Projectgebonden Risicoanalyse naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied "N320 te Culemborg".



Vergelijkbare documenten
H. Kloosterboer (senior OCE-deskundige)

PLS-NGE. Aanwezigheid NGE binnen projectgebied Erftransformatie Zandvoort 31 Gendt. Inleiding

PLS Ceintuurbaan / Nieuwe Aamsestraat te Elst t.b.v. bouw appartementen

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 28 oktober dhr. J. Bongers. dhr. F.G.J. Barink. PLS-NGE Europaplein Zuid

Figuur 1. Projectgebied, kadastraal bekend als gemeente Elst, sectie K, nummers 1493, 1742, 6859, 6861 en 6863

Overzichtskaart onderzoeksgebied Overzicht EODD vondsten in de omgeving van het onderzoeksgebied. T&A Survey BV 0211GPR2431 1

Proces-verbaal van oplevering Opsporen Conventionele Explosieven Lunet aan de Snel

EVALUATIE VAN DE RICHTLIJNEN VOOR HET AFBAKENEN VAN HET VERDACHTE GEBIED 8VEO-CER R

SAMENVATTING PROJECTLEIDER SAMENVATTING PROJECTLEIDER. Datum: Klik of tik om tekst in te voeren. J. Kraeima (projectleider)

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 21 juli dhr. T. Meulendijks. dhr. F.G.J. Barink

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 22 november dhr. H. de Baaij. dhr. F.G.J. Barink

Briefrapportage. 1. Inleiding. Saricon bv

Quickscan Conventionele Explosieven. OWN A15 aansluiting Huissen Bemmel N839. Onderzoekslocatie anno 1944 (bron:

MEMO. Inleiding. Datum : 21 december 2010 (definitief) Aan : Marcel van Hout. Van : Arjan Matser tel

~ : Gemeente Barneveld : Explosive Clearance Group BV : Baron van Nagelstraat : : : ER-01 : Definitief

MEMO. Datum : 9 november Aan : Bart Lagerberg. Van : Clemens Hendriksen Lennert Wigman (CT) Adviseurs Milieu & CE

Eindrapportage Explosievenonderzoek OCE Nederweert Merenveld Gemeente Nederweert

Rapportage 0612GPR

FAQ Bommenkaart. Aan Van Henriette van Hoek, Datum Herziene versie d.d. 1 november 2017

Hieronder is uiteengezet wat de meest relevante feiten zijn voor het onderzoeksgebied wat betreft de mogelijke aanwezigheid van CE.

KlokBouwOntwikkeling BV T.a.v. dhr D. Lemmers Postbus AA Nijmegen

Versie : 1 : J. Bellemans / J. van Voorst Vader. IDDS Explosieven : Dhr. ing. M. Botermans (bedrijfsleider) Datum :

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 28 juli dhr. T. Meulendijks. dhr. F.G.J. Barink. PLS-NGE Hegsestraat 11, Gendt

1. Inleiding. 2. Aanleiding en vraagstelling

Inventarisatie Niet Gesprongen Conventionele Explosieven

Onderzoekslocatie: Aanleg A1 locatie Muiden

Onderwerp Onderzoek, opsporing en ruiming explosieven bij gebiedsontwikkeling

Aanvullend Vooronderzoek Conventionele Explosieven Grote Hondring te Dordrecht

Proces verbaal van oplevering

CErrt. Project: Windpark Delfzijl Noord Projectnummer: TVO-00 I 16 april2014. Datum: Toetsing Vooronderzoek CE. Opdrachtgever: KWS lnfra bv

BAGGERNETDAG VERDIEPING NIEUWE WATERWEG EN BOTLEK

1. Door het gehele document zijn tekstuele en redactionele wijzigingen aangebracht.

Opsporingsgebied: Gedeelte van het Coevorden Vechtkanaal

Eindrapportage detectie- en benader- onderzoek Kitskensberg, gemeente Roermond.

Onderzoekslocatie: Ommen Oost, Gemeente Ommen

rocetrr Op po en Conwntionele E Plo ienen Project: OCE Langeraar Oost Projec'tnummer: Kenmerk: PvO-001 Datum: 24 mei 2013

Projectgebonden Risico Analyse. Arnhemseweg (Zevenaar)

Datum: 25 september 2014 Projectnr.: Status: concept

PROCES-VERBAAL VAN OPLEVERING Homoetstraat te Doornenburg

Vooronderzoek. Barneveld-Noord Station. Opsporen Conventionele Explosieven

Projectnummer: 1211GPR2855.1

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Gezond en Veilig Werken t.a.v. mevrouw Simone Wiers Postbus LV DEN HAAG

RAPPORTAGE CE ONDERZOEK OOSTELIJKE RONDWEG, SOESTERBERG

2 Algemene informatie en voorlichting Algemene informatie explosieven Voorlichting voor aanvang werkzaamheden...

Tracébesluit. N50 Ens-Emmeloord. Conventionele Explosieven (CE n) Datum 20 maart 2014

Inventarisatie Conventionele Explosieven Stroomlijn fase 3 Rijkswaterstaat

INHOUDSOPGAVE EN TEKSTVOORSTEL

PRESENTATIE RISICOKAART ALBLASSERDAM

Inleiding. Termen en definities en reikwijdte van de PRA

Proces verbaal van oplevering

Opsporingsgebied: Uiterwaarden te Rhenen: deelgebied Palmerswaard

Inventarisatie OCE dijk tracé Gameren

2. QUICKSCAN AANWEZIGHEID CE N Algemene informatie CE n in de bodem

Offertenummer: 0414GPR4374 Onderzoekslocatie: Tunnel Broek in Waterland

Saricon bv Safety & Risk Consultancy

Versie : 1 : J. Bellemans / W. Wisselink. : Dhr. F. Schreiner : Postbus 149 : 2215 ZJ Voorhout

Vooronderzoek naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied Keersluis te Limmel.

Projectgebonden Risico Analyse Achterweg 3-5 in Ellecom Gemeente Rheden

Vooronderzoek. Opsporen Conventionele Explosieven. Hilversum Monnikenberg

Bestemmingsplan de Bredius te Muiden

Gemeente De Wolden (DR) Postbus AA ZUIDWOLDE.

l llllllll Il lllllll llll lllll llll llllll lllll lllll lllll llll llll

Eindrapportage detectie- en benaderonderzoek Thornsche Molen, gemeente Ubbergen.

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Quickscan Conventionele Explosieven. Arnhemseweg (Zevenaar) Onderzoekslocatie anno 1944 (bron:

Rapportage detectieonderzoek Fase I in het onderzoeksgebied. Groesbeek.

3921 Opsporen van conventionele explosieven 1 INLEIDING 2 CE PROBLEMATIEK: EEN KORTE TERUGBLIK. Arjan D. Hol 1

BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: ) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/

Projectgebonden Risicoanalyse (PRA)

Rapportage van bevindingen Explosievenonderzoek OCE Maasbracht Havenstraat 19 Gemeente Maasgouw

Vooronderzoek naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied "N830 Waardenburg.

Projectnummer: 1112GPR3388 Onderzoekslocatie: Blauwe As te Assen

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK

Eindrapportage detectie- en benaderonderzoek Catharijnesingel, : Gemeente Utrecht

Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland

Projectnummer: GPR Opsporingsgebied: Bestemmingsplan de Bredius te Muiden

Detectie rapportage CE onderzoek Eckmanshof Blitterswijck, Gemeente Venray. Projectnummer Opdrachtgever: Van Der Horst Ontwikkeling

Briefrapportage. Saricon bv

Onderzoekslocatie: Verbindingszone te Westerbroek, Groningen

Quickscan Bilthoven Leijenseweg

Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda

Projectnummer: 0912GPR Onderzoekslocatie: de Where en Purmerringvaart in de gemeente Purmerend

Voorbereidende onderzoeken. Baggeren Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder

Dordrecht Ondergronds 33

Vooronderzoek naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied Soesterberg-Noord.

uit het Rapport T&A Survey 1105-GPR dd. 23 februari 2006:

Vooronderzoek naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied Hessenweg 145 te Leusden.

VEO Netwerkbijeenkomst CE 2019

Proces-verbaal van Oplevering

Vereniging voor Explosieven. Opsporing. Opsporing. Postadres Postbus CD Geldermalsen.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Historisch Vooronderzoek

Vooronderzoek naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied "MPO-terrein Oosterhout.

DETECTIERAPPORT FIETSBRUG NOORD CUIJK-MOOK

ontwerpvoorstel aan de raad

Dordrecht Ondergronds Waarneming 2 DORDRECHT, SPUIBOULEVARD

Rapport van Vooronderzoek

Proces-Verbaal van Oplevering OCE Vathorst

Gemeente Lingewaard t.a.v. mw. A. van Kampen Afd. BPO/RB Postbus AA Bemmel 14UIT00000 *14UIT00000*

Algemene informatie vooronderzoek

Transcriptie:

Projectgebonden Risicoanalyse naar het risico op het aantreffen van conventionele eplosieven in het onderzoeksgebied "N320 te Culemborg". 27 juli 2012 285-012-PRA-01 Pagina 2 van 21

Distributielijst: - SAB Arnhem - Provincie Gelderland - Gemeente Culemborg - Eplosive Clearance Group (ECG) Historische Analyse: Civiel-technische analyse: Munitie-technische analyse: Drs. T. Kleuters (historicus) Ing. F. Pas (directeur en civiel-technicus) L. Peverelli (senior eplosievendeskundige) Copyright 2012. Niets uit deze rapportage mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, internet of welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de houders van het auteursrecht. De opdrachtgever mag voor intern gebruik duplicaten maken. 285-012-PRA-01 Pagina 3 van 21

1 INHOUDSOPGAVE 1 Inhoudsopgave...4 2 Algemene inleiding...5 3 Inleiding projectgebonden risicoanalyse...7 3.1 Doelstelling...7 3.2 Werkwijze...7 3.3 Uitvoerenden...9 3.4 Overzicht van de te bewerken deelgebieden 4 en 5...9 4 Analyse van reeds bestaande onderzoeksgegevens... 10 5 Projectstudie... 16 5.1 Geplande werkzaamheden binnen het afgebakende risicogebied... 16 5.2 Naoorlogse werkzaamheden... 16 6 Vaststellen van het risicogebied... 19 7 Conclusie en advies... 20 285-012-PRA-01 Pagina 4 van 21

2 ALGEMENE INLEIDING Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Tot op heden worden bij grond-, water- en wegwerkzaamheden nog dagelijks conventionele eplosieven aangetroffen. Volgens mondiale, militaire inschatting is van al het materieel dat gedurende de Tweede Wereldoorlog verschoten of afgeworpen is, ondergronds 10% en onder water 15% niet tot ontploffing gekomen. Wanneer deze eplosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen. 1 Om het risico op het aantreffen van achtergebleven conventionele eplosieven inzichtelijk te krijgen, wordt aangeraden om voorafgaand aan bodemingrepen een eplosievenonderzoek uit te laten voeren. Dit onderzoek kan bestaan uit maimaal 3 fases, te weten: - Het vooronderzoek: Bij deze bureaustudie wordt op basis van bronnenonderzoek een inventarisatie uitgevoerd van indicaties (gebeurtenis c.q. informatie die een aanwijzing vormt dat het onderzoeksgebied of een gedeelte daarvan verdacht is op het aantreffen van conventionele eplosieven). Deze indicaties dienen in een vooronderzoek enkel op basis van feitelijke en verifieerbare gegevens vastgesteld te worden. Onduidelijke informatie of gegevens die niet naar een specifieke locatie herleidbaar zijn, worden buiten de onderzoeksresultaten gehouden. Naast het achterhalen van feitelijke en verifieerbare gegevens, vindt in het vooronderzoek tevens onderzoek plaats naar contra-indicaties (gebeurtenissen c.q. informatie die een aanwijzing vormt dat het verdacht gebied of een gedeelte daarvan als onverdacht kan worden aangemerkt). Aan de hand van het voorgaande wordt het risico bepaald op het aantreffen van de vastgestelde typen en kalibers. Of een te bewerken gebied daadwerkelijk als risicogebied aangeduid kan worden, is per specifiek onderzoeksgebied afhankelijk van de geplande werkzaamheden. Om deze afweging te kunnen maken, kan een vooronderzoek aangevuld worden met een Projectgebonden Risicoanalyse (PRA); - Het detectieonderzoek: De verdachte gebieden die in het vooronderzoek zijn vastgesteld worden bij het detectieonderzoek nader onderzocht. Bij het detectieonderzoek wordt het te bewerken gebied met behulp van geavanceerde metaaldetectoren onderzocht op de aanwezigheid van metaalhoudende objecten in de bodem. Mogelijk aanwezige verdachte objecten worden bij digitale detectie van een coördinaat voorzien; 1 Voor nadere info betreffende regelgeving etc. zie: www.eplosievenopsporing.nl. 285-012-PRA-01 Pagina 5 van 21

- Het benaderonderzoek: De gelokaliseerde verdachte objecten worden door gecertificeerd personeel en speciaal beveiligd materieel benaderd en geïdentificeerd. Mocht het object daadwerkelijk een eplosief betreffen, dan wordt het (indien mogelijk) veiliggesteld in een speciale opslagunit. De vernietiging geschiedt vervolgens door de Eplosieven Opruimingsdienst Defensie. In 2011 is door ECG in opdracht van de gemeente Culemborg een gemeentedekkende bureaustudie opgesteld. 2 In deze bureaustudie is achterhaald op welke locaties binnen de gemeentegrenzen oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden. Met andere woorden: achterhaald is op welke locaties er indicaties voorhanden zijn die duiden op de aanwezigheid van achtergebleven munitieartikelen uit de Tweede Wereldoorlog. Het document bood voor de gemeente de mogelijkheid om bij eventueel geplande werkgebieden te bezien of de bodemingrepen binnen deze locaties zouden gaan vallen. Indien dit het geval zou blijken te zijn, dan is door ECG geadviseerd om naoorlogse werkzaamheden (contra-indicaties) in combinatie met de specifiek geplande werkzaamheden te bestuderen. Op basis hiervan zou een risicoprofiel opgesteld kunnen worden en bepaald worden welke nadere opsporingswerkzaamheden eventueel te adviseren zouden zijn. Ook voor het project "N320 te Culemborg" is door ECG geadviseerd is om een dergelijke Projectgebonden Risicoanalyse (PRA) uit te laten voeren. In het volgende hoofdstuk wordt beschreven welke doelstelling met deze analyse wordt nagestreefd. 2 Eplosive Clearance Group, 'Vooronderzoek naar het risico op het aantreffen van Conventionele Eplosieven in de gemeente Culemborg' (juni 2009). 285-012-PRA-01 Pagina 6 van 21

3 INLEIDING PROJECTGEBONDEN RISICOANALYSE 3.1 DOELSTELLING Uit onderzoek van de provincie Gelderland is gebleken dat de bestaande aansluiting van het wegennet op de N320 te Culemborg in de toekomst te maken kan krijgen met een forse toename van verkeersdrukte. Om de mogelijke bereikbaarheidsproblemen voor de stad Culemborg voor te zijn, is besloten om de volgende maatregelen uit te laten voeren: 1. De N320 krijgt er vanaf de A2 tot aan de Wethouder Schoutenweg twee rijstroken bij; 2. De kruising met de Wethouder Schoutenweg wordt verruimd en er worden etra opstelstroken gerealiseerd; 3. De kruising bij de Erasmusweg wordt vervangen door een turborotonde; 4. Er komt een nieuwe afslag van de N320 naar de Beesdseweg om makkelijk bij het station te komen; 5. De kruisingen bij de Rijksstraatweg en de Van Limburg Stirumstraat worden aangepakt door de te kleine rotondes te vervangen door verkeerslichten. De risicokaart die ECG in 2011 voor de gemeente Culemborg heeft opgesteld, toont dat er voor deelgebieden 1, 2 en 3 geen verhoogd risico op de aanwezigheid van conventionele eplosieven geldt. Voor de deelgebieden 4 en 5 (zie figuur 1)zijn gegevens achterhaald omtrent oorlogshandelingen in, of direct grenzend aan, deze specifieke locaties. Doelstelling van deze projectgebonden risicoanalyse is om een projectspecifiek advies te formuleren omtrent de wijze waarop het risico op het aantreffen van eplosieven bij geplande bodemingrepen in de deelgebieden 4 en 5 eventueel geminimaliseerd dienen te worden. Door de uitvoering van de projectgebonden risicoanalyse krijgt de opdrachtgever een eenduidig antwoord op de vraag waar en welke (opsporings)technieken er mogelijk nodig zijn om de geplande werkzaamheden in de genoemde deelgebieden zo veilig mogelijk uit te kunnen laten voeren. 3.2 WERKWIJZE Om tot een gericht en op locatiespecifieke informatie berust advies te kunnen komen, kunnen de volgende onderzoeksfases worden onderscheiden: 1. Analyse van reeds bestaande onderzoeksgegevens In deze eerste onderzoeksfase wordt vastgesteld of de in 2009 door ECG uitgevoerde bureaustudie voldoet aan de tegenwoordig gestelde eisen. De gegevens uit het onderzoek die betrekking hebben op de te onderzoeken deelgebieden 4 en 5 worden vervolgens overzichtelijk weergegeven. 285-012-PRA-01 Pagina 7 van 21

2. Projectstudie In deze fase zullen de voorgenomen werkzaamheden in het gebied worden vastgesteld. Hierbij wordt de door de opdrachtgever aangeleverde projectdocumentatie bestudeerd en de voorgenomen activiteiten / handelingen worden geïnventariseerd. 3. Vaststellen van het risicogebied Om uiteindelijk te kunnen bepalen welke veiligheidsmaatregelen in het werkgebied geadviseerd worden, worden de resultaten uit de voorgaande twee onderzoeksfases als het ware over elkaar heen gelegd. Hieruit ontstaat een overzicht van locaties waar maatregelen noodzakelijk zijn, rekening houdend met de conventionele eplosieven die volgens het vooronderzoek verwacht kunnen worden en de grondroerende werkzaamheden die gepland zijn. Verwerking van deze gegevens geschiedt met behulp van het Geografisch Informatiesysteem GIS ArcView 10.0 Indien uit de voorgenoemde fases mocht blijken dat er bij de voorgenomen werkzaamheden daadwerkelijk een verhoogd risico op het aantreffen van achtergebleven munitieartikelen aanwezig is, dan worden tevens de volgende twee fases van de projectgebonden risicoanalyse uitgevoerd: 4. Risicoanalyse Wanneer is vastgesteld waar zich in het werkgebied risicogebieden bevinden, zal een overzicht worden opgesteld waarin staat weergegeven welke potentiële risico's het hier betreft. 5. Locatiebezoek Om de locatiespecifieke omstandigheden ook in de praktijk te kunnen bestuderen, zal door de opsteller van de projectgebonden risicoanalyse en een civiel technicus een bezoek aan de vastgestelde risicolocaties gebracht worden. Doel van dit projectbezoek is onder andere om vast te stellen of er objecten aanwezig zijn die een nader veldonderzoek middels detectie of benadering zouden kunnen belemmeren. Van deze bevindingen zal beeldmateriaal vervaardigd worden, hetgeen een onderdeel van de eindrapportage zal vormen. Tevens zal op basis van dit locatiebezoek vastgesteld kunnen worden welke eventueel te adviseren opsporingsmethode mogelijk en efficiënt wordt geacht. De bevindingen uit de behandelde onderzoeksfases worden in de laatste fase verwoord in een adviesrapportage. 6. Opstellen adviesrapportage Op basis van de beschikbare gegevens wordt een adviesrapportage opgesteld die voor de opdrachtgever dienst kan doen als werkplan. In dit werkplan wordt duidelijkheid gegeven over: - De afbakening van het opsporingsgebied; - Het vaststellen van mogelijk aan te treffen conventionele eplosieven naar soort, wapeningstoestand en aantallen; - De uitwerking van conventionele eplosieven bij een ongecontroleerde detonatie; - Naoorlogse werkzaamheden in het gebied; 285-012-PRA-01 Pagina 8 van 21

- Locatiespecifieke omstandigheden; - De noodzaak tot nadere opsporing in het gebied; - De eventuele opsporingsmethode. 3.3 UITVOERENDEN Het onderzoeksteam voor de projectgebonden risicoanalyse bestaat uit meerdere medewerkers van ECG met diverse opleidingen en vakgebieden. De onderzoeksfases "analyse van reeds bestaande onderzoeksgegevens" en "vaststellen van het risicogebied" zullen hoofdzakelijk door de vooronderzoeker(s) worden uitgevoerd. De fase "projectstudie" wordt in samenspraak met een civiel technicus opgesteld, aangezien deze fase gelieerd is aan reeds gedane en nog geplande civieltechnische werkzaamheden. Voor de verwerking van de verkregen feitelijke gegevens, wordt het onderzoeksteam desgewenst bijgestaan door een deskundige in geografische informatiesystemen. 3.4 OVERZICHT VAN DE TE BEWERKEN DEELGEBIEDEN 4 EN 5 Deelgebied 5: te realiseren kruisingen Deelgebied 4: te realiseren afslag Figuur 1: Overzicht van het deelgebieden 4 en 5 te Culemborg. 285-012-PRA-01 Pagina 9 van 21

4 ANALYSE VAN REEDS BESTAANDE ONDERZOEKSGEGEVENS In deze eerste fase van het voortgezette bureauonderzoek, is het allereerst van belang na te gaan welke oorlogshandelingen in (of direct grenzend aan) de te bewerken gebieden hebben plaatsgevonden. Uit het onderzoek uit 2011 is gebleken dat er sprake is geweest van: - Een viertal waargenomen bominslagen en beschadigde bebouwing aan weerszijden van de spoorlijn tussen de deelgebieden 4 en 5; - Een grootschalig loopgravenstelsel ten noorden en een klein stelsel ten oosten van deelgebied 5; - Militaire stellingen aan weerzijden van de Rijksstraatweg in deelgebied 5. Figuur 2: Overzicht van de indicaties die naar aanleiding van de bureaustudies uit 2009 zijn achterhaald. Vanaf 2004 gelden er voor de branche van de eplosievenopsporing stringente eisen en regels waaraan de opsporing van achtergebleven eplosieven uit de Tweede Wereldoorlog aan moet voldoen. Na het verschijnen van de BRL-OCE is binnen de Vereniging voor Eplosieven Opsporing (VEO) verder gewerkt aan het verscherpen van de eisen die worden gesteld aan het vooronderzoek. Doelstelling hierbij was om eenduidigheid te verkrijgen in de bureaustudies van de opsporingsbedrijven die binnen de branche op dit gebied actief zijn. Het resultaat is een gereviseerde normtekst, tot stand gekomen door de Werkgroep Vooronderzoek OCE (bestaande uit deskundigen uit het werkveld), waaraan ECG actief heeft 285-012-PRA-01 Pagina 10 van 21

deelgenomen. De gereviseerde normtekst is opgenomen in het nieuwe "Werkveldspecifiek Certificatieschema Opsporing Conventionele Eplosieven" (WSCS-OCE). 3 Deze heeft met ingang van 1 juli 2012 de BRL-OCE vervangen. Een belangrijk onderdeel van de verscherpte onderzoekseisen is het feit dat er vastgesteld is welke typen indicaties voorzien dienen te worden van een risicostraal, en hoe groot deze straal per geval dient te zijn. Hieronder is het betreffende overzicht uit de WSCS-OCE weergegeven, waarbij de gevallen die de te onderzoeken deelgebieden 4 en 5 aangaan in grijs zijn geaccentueerd. Indicatie Verdedigings-- werk Wapenopstelling Geschutopstelling (statisch en mobiel) Munitieopslag in open veld Algemene omschrijving Groepering van wapenopstellingen en/of geschutsopstellingen, rondom afgezet met een versperring (bijvoorbeeld weerstandskern of steunpunt). Opstelling van handvuurwapen, machinegeweer of andere (semi)automatisch wapen, niet zijnde onderdeel van een verdedigingswerk. Locatie van geschut, niet zijnde onderdeel van een verdedigingswerk. Locatie van munitievoorraad in het open veld, niet zijnde binnen een verdedigingswerk. Verdacht Niet verdacht Uitgangspunten voor afbakening verdacht gebied Het grondgebied binnen de grenzen van het verdedigingswerk is verdacht. De grenzen worden bij voorkeur bepaald aan de hand van georefereerde luchtfoto's. Locatie van de wapenopstelling. 25 meter rondom het hart van de geschutsopstelling, maar niet verder dan een eventueel aangrenzende watergang. Locatie van de veldopslaglocatie. Loopgraaf Militaire loopgraaf Het gebied binnen de contouren van de loopgraaf is verdacht, bij voorkeur bepaald aan de hand van georefereerde luchtfoto's. Tankgracht of geul Landmijnen verdacht gebied Een diepe (al dan niet droge) gracht of geul met steile wanden, aangebracht om pantservoertuigen tegen te houden. Middels een aanwijzing, niet zijnde een mijnenlegrapport, op landmijnen verdacht verklaard gebied. In het verdachte gebied zijn bij de controle door de MMOD géén landmijnen aangetroffen. Niet verdacht, tenzij er aanwijzingen zijn dat er mogelijk munitie in gedumpt is. n.v.t. 3 Werkveldspecifiek Certificatieschema voor het Systeemcertificaat Opsporen Conventionele Eplosieven (WSCS-OCE: 2012, versie 1), Staatscourant 2012 nr. 4230 (Den Haag 2012) 106-144. 285-012-PRA-01 Pagina 11 van 21

Indicatie Landmijnen verdacht gebied Mijnenveld Mijnenveld Mijnenveld Versperringen Infrastructuur zonder geschutsopstelling of munitievoorraad Schuilloopgraaf Kampementen Mangat Vernielingslading Artillerie-, mortier- of Algemene omschrijving Middels een aanwijzing, niet zijnde een mijnenlegrapport, op landmijnen verdacht verklaard gebied. In het verdachte gebied zijn bij de controle door de MMOD, of bij naoorlogse activiteiten landmijnen aangetroffen. Geregistreerd mijnenveld, waarvan mijnenlegrapport aanwezig is. Alle volgens het legrapport gelegde landmijnen zijn geruimd. Geregistreerd mijnenveld waarvan mijnenlegrapport aanwezig is. Niet alle volgens het mijnenlegrapport gelegde landmijnen zijn geruimd. Geen feitelijke onderbouwing bekend waarom er landmijnen worden vermist. Mijnen legrapport aanwezig. Niet alle volgens het legrapport gelegde landmijnen zijn geruimd. Feitelijke onderbouwing bekend waarom er landmijnen worden vermist. Versperringen strandversperringen en drakentanden. Militaire werken zoals woononderkomen of werken met een burgerdoel zoals schuilbunker. Loopgraaf voor burgerbevolking om in te schuilen. Grondgebied met onderkomens zoals tenten. Gat in grond met schuilfunctie, niet in gebruik genomen als schuttersput. Locatie van aangebrachte vernielingslading. Gebied dat is beschoten door mobiel of vast Verdacht Niet verdacht Uitgangspunten voor afbakening verdacht gebied De grenzen zoals aangegeven in het ruimrapport. n.v.t. De grenzen zoals aangegeven in het mijnenlegrapport en / of ruimrapport. n.v.t. Tenzij er indicaties zijn dat CE onderdeel uitmaken van de versperring. Tenzij er indicaties zijn op CE vanwege de aanwezigheid van nabij verdediging in de vorm van bijvoorbeeld wapenopstellingen. n.v.t. Tenzij er indicaties zijn op CE vanwege de aanwezigheid van munitieopslag of nabij verdediging in de vorm van bijvoorbeeld wapenopstellingen. n.v.t. Locatie van de vernielingslading. Situationeel te bepalen. 285-012-PRA-01 Pagina 12 van 21

Indicatie raketbeschieting Raketbeschieting inslagenpatroon bekend Krater van een (gedeeltelijk) gedetoneerd V-1 wapen Krater van een (gedeeltelijk) gedetoneerd V-2 wapen Dumplocatie van munitie en/of toebehoren Inslagpunt blindganger, zijnde een vliegtuigbom Crashlocatie vliegtuig Krater van gedetoneerde incidentele luchtafweergranaat Inslagpunt van een V-1 wapen Ongecontroleerde (massa) eplosie Vernietigingslocatie voor CE Algemene omschrijving geschut, mortieren of grondgebonden (meervoudig) raketwerpersysteem. Gebied dat is getroffen door een raketbeschieting met jachtbommenwerpers. Vliegtuigbom die niet in werking is getreden. Aanwezigheid van CE vanwege de crash. Gebied waarin zich de krater van de detonatie van een incidentele luchtafweergranaat bevindt. Gebied dat is getroffen door de inslag van een V-1 wapen. Gebied waarin zich de krater van de detonatie van een V- 1 wapen bevindt. Gebied waarin zich de krater van de detonatie van een V- 2 wapen bevindt. Dumplocatie van CE en/of toebehoren in landbodem of op waterbodem. (Sympathische) detonatie van een eplosieven voorraad zoals ontploffing munitieopslag of munitie trein. Eén of meerdere springputten. Verdacht Niet verdacht Uitgangspunten voor afbakening verdacht gebied Op basis van een analyse van het inslagenpatroon wordt de maimale afstand tussen twee opeenvolgende inslagen binnen een inslagpatroon bepaald. Het verdachte gebied wordt afgebakend door deze afstand te projecteren op de buitenste inslagen van het inslagenpatroon. Dat is eclusief de eventuele horizontale verplaatsing van de buitenste blindganger binnen het inslagenpatroon. Te bepalen volgens rekenmethode zoals genoemd in bijlage 1.2 van de WSCS-OCE. Situationeel te bepalen. Tenzij er indicaties zijn dat het geen incidentele luchtafweergranaat betreft. 15 meter rondom een inslagpunt vanwege de mogelijke horizontale verplaatsing onder de grond. 5 0 meter rondom een inslagpunt vanwege de mogelijke aanwezigheid van eplosieve componenten. Situationeel te bepalen. Locatie van de dump en afbakening verder situationeel te bepalen, bijvoorbeeld dumping in stilstaand of stromend water. Situationeel te bepalen De contour(en) van de springput(ten) en afbakening verder situationeel te bepalen, bijvoorbeeld gelet op de afstand 285-012-PRA-01 Pagina 13 van 21

Indicatie Vernielingslading (in werking gesteld) Tapijtbombardement Duikbombardeme nt op zgn. "Pin Point Target", inslagenpatroon onbekend Duikbombardeme nt op zgn. "Line Target", inslagenpatroon onbekend Raketbeschieting op zgn. "Pin Point Target", inslagenpatroon onbekend Raketbeschieting op zgn. "Line Target", inslagenpatroon onbekend Algemene omschrijving Locatie van in werking gestelde vernielingslading, waarbij de mogelijkheid bestaat op het aantreffen van niet (geheel) gedetoneerde springlading(en). Gebied dat is getroffen door een bombardement met middelzware en / of zware bommenwerpers, met als doel om schade aan te richten over een groot gebied. Gebied dat is getroffen door een bombardement met jachtbommenwerpers, met als doel om een vooraf bepaald specifiek object te treffen. Lineair gebied, nabij een spoorlijn, dat is getroffen door een bombardement met jachtbommenwerpers, met als doel om de spoorlijn te treffen. Gebied dat is getroffen door een raketbeschieting met jachtbommenwerpers, met als doel om een vooraf bepaald specifiek object te treffen. Lineair gebied, nabij een spoorlijn, dat is getroffen door een raketbeschieting met jachtbommenwerpers, met als doel om de spoorlijn te treffen. Verdacht Niet verdacht Uitgangspunten voor afbakening verdacht gebied van eventuele uitgeworpen CE buiten deze contour(en). Locatie waar de vernielingslading in werking is gesteld en afbakening verder situationeel te bepalen. Op basis van een analyse van het inslagenpatroon wordt de maimale afstand tussen twee opeenvolgende inslagen binnen een inslagpatroon bepaald. Het verdachte gebied wordt afgebakend door deze afstand te projecteren op de buitenste inslagen van het inslagenpatroon. Dat is eclusief de eventuele horizontale verplaatsing van de buitenste blindganger binnen het inslagenpatroon. Het verdachte gebied wordt bepaald door een afstand van 181 meter gemeten vanuit het hart van het doel. Het verdachte gebied wordt bepaald door een afstand van 91 meter gemeten vanuit het hart van de spoorlijn. Het verdachte gebied wordt bepaald door een afstand van 1 08 meter gemeten vanuit het hart van het doel. Het verdachte gebied wordt bepaald door een afstand van XXXX gemeten vanuit het hart van de spoorlijn. Tabel 1: Aangetroffen indicaties en de bijbehorende uitgangspunten voor het vaststellen van verdachte gebieden op basis van de WSCS-OCE. 285-012-PRA-01 Pagina 14 van 21

Door bovenstaande risicobuffers toe te passen op de achterhaalde indicaties "militaire stelling", "loopgraaf" en "bominslag", ontstaat onderstaande horizontale afbakeningen van risicogebieden: Risicoafbakening loopgraven Risicoafbakening Militaire stellingen Risicoafbakening Bominslagen Figuur 3: Afgebakende risicogebieden. Uit de analyse van de reeds bekende historische gegevens en de toepassing van de vigerende regelgeving omtrent het toepassen van risicoafbakeningen op basis van deze gegevens, is vast komen te staan dat enkel een gedeelte van het te bewerken deelgebied 5 een verhoogd risico op het aantreffen van achtergebleven (gedumpte) munitieartikelen heeft. Of dit daadwerkelijk het geval is, zal na het vaststellen van de geplande werkzaamheden in het gebied definitief vastgesteld kunnen worden. 285-012-PRA-01 Pagina 15 van 21

5 PROJECTSTUDIE 5.1 GEPLANDE WERKZAAMHEDEN BINNEN HET AFGEBAKENDE RISICOGEBIED Binnen het in het vorige hoofdstuk in horizontale zin afgebakende risicogebied, zal een wegreconstructie plaatsvinden. Om de doorstroming van het wegverkeer te kunnen verbeteren, zal de huidige verharding worden verbreed. Qua diepte zal het bij deze wegwerkzaamheden beperkt blijven tot circa 1m mv. Figuur 4: Afgebakende risicogebied binnen deelgebied 5 ten noorden van de Rijksstraatweg te Culemborg. 5.2 NAOORLOGSE WERKZAAMHEDEN Door een beeldvergelijk te maken van de situatie tijdens de Tweede Wereldoorlog en de huidige situatie, kan een indruk worden verkregen van de gebiedswijzigingen die in de periode 1945-heden hebben plaatsgevonden. Dit beeldvergelijk treft u op de volgende pagina: 285-012-PRA-01 Pagina 16 van 21

Figuur 5: situatie van het risicogebied anno 1944. Figuur 6: situatie van het risicogebied anno 2010. 285-012-PRA-01 Pagina 17 van 21

Uit de beeldvergelijking is vast komen te staan dat het gebied in de naoorlogse periode de volgende veranderingen heeft ondergaan: - Binnen het in horizontale zin afgebakende risicogebied is in de naoorlogse periode de bebouwing gesloopt en vervangen; - De verhardingen van de Rijksstraatweg zijn in de naoorlogse periode vervangen; - Tussen de Rijksstraatweg en de naoorlogse bebouwing zijn parkeergelegenheden aangelegd. Figuur 7: huidige situatie van de locatie waar ten tijde van de Tweede Wereldoorlog een militaire stelling heeft gestaan. (bron: Google Streetview, september 2009). Uit bovenstaande foto blijkt tevens dat er in het gebied in de naoorlogse periode kabels en leidingen zijn aangebracht. Reden voor deze veronderstelling is de aanwezigheid van de waar te nemen straatverlichting en het feit dat er op de locatie een bedrijfspand is gevestigd. Zowel uit de beeldvergelijking in de figuren 5 en 6, als uit de weergave van het gebied in figuur 7 is gebleken dat er in de naoorlogse periode diverse bodemingrepen hebben plaatsgevonden. Deze bodemingrepen vormen een zogenoemde contra-indicatie op het in hoofdstuk 4 vastgestelde risico op het aantreffen van conventionele eplosieven. De achterliggende redenatie is de aanname dat eventueel achtergebleven munitieartikelen tijdens de reeds uitgevoerde bodemingrepen aangetroffen en verwijderd zouden moeten zijn. 285-012-PRA-01 Pagina 18 van 21

6 VASTSTELLEN VAN HET RISICOGEBIED Uit de analyse van de historische gegevens in hoofdstuk 4 van deze rapportage, is gebleken dat enkel in deelgebied 5 een verhoogd risico op het aantreffen van achtergebleven munitieartikelen aanwezig zou kunnen zijn. Directe aanleiding is een op historisch beeldmateriaal waargenomen militaire stelling en bijbehorende loopgraaf direct ten noorden van de Rijksstraatweg, waardoor deze specifieke locatie verdacht zou kunnen zijn op de aanwezigheid van achtergelaten (gedumpte) munitieartikelen. Uit gegevens van de opdrachtgever is gebleken dat er binnen deze locatie een wegverbreding plaats zal vinden, waarbij de bodemingrepen niet dieper zullen gaan dan maimaal 1 meter. Uit beeldvergelijk tussen de situatie van het gebied ten tijde van de Tweede Wereldoorlog en de hedendaagse situatie, blijken er binnen het horizontaal afgebakende risicogebied diverse grondroerende werkzaamheden te hebben plaatsgevonden. Uit overleg met een civiel-technicus van ECG is naar voren gekomen dat er van uitgegaan kan worden dat de naoorlogse bodemingrepen tot dezelfde diepte zijn uitgevoerd als in het kader van het project "N320 te Culemborg" gepland is (te weten: 1m -MV). Wat betreft het vaststellen van het definitieve risicogebied kan dus gesteld worden dat deze met het oog op de geplande werkdiepten en de achterhaalde contra-indicaties geëlimineerd is. Met andere woorden: voor deze specifieke wegwerkzaamheden zijn op basis van historische gegevens en de richtlijnen in de vigerende WSCS-OCE geen risicogebieden aanwezig. 285-012-PRA-01 Pagina 19 van 21

7 CONCLUSIE EN ADVIES In voorgaande hoofdstukken is vastgesteld dat een deel van het te bewerken deelgebied 5 tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken is geweest bij oorlogshandelingen. De gegevens omtrent de te bewerken bodemlagen in combinatie met de waargenomen naoorlogse bodemingrepen hebben echter geleid tot een contra-indicatie op het risicoprofiel. Redenatie achter deze conclusie is dat eventueel aanwezige munitieartikelen tijdens de in de naoorlogse periode uitgevoerde bodemingrepen aangetroffen en geruimd zouden moeten zijn. Van een directe noodzaak tot nadere opsporingswerkzaamheden is derhalve geen sprake in de in deze projectgebonden risicoanalyse onderzochte gebieden. Met het oog op het voorgaande wordt u enkel het algemeen geldende advies gegeven om al het uitvoerend personeel voorafgaand aan werkzaamheden in de te bewerken gebieden altijd te instrueren om bij het onverhoopt aantreffen van munitieverdachte objecten de volgende acties te ondernemen: - Het eplosief niet beroeren; - De werkzaamheden ter plaatse onmiddellijk staken; - Omstanders uit de omgeving van het eplosief houden; - De plaatselijke politie van de vondst op de hoogte stellen; - Instructies van aanwezige deskundigen strikt opvolgen; - Voer, indien nodig en op aanwijzing van aanwezige deskundigen, etra beschermende maatregelen uit voor in de omgeving aanwezige personen of levende have. 285-012-PRA-01 Pagina 20 van 21

285-012-PRA-01 Pagina 21 van 21