Reisverzekering Fortis ASR enkele reis Marokko, uitleg polisvoorwaarden, onredelijk bezwarend? maandag, 15 juni 2009



Vergelijkbare documenten
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris)

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBROT:2016:665

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8528

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

ECLI:NL:RBROT:2015:7740

Samenvatting. 2. Feiten

ECLI:NL:GHSHE:2015:642 Deeplink

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris)

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:GHARL:2017:2679

ECLI:NL:GHSHE:2006:AW4155

ECLI:NL:GHARL:2017:2682

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. M.J. Vlasveld als secretaris)

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9562

I n z a k e: T e g e n:

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

IN NAAM DER KONINGIN.

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.N. Dupain, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. L.P. Stapel, secretaris)

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. Z. Bonoo, secretaris)

Delta Lloyd Levensverzekering N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2010:BN2822

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBROT:2009:BI9844

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHDHA:2015:645

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHDHA:2016:3495

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Verzekeraar.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H.

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ECLI:NL:GHSHE:2017:3622 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

1.2 Verzekeraar heeft een verweerschrift ingediend gedateerd (zo leest de Commissie van Beroep) op 14 mei 2018.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Uitspraak. Bijzondere kenmerken Hoger beroep kort geding Inhoudsindicatie Kort geding. Spoedeisend belang. Overeenkomst tot stand gekomen?

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:GHARL:2014:8075

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking.

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

ECLI:NL:GHAMS:2015:2719 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Samenvatting. 1. Procedure

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. W.H.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris)

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.A.

Samenvatting. Klacht ontvangen op : 12 april 2017 Ingediend door : Consument

ECLI:NL:GHLEE:2011:BR6231

Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr d.d. 3 juni 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mevrouw mr. I.M.L. Venker, secretaris)

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7476 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBNNE:2013:6272

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHDHA:2016:3002

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R. de Kruif, secretaris)

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6748

1. A., 2. B., hierna te noemen opdrachtgevers, C., hierna te noemen aanneemster,

ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2497 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C BR

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Rechtbank Amsterdam 15 april 2009; voetganger struikelt over uitstekend putdeksel.

ECLI:NL:RBASS:2011:BU9407

Transcriptie:

Reisverzekering Fortis ASR enkele reis Marokko, uitleg polisvoorwaarden, onredelijk bezwarend? maandag, 15 juni 2009 Rol GWK kan Fortis worden verweten (Aangevuld: 15062009/20.23 uur) Vervelend genoeg zo'n overval op de ring rond Madrid. En dan nog procederen tegen de verzekeraar. Uitleg polisvoorwaarden reisverzekering, in casuâ voor een enkele reis naar Marokko. Mag Fortis ASR alleen retourtjes verzekeren. Ja, dat mag aldus het hof, zij heeft daartoe zekere ruimte. Het arrest gaat verder over de mate waarin de consument c.q. verzekerde de Nederlandse taal machtig is en wat dit betekent voor het verkoopkanaal (hier grenswisselkantoor GWK) van de verzekeraar. Het hof acht enkele polisvoorwaarden in dit geval onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 sub a BW. Verder is het even aftasten voor de raadsheren wat zo'n gouden collier, gekocht bij een 'ambulante verkoper', waard is: 200 Dirham of 200 Euro? Feiten en overwegingen van gerechtshof Den Bosch voor zover relevant, luiden als volgt. '[X.] heeft medio augustus, na zijn terugkeer in Nederland, naar aanleiding van de overval bij Fortis op grond van de reisverzekering een vergoeding geclaimd van 4.500,--, uiteenvallend in de volgende posten: 1.500,-- voor drie koffers met daarin kleding en cadeaus; 1.500,-- aan contant geld; 900,-- voor twee mobiele telefoons; 200,-- voor een gouden collier. Fortis heeft een onderzoek laten verrichten door VIDI Expertise B.V. (hierna: Vidi). Medewerkers van Vidi hebben een bezoek gebracht aan het gezin van [X.]. Zij hebben daar, in aanwezigheid van [X.], gesproken met diens echtgenote omdat [X.] de Nederlandse taal slechts zeer beperkt beheerst. Vidi heeft op 27 december 2005 haar rapport uitgebracht aan Fortis. Bij brief aan [X.] van 28 januari 2006 heeft Fortis geweigerd een uitkering uit hoofde van de reisverzekering te doen. Bij brief van 28 april 2006 heeft de toenmalige advocaat van [X.] een beroep gedaan op vernietiging van de polisvoorwaarden waar Fortis haar weigering op baseerde. De advocaat van [X.] heeft daartoe onder meer aangevoerd dat het beding in de polisvoorwaarden op grond waarvan de reis waarvoor [X.] de verzekering was aangegaan niet als verzekerde reis kan gelden, in het onderhavige geval onredelijk bezwarend is. 4.2.1. In de onderhavige procedure vorderde [X.] in eerste aanleg veroordeling van Fortis tot betaling van het hierboven in r.o. 4.1 onder e genoemde bedrag van 4.500,-- vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 mei 2006 en met veroordeling van Fortis in de proceskosten. 4.2.2. Aan deze vordering heeft [X.] de stelling ten grondslag gelegd dat hij tot dat bedrag schade heeft geleden door de overval van 17 juli 2005 en dat Fortis deze schade op grond van de verzekeringsovereenkomst moet vergoeden. 4.2.3. Fortis heeft meerdere verweren gevoerd. Het hof zal in het navolgende nog ingaan op die verweren, voor zover zij in hoger beroep van belang zijn. 4.3. De kantonrechter heeft in het beroepen vonnis Fortis veroordeeld om aan [X.] 1.600,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2006. De door de kantonrechter toegewezen hoofdsom bestaat uit de volgende posten: 500,-- ter zake contant geld 500,-- ter zake koffer(s) met inhoud; 200,-- ter zake mobiele telefoons; 400,-- ter zake de digitale camera. Het meer of anders gevorderde is door de kantonrechter afgewezen en de kantonrechter heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. 4.4. In incidenteel appel heeft [X.] geen grief gericht tegen de beslissing van de kantonrechter om ter zake de vermiste koffers met inhoud slechts 500,-- toewijsbaar te achten. [X.] heeft in verband daarmee de door hem gevorderde hoofdsom verminderd tot 3.500,--welk bedrag bestaat uit: 500,-- voor drie koffers met inhoud;

1.500,-- aan contant geld; 900,-- voor twee mobiele telefoons; 200,-- voor het collier. In principaal appel, grief I 4.5.1. Het hof zal eerst grief I in principaal appel behandelen. Deze grief van Fortis is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat, zakelijk weergegeven, de hiervoor in r.o. 4.1 onder c weergegeven artikelen 1.7 en 2.2 van de polisvoorwaarden onredelijk bezwarend zijn als bedoeld in artikel 6:237 onder h BW, zodat Fortis zich niet op die polisvoorwaarden kan beroepen. 4.5.2. Deze grief is op zichzelf terecht voorgedragen. In deze polisvoorwaarden heeft Fortis duidelijk gemaakt binnen welke grenzen zij dekking wil verlenen: uitsluitend indien de totale reis (heenreis, verblijf en terugreis) wordt verzekerd. Het staat Fortis in beginsel vrij om ervoor te kiezen geen verzekering aan te bieden voor bijvoorbeeld alleen een heenreis. Ten overvloede overweegt het hof dat de hiervoor door Fortis gegeven motivering, onder meer verband houdende met het feit dat moeilijk te controleren is op welk moment van een reis een schadevoorval zich precies heeft voorgedaan, het hof niet onredelijk voorkomt. Uit het voorgaande volgt dat de artikelen 1.7 en 2.2 van de polisvoorwaarden niet zoals bedoeld in artikel 6:237 onder h BW - als sanctie op bepaalde gedragingen van de wederpartij verval stellen van de aan die wederpartij toekomende rechten. Ten aanzien van deze artikelen uit de polisvoorwaarden geldt daarom niet het door de kantonrechter kennelijk aangenomen vermoeden dat zij onredelijk bezwarend zijn. 4.5.3. Nu de grief van Fortis in zoverre terecht is voorgedragen en dit zou kunnen leiden tot afwijzing van de vordering van [X.], dient het hof op grond van de devolutieve werking van het appel te onderzoeken of [X.] nog andere verweren tegen toepassing van de artikelen 1.7 en 2.2 van de polisvoorwaarden heeft aangevoerd, die door de kantonrechter ten onrechte zijn verworpen of onbehandeld zijn gelaten. 4.5.4. [X.] heeft zich er in het geding in eerste aanleg op beroepen dat de artikelen 1.7 en 2.2 van de polisvoorwaarden gelet op de aard en de overige inhoud van de verzekeringsovereenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval onredelijk bezwarend zijn. [X.] stelt dat hij bij brief van 28 april 2006 op deze grond de nietigheid heeft ingeroepen van deze artikelen. [X.] heeft aldus een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 6:233 sub a BW. 4.5.5. Ter onderbouwing van dit beroep op onredelijke bezwarendheid van de artikelen 1.7 en 2.2 van de polisvoorwaarden in het onderhavige geval heeft [X.] aangevoerd dat bij gelegenheid van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst op het GWK expliciet is besproken dat hij alleen de heenreis naar Marokko wilde verzekeren. Ook heeft hij aangevoerd dat hij al vaker op vergelijk-bare wijze bij een verblijf van enkele weken in Marokko uitsluitend de heenreis en/of uitsluitend de terugreis heeft verzekerd. Het betoog van [X.] komt erop neer dat nimmer aan hem is meegedeeld dat het niet mogelijk was om op de door hem gewenste wijze via de betreffende reisverzekering enkel de heenreis of de terugreis, zonder het verblijf in Marokko, te verzekeren. 4.5.6. Gelet op de periodes waarop de eerder door [X.] afgesloten reisverzekeringen betrekking hadden, zoals hierboven in r.o. 4.1 sub c weergegeven, heeft Fortis naar het oordeel van het hof onvoldoende betwist dat [X.] die eerdere reisverzekeringen ook telkens uitsluitend met het oog op een heenreis naar Marokko of een terugreis naar Nederland heeft afgesloten. Indien uitgegaan wordt van de toepasselijkheid van de artikelen 1.7 en 2.2 van de polisvoorwaarden op het onderhavige geval, betekent dit dat Fortis als volmachtgever via GWK als gevolmachtigde tot zes keer toe een waardeloze reisverzekering aan [X.] heeft verkocht. 4.5.7. Zoals het hof hierboven reeds overwoog, staat het Fortis in beginsel vrij om de grenzen waarbinnen zij dekking wil verlenen te bepalen. Indien zij uitsluitend de totale reis (heenreis, verblijf en terugreis) wil verzekeren, dient zij dat echter wel op voldoende duidelijke wijze aan haar klanten duidelijk te maken. In het onderhavige geval is dat te meer van belang nu tussen partijen niet in geschil is dat [X.] de Nederlandse taal slechts in beperkte mate machtig is. Voor de gevolmachtigde van Fortis, het GWK, moet dus duidelijk zijn geweest dat de aanzienlijke beperking van de dekking van de verzekering, die niet bleek uit het polisblad en alleen volgde uit de artikelen 1.7 en 2.2 van de polisvoorwaarden, niet bepaald kenbaar was voor [X.]. Een en ander brengt mee dat het in het onderhavige geval op de weg van Fortis, in de persoon van haar gevolmachtigde GWK, lag om bij het afsluiten van de reisverzekering aan [X.] te vragen of binnen de reisduur waarvoor de onderhavige verzekering werd afgesloten (16 tot en met 19 juli 2005) de hele reis voltooid zou zijn (heenreis, verblijf en terugreis,

zoals bijvoorbeeld bij een retourtje naar de Veluwe het geval zou kunnen zijn). Indien het GWK hiernaar zou hebben geïnformeerd en het GWK vervolgens duidelijk zou hebben gemaakt dat de door [X.] gewenste reis niet bij Fortis, althans niet onder diezelfde voorwaarden, zou kunnen worden verzekerd, zou de onderhavige verzekering niet tot stand zijn gekomen en zou [X.] hebben kunnen zoeken naar een andere verzekering die wel de door hem verlangde dekking bood. 4.5.8. Fortis heeft niet gesteld en ook is niet gebleken dat GWK bij het afsluiten van de verzekering aan [X.] heeft meegedeeld dat de verzekering slechts gelding zou hebben indien hij al op 19 juli 2005 weer thuis zou terugkeren. In de gegeven omstandigheden, waarin Fortis het afsluiten van de onderhavige verzekering geheel aan GWK heeft overgelaten, kan dit nalaten aan Fortis worden tegengeworpen. Het hof acht daarom de artikelen 1.7 en 2.2 van de polisvoorwaarden, in de concrete omstandigheden van het onderhavige geval, onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 sub a BW, zodat het beroep van [X.] op de vernietiging van deze artikelen wordt gehonoreerd. 4.5.9. Fortis heeft nog aangevoerd dat de artikelen 1.7 en 2.2 van de polisvoorwaarden geen algemene voorwaarden zijn in de zin van artikel 6:233 BW. Volgens Fortis gaat het om kernbedingen uit de overeenkomst. Indien dat juist is, zijn de betreffende artikelen uit de polisvoorwaarden op grond van artikel 6:231 BW geen algemene voorwaarden in de zin van die afdeling van het BW. Fortis stelt dat het beroep op vernietiging van de betreffende artikelen daarom faalt. Naar het oordeel van het hof kan echter in het midden blijven of de betreffende artikelen als algemene voorwaarden in de zin van het BW beschouwd kunnen worden. Indien dat niet het geval is en het om kernbedingen gaat, honoreert het hof de stelling van [X.] dat het beroep van Fortis op de bepalingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het hof baseert dit oordeel op de in r.o. 4.5.6 tot en met 4.5.8 genoemde omstandigheden. 4.5.10. Het voorgaande brengt mee dat grief I in principaal appel, hoewel terecht voorgedragen, toch niet tot het door Fortis gewenste resultaat (geen verzekeringsdekking) leidt. In incidenteel appel, grief 1 ten dele 4.6. Uit het voorgaande volgt dat voor zover het de artikelen 1.7 en 2.2 uit de polisvoorwaarden betreft - in het midden kan blijven of de polisvoorwaarden aan [X.] ter hand zijn gesteld. Ook indien dat het geval zou zijn, acht het hof op de gronden die hiervoor zijn overwogen de artikelen 1.7 en 2.2 van de polisvoorwaarden in de concrete omstandigheden van het onderhavige geval onredelijk bezwarend jegens [X.] en acht het hof het beroep van Fortis op die artikelen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. In zoverre ten aanzien van de artikelen 1.7 en 2.2 van de polisvoorwaarden - behoeft grief 1 in incidenteel appel dus geen bespreking. In principaal appel, grief II 4.7.1. Fortis heeft als verweer tegen de vordering van [X.] ook aangevoerd dat [X.] onjuiste informatie aan Fortis heeft verstrekt omtrent het aantal door de beroving verloren zaken en omtrent de waarde van die zaken. Fortis stelt onder verwijzing naar artikel 7:941 lid 5 BW en artikel 7.3 sub b van de polisvoorwaarden dat het recht van [X.] op uitkering hierdoor vervallen is. De kantonrechter heeft dit verweer van Fortis niet gehonoreerd en daartegen heeft Fortis grief II in principaal appel gericht. 4.7.2. Het hof stelt voorop dat tussen partijen vast staat dat het gezin van [X.] op 17 juli 1995 op de ringweg bij Madrid beroofd is van een aantal zaken. Nu Fortis zich erop beroept dat [X.] onjuiste informatie heeft verstrekt omtrent het aantal en de waarde van de gestolen zaken, rust op Fortis de last om die stelling voldoende te onderbouwen en bij betwisting te bewijzen. 4.7.3. Fortis heeft er in dit verband allereerst op gewezen dat de beschrijving van de toedracht van de beroving zoals vastgelegd in het proces-verbaal van aangifte bij de politie in Madrid, niet op alle onderdelen overeenstemt met de beschrijving van de toedracht zoals door Vidi vastgelegd naar aanleiding van het gesprek dat medewerkers van Vidi hebben gevoerd met de echtgenote van [X.]. 4.7.4. Het hof acht de verschillen die tussen beide beschrijvingen aanwezig zijn van onvoldoende gewicht om op basis daarvan te concluderen dat [X.] onjuiste informatie aan Fortis heeft verstrekt. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat: [X.] de Spaanse taal niet beheerst, zodat zijn in Spanje wonende broer als tolk moest optreden bij de aangifte in Madrid; dat deze broer niet aanwezig was bij de beroving; dat de aangifte een beknopte weergave bevat van de gebeurtenissen, zodat details onvoldoende uit de verf kunnen zijn gekomen of zelfs niet geheel juist kunnen zijn weergegeven; dat de medewerkers van Vidi niet met [X.] zelf hebben gesproken maar met zijn echtgenote, omdat [X.] niet of nauwelijks

Nederlands spreekt; dat de echtgenote van [X.] andere beleving kan hebben gehad omtrent details van de overval dan [X.] zelf; dat het gesprek van de medewerkers van Vidi met de echtgenote van [X.] maanden na het ongeval heeft plaatsgevonden, waardoor de herinnering aan de details van de beroving zullen zijn vervaagd; dat ook bij dit gesprek communicatieproblementaalproblemen een rol kunnen hebben gespeeld, mede omdat geenszins vaststaat dat de echtgenote van [X.] de Nederlandse taal goed beheerst. 4.7.5. Het hof neemt bij het voorgaande voorts in aanmerking dat in het rapport van Vidi op de ongenummerde vijfde pagina (de aanbiedingsbrief als blz. 1 meegerekend) staat: dat de verzekerden een goede indruk maakten en dat er geen indicaties zijn dat de toedracht anders is dan door de verzekerde geschetst; dat de aankoopnota s van de mobiele telefoons en de digitale camera en de bewijsstukken van de opnames van het contante geld gecontroleerd zijn en akkoord bevonden zijn. 4.7.6. Het hof komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat Fortis haar verwijten aan het adres van [X.] onvoldoende heeft onderbouwd. Dat [X.] de waarde van de drie verdwenen koffers met inhoud niet heeft kunnen bewijzen voert niet tot een ander oordeel. Fortis heeft immers van haar kant evenmin kunnen onderbouwen dat de door [X.] opgegeven waarde van deze koffers met inhoud te hoog was. Hetzelfde geldt ten aanzien van de onduidelijkheid die bestaat omtrent de waarde van het gesloten collier. Ook daaromtrent geldt dat het enkele feit dat [X.] nog niet heeft bewezen dat die waarde daadwerkelijk 200,-- bedroeg, niet meebrengt dat de waarde in relevante mate lager was en dat [X.] dus een onjuiste opgave heeft gedaan. Fortis heeft nog wel gesteld dat een medewerker van de KvK in Marokko langs het adres is gegaan dat op de door [X.] overgelegde factuur van het collier stond en dat deze medewerker op basis van de toen door hem waargenomen sieraden heeft geconcludeerd dat het onderhavige collier hooguit 200,00 Dirham (omstreeks 20,--) heeft gekost, maar naar het oordeel van het hof is uit een waarneming van in het najaar 2005 te koop aangeboden sieraden niet af te leiden dat een (volgens de factuur) in maart 2004 (dus anderhalf jaar eerder) op dezelfde plaats gekocht collier geen verkoopprijs van omstreeks 200,-- kan hebben gehad. Dat [X.] vervalste facturen heeft overgelegd is evenmin komen vast te staan. 4.7.7. Op grond van het voorgaande verwerpt het hof grief II in principaal appel. Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat [X.] onjuiste informatie aan Fortis heeft verstrekt. In incidenteel appel, grief 1 voor het overige 4.8.1. Grief 1 in incidenteel appel, voor zover hiervoor nog niet behandeld, is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat op grond van de polisvoorwaarden ter zake het contant geld slechts een bedrag van 500,-- voor vergoeding in aanmerking komt en ter zake de mobiele telefoons slechts 200,--. Ter onderbouwing van deze grief heeft [X.] aangevoerd dat de polisvoorwaarden niet aan hem ter hand zijn gesteld en dat hij dus terecht op de voet van artikel 6:233 sub b BW de vernietiging van de betreffende polisvoorwaarden heeft ingeroepen. 4.8.2. Fortis heeft hier onder meer tegen aangevoerd dat de polisvoorwaarden wel ter hand zijn gesteld en dat de onderhavige artikelen uit de polisvoorwaarden de kern van de door Fortis te leveren prestatie betreffen, zodat het niet gaat om algemene voorwaarden in de zin van artikel 6:233 BW en de in dat artikel genoemde vernietigingsgrond niet van toepassing is. 4.8.3. Het hof deelt op dit punt het oordeel van de kantonrechter dat het een feit van algemene bekendheid is dat op verzekeringen als de onderhavige polisvoorwaarden van toepassing zijn waarin beperkingen worden gesteld aan de maximaal uit te keren bedragen. [X.] mocht met dat feit bekend worden verondersteld. Indien al zou komen vast te staan dat de polisvoorwaarden niet, ook niet bij afsluiting van de eerdere vijf reisverzekeringen, aan [X.] zijn overhandigd, laat dat onverlet dat [X.] er niet vanuit mocht gaan dat eventuele schades zonder beperkingen gedekt zouden zijn. Gesteld noch gebleken is dat de in de polisvoorwaarden gestelde beperkingen onredelijk zijn. Het hof acht daarom het beroep van [X.] op vernietiging van de artikelen in de polisvoorwaarden waarin de beperkingen aan de uit te keren bedragen vastgelegd zijn, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. In zoverre faalt grief 1 in incidenteel appel en kan in het midden blijven of terhandstelling heeft plaatsgevonden. In incidenteel appel, grief 2 4.9.1. Grief 2 in incidenteel appel is gericht tegen de afwijzing door de kantonrechter van de door [X.] ter zake de vermissing van het collier gevorderde vergoeding van 200,--.

4.9.2. Tussen partijen is uitvoerig gedebatteerd over het bedrag dat bij aankoop van het collier in Marokko in maart 2004 is betaald. Naar het oordeel van het hof zegt die aankoopprijs echter niet alles over de waarde van het collier, dit mede gelet op het ambulante karakter van de betreffende juwelier, zoals omschreven in het Vidi-rapport. Omtrent de daadwerkelijke waarde van het collier zijn door geen van partijen concrete gegevens verstrekt. Het hof zal de waarde van het collier daarom schattenderwijs vaststellen op 100,--. Hieruit volgt tevens dat het hof geen termen aanwezig acht voor de aangeboden bewijslevering over het aankoopbedrag van het collier. Grief 2 in incidenteel appel is dus ten dele terecht voorgedragen. In principaal appel en in incidenteel appel 4.10.1. Uit hetgeen in het voorgaande is overwogen volgt dat de vordering van [X.] toewijsbaar is tot een hoofdsom van 1.700,--, namelijk: 500,-- voor drie koffers met inhoud; 500,-- aan contant geld; 200,-- voor twee mobiele telefoons; 100,-- voor het collier. Het hof zal het beroepen vonnis daarom vernietigen voor zover daarbij een hoofdsom van 1.600,-- is toegewezen. Het hof zal, in zoverre opnieuw rechtdoende, een bedrag van 1.700,-- toewijzen.' Aldus raadsheren mrs. Brandenburg, Keizer en Koster-Vaags bijâ uitspraak van 26 mei 2009. LJN: BI7715, Gerechtshof 's-hertogenbosch, HD 103.005.357