Overdraagbare spongiforme encephalopathieën (OSE) (transmissible spongiform encephalopathies (TSE))



Vergelijkbare documenten
Regionaal Platform Ziekenhuishygiëne Regio Antwerpen. Overdraagbare spongiforme encephalopathieën (OSE)

Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu Hoge Gezondheidsraad

Aanbevelingen ter voorkoming van de overdracht van Creutzfeldt- Jakob in de verzorgingsinstellingen

Aanbevelingen ter voorkoming. overdraagbare spongiforme. (ziekte van Creutzfeldt-Jakob) in verzorgingsinstellingen

Bewaren en transporteren van gebruikt instrumentarium

STANDAARDVOORZORGSMAATREGELEN

PRODUCTINFORMATIE DESBEST 700

Aanslag en beton verwijderaar voor industriele toepasingen.

Bijlage IX AARD DER BIJZONDERE GEVAREN TOEGESCHREVEN AAN GEVAARLIJKE STOFFEN EN PREPARATEN :

Doel: Het benoemen van maatregelen om het risico van overdracht van micro-organismen van medewerkers van Hap t Hellegat naar patiënten te verminderen.

Aard der bijzondere gevaren toegeschreven aan gevaarlijke stoffen en preparaten: R-zinnen

Ziekenhuizen. Bewaren en transporteren van gebruikt instrumentarium voor sterilisatie

Enkelvoudige R-zinnen 1 In droge toestand ontplofbaar 2 Ontploffingsgevaar door schok, wrijving, vuur of andere ontstekingsoorzaken.

R-zinnen en S-zinnen. R-zinnen... 2 Gecombineerde R-zinnen... 4 S-zinnen... 7 Gecombineerde S-zinnen... 9

VEILIGHEIDSFICHE. volgens de Europese Richtlijn 91/155/EEG. Naam van het product : ALGINET FLASH (Gevelreiniger) Datum : 01/12/2011 Pagina 1

VOGELVLUCHT Laatste herziening: 16/10/2007, Versie 1.0 pagina 1 / 5

Aard der bijzondere gevaren toegeschreven aan gevaarlijke stoffen en preparaten (R-zinnen)

Bedankt voor uw vertrouwen in SUBESTA en tot ziens. Pagina 1 van 6

Scale. VEILIGHEIDS- INFORMATIEBLAD opgesteld volgens het veiligheidsinformatiebladenbesluit W.M.S.

Cedium chlorhexidini 0,05%, oplossing voor cutaan gebruik Chloorhexidine digluconaat

1. RISK & SAFETY ZINNEN

PC41. Industrie reiniger.

Bijlage 4. Praktische uitwerking vervoer van (verdachte) ebola/marburgpatie nten

Veiligheidsblad p. 1 / 5

PUBLICATIE VAN DE HOGE GEZONDHEIDSRAAD Nr

Aanslag en beton verwijderaar voor industriele toepasingen.

8,9. Opdracht door een scholier 2558 woorden 19 juni keer beoordeeld. Wat is een prion?

Toolbox-meeting Gevaarlijke stoffen

Chirurgische instrumenten gemaakt van gehard chroomnikkelstaal of chroomnikkelstaal (incidentele "grondreiniging") in dompelbad:

1 IDENTIFICATIE VAN DE STOF OF HET PREPARAAT EN DE VENNOOTSCHAP / ONDERNEMING.

Persoonlijke beschermingsmiddelen en maatregelen bij calamiteiten.

Veiligheidsblad p. 1 / 5

Daarnaast zijn er ook S-zinnen; deze geven aanbevelingen voor het veilig werken met bepaalde stoffen. S staat hier voor Safety.

Irriterend voor de ademhalingswegen Zeer irriterend voor de ogen (gevaar voor oogletsel) Buikpijn, diarree, braken

Afval Handhygiëne Beschermende kledij

Risico en Veiligheidszinnen op etiketten en veiligheidsbladen

ONTMANTELING VAN LABORATORIA DIE OSE-SNELTESTS

RISICOZINNEN (R-ZINNEN)

Wettelijk verplichte gevaarsetikettering

VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD Volgens EG-richtlijn 91/155/EEG en NEN/ISO

Code Voorzorgsmaatregelen Gevarenklasse Gevarencategorie

Producent/leveranciers informatie. Straat/postbus: Zonnebaan 56. Telefoon: Telefax:

Hoe overdracht vermijden: bijkomende voorzorgsmaatregelen. Opleiding docenten - 8 september 2016 A. Willemse

VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD

AANPAK (VERMOEDEN) NOROVIRUS- UITBRAAK IN EEN WZC

VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD Pagina 1

Algemene Procedure. Handhygiëne: handschoengebruik

Bijlage 7. Reinigen en desinfecteren van een ruimte 1 waar een patie nt met (mogelijke) ebola is verbleven

Veiligheidsinformatieblad

Tel.nr.voor : Nationaal Vergiftigingen Centrum Tel.nr: Bestanddelen Gewicht % CAS-Nr. EINECS-Nr. Ammonia <

Cedium chlorhexidini 0,05%, oplossing voor cutaan gebruik Chloorhexidine digluconaat

Chemische naam van de stof : Ammoniak oplossing, formule: NH4OH (waterige oplossing) Synoniemen : Ammonia

ZIEKENHUISHYGIENE in UZ Leuven: BASISPRINCIPES VOOR ASO s, Coassistenten & Stagiairs

PIPAC: Verpleegkundige aandachtspunten op PAZA

VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD Volgens EG-richtlijn 91/155/EEG en NEN/ISO

VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD

Uitgave mei Hoge Gezondheidsraad. Correspondentieadres: Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu Hoge Gezondheidsraad

1. Identificatie van de stof of het mengsel en van de vennootschap / onderneming

Veiligheidsinformatieblad Opgemaakt : /

2 Bijkomende of aanvullende voorzorgsmaatregelen

Explosieveilige elektrische/ventilatie-/verlichtings-/...apparatuur gebruiken. Uitsluitend vonkvrij gereedschap gebruiken

CLINIFAX BLEEKWATERTABLETTEN

Het voorkomen van verspreiding van micro-organismen. donderdag 12 november 2015

Veiligheidsinformatieblad

Veiligheidsinformatieblad volgens Verordening (EG) 1907/2006

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen Hygiene en infectiepreventie 9

Patiënteninformatie voor de behandeling met Revlimid (lenalidomide)

VEILIGHEIDS- INFORMATIE- BLAD

VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD LX 5200

TBC (OF TUBERCULOSE)

Glasvezel producten. Versie 1.0 Herzieningsdatum Printdatum

1. Hygiëne/Preventie en Beheersing van de Infectie

Protocol voor de handmatige voorontsmetting/-reiniging en de sterilisatie van sleutels SATELEC

1 Protocol voor het reinigen, desinfecteren en steriliseren van leeninstrumenten

Veiligheidsinformatieblad

Productnaam Zône Brandspiritus 85%

IODEX dermaal, 100 mg/g, oplossing voor cutaan gebruik Polyvidon-jood

Texaco Ruitensproeier antivries concentraat

DIAMUR Veiligheidsinformatieblad Mortel

Creutzfeldt-Jakob, ziekte van Richtlijn Meldingsplichtige ziekte groep C

Cedium iodine dermaal, 100 mg/g, oplossing voor cutaan gebruik Polyvidon-jood

VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD volgens 2001/58/EG. Vanish Oxi Action Vlekverwijderaar. RECKITT Datum: BENCKISER Pag. : 1 van 5.

Prionen. door dr. W. J. Gerritsen Tijdschrift Voeding Stichting Voeding Nederland Den Haag

VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD Volgens EG-richtlijn 91/155/EEG en NEN/ISO

VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD

7,4. Werkstuk door een scholier 2340 woorden 6 september keer beoordeeld. Wat is de geschiedenis van BSE?

VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD LX 5200 WIT

trisodium nitrilotriacetate % Carc. Cat. 3; R40 Xn; R22 Xi; R36 Sodium hydroxide (Natriumhydroxide)

Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Veilig werken bij uitleen verpleegartikelen

RSR reinigingsprotocol

Dit product is verkrijgbaar bij Carel Lurvink B.V. This product is available at Carel Lurvink B.V. Carel Lurvink B.V.

VEILIGHEIDS INFORMATIE BLAD

Reiniging en desinfectie anesthesie

VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD Volgens EG-richtlijn 91/155/EEG en NEN/ISO

AANPAK (VERMOEDEN) NOROVIRUS- UITBRAAK IN EEN WZC

Gevaarlijke stoffen zijn stoffen die gevaarlijk zijn voor je gezondheid. Op je werk, maar ook thuis zijn veel meer gevaarlijke stoffen dan je denkt.

Veiligheidsinformatieblad volgens richtlijn 91/155/EEG

*** VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD ***

6. INSTRUMENTENZORG (Overgenomen uit advies HGR 8279, aangepast aan de tandheelkundige situatie )

1 Strikte naleving van handhygiëne

Transcriptie:

Overdraagbare spongiforme encephalopathieën (OSE) (transmissible spongiform encephalopathies (TSE)) Inleiding Door het mogelijke verband tussen een nieuwe variant van de ziekte van Cruetzfeldt- Jakob (vcjd) en boviene spongiforme encefalopathie (BSE, gekkekoeienziekte), kwam de klassieke CJD meer in de belangstelling. Het verwekkende agens, het prion, is niet gevoelig voor de gebruikelijke ontsmettingsen sterilisatietechnieken, hierdoor onstaan er twijfels omtrent de onschadelijkheid van herbruikbaar medisch materiaal. Personeel van verzorgingsinstellingen worden weinig geconfronteerd met patiënten die door CJD aangetast zijn, de incidentie bedraag ± 1,66/1.000.000 inwoners per jaar. In de periode 1998 tot 2001 waren er in België 56 bevestigde nieuwe gevallen. De lange incubatietijd laat vermoeden dat men in contact zou kunnen komen met asymptomatische patiënten. Iatrogene overdracht is beschreven bij orgaantransplantatie of toediening van menselijk groeihormoon. Nosocomiale overdracht is uiterst zeldzaam. De volgende tekst kan gezien worden als een praktische gids voor het personeel van verzorgingsinstellingen. Deze kan aangepast worden wanneer de epidemiologie zou wijzigen. OSE 1/13

1. Ziektebeelden Bij mensen en dieren die aan een dergelijke prionziekte zijn overleden, vertonen de hersenschors en de kleine hersenen talloze microscopisch kleine gaatjes waardoor ze een sponsachtig uiterlijk krijgen. Men spreekt dan ook van spongiforme encefalopathieën sponsvormige hersenziekten, ook bekend als prionenziekten http://www.vanmaanen.org/hans/artikelen/bse.html OSE komen zowel bij dieren als de mens voor: Dieren: scrapie: schapen en geiten BSE (bovine spongiform encephalopathy of gekke-koeienziekte): runderen TME (transmissible mink encephalopathy): nertsen CWD (chronic wasting disease): herten, eland FSE (feline spongiform encephalopathy): katten Exotic ungulate encephalopathy: kudu, nyala, beisa-antiloop, http://www.neurocenter-bern.ch/tse_e.shtml http://www.orst.edu/instruction/bb492/figletters/figs1.html Mens: zie tabel 1 Tabel 1 Humane OSE Eerste Rapportering Kuru 1957 coördinatieverlies gevolgd door dementie Sporadische Creutzfeldt- Jakob (spcjd) (85-90%) Familiale (fc- JD) (5-10%) Iatrogene (ic- JD) (<5%) Variante CJD (vcjd) >12 maanden Gerstmann- Sträussler- Scheinker Syndroom (GSS) Fatale familiale slapeloosheid Symptomen Transmissieweg Voorkomen Duur v/d ziekte 1921 dementie, gevolgd door coördinatieverlies kannibalisme onbekend Papoea, 3 mnd 1 jr. Nieuw-Guinea 2600 gevallen 1 per 1 miljoen < 6 maanden 1924 idem aangeboren 100 families 1 mnd 10 jr. 1974 idem corneatransplantaties duraplastieken; injectie menselijk groeihormoon en gonadotrofinen; gecontamineerde neurochirurgische instrumenten 1996 Psychiatrisch gedrag angst 1928 Coördinatieverlies, gevolgd door dementie Orale consumptie van met BSE-besmet vlees aangeboren 3 gevallen 110 gevallen 130 gevallen 6 gevallen >130 gevallen (juni 2002) 1 per 10 miljoen/jaar (50 families?)? 2 tot 6 jr. 1986 Moeilijk slapen, stoornissen autonoom zenuwstelaangeboren 9 families 7 32 maanden OSE 2/13

(FFI) Fatale sporadische slapeloosheid (FSI) sel, gevolgd door slapeloosheid en dementie 1999 Ernstige slaapstoornissen aangeboren? 7-13 maanden Alfons Maria Jakob (1884-1931) (1885-1964) Hans-Gerard Creutzfeldt http://www.aschaffenburg.de/wdeutsch/tourismus/menschen/details/jakob.php http://www.gva.be/dossiers/-b/bse/werner.asp http://www.kfunigraz.ac.at/ubt/depotleiterseminar2002/ gabrielprionen.ppt http://cjdfoundation.org/cjdinfo.html OSE 3/13

2. Oorzakelijk agens Prion = Proteinaceous Infectious particle (Prusiner, 1984) Normale prioneiwit = PrP c (prion related protein), heeft een beschermende rol voor de zenuwcellen. Abnormaal prioneiwit = PrP sc, PrP cj, PrP k, Stanley B Prusiner (1942-) http://www.nobel.se/medicine/laureates/1997/prusiner-autobio.html http://www.sas.upenn.edu/sasalum/newsltr/fall97/prusiner.html Eigenschappen Prionen hebben een zeer lange incubatietijd (enkele maanden tot 35 jaar) en zijn bestand tegen de gebruikelijke desinfectie- en sterilisatietechnieken, zuren, diepvriezen, UV- en X-stralen. De primaire structuren van PrPc en PrPsc zijn identiek (= dezelfde aminozuursequentie), maar de secundaire structuur van PrPsc wordt gedomineerd door een betabandstructuren (43%) en bestaat voor slechts 30% uit alfa-helixstructuren, dit in tegenstelling tot PrPc (42% alfa-helixstructuur en bijna geen beta-bandstructuur); PrPsc is onoplosbaar in solventen is zeer resistent tegen protease Indien PrPsc in contact komt met PrPc, dan converteert het PrPc naar PrPsc. Deze moleculen (< 50 kd) binden zich met andere gevormde aggregaten. Prionen zijn zeer stabiele verbindingen Prionen zijn ongeveer 10 x lichter dan virussen. Prionen zijn 253 aminozuren groot http://users.rcn.com/jkimball.ma.ultranet/biologypages/p/prions.html J. Plum. Prionen: van kannibalisme tot dolle koeienziekte. Tijdschrift voor Geneeskunde, 52, nr.20, 1996; 1345-1350. OSE 4/13

3. Risico op overdracht in gezondheidsinstellingen 3.1 Overdracht van persoon tot persoon Op basis van huidige epidemiologische gegevens kan er gesteld worden dat er geen risico op overdracht bestaat voor gezondheidswerkers bij normaal contact met een patiënt met CJD. 3.2 Iatrogene overdracht Zie volgende 3.5. 3.3 Risicopatiënten Voorzorgen dienen genomen te worden bij: hoog risicopatiënten: met bevestigde of vermoedelijke CJD matig risicopatiënten met een potentieel risico op CJD: -patiënten die een duramater-ent ontvangen hebben -patiënten die een behandeling hebben ondergaan met geëxtraheerde hypofysaire hormonen (groeihormonen, gonadotrofinen, ). -patiënten met een familiale CJD-historie 3.4Besmettingsgevaar van weefsels, secreties en excreties Categorie I: zeer besmettelijk Categorie II: weinig besmettelijk Categorie III: geen aantoonbare besmettelijkheid hersenen, ruggenmerg, ogen lumbaal vocht, nier, lever, long, milt, tonsil, lymfeklier, placenta urine, tranen, zweet, sereus exudaat, sperma, speeksel, nasaal secreet, moedermelk, feces, bloed, schildklier, testis, skeletale spier, prostaat, perifere zenuwen, darm, hartspier, vetweefsel, bijnier, gingiva http://www.who.int/emc-documents/tse/docs/whocdscsraph2003.pdf http://www.iph.fgov.be/epidemio/epinl/cjdnl/rec01nl.pdf 3.5 Besmettingsgevaar volgens aard van de medische handeling Handelingen met een hoog risico: chirurgische ingreep of invasieve handeling ter hoogte van het zenuwstelsel, de ogen, het ruggenmerg of de duramater (lumbaal punctie, spinale chirurgie) sommige maxillofaciale ingrepen, sommige NKO-ingrepen. Handelingen met mogelijk risico: alle andere invasieve handelingen. Handelingen zonder risico: niet-invasieve handelingen, normale klinische contacten. 4. Inactivatie van prionen Prionen zijn resistent tegen de meest gangbare ontsmettings- en sterilisatieprocessen. Geen enkel procédé op zich waarborgt absolute inactivatie en volledig veilige ontsmetting van het materiaal. Er wordt daarom een combinatie van 2 technieken voorgesteld. De WGO erkent drie inactivatieprocédés: Thermische inactivatie door middel van stoom: autoclaveren op 134 C in een cyclus van 18 minuten of 6 opeenvolgende cycli van 3 minuten; Onderdompeling in een natriumhypochlorietoplossing (NaOCl) van 20.000 ppm gedurende 1 uur op kamertemperatuur (bereiding zie bijlage 2); Onderdompeling in een natriumhydroxide-oplossing (NaOH) 2M gedurende 1 uur op kamertemperatuur (bereiding zie bijlage 2). N.B. Experimenten zouden aantonen dat protease een log5 reductie van de prionen zou kunnen bereiken (juli 2003). Is op te volgen. OSE 5/13

5. Voorzorgen bij de verzorging van CJD-patiënten De maskers waarnaar verwezen wordt in de volgende tekst zijn van het type CE 149.2001 klasse FFP3. 5.1 Op de verpleegafdeling: Geen isolatieprocedures; toepassen van de standaardvoorzorgsmaatregelen. Bij contact met besmet materiaal is mechanische verwijdering door veelvuldig spoelen efficiënter dan het gebruik van handalcohol. 5.2 Diagnostische procedures waarbij instrumentarium in contact kan komen met weefsels of lichaamsvochten behorende tot categorie I en/of II worden op het einde van de dag en als laatste gepland. De gebruikte instrumenten en gecontamineerde voorwerpen worden verwijderd als risicohoudend medisch afval of behandeld volgens aangepaste desinfectie- of sterilisatiemethodes (zie ook 4). Bij procedures die in de kamer van de patiënt worden uitgevoerd zoals lumbale puncties dienen voorzorgen genomen te worden zodat contaminatie van de omgeving vermeden wordt. Decontaminatie van de omgeving dient uitgevoerd te worden met aangepaste desinfectiemiddelen (zie ook 5.3.4). Alleen een ervaren arts voert een lumbaalpunctie uit bij patiënten met hoog en matig risico. Hij draagt hierbij een vochtafstotende disposable schort, handschoenen en een gelaatsscherm (of masker en bril). Hij waakt erover dat de punctienaald zorgvuldig in de prikbestendige container voor scherpe en snijdende voorwerpen terechtkomt. Om de oppervlakken niet te besmetten, dekt men deze af met ondoordringbaar wegwerpmateriaal. Het lumbaal vocht wordt gemerkt als een mogelijk met OSE besmet monster (zie ook 5.3.5). Dit zal het laboratoriumpersoneel in staat stellen gebruik te maken van de nodige beschermmiddelen. Alle resten moeten verbrand worden. 5.3 Operatiekwartier Elke ingreep bij patiënten met (vermoeden van) OSE wordt best op het operatiekwartier uitgevoerd en dient gepland te worden zodat het personeel over voldoende tijd beschikt om de nodige voorbereidingen te treffen. Het is aanbevolen om deze patiënten op het einde van de dag te plannen. De ziekenhuishygiënist wordt op de hoogte gebracht. De centrale sterilisatie wordt op de hoogte gebracht, zodat deze voorzorgen kunnen nemen. De ingreep wordt uitgevoerd in aanwezigheid van getraind personeel. Beperk het noodzakelijk aantal personen in de operatiekamer tot het minimum. Geschreven procedures in geval van CJD moeten op elke afdeling, die bij de ingreep betrokken is, aanwezig zijn. 5.3.1 Voorbereiding zaal De operatietafel en alle meubilair (karren) moeten afgeschermd worden met ondoordringbaar afdekmateriaal voor éénmalig gebruik. Het gebruikte instrumentarium moet zo veel mogelijk voor éénmalig gebruik zijn, indien dit niet kan, stoomsteriliseerbaar. Alle herbruikbare, niet stoomsteriliseerbare instrumenten worden vernietigd. Men gebruikt zo weinig mogelijk instrumenten, men verwijdert ze uit de transportschaal en legt ze apart op een steriel veld, gebruikte instrumenten gaan niet terug in de schaal. Men beperkt het gebruik van aangedreven motoren (aërosolvorming) en vervangt deze, waar mogelijk, door types met manuele bediening. De aspiratiebokalen zijn zoveel mogelijk voor éénmalig gebruik. Wil men de bokalen later nog gebruiken dan moeten ze tot een kwart gevuld worden met natriumhypochlorietoplossing 20.000 ppm (zie bijlage 3). Bij voorkeur gebruikt men afdekmateriaal en kledij voor éénmalig gebruik. 5.3.2 Personeel Personeel draagt een water- en acloholweerstandige wegwerpschort over een plastic short en een gelaatsscherm. OSE 6/13

Onder de chirurgische handschoenen worden evt. veiligheidshandschoenen in Teflon gedragen. Er worden steeds 2 paar handschoenen gedragen. 5.3.3 Instrumenten voor éénmalig gebruik Instrumenten voor éénmalig gebruik verwijdert men rechtstreeks in een vormvast kunststof recipiënt voor risicohoudend medisch afval. Alle andere afval van de ingreep, verwijderde lichaamsdelen of weefselfragmenten, wegwerpmateriaal en linnen worden in hermetisch gesloten containers voor risicohoudend medisch afval gebracht, verwijderd en verbrand. 5.3.4 Reiniging operatiezaal Wil men de aspiratiebokalen later nog gebruiken, moet men de inhoud gedurende minstens 1 uur in contact laten met de natriumhypochlorietoplossing ( zie5.3.1) en daarna overgieten in een vormvaste container voor medisch risicoafval. Men ontsmet de zaal en de gebruikte tafels met natriumhypochlorietoplossing 20.000 ppm vóór de klassieke reiniging. Het onderhoudspersoneel dient veiligheidsmaatregelen te nemen (zie bijlage 1). 5.3.5 Biopten Hersenweefsel met hoog- of matig risico, bewaart men in dubbele verpakking: eerst in een gesloten kunststoffen zak of container die men langs buiten reinigt met natriumhypochloriet 20.000 ppm; vervolgens plaatst men de eerste container in een tweede, gesloten container voor transport. Op de buitenste container wordt de aanduiding OSE gemarkeerd. 5.4 Anesthesie Ondanks het feit dat OSE niet overdraagbaar is via respiratoire weg, is het aanbevolen om alle instrumenten die in contact kwamen met de mond, farynx, tonsillen en luchtwegen te behandelen met chemische en thermische ontsmetting (zie 5.5.3 en 5.5.4) Naalden worden best niet herbruikt. Naalden die in contact komen met cerebro-spinaal vocht of gebruikt worden voor lokale anesthesie moeten vernietigd worden. 5.5 Sterilisatieafdeling 5.5.1 Transport van het materiaal met hoog of matig risico Het materiaal dat chemisch en thermisch ontsmetting vereist, wordt naar de centrale sterilisatieafdeling gebracht: In een vormvast wegwerprecipiënt dat hermetisch sluit. Niet in een vloeistof ondergedompeld, de instrumenten worden vochtig gehouden tot aan de reiniging en desinfectie. Onderdompeling in glutaaraldehyde of alcoholderivaten moet vermeden worden. Onmiddellijk na de ingreep, nadat de grootste verontreiniging met een disposable doek werd verwijderd. Vermijd indrogen van het organische materiaal. Het materiaal wordt bij voorkeur reeds op het operatiekwartier geopend om manipulaties op sterilisatie te verminderen. Gemarkeerd voor OSE of nadat gemeld werd dat risico bestaat voor besmetting met prionen. 5.5.2 Quarantaine maatregelen Het materiaal dat men gebruikt heeft om de diagnose te bevestigen of te verwerpen bij patiënten die mogelijk aan een OSE lijden en waar dus twijfel bestaat of het besmettelijk is, kan in natriumlaurylsulfaat (is een detergent) in quarantaine geplaatst worden in een goed sluitend wegwerprecipiënt. Men bewaart het als dusdanig tot de diagnose van OSE wordt bevestigd. Indien de diagnose weerlegd wordt, kan men het materiaal op de klassieke manier reiniging en steriliseren. Indien de diagnose bevestigd wordt, moet men het materiaal met het recipiënt vernietigen of behandelen volgens de beschreven methode. OSE 7/13

Indien men voor duur materiaal toch opteert voor een chemische en thermische ontsmetting, dan moet men het materiaal met zuiver water in een tweede vormvast recipient naspoelen, vooraleer verdere ontsmettingsstappen te starten. Verder worden de vloeistoffen verwijderd in een vormvaste container voor te verbranden medisch risicoafval, en worden tenslotte de recipiënten eveneens verwijderd als te verbranden afval. Bij twijfel verbrandt men bij voorkeur alles. 5.5.3 Reiniging en desinfectie Het is aangewezen om waar mogelijk een chemische-, gevolgd door een thermische inactivatie toe te passen. Een correcte reiniging vóór ontsmetting van het materiaal is steeds van cruciaal belang voor om het even welk agens. Een goede reiniging vermindert het infectiegevaar honderdvoudig. Men mag nooit oplossingen op basis van aldehyden gebruiken vermits deze prionen stabiliseren i.p.v. inactiveren. Het instrumentarium wordt eerst 1 uur in 2N NaOH of 2 uur in 1 N NaOH (NaOCl is zeer corrosief) ondergedompeld. Vermits deze procédés veel agressiever zijn dan de gebruikelijke ontsmettingsmiddelen, moet de gebruiker zich voor de verschillende behandelde materialen bij de fabrikant informeren over de toepasbaarheid van het aanbevolen inactivatieprocédé. In het algemeen tast natriumhypochloriet oxideerbare metalen als nikkel, ijzer, nietroestvrij staal aan, maar titanium niet. Natriumhydroxide mag niet in contact komen met aluminium omwille van oxidatie en mag niet gebruikt worden op rubber. Natriumhydroxide 2M is zeer corrosief en moet na het gebruik verwijderd worden als gevaarlijk afval. Personen die met deze producten werken, dienen zich te beschermen. Dure en ingewikkelde instrumenten, zoals endoscopen, die niet aan de voorgaande technieken weerstandig zijn, worden best, indien haalbaar, gebruikt met een beschermende, disposable hoes. De delen die niet afgeschermd zijn en die gecontamineerd zijn, worden behandeld met de meest effectieve behandeling die het materiaal volgens de fabrikant kan verdragen. Na de onderdompeling wordt het instrumentarium in een automatisch wastoestel gereinigd, apart van alle andere. Men laat het toestel de cyclus 2x uitvoeren. Nadien doet het wasautomaat leeg nog een reinigingscyclus om eventuele besmetting te minimaliseren. De voorspoeling van de instrumenten gebeurt onder de 45 C. De reiniging gebeurt op minimaal 55 C of volgens de voorschriften van de fabrikant van de reinigingsproducten. De manipulatie van de instrumenten gebeurt met handschoenen die als besmet medisch afval verwijderd worden. 5.5.4 Sterilisatie Het materiaal wordt minimaal gesteriliseerd in een cyclus 134 C 18 min. Of 6 x de normale cyclus. (evt. ook de stoomsteriliseerbare (transport-)container mee steriliseren). Na deze cyclus wordt het materiaal aan de normale reinigings- en sterilisatiecyclus onderworpen. Gezien de lage incidentie in België blijft voor de Hoge Gezondheidsraad de systematische toepassing van langere sterilisatietijden voor bepaalde chirurgische ingrepen optioneel. 5.6 Laboratorium klinische biologie zie 5.7.3 5.7 Autopsie en anatoompathologisch laboratorium Autopsie van patiënten met een hoog risico op OSE wordt alleen in een gespecialiseerd centrum uitgevoerd. De monsters moeten voor OSE gemarkeerd naar het anatoompatho- OSE 8/13

logisch laboratorium worden verstuurd (zie 5.3.5), vermits daar extra maatregelen getroffen moeten worden. 5.7.1 Personeel Tijdens autopsie van patiënten met een hoog of een matig risico draagt het personeel: Wegwerpkleding en een waterdichte schort Een masker met een oogscherm of masker en bril zodat ogen, mond en neus volledig bedekt zijn Haar- en schoenbescherming is verplicht Onder de wegwerphandschoenen bij voorkeur ook veiligheidshandschoenen in Teflon of metaal. 5.7.2 Orgaanafname Idealiter zouden best 3 personen aanwezig zijn, de anatoompatholoog, geassisteerd door een technicus en een persoon voor de behandeling en labellen van de container. Hersenbiopten van patiënten met snel evoluerende dementie worden behandeld als potentiële OSE. De autopsie wordt bij voorkeur gedaan in de lijkzak zodat alle weefsels en vloeistoffen hierdoor opgevangen worden. Indien dit niet mogelijk is tracht men de tafel af te dekken met een ondoordringbaar wegwerpmateriaal. Men preleveert de hersenen in de laatste instantie om besmetting van de andere organen te vermijden. Men opent het schedeldak met behulp van een handzaag. Elektrische zagen die beschermd zijn door een kap uit kunststof en voorzien van een stofzuiger zijn zeer moeilijk te desinfecteren. Het is niet na te gaan of de filters alle prionen tegenhouden, daarom is het af te raden om elektrische systemen te gebruiken. Biopsiestalen, al dan niet voor invriezen, moeten bewaard worden in 2 plastiek zakken over mekaar of een sluitbare plastiek container waarvan de buitenzijde wordt schoongemaakt met een 5 % NaOCl oplossing. Met nieuwe handschoenen (proper) worden de stalen dan in een andere sluitbare plastiek container, die gemerkt is met een bioveiligheidssymbool en waarop de vermoedelijk diagnose vermeld staat, opgeborgen. De overige hersenen worden in een verse 4 % formaldehyde oplossing in een plastiek container gebracht die ook op dezelfde wijze gemerkt is. Men identificeert de monsters duidelijk als besmet en bewaart ze in hermetisch gesloten recipiënten waarvan de buitenkant met natriumhypochlorietoplossing 20.000 ppm is ontsmet. (zie 5.3.5) 5.7.3 Behandeling van monsters Voor het laboratoriumpersoneel valt werken met prion besmet materiaal onder de Europese richtlijnen. Door de besmettelijkheid en de afwezigheid van een geneesmiddel wordt prion materiaal geclassificeerd als klasse 3 materiaal (Hoge Gezondheidsraad, 1996). Werken met het prion materiaal is door zeer stringente veiligheidseisen omgeven. Deze eisen omvatten onder meer het werken met laboratoriumjas en handschoenen, het vernietigen van gecontamineerd wegwerpmateriaal en het adequaat desinfecteren van besmet materiaal en voorwerpen. Ook moet er steeds, zover het mogelijk is, in een laminaire flow-kamer gewerkt worden zodat het agens niet door aërosol vrij in het milieu kan komen. Formaldehyde inactiveert de prionen niet. De met formaldehyde gefixeerde weefsels moet men dus steeds met dezelfde voorzorgen behandelen als verse weefsels. Na fixatie dient men de hersenmonsters gedurende 1 uur te behandelen met een oplossing van mierenzuur 92-98%. Daarna mag men de monsters versnijden met een standaardmicrotoom met wegwerpmes. Het microtoom moet op een ondoordringbare wegwerpdoek geplaatst zijn. Bij het snijden moet men steeds veiligheidshandschoenen (Teflon of metaal) met daarover latex handschoenen dragen. Het snijafval wordt ter verbranding in een afvalcontainer voor besmet materiaal geworpen. Cytopathologisch onderzoek van cerebrospinaal vocht gebeurt in proefbuizen voor éénmalig gebruik. OSE 9/13

De monsters worden duidelijk geïdentificeerd en bewaard in hermetisch gesloten recipienten waarvan de buitenkant met een natriumhypochlorietoplossing 20.000 ppm wordt ontsmet. De vloeistoffen worden behandeld met een gelijke hoeveelheid Na-hypochloriet gedurende 2 uren en worden daarna als risicohoudend medisch afval behandeld en verwijderd. 5.7.4 Reiniging De plastiek tafelovertrek en het cellulosepapier samenvouwen en samen met de wegwerpkledij (schort, rubberen handschoenen,...) in de container voor risicohoudend medisch afval werpen, deze wordt later verbrand. De gebruikte instrumenten decontamineren volgens onderstaande instructies. Na de lijkzak te hebben gesloten en schoongemaakt met de 5 % NaOCL oplossing wordt met nieuwe handschoenen een nieuwe lijkzak over de oude aangebracht. De begrafenisondernemer dient bij het verder hanteren van het lijk steeds handschoenen te dragen. Bij het schoonmaken van de autopsiezaal moeten de schoonmakers/sters steeds een wegwerpschort, handschoenen en voetbescherming dragen die na gebruik bij het te verbranden afval worden geplaatst. Alvorens te reinigen moet men elke zichtbare vlek van bloed of lichaamsvochten gedurende minimaal 30 minuten in contact laten met een oplossing van natriumhypochloriet 20.000 ppm (niet op inox) of NaOH (niet op aluminium). De zaal wordt preferentieel schoongemaakt met een ioniserend detergent (vb een 3% SDS sodium dodecil sulfaat oplossing) De werkbank en de vloer worden ontsmet met een natriumhypochlorietoplossing 20.000 ppm en vervolgens gereinigd. 5.7.5 Afval De overblijfselen, wegwerpkledij, doeken enz. worden verwijderd als risicohoudend medisch afval in ondoordringbare containers en verbrand. Vermijd contaminatie van de buitenkant van de containers. 5.7.6 Materiaal Instrumenten voor meermalig gebruik worden ontsmet volgens de hierboven beschreven procédés die prionen inactiveren. Na reiniging kan chemische of thermische ontsmetting volstaan daar de instrumenten niet voor levende patiënten gebruikt worden. 5.7.7 Accidentele blootstelling De preventie van prik- en snijaccident is voor de anatoompatholoog van primordiaal belang. Alle incidenten moeten aan de Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk meegedeeld worden. Bij een prik- of snijaccident het bloeden stimuleren, de huid en de wonde behandelen met chloor (natriumhypochloriet 2,5%) gedurende 1uur of zo lang het verdragen wordt. Bij oog- en slijmvliescontact veelvuldig spoelen met water. Contact van intacte huid met besmet materiaal, veelvuldig spoelen met water. Het wasbekken reinigen met disposable tissues en verwijderen met afval. Besluit: Er dienen bijzondere voorzorgsmaatregelen getroffen te worden tegen de overdracht van prionen bij patiënten met matig en hoog risico voor CJD. Ze hebben vooral betrekking op de verwerking van materiaal dat gebruikt werd bij invasieve ingrepen en in contact kwam met weefsels met een hoog risico op besmetting. Voor chirurgische instrumenten betekent dit het toepassen van 2 werkzame procédés of de vernietiging ervan wanneer deze niet kunnen toegepast worden. Voor oppervlakken en werkruimten is een lange blootstelling aan natriumhypochloriet- of natriumhydroxideoplossing vóór de reiniging vereist. OSE 10/13

Bronnen: Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Hoge Gezondheidsraad (2001). «Aanbevelingen ter voorkoming van de overdracht van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (ziekte van Creutzfeldt-Jakob) in verzorgingsinstellingen» WHO Infection Control Guidelines for Transmissable Spongiform Encephalopathies. Bijlage 1; Richtlijnen voor de schoonmaak Het personeel van de autopsiezaal licht de schoonmaakfirma in over de aanwezigheid van een autopsie bij een patiënt met de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Vooraleer de autopsiezaal te betreden: beschermende kledij aandoen: - eigen kleding volledig uitdoen; - wegwerpkledij aandoen; - beschermende ONDOORDRINGBARE WEGWERPSCHORT aandoen; - muts; - masker; - plastic schoenbeschermers; - handschoenen (2paar met lange manchetten); - beschermende bril. Ontsmetting: met WEGWERPBAAR materiaal (spons, ): - autopsietafel en al het overige inox materiaal (bij twijfel vragen) met natriumhydroxide; - al de rest (zoals bv. de vloer) met javel. Beide producten gedurende twee uur laten inwerken; nadien goed spoelen met koud water en daarna poetsen (=klassieke reiniging). Afvalverwijdering: Het materiaal dat gebruikt werd voor de ontsmetting evenals de wegwerpbare beschermende kledij mag niet opnieuw gebruikt worden en dient in een gele plastic container voor risicohoudend medisch afval gedeponeerd te worden. OSE 11/13

Bijlage 2; veiligheidsvoorschriften Natriumhydroxideoplossing; NaOH 2 mol/l (2N) Is een waterige oplossing Veroorzaakt ernstige brandwonden. Bereiding 80g NaOH poeder in 1 l gedistilleerd water Persoonlijke bescherming Bescherming van de ademhalingswegen: - is nodig indien er dampen of aërosolen vrij komen Bescherming van de ogen: - vereist Bescherming van de handen/huid: - vereist Overige beschermingsmiddelen: - geschikte beschermende kledij (ondoordringbare schort) - verontreinigde kledij meteen vervangen. De huid insmeren met beschermende crème - gezicht en handen wassen na het werken met de stof Toxicologische informatie Na huidcontact - corrosies, necrose Na contact in ogen - corrosies, necrose, gevaar voor blindheid Na inslikken - corrosies in mond, slijmvliezen, slokdarm. Er is perforatiegevaar voor slokdarm en maag. Systemisch effect: collaps en dood Eerstehulpmaatregelen Na inhalatie - frisse lucht, waarschuw een arts Na huidcontact - verontreinigde kledij meteen uittrekken - veelvuldig spoelen met water. Betten met polyethyleenglycol 400 Na contact met de ogen - geopende ogen met water spoelen (minstens 10 minuten), meteen oogarts waarschuwen Na inslikken - slachtoffer veel water laten drinken (eventueel meerdere liters), niet laten braken (gevaar voor perforatie), meteen een arts verwittigen, niet trachten te neutraliseren. OSE 12/13

Bijlage 3; veiligheidsvoorschriften Natriumhypochlorietoplossing; NaOCL Is een waterige oplossing Veroorzaakt giftige gassen in contact met zuren, veroorzaakt brandwonden. Bereiding (2% of 20.000 ppm) Bleekwater 12 (eau de javel) 520 ml oplossing + 480 ml water Geconcentreerd bleekwater 47-50 150 ml oplossing + 850 ml water Persoonlijke bescherming Bescherming van de ademhalingswegen: - is nodig indien er dampen of aërosolen vrij komen Bescherming van de ogen: - vereist Bescherming van de handen/huid: - vereist Overige beschermingsmiddelen: - geschikte beschermende kledij (ondoordringbare schort) - verontreinigde kledij meteen vervangen. De huid insmeren met beschermende crème - gezicht en handen wassen na het werken met de stof Toxicologische informatie Na inhalatie - slijmvliesirritaties, hoesten, ademnood Na huidcontact - corrosief Na contact in ogen - corrosies, gevaar voor blindheid Na inslikken - verbranding in mond, keelholte, slokdarm en maag. Er is perforatiegevaar voor slokdarm en maag. Eerstehulpmaatregelen Na inhalatie - frisse lucht, waarschuw een arts Na huidcontact - verontreinigde kledij meteen uittrekken - veelvuldig spoelen met water. Betten met polyethyleenglycol 400 Na contact met de ogen - geopende ogen met water spoelen (minstens 10 minuten), meteen oogarts waarschuwen Na inslikken - slachtoffer veel water laten drinken (eventueel meerdere liters), niet laten braken (gevaar voor perforatie), meteen een arts verwittigen, niet trachten te neutraliseren. OSE 13/13