Wet op de rechtsbijstand



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wet op de rechtsbijstand

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met de invoering van kostendekkende griffierechten

C O N C E P T. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wet van 23 december 1993, houdende regelen omtrent de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand

Uitgegaan is van de Wet op de rechtsbijstand, zoals deze luidde op 23 oktober 2014

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Beleidsregel subsidiëring medisch haalbaarheidsonderzoeken in letselschadezaken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wet schadefonds geweldsmisdrijven in werking per

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Raad voor Rechtsbijstand. Handboek Toevoegen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij arbeid

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Voorstel van wet van de leden Sterk en Ortega-Martijn ter bevordering van het sparen door jongeren (Jongerenspaarwet)

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

(B vervallen) Artikel I. De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd: Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand consultatie

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Besluit van het bestuur tot het verlenen mandaat 1 geldend vanaf 15 maart 2015

B&W 30 maart 2010 Gemeenteblad. Vast te stellen de gewijzigde invulling van richtlijn nr. B078 Kosten rechtsbijstand

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Hoofdstuk I. Definities

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

houdende subsidiëring conflictbemiddelaars

Transcriptie:

Wet op de rechtsbijstand Kernbeschrijving De Wet op de rechtsbijstand geeft regels voor de verstrekking van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen. De wet regelt de wijze waarop rechtsbijstand wordt verleend, door wie de rechtsbijstand wordt verstrekt en wie voor verstrekking in aanmerking komt. Verder bevat de wet onder andere regels omtrent de rechtsbescherming. Inleiding De Wet op de rechtsbijstand is in werking getreden op 1 januari 1994 en sindsdien herhaaldelijk gewijzigd. De wet beoogt een structurele regeling te bieden voor de verlening van rechtsbijstand aan hen die niet beschikken over voldoende financiële middelen. De wet bevat elf hoofdstukken: begripsbepalingen (hoofdstuk I), De Raad voor rechtsbijstand (hoofdstuk II), de verlening van rechtsbijstand (hoofdstuk III), de verlening van rechtsbijstand in grensoverschrijdende geschillen binnen de Europese Unie (hoofdstuk IIIa), de toevoeging (hoofdstuk IV), mediation (hoofdstuk IVa), financiële bepalingen (hoofdstuk V), rechtsbijstand in strafzaken (hoofdstuk IV), bezwaar en beroep (hoofdstuk VII), toezicht op de naleving (hoofdstuk VIII) en slot- en overgangsbepalingen (hoofdstuk IX). Daarnaast is er een aantal algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen, die vooral bepalingen van financiële aard bevatten, zoals de criteria om draagkracht te bepalen en de hoogte van eigen bijdragen en vergoedingen. Wet van 23 december 1993, houdende regelen omtrent de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand, Stb. 1993, 775, zoals laatstelijk gewijzigd op 10 juli 2013, Stb. 2013, 316 (i.w.tr. 06-01-2014) Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede ter uitvoering van artikel 18, tweede lid, van de Grondwet, wenselijk is nieuwe wettelijke regels vast te stellen omtrent de verstrekking door de overheid van gefinancierde rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen; 13

Art. 1 Wet op de rechtsbijstand Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: Hoofdstuk I Begripsbepalingen Artikel 1 [Definities] 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: bestuur: het bestuur, bedoeld in artikel 3; heffingvrij vermogen: het heffingvrij vermogen, bedoeld in de artikelen 5.5 en 5.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001; inkomen: het inkomen, zoals berekend ingevolge de artikelen 34a tot en met 34d; inkomensgegeven: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; inspecteur: de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen; Kaderwet: de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen; mediation: het bemiddelen in een geschil waarbij een neutrale bemiddelingsdeskundige de onderhandelingen tussen de rechtzoekende en zijn wederpartij begeleidt teneinde vanuit hun werkelijke belangen tot gezamenlijk gedragen en voor ieder van hen optimale resultaten te komen; mediator: de mediator als bedoeld in artikel 33a; Onze Minister: Onze Minister van Justitie; peiljaar: het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin de aanvraag om een toevoeging wordt gedaan; raad: de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in Hoofdstuk II; raad van advies: de raad van advies, bedoeld in artikel 6; rechtsbijstand: rechtskundige bijstand aan een rechtzoekende ter zake van een rechtsbelang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat, voor zover in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld; rechtsbijstandverlener: de advocaat, de medewerker van de voorziening voorzover belast met de verlening van rechtsbijstand en de personen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder c; rechtshulp: het verlenen van rechtsbijstand bestaande uit het geven van eenvoudige juridische adviezen waarbij geen sprake is van vertegenwoordiging van de rechtzoekende, alsmede het met het oog op het verlenen van deze rechtsbijstand verstrekken van informatie, analyseren en verduidelijken van een probleem en het verwijzen naar terzake doende instanties en rechtsbijstandverleners; rechtzoekende: degene die op grond van onvoldoende financiële draagkracht aanspraak kan maken op rechtsbijstand of mediation, voorzover 14

Wet op de rechtsbijstand Art. 1 in deze wet en de daarop berustende bepalingen geregeld, alsmede degene die zijn schade wil vorderen als slachtoffer van een misdrijf tegen de zeden of een geweldsmisdrijf; toevoeging: de toevoeging ten behoeve van rechtsbijstand als bedoeld in artikel 24, eerste lid, of mediation als bedoeld in artikel 33a; vermogen: het gemiddelde van de rendementsgrondslagen, bedoeld in artikel 5.2 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001; voorziening: een door het bestuur ingerichte voorziening als bedoeld in artikel 7, tweede lid, of 8, tweede lid. 2 (Vervallen.) 3 In deze wet en de daarop berustende bepalingen worden onder advocaten mede verstaan de personen, bedoeld in artikel 16h van de Advocatenwet. Overgangsrecht Wet van 29 december 2008, Stb. 2009, 4 Artikel II regelt het overgangsrecht. Voor lopende zaken is gekozen voor eerbiedigende werking. Dit houdt in dat op het moment van inwerkingtreding op de reeds ingediende aanvragen het huidige recht van toepassing is. Kamerstukken II 2005/06, 30 436, nr. 3, p. 27 (MvT). Parlementaire behandeling Lid 1 onderdeel c Bureau geen bestuursorgaan Met het oog op een vereenvoudigde afhandeling van de bezwaarprocedure wordt voorgesteld het bureau rechtsbijstandvoorziening niet langer aan te merken als een afzonderlijk bestuursorgaan. Op dit punt wordt in de toelichting bij het wijzigingsvoorstel van artikel 45 nader ingegaan. Het bureau rechtsbijstandvoorziening gaat onder de raad ressorteren met als gevolg dat de raad voor rechtsbijstand het bestuursorgaan wordt dat beslissingen neemt en bezwaarschriften afhandelt. Kamerstukken II 2000/01, 27 553, nr. 3 (MvT). Lid 1 onderdelen l tot en met q Bepaling inkomen Met het onderhavige wetsvoorstel is primair beoogd de administratieve lasten van zowel de rechtsbijstandverlener als de rechtzoekende te ver- 15

Art. 1 Wet op de rechtsbijstand lagen. Dit doel kan uitsluitend worden bereikt door uit te gaan van een inkomen dat zo min mogelijk onderhevig is aan wijzigingen en waarvan de hoogte door de Belastingdienst kan worden verstrekt. Bovendien is van belang dat het systeem op hoofdlijnen recht doet aan het uitgangspunt dat wordt aangesloten bij de actuele draagkracht van de rechtzoekende. Dat heeft ertoe geleid dat voor een systeem is gekozen dat enerzijds zoveel mogelijk aansluit bij het actuele jaarinkomen van de rechtzoekende en anderzijds zo veel mogelijk aansluit op de gegevensverstrekking door de Belastingdienst. Om die reden is als uitgangspunt gekozen voor het fiscaal inkomen in het jaar T - 2. ( ) In het geval het inkomen in het jaar T - 2 niet gelijk of vergelijkbaar is met het inkomen in het jaar T is er een voorziening ingebouwd waarmee wordt bewerkstelligd dat alsnog wordt aangesloten bij het actuele inkomen. ( ) De aanvullingen en wijzigingen van artikel 1 vloeien voort uit de gewijzigde beoordelingsstructuur van het inkomens- en vermogensbegrip. Bij de definitie van het inkomen wordt verwezen naar de berekeningsmethoden, genoemd in de artikelen 34a tot en met 34e. ( ) De berekening van het inkomen is noodzakelijk in het kader van de beoordeling van de toegang tot het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand en van de hoogte van de eigen bijdrage. Kamerstukken II 2003/04, 29 685, nr. 3 (MvT). Inkomensgegeven De begrippen «belastbaar loon» en «verzamelinkomen» zijn niet meer nodig met het oog op het bij onderhavig wetsvoorstel geïntroduceerde begrip «inkomensgegeven». Daarom vervallen de onderdelen m en n en wordt een nieuw onderdeel, s, toegevoegd. Dit betreft het authentieke inkomensgegeven uit de BRI. Voor authentieke gegevens in basisregistraties geldt als uitgangspunt dat deze verplicht worden gebruikt door de overheid. Kamerstukken II 2007/08, 31 566, nr. 3, (MvT). Opheffing stichtingen rechtsbijstand De stichtingen rechtsbijstand worden opgeheven, omdat de raden de taak die de huidige stichtingen verrichten gaan uitvoeren. De taakuitoefening van de raden gaat dus ook de verlening van rechtsbijstand waaronder de verlening van rechtshulp omvatten. Op welke wijze de raden uitvoering aan deze taak geven, bepalen zij zelf met dien verstande dat de Minister van Justitie goedkeuring moet geven aan de gekozen inrichting. Opdat de raden vorm kunnen geven aan deze taak, wordt hen de mogelijkheid geboden daarvoor een voorziening te treffen. Dit begrip 16

Wet op de rechtsbijstand Art. 1 wordt met een verwijzing naar de grondslag voor het treffen van die voorziening in artikel 8 in artikel 1, onder d, gedefinieerd. Kamerstukken II 2005/06, 30 436 nr. 3 (MvT). Rechtshulp Met de invoering van de duidelijke scheiding tussen publieke en private taken wordt de term rechtshulp geintroduceerd. Rechtshulp is een vorm van rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen die wordt verleend door een voorziening, genaamd het juridisch loket. Door het begrip rechtshulp te introduceren wordt de toegankelijkheid en duidelijkheid van het wetsvoorstel vergroot. Rechtshulp wordt namelijk in beginsel alleen verleend door het juridisch loket. Het houdt in dat eenvoudige juridische adviezen aan een rechtzoekende kunnen worden gegeven. Voordat aan een client een juridisch advies kan worden gegeven moet het probleem helder zijn. Dit betekent dat een onderdeel van deze rechtshulp bestaat uit het analyseren en verduidelijken van een probleem. Concreet betekent dit het volgende. Indien een minder draagkrachtige client advies wenst over een juridisch probleem, richt hij zich tot het juridisch loket. De medewerker van het juridisch loket analyseert en verduidelijkt het probleem van de client. Gesteld dat het probleem geen juridisch probleem is, dan verwijst de medewerker de client door naar een terzake doende instantie. Te denken valt daarbij aan een sociaal raadsman, een ombudsman of het Centrum voor werk en inkomen. Het juridisch loket is echter geen algemene verwijzingsinstelling. In de definitie van rechtshulp is opgenomen dat met het oog op het verlenen van rechtsbijstand een onderzoek wordt gedaan naar het probleem van de client. Het is dus van belang dat de client redelijkerwijs meent een juridisch probleem te hebben alvorens aan het loket advies te vragen. ( ) Rechtshulp betekent niet het vertegenwoordigen van de rechtzoekende. De medewerker handelt dus niet namens de client. Er worden geen brieven namens hem geschreven en er wordt niet anderszins namens de client opgetreden. Wel mag de medewerker feitelijke handelingen verrichten. Gedacht kan daarbij worden aan het maken van een afspraak met een ter zake doende instantie of andere derden. Het verlenen van rechtshulp wordt niet alleen begrensd door het vertegenwoordigen van de rechtzoekende. Indien inhoudelijke informatie wordt gegeven, reikt de verlening van rechtshulp niet verder dan het geven van eenvoudige adviezen. Of een advies eenvoudig is wordt bepaald door de aard van de werkzaamheden. Op basis van de ervaringen van de stichtingen rechtsbijstand kan als richtlijn worden gesteld dat daarvan meestal sprake is indien het advies binnen een uur kan worden gegeven. 17

Art. 1 Wet op de rechtsbijstand Eenvoudig advies Blijkt uit de probleemanalyse dat de client een juridisch probleem heeft, dan beoordeelt de medewerker van het juridisch loket of betrokkene kan worden geholpen met het geven van een eenvoudig advies. Daarbij kan gedacht worden aan het geven van een aanwijzing over het invullen van formulieren of over het opstellen van een brief. Als voorbeelden kunnen worden genoemd bestuursrechtelijke aanvragen, zoals aanvragen visa voor kort verblijf, machtiging voorlopig verblijf, pro forma bezwaar- en beroepschriften, vragen om herziening van een beslissing op basis van onjuist verstrekte gegevens, het invullen van een formulier in het kader van kleine claims in consumentenzaken en hulp bij het indienen van een klacht bij geschillencommissies voor consumentenzaken. Spreekuur In relatie tot de huidige systematiek moet voor de invulling van dit spreekuur voor ogen worden gehouden dat de stichtingen rechtsbijstand thans rechtsbijstand verlenen in de vorm van een spreekuur, een verlengd spreekuur en van toevoegingen. Zoals in het algemeen deel is aangegeven is het de bedoeling dat alleen de eerstelijns rechtshulp door het juridisch loket wordt verleend. Deze taak omvat hetgeen thans in het spreekuur van een half uur wordt afgedaan. Naar verwachting kan ook ongeveer een derde van het aantal zaken dat thans in het verlengd spreekuur wordt behandeld tot de eerstelijns rechtshulp worden gerekend. Het afdoen van de zaak via het spreekuur houdt overigens niet altijd in dat het probleem is opgelost. In het spreekuur kan eveneens een goede afweging worden gemaakt over de noodzaak van vervolgstappen, al dan niet via rechtsbijstandverlening door een rechtsbijstandverlener. Zo zal het probleem meestal niet kunnen worden opgelost, indien er een conflict bestaat. Wel kan in het spreekuur dan voldoende informatie aan de rechtzoekende worden gegeven op basis waarvan hij verder kan gaan met de zaak. Het betreft zaken waarbij het verstrekken van probleemgerichte informatie enige tijd vergt. Ontslag Zo zal in het kader van het ontslag van een werknemer niet alleen duidelijk moeten worden wat de reden van het ontslag is, maar ook moeten worden ingegaan op de te volgen procedure, de gevolgen van het ontslag voor de rechtzoekende en mogelijk zijn gezin en de acties die de rechtzoekende al dan niet moet ondernemen. Op deze manier ontstaat 18

Wet op de rechtsbijstand Art. 1 een compleet beeld van de juridische situatie van de rechtzoekende zonder dat het probleem is opgelost. Daarvoor wordt de rechtzoekende verwezen naar een rechtsbijstandverlener, aangezien dat niet langer behoort tot de eerstelijns rechtshulp, of naar een andere instantie. Spreekuur voor gedetineerden Het spreekuur voor gedetineerden wordt ook verricht door het juridisch loket. Indien de aard van de zaak met zich brengt dat geen sprake is van een eenvoudige zaak die binnen het spreekuur zou moeten kunnen worden afgedaan, wordt de zaak verwezen naar een advocaat. Zodra verdergaande juridisch bijstand nodig is, moet de zaak worden verwezen naar een advocaat. Slachtofferhulp Op grond van de artikelen 51a t/m f van het Wetboek van Strafvordering kan een slachtoffer zich als benadeelde partij voegen in het strafproces om de vergoeding van zijn materiele en immateriele schade te bewerkstelligen. Tot 1 juli 2005 konden deze geweldsslachtoffers (Terwee-zaken) gedurende maximaal drieeneenhalf uur bijstand ontvangen van de bureaus rechtshulp ongeacht de hoogte van hun inkomen en vermogen. De juridische hulpverlening van de bureaus rechtshulp bestond hoofdzakelijk uit het nagaan van de juridische haalbaarheid van een schadevergoedingsactie, en het invullen van het voegingsformulier bij juridische ingewikkelde schade. In het nieuwe stelsel wordt deze taak overgeheveld naar Slachtofferhulp Nederland. De aard van de werkzaamheden van de Terwee-zaken past beter bij de dienstverlening van Slachtofferhulp Nederland dan bij de publieke adviesfunctie van het juridisch loket. Bovendien sluit de taakoverdracht aan bij de ontwikkeling (zie Kamerstukken II 2003/04, 27 213, nr. 8) om Slachtofferhulp Nederland nadrukkelijker in te zetten op taken op het gebied van (juridische)begeleiding binnen het strafproces. Dat voortaan een instantie voorziet in de (juridische)ondersteuning van en begeleiding bij de vordering van de benadeelde partij in strafzaken schept ook meer duidelijkheid voor het slachtoffer. In artikel 1 wordt de definitie van rechtzoekende aangepast aan de nieuwe situatie. Ook bij de dienstverlening door Slachtofferhulp Nederland in Terweezaken is het minimaliseren van de nadelige gevolgen die een slachtoffer ondervindt van een strafbaar feit het uitgangspunt. Ieder geweldslachtoffer ongeacht inkomen en vermogen kan aanspraak maken op gratis 19

Art. 1 Wet op de rechtsbijstand (juridische)ondersteuning van Slachtofferhulp Nederland bij een vordering benadeelde partij in strafzaken. Zodra overigens de schadevergoedingsvordering van een slachtoffer niet meer als eenvoudig valt aan te merken, zal het slachtoffer zijn vordering aan de burgerlijke rechter moeten voorleggen. Voor een beroep op gesubsidieerde rechtsbijstand zal hij dan moeten voldoen aan de normen van de Wet op de rechtsbijstand. Definitie conflictbemiddeling In de definitiebepaling van conflictbemiddeling is zowel aansluiting gezocht bij de omschrijving van mediation in de brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 19 april 2004 als bij de omschrijving van mediation in het Handboek Mediation 2003. In de brief wordt conflictbemiddeling omschreven als een vorm van conflictoplossing waarbij een onafhankelijke neutrale derde, de mediator partijen begeleidt om van uit hun werkelijke belangen tot een gezamenlijk gedragen en een voor ieder van hen optimale oplossing van hun onderlinge conflict te komen (zie Kamerstukken II 2003/04, 29 528, nr. 1, blz. 6). In het Handboek Mediation 2003, geschreven door Brenninkmeijer cs. wordt mediation omschreven als: Mediation is een vorm van bemiddeling in conflicten, waarbij een neutrale bemiddelingsdeskundige, de mediator, de onderhandelingen tussen partijen begeleidt teneinde vanuit hun werkelijke belangen tot een gezamenlijk gedragen en voor ieder van hen optimale resultaten te komen. Gelet op het brede draagvlak binnen de beroepsgroep van laatstgenoemde definitiebepaling alsmede de aansluiting van deze definitie bij die van de Minister van Justitie, is ervoor gekozen om de definitie van mediation uit het Handboek Mediation 2003 zoveel mogelijk over te nemen in het wetsvoorstel. Conflictbemiddeling is het bemiddelen in een geschil waarbij een neutrale bemiddelingsdeskundige de onderhandelingen tussen de rechtzoekende en zijn wederpartij begeleidt teneinde vanuit hun werkelijke belangen tot een gezamenlijk gedragen en voor ieder van hen optimale resultaten te komen. Mediationtoevoeging Uit deze definitie blijkt dat het partijen zelf zijn die een oplossing voor hun probleem vinden. Voorts is duidelijk dat de conflictbemiddelaar onpartijdig en neutraal is. De conflictbemiddelaar begeleidt het proces, maar draagt niet een oplossing aan. Voorwaarde voor mediation is dat beide partijen daar- 20

Wet op de rechtsbijstand Art. 1 mee instemmen. Deze voorwaarde hangt samen met het feit dat de oplossing van het probleem door beiden moet worden gedragen. Dit betekent dat de rechtzoekende en zijn wederpartij in beginsel bereid zijn om onder begeleiding van een mediator tot onderlinge overeenstemming over de oplossing van het probleem te komen. Dit houdt overigens niet in dat mediation noodzakelijkerwijs moet slagen. Het blijft mogelijk dat ondanks de bereidheid om de zaak tot een voor partijen goed einde te brengen, mediation toch niet slaagt. In de voorgestelde definitie ligt tevens besloten dat conflictbemiddeling alleen dan mogelijk is in die gevallen waarin de rechtzoekende aanspraak zou kunnen maken op gesubsidieerde rechtsbijstand. Het gaat dan om een probleem waarvoor een mediationtoevoeging kan worden afgegeven. Voor andere conflicten, zoals ruzie tussen buren, kan in beginsel geen toevoeging worden verkregen, totdat het conflict een rechtsbelang betreft waarvoor gesubsidieerde rechtsbijstand kan worden verkregen. Indien partijen hun probleem door middel van mediation willen oplossen, zal een aanvraag om een mediationtoevoeging worden getoetst aan artikel 12 van de Wet op de rechtstand. Dit volgt uit de definitie van het begrip rechtzoekende. Voorzover partijen reeds een procedure hebben gestart en de rechter mediation adviseert, is een dergelijke toets niet meer aan de orde, indien al op toevoegbasis is geprocedeerd. In dat geval heeft de raad al aan artikel 12 van de Wet op de rechtsbijstand getoetst. Wel zal bij de aanvraag om een toevoeging een overeenkomst moeten worden overgelegd waaruit blijkt dat de rechtzoekende en zijn wederpartij hebben ingestemd met conflictbemiddeling. Beperking kring van bemiddelingsdeskundigen Naar aanleiding van de vragen van de leden van de PvdA-fractie over de in artikel 1 van de Wrb op te nemen definities van mediation en mediator kan ik antwoorden dat de (nieuwe) onderdelen s en t van genoemd artikel er (mede) toe strekken juist te verduidelijken dat in de Wrb en de daarop berustende regelgeving onder mediators een minder ruime kring van personen wordt begrepen dan de volledige groep van bemiddelingsdeskundigen. In onderdeel s wordt namelijk bepaald dat niet elke vorm van conflictbemiddeling door een bemiddelingsdeskundige als mediation wordt aangemerkt. Van mediation is alleen sprake in geval van bemiddeling door een bemiddelingsdeskundige in een geschil ten behoeve waarvan door ten minste een partij aanspraak kan worden gemaakt op gesubsidieerde mediation. Dit betekent dat het overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, eerste lid, van de Wrb in elk geval moet gaan om bemiddeling aan een of meer partijen in een geschil ter zake van een in de Nederlandse rechtssfeer liggend rechtsbelang. Daarnaast volgt uit onder- 21

Art. 1 Wet op de rechtsbijstand deel t dat alleen degenen die voor het verrichten van mediation in vorenbedoelde zin bij de raad voor rechtsbijstand zijn ingeschreven als mediator in de zin van de Wrb worden aangemerkt. Kamerstukken I 2007/08, 30 436, C (MvA). Jurisprudentie Lid 1 onder e en h Aard bijstand door mediator De bijstand die een mediator verleent is geen rechtsbijstand in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wrb nu deze niet rechtskundig van aard is en niet is gericht op het rechtsbelang dat de rechtzoekende rechtstreeks en individueel raakt, maar op de gemeenschappelijke belangen van de bij de mediation betrokken partijen. Voorts zijn de betrokken mediators geen rechtsbijstandverlener in de zin van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h, van de Wrb nu, zoals ter zitting van de zijde van de raad is bevestigd, de raad geen overeenkomst met de betrokken mediators is aangegaan tot het verlenen van rechtsbijstand. RvS 20 mei 2009, nr. 200805271/1, LJN BI4551, JOM 2009, 526; JB 2009, 166. N.B. Zie echter de Wet van 29 december 2008 tot wijziging van de Wet op de rechtsbijstand houdende herrijking van de verlening van rechtsbijstand door de raden voor rechtsbijstand en de invoering van een lichte adviestoevoeging, alsmede de regeling van de vergoeding van mediation, Stb. 2009, 4, in werking getreden op 1 juli 2009, waarmee Hoofdstuk IVa. Mediation, is ingevoegd. Lid 1 onder f Referent visum voor kort verblijf als belanghebbende De rechtbank heeft kennis genomen van de uitspraak van de Afdeling 6.2. bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: Afdeling) van 12 januari 2004, JV 2004, 82; LJN AO1686. In r.o. 2.4.4. van die uitspraak overweegt de Afdeling dat niet valt in te zien dat de referent geen belanghebbende is bij het besluit op een door zijn echtgenote in het land van herkomst of bestendig verblijf in te dienen aanvraag [voor een mvv], zodat hij daartegen ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Awb bezwaar kan maken, omdat hij niet behoort tot één van de in artikel 70, eerste lid, van de Vw 2000 genoemde personen. Met die laatste bepaling, zo overweegt de Afdeling opnieuw, onder verwijzing naar haar uitspraak van 8 oktober 22