 Haags adoptieverdrag.

gezag. 25 De rechtbank s-gravenhage heeft dit nogmaals herhaald in 2011. 26 Feitelijk betekent dit dat elk kind dat interlandelijk geadopteerd is uit een niet-verdragsland niet onder gezag staat tot de erkenningsprocedure succesvol is afgerond. De adoptiefouders kunnen als zij in Nederland komen met het kind wel eerst de Nederlandse rechter om voogdij verzoeken, totdat de erkenning van de adoptie voltooid is. Maar een dergelijk verzoek wordt niet altijd gehonoreerd, want in de aangehaalde zaak uit 2010 werd Bureau Jeugdzorg met de voogdij belast. In de zaak uit 2011 werden de adoptiefouders wel met de voogdij belast. Dit verschil had te maken met het feit dat in de eerste zaak de adoptiefouders in scheiding lagen en zij dus geen solide basis vormde voor de kinderen. De adoptiefouders kunnen dus in de tijd tot dat het voogdijverzoek gehonoreerd is of de erkenning wordt uitgesproken, geen belangrijke beslissingen maken betreffende het adoptiekind. Ik vind dit een rare zaak, want wat als er bijvoorbeeld ineens een dringende medische beslissing moet worden genomen? Ik vind dat adoptiefouders van kinderen uit niet-verdragslanden wel automatisch met het gezag belast moeten zijn om die leemte op te vullen. Hier zijn andere consequenties aan verbonden, zoals dat dan in de zaak uit 2010 de adoptiefouders wel met het gezag belast zouden zijn terwijl dit niet helemaal in het belang van de kinderen zou zijn geweest. Echter eenzelfde soort situaties zijn ook niet uit te sluiten bij adopties uit verdragsstaten, waarbij de adoptie en dus ook het gezag van rechtswege wordt erkend. En in die laatste situaties is er geen extra rechterlijke toets, waarbij geoordeeld wordt of dat gezag van rechtswege wel in het belang van de kinderen is. Extra monitoring tijdens de nazorg kan wellicht weer helpen die situaties op te sporen waarbij na de adoptie sprake is van uitoefening van het gezag door de adoptiefouders, terwijl dit niet in het belang is van de kinderen. Bij de adoptie uit een niet-verdragsstaat komt het kind Nederland binnen als vreemdeling. Het kind moet op grond van artikel 4.47 lid 1 Vreemdelingenbesluit 2000 daarom binnen drie dagen aangemeld worden bij de korpschef van de politie en bij de afdeling Bevolking van de gemeente waar de adoptiefouders wonen. Bovendien moeten de adoptieouders bij de Minister van Veiligheid en Justitie een aanvraag indienen voor een vergunning tot verblijf conform artikel 14 Vreemdelingenwet 2000. Vervolgens zijn er twee opties om naar Nederlands recht een familierechtelijke band met het kind te krijgen. De adoptiefouders kunnen het kind in Nederland opnieuw naar Nederlands recht adopteren. De artikelen 1:227 en 1:228 BW zijn van belang. De andere optie is dat de adoptiefouders de Nederlandse rechter ofwel om erkenning van de (sterke) buitenlandse adoptie verzoeken ofwel een omzetting van de (zwakke) buitenlandse adoptie in een (sterke) Nederlandse adoptie verzoeken. 27 Tot voor kort was de Wet conflictenrecht adoptie hierbij van belang, sinds 1 januari 2012 zijn echter de bepalingen van Boek 10 van het BW van toepassing in deze situatie. 28 25 Hof Leeuwarden 1 juli 2010, LJN BN 2029 en Hof Leeuwarden 2 december 2010, LJN BP 0604. 26 Rb s-gravenhage 8 juni 2011, LJN BQ 8583. 27 Leona Hertsig, Adoptie van buitenlandse kinderen door Nederlandse adoptiefouders, FJR 2005, 9. 28 Vaststellings- en Invoeringswet Boek 10 Burgerlijk Wetboek van 19 mei 2011, Stb. 2011, 272.

Artikel 10:109 BW geeft aan dat een buitenlandse adoptie door Nederlandse adoptiefouders wordt erkend als de adoptie is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van het herkomstland van het kind, de procedure van de Wobka is gevolgd, de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en er geen weigeringsgronden zijn zoals benoemd in artikel 10:108 lid 2 en lid 3 BW. De erkenning moet op grond van dat artikel geweigerd worden als aan de adoptie geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, de adoptie niet erkend is in het herkomstland van het kind, erkenning van de adoptie kennelijk in strijd zou zijn met de openbare orde of de adoptie kennelijk betrekking heeft op een schijnhandeling. In het volgend hoofdstuk komt naar voren dat dit niet altijd gebeurt. Er zijn nog steeds adopties die plaatsvinden op valse of onjuiste gegevens. De informatie uit het land van herkomst, op grond waarvan moet worden vastgesteld of adoptie in het belang van het kind is, blijkt niet altijd volledig en betrouwbaar te zijn. In een onderzoek van inspectie jeugdzorg uit 2009 komt naar voren dat er in sommige landen van herkomst onvoldoende controle is op de afstandsprocedure, de adoptabiliteit van het kind, het subsidiariteitsbeginsel en kinderhandel. 29 Vergunninghouders hebben de taak om zoveel mogelijke gegevens te verzamelen, deze gegevens goed te controleren en mogen eigenlijk niet door gaan met een procedure als er te weinig gegevens bekend zijn. Aan de andere kant hebben zij echter te maken met het vertrouwensbeginsel, welke de basis vormt voor de samenwerking met landen van herkomst om te komen tot een zorgvuldige en zuivere adoptieprocedure. Er is sprake van een spanning tussen die controletaak en het vertrouwensbeginsel waar achteraf het adoptiekind en de adoptiefouders de dupe van kunnen zijn. Dit risico komt sterker naar voren bij deelbemiddeling dan bij volledige bemiddeling, aangezien het dan nog moeilijker is voor de vergunninghouders om alle gegevens op betrouwbaarheid te controleren. Artikel 10:111 BW geeft aan dat een zwakke buitenlandse adoptie omgezet kan worden in een sterke Nederlandse adoptie. Zowel de adoptiefouders als het kind moeten dan hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben en het kind moet bovendien voor permanent verblijf in Nederland zijn toegelaten. Voorts dient de adoptie in het kennelijk belang van het kind te zijn en dient het kind op de dag van indiening van het verzoek tot omzetting minderjarig te zijn. Bovendien mag geen van de ouders het verzoek tot omzetting tegen spreken, zij moeten zelfs toestemming geven voor de omzetting. Na erkenning of omzetting verkrijgt het kind de Nederlandse nationaliteit op grond van artikel 5b Rijkswet op het Nederlanderschap. 2.6 Na de adoptie Artikel 9 sub c van het Haags Adoptieverdrag bepaalt dat de centrale autoriteit alle passende maatregelen moet nemen om de ontwikkeling van de nazorg bij adoptie te bevorderen. De centrale autoriteit hoeft dit niet daadwerkelijk zelf te doen, zij kan dit ook doen middels overheidsinstellingen of andere instellingen waaraan naar behoren vergunning is verleend. 29 Inspectie jeugdzorg, Interlandelijke adoptie. Knelpunten in het stelsel, Utrecht: december 2009.