Jurisprudentie-overzicht van uitspraken over de digitale aspecten van bestemmingsplannen



Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RVS:2013:1951

Onderdeel raadsprogramma: 3 (Wonen en ruimtelijke ontwikkeling) Portefeuillehouder: Robbert Peek (ruimtelijke ordening)

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RVS:2014:1463

Gewijzigde vaststelling '4e herziening bestemmingsplan Buitengebied gemeente Dalfsen, Plattelandswoningen'.

/1/R4 woensdag 13 februari de raad van de gemeente Lansingerland,

1)estuursreclaqirA,IL

' Raad. IBİM» Hill VanState Stuknummer: GEMEENTE SCHAGEI. Raad van de gemeente Harenkarspel Postbus AA SCHAGEN

ECLI:NL:RVS:2013:1522

Raadsvoorstel. Onderwerp Ongewijzigd vaststellen bestemmingsplan Ronde Akkers. Aan de gemeenteraad,

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen.

Doelstelling van onderhavig plan is het juridisch-planologisch mogelijk maken van de bouw van maximaal één woning op voornoemde locatie.

Raadsvoorstel ongewijzigd vaststellen bestemmingsplan "Dorpstraat 59"(Riel)

Uitspraak /1/R3

Raadsvoorstel en besluitnota

ECLI:NL:RVS:2011:BT6665

Afdeling bestuursrechtspraak. Uw kenmerk. Behandelend ambtenaar

Afdeling bestuursrechtspraak. Raad van de gemeente Geertruidenberg Postbus GA RAAMSDONKSVEER HUM

Aanvullende Voordracht van Gedeputeerde Staten aan Provinciale

, bestuursrecspu.k. Deze brief is geautomatiseerd aangemaakt en is daarom niet ondertekend.

Uitspraak /1/R6

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar J.P. van het Hul

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raadsvoorstel. Onderwerp Ongewijzigd vaststellen bestemmingsplan Dorpsplein 18 (Riel) 12 maart Aan de gemeenteraad,

ECLI:NL:RVS:2014:3854

Uitspraak /1/R2

Voorstel aan de gemeenteraad

HABITAT ADVOCATENKANTOOR OMGEVINGSRECHT WONEN I ONDERNEMEN I NATUUR

Raad. A1l5š.l,lt*lš.1n1g3;ll:~<:sït 1,1fsfrs<.:š'.tïspz1;t;,i.k. Postbus AA DALFSEN. 17 december /2/R1

ECLI:NL:RVS:2014:1156

Bij besluit van 26 januari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2009, reparatieplan (BP1065)" vastgesteld.

Bestemmingsplan 1e partiële herziening BP Oosteindsepolder en Warmoeziersweg (caravanstalling Oosteindseweg 155b)

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. D.J.J.M. Wolfs

Verwerking Uitspraken bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid

Raadsvoorstel tot (gewijzigde) vaststelling van het bestemmingsplan "Landhof, fase 3"

ons kenmerk ECGR/U Lbr. 13/100

Afde1ing besruursrechtspraak. 9 \--1 S t_lv\ 3 1~u:. P. Slappendel

gehoord de commissie Economie, Ruimtelijke Ordening en Milieu op 24 januari 2018

gemeente Eindhoven Doelstelling Door de bestemmingsplanherziening wordt de legale en bestaande situatie planologisch juist opgenomen.

7. Bij de planvaststelling heeft de raad (voor zover in casu relevant) besloten om:

ECLI:NL:RVS:2013:BZ2509

Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, 1e herziening. Gemeente Rucphen Vastgesteld

Toelichting bestemmingsplan 1e partiele herziening Veersedijk

Afdeling bestuursrechtspraak. Voorstel behandelwijze; jlbicid raaddd: 2^ v \ Uw kenmerk

Uitspraak /1/R3

PROVINCIALE STATEN VAN OVERIJSSEL Reg.nr. PÖ/JLolS/ \OU& 1 8 DEC Routing

Afdeling bestunrsreclitspraak. Behandelend ambtenii;ir J. Jhauw

Ambtelijke bijstand: Janke Bolt 1

Uitspraak /1/R2

Adviesnota aan gemeenteraad

Raadsvoorstel nr Portefeuillehouder wethouder drs. G. van der Hoeven

Bestemmingsplan Partiële hervaststelling bestemmingsplan Wilhelminapark-Palisiumpark Gemeente Brummen

Uitspraak /1/R1 Raad van State

de deelraad van het stadsdeel Noord (thans: de raad van de gemeente Amsterdam), verweerder.

Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk

Uitspraak /1/R2

Dossiervorming in bestemmingsplanzaken door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State na 1 januari 2010

Bestemmingsplan Jan Sluytersstraat, 1e herziening (correctie regeling parkeren Woongebied)

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Bestemmingsplan Herziening bedrijventerrein Loopkant Liessent. Gemeente Uden

Uitspraak /1/R2

Afdeling bestnursrechtspraak. Uw kenmerk. Behandelend ambtenaar F. Sardar

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738


1e partiële herziening Hoofdwinkelcentrum

~,. Raad. vanstate 17 APRIL s~3~y 9,~, J.A. Frans BP Dorpskernen Liesveld

Uitspraak /1/R3

In de bovenvermelde zaak is uitspraak gedaan. Een afschrift van deze uitspraak treft u hierbij aan.

ECLI:NL:RVS:2014:2790

Uitspraak /1/R1

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

T oelichting. Hoofdstuk 1 Inleiding. Afstemming op SVBP2012

Raad. . te- 13. vanstate. -6 FEB. 2(m. Afdeling bestuursrechtspraak GEMEEME SOEST. Ingek. Nr. Afd.: ^ (

Afd eli n g bes tuursrechtspraak TEAM: Behandelend amhten.iar P. Slappendel

Raad \ Afdeling bestuursrechtspraak vanstate

ECLI:NL:CRVB:2017:2145

Uitspraak /1/R3

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar A.H.M. Boevink

Uitspraak /1/R1

/1/R3 7 9 april 2014 lngevolge artikel 8, lid 8.1, van de planregels zijn de voor - "Gemengd 1" aangewezen gronden bestemd voor: a. culturele

ECLI:NL:RVS:2014:1722

Onderwerp: Vaststelling bestemmingsplan Willem Alexanderweg 79, Cothen

ECLI:NL:RBGEL:2015:5301

ECLI:NL:RVS:2014:1872

Bestemmingsplan Zuidhoek, 1e herziening

Bestemmingsplan Herziening bedrijventerrein Loopkant Liessent. Gemeente Uden

Afdeling bestuursrechtspraak. Uw kenmerk. Behandelend ambtenaar Y.A. Neijssel

Afdeling bestuursrechtspraak. Afdeling; Uw kenmerk. lichandelcnd ambtenaar

Raad vanstate. Afdeling bestuursrechtspraak Gemeente Lansingerland 01 Inkomende Post d.d. 07/11/2013

gehoord de commissie Economie, Ruimtelijke Ordening en Milieu op 14 september 2016

Het plangebied omvat het centrumgebied van Hendrik-Ido-Ambacht. Het centrumgebied bestaat uit de buurten: 1. Dorp; 2. Oostendam en 3. Kruiswiel.

Uitspraak /2/R3

A fdeling bestunrsrcchtspraak. Uw kenmerk

ECLI:NL:RVS:2016:2872

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ONDERWERP Gedeeltelijke herziening bestemmingsplan "Centrum en omgeving" t.b.v. nieuwbouw Vomar


Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

Voorstel raad en raadsbesluit

Transcriptie:

Jurisprudentie-overzicht van uitspraken over de digitale aspecten van bestemmingsplannen De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is inmiddels zo n 5 jaar in werking. De digitalisering van de ruimtelijke ordeningspraktijk is in 2008 ingezet met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Vanaf 1 januari 2010 geldt voor alle ruimtelijke plannen (waaronder bestemmingsplannen 1 ) een plicht tot digitalisering. Ook gelden eisen aan de inrichting en vormgeving ervan en moeten ze elektronisch beschikbaar worden gesteld. Inmiddels is na 5 jaar redelijk wat jurisprudentie van de Afdeling over de digitale aspecten van - in hoofdzaak - bestemmingsplannen. Wij maakten een analyse van deze digitale aspecten en bijbehorende jurisprudentie met de volgende onderwerpen: Digitale vereisten: Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening Digitale vereisten: verplichting aan te geven welke ondergrond is gebruikt Voorbereiding bestemmingsplan: onderzoeksrapporten op elektronische wijze beschikbaar stellen? Gebreken terinzagelegging / publicatie ontwerpbestemmingsplan Zienswijze per e-mail (elektronische zienswijze) en herstelmogelijkheid Elektronische vastlegging en vaststelling Discrepantie tussen digitale en papieren bestemmingsplan Onregelmatigheden na vaststelling Uit de analyse blijkt dat de Afdeling redelijk mild is ten aanzien van deze digitale verplichtingen. Digitale vereisten: Regeling Standaarden Ruimtelijke Ordening De wijze waarop een bestemmingsplan moet worden vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld dient vanaf 1 januari 2010 te geschieden overeenkomstig de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 respectievelijk 2012 (de Regeling) en de daarbij behorende Standaarden Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008/2012 (SVBP). De grondslag voor deze verplichting is te vinden in artikel 1.2.6 van het Bro. De Afdeling 2 heeft in een aantal uitspraken geoordeeld dat geen sprake is van strijd met de Regeling dan wel de SVBP 3. Uitzondering hierop is AbRvS van 25 januari 2012 (zaaknummer 201102037/1/R4) waarin de Afdeling een streep zet door een inpassingsplan omdat de SVBP niet goed is toegepast. De Afdeling stelt verder vast dat ingevolge paragraaf 2.2. van de SVBP 2008 de aanduiding agrarisch loonbedrijf onder de bestemming Bedrijven dient te worden geplaatst. Uit artikel 2, eerste lid, van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (hierna: de Regeling), in samenhang met artikel 1.2.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), volgt dat provinciale staten een inpassingsplan dienen vorm te geven, in te richten en beschikbaar te stellen overeenkomstig de SVBP 2008, die als bijlage II deel uitmaakt van de Regeling. Nu in het plan de aanduiding agrarisch loonbedrijf is geplaatst onder de bestemming Agrarisch dient te worden geoordeeld dat het plandeel met de bestemming Agrarisch en de aanduiding agrarisch loonbedrijf voor zover dat betrekking heeft op perceel [locatie 5] in strijd met artikel 2, eerste lid van de Regeling in samenhang met artikel 1.2.6. van het Bro, is vastgesteld. Het beroep is in zoverre gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd. 1 Onder bestemmingsplannen wordt eveneens verstaan de overige in artikel 1.2.1., eerste lid, van het Bro genoemde plannen, visies, besluiten en verordeningen. 2 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 3 AbRvS 28 september 2011, LJN BT 2793 / AbRvS 1 juni 2011, LJN BQ 6830 / AbRvS 1 juni 2011, LJN BQ 684 Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 Boxtel T +31 (0)411 850 400 F +31 (0)411 850 401 E info@bro.nl

In een recente uitspraak heeft de Afdeling zich weer positiever uitgesproken over de toepassing van de SVBP (AbRvS 3 juli 2013, zaaknummer 201101936/1/R1). 37.1. Ingevolge artikel 1.2.6, eerste lid, van het Bro kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld omtrent de vormgeving en inrichting van de in artikel 1.2.1, eerste lid, bedoelde visies, plannen, besluiten en verordeningen. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 worden bestemmingsplannen vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld overeenkomstig de SVBP 2008. 37.2. In de SVBP 2008 staat dat de daarin genoemde hoofdfuncties niet uitputtend zijn. Functies die niet zijn genoemd moeten in die hoofdgroep worden geplaatst die daarbij - gelet op de aard van de betrokken hoofdgroep - het beste past. De genoemde hoofdfuncties kunnen daarbij richtinggevend zijn. Voorts staat woonzorgaccommodatie niet in de SVBP 2008 als hoofdfunctie genoemd. Wel staan bij de hoofdgroep van bestemmingen Maatschappelijk de hoofdfuncties en gebruiksdoelen zorgboerderij en zorginstelling genoemd. De Afdeling overweegt dat zorgboerderij en zorginstelling met woonzorgaccommodatie vergelijkbare functies zijn. Nu de hoofdfuncties en gebruiksdoelen niet uitputtend in de SVBP 2008 zijn opgenomen en met woonzorgaccommodatie vergelijkbare hoofdfuncties in de hoofdgroep Maatschappelijk zijn opgenomen, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het plan wat betreft artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder a, van de planregels van het plan van 22 mei 2012 in strijd is met artikel 2, eerste lid, van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 gelezen in samenhang met artikel 1.2.6, eerste lid, van het Bro. Digitale vereisten: verplichting aan te geven welke ondergrond is gebruikt Bij het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan moet worden aangegeven welke ondergrond is gebruikt. In de casus van de uitspraak van de AbRvS van 3 juli 2013 (zaaknummer 201101936/1/R1) is dit niet gebeurd. Toch ziet de Afdeling hier aanleiding dit gebrek door de vingers te zien met toepassing van artikel 6:22 Awb. Bij besluit van 14 december 2010 heeft de raad van de gemeente Dinkelland het bestemmingsplan Buitengebied Deurningen, Deurningerstraat 49 en Borgdijk ongenummerd vastgesteld. Appellant sub 2 en appellant sub 1A en anderen betogen dat ten onrechte niet is aangegeven welke ondergrond is gebruikt. Ingevolge artikel 1.2.4, lid 1 van het Bro, worden de in artikel 1.2.1, lid 1 van het Bro, bedoelde visies, plannen, besluiten en verordeningen alsmede hun aansluiting op het aangrenzende gebied, vastgesteld met gebruikmaking van een duidelijke ondergrond. Bij het besluit tot vaststelling wordt aangegeven welke ondergrond is gebruikt. Het betrokken bestuursorgaan toont op verzoek de visie, het plan, het besluit of de verordening op deze ondergrond. De Afdeling stelt vast dat in het besluit van 22 mei 2012 niet is aangegeven welke ondergrond is gebruikt. Het besluit is dan ook in strijd met artikel 1.2.4, lid 1 van het Bro vastgesteld. De Afdeling ziet echter aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren, nu aannemelijk is dat de belanghebbenden door het gebrek niet zijn benadeeld. Niet gesteld of gebleken is dat vanwege dit gebrek onzekerheid bestaat over de bestemmingen en de daarbij behorende planregels die in het plangebied gelden. Voorbereiding bestemmingsplan: onderzoeksrapporten op elektronische wijze beschikbaar stellen? Op welke wijze een bestemmingsplan dient te worden voorbereid is in zijn algemeenheid beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en meer specifiek in artikel 3.8 van de Wro. Met betrekking tot de digitale aspecten is onder andere vastgelegd dat de openbare kennisgeving van de terinzagelegging van een ontwerpbestemmingsplan ook langs elektronische weg geschiedt. Daarnaast is geregeld dat het ontwerpbestemmingsplan met de hierbij bijbehorende stukken ook langs elektronische weg beschikbaar moet worden gesteld. Wat nu precies onder de hierbij bijbehorende stukken 4 moet worden verstaan was in eerste instantie onduidelijk, mede doordat de formulering van artikel 3.8 van de Wro met de hierbij bijbehorende stukken afwijkt van de in artikel 3:11, eerste lid, van de Awb genoemde met daarop betrekking hebbende stukken. De Afdeling heeft aan deze onduidelijkheid een einde gemaakt door te oordelen dat de formulering met de hierbij 4 Artikel 3:11, eerste lid, van de Awb luidt als volgt: het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.

bijbehorende stukken uitsluitend ziet op de verbeelding, de regels en de toelichting bij het (ontwerp)bestemmingsplan, waartoe ook wordt gerekend de bijlagen die zijn opgenomen bij - en als zodanig onderdeel uitmaken van - de toelichting en de regels, zoals een Staat van Bedrijfsactiviteiten 5. Het is dan ook niet verplicht om een milieueffectrapportage, welke geen onderdeel uitmaakt van het ontwerpbestemmingsplan, via elektronische weg beschikbaar te stellen 6. Door deze jurisprudentielijn blijft het noodzakelijk om voor een volledige informatievoorziening over het ontwerpbestemmingsplan, inclusief onderliggende stukken waaronder onderzoeksrapporten, de analoge documenten op het gemeentehuis te bekijken. Of dat wenselijk is vanuit oogpunt van een volledige digitale ruimtelijke ordeningspraktijk is de vraag. Gebreken terinzagelegging / publicatie ontwerpbestemmingsplan Vanwege de toenemende digitale vereisten aan een ontwerpbestemmingsplan en te volgen procedure neemt ook de kans op gebreken in deze fase toe. In de tijd dat de ruimtelijke ordening nog niet te maken had met enige vorm van digitalisering, hanteerde de Afdeling in beginsel een vrij strenge jurisprudentielijn betreffende gemaakte fouten ten aanzien van procedurevoorschriften in de ontwerpfase: geconstateerde gebreken hadden regelmatig een vernietiging tot gevolg. De Afdeling redeneerde dat de wettelijke eisen ter zake van de terinzagelegging en kennisgeving van een ontwerpbestemmingsplan als minimale waarborgen voor belanghebbenden dienen te worden beschouwd, waarvan strikte naleving noodzakelijk is 7. Deze strenge jurisprudentielijn is de afgelopen jaren steeds meer door de Afdeling genuanceerd, waarbij de Afdeling met name het accent legt op de belangen van belanghebbenden 8. Indien niet aannemelijk is dat de belangen van belanghebbenden zijn geschaad, wordt in beginsel door de Afdeling voorbijgegaan aan de geconstateerde gebreken in de ontwerpfase met toepassing van artikel 6:22 van de Awb 9. Hierdoor leidt een fout in de ontwerpfase vaker niet dan wel tot vernietiging van het bestemmingsplan. Dat dit uitgangspunt eveneens geldt voor de digitale verplichtingen van een ontwerpbestemmingsplan heeft de Afdeling in haar uitspraken van 30 juni 2010 10 en 9 maart 2011 11 bevestigd. De vraag of een ontwerpbestemmingsplan wel of niet beschikbaar is geweest is aan de orde geweest in AbRvS 22 augustus 2012 (zaaknummer 201108078/1/R4). Op grond van de index van www.ruimtelijkeplannen.nl kon worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan is ingelezen in het systeem en dat het ontwerp vanaf de juiste datum beschikbaar is geweest. Een andere manier waarop de gemeente kan aantonen dat een ontwerp bestemmingsplan wel is gepubliceerd is te vinden in de uitspraak van 25 januari 2012 (zaaknummer 201107460/1/R1). De gemeente kon aan de hand van twee schermuitdraaien aantonen dat het plan ter inzage is gelegd (met het adres van het digitale plan en de koppelingen naar de planonderdelen + de datum van publicatie). De Afdeling heeft op 19 oktober 2012 (zaaknummer 201207191/2/R4) geoordeeld dat een verzoeker (om voorlopige voorziening) niet is benadeeld door het feit dat de gemeente Ameland een deel van de gegevens van een ontwerpbestemmingsplan niet langs elektronische weg beschikbaar heeft gesteld. Een opmerkelijke uitspraak gezien de verplichtingen die hiervoor gelden. Volgens het Bro wordt een bestemmingsplan met de daarbij behorende stukken immers langs elektronische weg ter inzage gelegd. De voorzitter van de Raad van State neemt hierbij in ogenschouw dat de verzoeker reeds ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan hiervan op de hoogte was. De verzoeker heeft dit zelf schriftelijk gemeld bij de gemeenteraad van Ameland. Hierop heeft de gemeenteraad de verzoeker in gelegenheid gesteld alsnog kennis te nemen van de ontbrekende stukken en de zienswijze verder aan te vullen gedurende de termijn van terinzagelegging. Bovendien hebben de papieren stukken gedurende de termijn op het gemeentehuis ter inzage gelegen, zodat de verzoeker hoe dan ook de mogelijkheid had om deze papieren versie in te zien en te betrekken bij zijn zienswijze. De Afdeling acht het bovendien niet aannemelijk dat andere belanghebbenden vanwege de gebrekkige elektronische beschikbaarstelling, hebben 5 AbRvS 2 december 2009, LJN BK 50820 6 AbRvS 27 april 2011, LJN BQ 2639 7 AbRvS 21 oktober 2000, BR 2001, p. 42 (Bleiswijk) / AbRvS 1 februari 2001, BR 2001, p. 427 (Delfzijl) 8 AbRvS 19 april 2006, LJN AW 2269 / AbRvS 30 januari 2008, LJN BC 3052 9 Artikel 6:22 van de Awb luidt als volgt: een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een vormvoorschrift, door het orgaan dat op het bezwaar op beroep beslist, in stand worden gelaten indien blijkt dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld. 10 AbRvS 30 juni 2010, LJN BM 9688 11 AbRvS 9 maart 2011, LJN BP 7191. Een ander voorbeeld van jurisprudentie inzake digitale gebreken van een ontwerpbestemmingsplan betreft: AbRvS 28 april 2011, LJN BQ 3412

afgezien van het naar voren brengen van een zienswijze. Deze belanghebbenden hadden het gebrek ook kunnen onderkennen en hetzelfde kunnen doen als verzoeker. Bovendien konden ook zij de papieren versie inzien. Zienswijze per e-mail (elektronische zienswijze) en herstelmogelijkheid Een zienswijze kan alleen op elektronische wijze worden ingediend als dit uitdrukkelijk door de gemeente is aangegeven (artikel 2:15 Awb). Toch kan een zienswijze, die op elektronische wijze is ingediend zonder dat die weg open stond, ontvankelijk zijn, getuige AbRvS van 26 september 2012 (zaaknummer: 201108509/1/R4, L]N: BX8302). Bij besluit van 10 mei 2011 heeft de raad van de gemeente Westvoorne het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne gewijzigd vastgesteld. De raad voert aan dat het beroep van appellanten sub 3 niet-ontvankelijk is voor zover het de wijzigingsbevoegdheid betreft, omdat appellant sub 3B geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht, terwijl de zienswijze van appellant sub 3A niet-ontvankelijk is verklaard. Deze heeft geen schriftelijke zienswijze ingediend, maar een zienswijze per e-mail. Ten aanzien van het beroep van appellant sub 3 op het punt van de wijzigingsbevoegdheid, voor zover dit is ingesteld door appellant sub 3A, overweegt de Afdeling als voigt. De raad heeft niet kenbaar gemaakt dat de elektronische weg voor het indienen van zienswijzen is opengesteld, als bedoeld in artikel 2:15 lid 1 van de Awb. Nu uit voornoemd e-mailbericht valt af te Ieiden dat daarmee wordt beoogd een zienswijze naar voren te brengen en het is verzonden naar het officiële e-mailadres van het desbetreffende overheidslichaam, waar het binnen de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is binnengekomen, had de raad aan appellant sub 3A echter een herstelmogelijkheid dienen te bieden. Nu de raad appellant sub 3A niet in de gelegenheid heeft gesteld bij wijze van verzuimherstel de Iangs elektronische weg ingediende zienswijze alsnog op niet elektronische wijze in te dienen, kan appellant sub 3A redelijkerwijs niet worden verweten dat zij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Het beroep van appellant sub 3, voor zover het de wijzigingsbevoegdheid betreft, is dan ook niet-ontvankelijk voor zover het is ingesteld door appellant sub 3B, maar wel ontvankelijk voor zover het is ingesteld door appellant sub 3A. Elektronische vastlegging en vaststelling Uit artikel 1.2.3, eerste lid, van het Bro volgt dat bestemmingsplannen via elektronische weg worden vastgelegd en in die vorm worden vastgesteld. Daarnaast bepaalt het eerste lid dat gelijktijdig een volledige verbeelding op papier wordt vastgesteld. In een recente tussenuitspraak 12, heeft de Afdeling de bestuurlijke lus (artikel 8:80a Awb 13 ) toegepast. De Afdeling heeft geoordeeld dat uit het besluit van de raad, dat is genomen naar aanleiding van een eerdere tussenuitspraak in dezelfde zaak, niet blijkt dat het herziene bestemmingsplan langs elektronische weg is vastgelegd en in die vorm is vastgesteld en dat derhalve sprake is van strijd met artikel 1.2.3, eerste lid, van het Bro. Hierbij is door de Afdeling mede van belang geacht dat het besluit en de bijbehorende stukken niet op www.ruimtelijkeplannen.nl zijn terug te vinden. De Afdeling heeft in deze tussenuitspraak niet gekozen voor vernietiging van het bestemmingsplan, maar de raad de opdracht gegeven om binnen 8 weken het gebrek in de elektronische vastlegging en vaststelling te herstellen. Deze tussenuitspraak heeft - in deze vorm - behoorlijke gevolgen voor de praktijk, zeker als dit de lijn van de jurisprudentie wordt. Immers: er wordt niet voldaan aan de wettelijke vereisten en toch wordt de raad in de gelegenheid gesteld het gebrek te herstellen. Op zich een praktische oplossing, die door sommigen wellicht zal worden toegejuicht. Maar of we er echt blij mee moeten zijn en of deze lijn in de toekomst moet worden doorgetrokken, is zeer de vraag. De wettelijke eisen zijn er niet voor niets en het kan niet zo zijn dat de planopsteller in de gelegenheid wordt gesteld om gebreken bij de vaststelling te herstellen. In de zaak AbRvS 7 maart 2012, no. 201100022/1/R1 blijkt dat het technisch mogelijk is dat verschillende versies van een vastgesteld bestemmingsplan op www.ruimtelijkeplannen.nl worden geplaatst én geplaatst blijven. In het ene plan was een bepaalde functieaanduiding 12 AbRvS 3 augustus 2011, LJN BR 3989 13 Wet Bestuurlijke Lus Awb, Staatsblad 2009, 570, van 1 januari 2010

wel opgenomen en in de andere versie niet. Ook was niet duidelijk in het vaststellingsbesluit aangegeven welk plan is vastgesteld. De Afdeling lost dit praktisch op door de gemeente de opdracht te geven de juiste versie van het plan binnen 16 weken vast te stellen. En de verkeerde versie van www.ruimtelijkeplannen.nl te halen. Discrepantie tussen digitale en papieren bestemmingsplan Idealiter komt het digitaal vastgestelde bestemmingsplan exact overeen met het vastgestelde plan op papier. Uiteraard zijn er verschillen in verschijningsvorm, maar de digitale inhoud van het plan moet gelijk zijn aan de analoge inhoud. Uit de praktijk blijkt echter dat verschillen tussen het digitale bestemmingsplan en de papieren verbeelding daarvan geen uitzondering zijn. Voor deze gevallen heeft de wetgever in artikel 1.2.3, twee lid van het Bro bepaald, dat indien na vaststelling van een bestemmingsplan de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan en die van de verbeelding daarvan op papier tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, de digitale inhoud beslissend is. Dit uitgangspunt geldt overigens niet voor een bestemmingsplan waarvan het ontwerp voor 1 januari 2010 ter inzage is gelegd; in dat geval is de inhoud van de papieren vorm doorslaggevend 14. De Afdeling heeft het voorgaande bevestigd in haar uitspraak van 16 februari 2011 15. De verhouding tussen de papieren versie van het bestemmingsplan en het GML-bestand (elektronische versie) is nogmaals aan de orde geweest in AbRvS van 7 augustus 2013, zaaknummer 201211694/1/R: In dit geval werd in de papieren planregels verwezen naar het GML-bestand van het ontwerpplan. in de langs elektronische weg beschikbaar gestelde planregels wordt, in tegenstelling tot de verwijzing in de papieren versie van de planregels, verwezen naar het GML-bestand van het vastgestelde plan. De Afdeling achtte het vastgestelde GML-bestand doorslaggevend. Verder ziet de Afdeling een paar kleinere foutjes door de vingers met toepassing van artikel 6:22 Awb (passeren van gebreken). Bij besluit van 27 september 2012 heeft de raad van de gemeente Hilvarenbeek het bestemmingsplan Paardenstraat/Bloemenstraat te Hilvarenbeek vastgesteld. Appellanten voeren aan dat het vastgestelde plan in strijd is met de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008. Zij wijzen er in dit verband op dat in artikel 1, aanhef en onder 1.2, van de papieren planregels wordt verwezen naar het GML-bestand van het ontwerpplan in plaats van het vastgestelde plan. Bovendien is het IMRO-nummer van het vastgestelde plan te lang. Uit het SVBP 2008 volgt dat hiervoor maximaal 18 leestekens zijn toegestaan. Verder zijn artikel 5, lid 5.3 (afwijken van de gebruiksregels) en lid 5.4 (afwijken van de bouwregels), van de planregels bij het vastgestelde plan ten onrechte gold ten tijde van belang, dient de raad het bestemmingsplan vorm te geven en in te richten overeenkomstig de SVBP 2008 en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten die als bijlagen deel uitmaken van deze Regeling. Ingevolge paragraaf 5.4 van het SVBP 2008 moeten, indien in een te maken bestemmingsplan begrippen als genoemd in bijlage 11 worden gehanteerd, deze worden overgenomen. Ingevolge bijlage 11 van het SVBP 2008 worden in de regels van een bestemmingsplan in de inleidende regels van Hoofdstuk 1 in het artikel Begrippen de volgende begrippen en verklaringen opgenomen (voor zover van toepassing): [ ]; bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.xxxx. yyyyyyyyyyy.zzzz met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen); Ingevolge paragraaf 2.4 in samenhang met paragraaf 3.2 van de STRI 2008 kent elk Wro-instrument een eigen identificatie (idn). Deze identificatie maakt het mogelijk dat op landelijk niveau een uniek onderscheid voor ieder instrument aanwezig is. Voor de invulling hiervan wordt eerst vermeld : NL.IMRO, vervolgens wordt het CBS-nummer van de bronhouder (voor het Rijk: 0000), gevolgd door een punt (.) en aansluitend een unieke naam van maximaal 18 tekens, een koppelstreepje (-) en een versie van maximaal 4 alfanumerieke tekens. Vast staat dat in de langs elektronische weg beschikbaar gestelde planregels, in tegenstelling tot in de papieren versie van de planregels, in artikel 1, aanhef en onder 1.2, van de planregels wordt verwezen naar het GML-bestand van het vastgestelde plan. Nu eerstgenoemde versie, 14 Artikel 8.1.1, eerste en tweede lid, van het Bro 15 AbRvS 16 februari 2011, LJN BP 4751

gelet op hetgeen is overwogen onder 6.2 doorslaggevend is, faalt het betoog in zoverre. Wat betreft de lengte van het IMRO-nummer volgt uit paragraaf 2.4 in samenhang met paragraaf 3.2 van de STRI 2008 dat de unieke naam maximaal 18 tekens mag bedragen. Het IMRO-nummer is in dit geval: NL.IMRO.0798.BPPaardenstrBloeme-VG01, waarbij het van belang zijnde BPPaardenstrBloeme 18 tekens bedraagt overeenkomstig de STRI 2008. Het betoog mist in zoverre feitelijke grondslag. Wat betreft het omdraaien van artikel 5, lid 5.3 en lid 5.4, van de planregels volgt uit paragraaf 5.3 van het SVBP 2008 dat in de planregels eerst de regels voor het afwijken van de bouwregels dienen te zijn opgenomen en daarna de regels voor het afwijken van de gebruiksregels. De Afdeling is echter van oordeel dat belanghebbenden niet zijn benadeeld doordat voornoemde artikelleden in de planregels zijn omgedraaid ten opzichte van hetgeen in het SVBP 2008 is voorgeschreven. Zij ziet dan ook aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, zoals dat artikel luidde ten tijde van belang. Het betoog faalt. Bij het ontbreken van een aanduiding op de digitale verbeelding, die wel op de papieren versie is opgenomen, is de digitale versie doorslaggevend. Het is echter mogelijk dat de raad duidelijk heeft bedoeld die aanduiding wel op te willen nemen. In dat geval moet de Afdeling formeel toetsen en het plan in principe vernietigen op dat onderdeel. De Afdeling lost dit in AbRvS 17 juli 2013 (zaaknummer 201300883/1R6) echter creatief op door het toepassen van de bestuurlijke lus (zie afdeling 8.2.2A Awb, destijds opgenomen in artikel 46, lid 6 WetRvS), door de gemeenteraad de kans te geven het gebrek te herstellen. Daarbij hoeft de raad het plan niet opnieuw in ontwerp ter inzage te leggen. Bij besluit van 4 december 2012 heeft de raad van de gemeente Renswoude het bestemmingsplan Dorpshart Renswoude vastgesteld. Ingevolge artikel 1.2.3, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening is indien na vaststelling de inhoud van de langs elektronische weg vastgelegde plannen en die van de verbeelding daarvan op papier tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, de eerstbedoelde inhoud beslissend. De Afdeling stelt voorop dat, gelet op die bepaling, de digitale versie van de verbeelding doorslaggevend is. De Afdeling stelt vast dat op de digitale verbeelding bij het voorliggende plan, anders dan op de papieren verbeelding, de gronden in het plangebied niet zijn voorzien van de aanduidingen detailhandel en supermarkt. Het plan maakt, gelet op artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder b, sub 1, van de planregels, anderszins op gronden met de bestemming Gemengd geen detailhandel mogelijk. Voorts staat het plan, gelet op artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, sub 1, en de overige planregels, anderszins ook geen supermarkt toe. Nu uit de Nota zienswijzen, die tegelijk met het bestemmingsplan is vastgesteld, het verweerschrift en het verhandelde ter zitting volgt dat uitdrukkelijk niet is beoogd in het plangebied geen supermarkt mogelijk te maken en geen detailhandel op gronden met de bestemming Gemengd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover de digitale verbeelding niet overeenstemt met de papieren verbeelding wat betreft voormelde aanduidingen, is genomen in strijd met de rechtszekerheid. De Afdeling ziet aanleiding de beroepsgronden van appellant pas te bespreken, nadat de hiervoor geconstateerde gebreken in het bestreden besluit zijn hersteld. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 46, zesde lid, van de WRvS, zoals dit luidde ten tijde van belang, op te dragen de gebreken in het bestreden besluit binnen de hierna te noemen termijn te herstellen door het nemen van een nieuw besluit. De raad dient daarbij met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 7 de digitale verbeelding overeenkomstig de papieren verbeelding te voorzien van de aanduidingen supermarkt en detailhandel. Het nieuwe besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden. Bij de voorbereiding van het besluit tot wijziging van het plan hoeft afdeling 3.4 van de Awb niet opnieuw te worden toegepast. Onregelmatigheden na vaststelling De praktijk leert dat, ondanks alle strikt voorgeschreven regels over de digitale aspecten van een bestemmingsplan, onregelmatigheden na vaststelling van een bestemmingsplan kunnen voorkomen. De Afdeling gaat hier genuanceerd mee om, blijkt uit een recente uitspraak van

de Afdeling : Mogelijke onregelmatigheden na de datum van het bestreden besluit (lees na vaststelling van het bestemmingsplan) kunnen de rechtmatigheid van het besluit niet aantasten en kunnen derhalve niet leiden tot vernietiging van het besluit. Dit geldt in beginsel eveneens voor de digitale aspecten van een bestemmingsplan, zo blijkt uit de uitspraak. Ook gebreken in de bekendmaking van het vastgestelde bestemmingsplan leiden niet zonder meer tot vernietiging van een bestemmingsplan, omdat deze na de datum van de vaststelling hebben plaatsgevonden. In onderstaande uitspraak heeft de gemeente onder andere een onjuiste beroepstermijn opgenomen en is verzuimd de bekendmaking op elektronische wijze plaats te laten vinden. AbRvS 3 juli 2013, zaaknummer 201101936/1/R1. Wat betreft het betoog van [appellant sub 2] dat in de bekendmaking van het vastgestelde plan van 8 november ten onrechte niet is opgenomen welke wijzigingen zijn doorgevoerd ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan, dat het plan in strijd met artikel 3.8, vierde lid, van de Wro ten onrechte eerder bekend is gemaakt, het betoog van [appellant sub 1A] en anderen dat in de bekendmaking van 31 mei 2012 ten onrechte is opgenomen dat geen beroep tegen het besluit van 22 mei 2012 ingesteld kan worden en dat het besluit van 22 mei 2012 ten onrechte niet aan hen is medegedeeld en het betoog van [appellant sub 2] en [appellant sub 1A] en anderen dat de bekendmaking van 31 mei 2012 ten onrechte niet op elektronische wijze heeft plaatsgevonden en dat in deze bekendmaking een onjuiste beroepstermijn is opgenomen, overweegt de Afdeling dat deze beroepsgronden betrekking hebben op mogelijke onregelmatigheden van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kunnen aantasten. Dat in de tussenuitspraak van 28 maart 2012 is overwogen dat een nieuw besluit op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt dient te worden maakt dit niet anders. Deze mogelijke onregelmatigheden kunnen derhalve geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit. Voor meer informatie: roeland.mathijsen@bro.nl