Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman.



Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Beoordeling. h2>klacht

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

Rapport. Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de directeur Belastingen van de Belastingdienst niet gegrond.

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/053

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Rapport. Rapport over de Commissie voor de Beroep- en Bezwaarschriften van de gemeente Leiden. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/106

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/124

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/334

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Publicatiedatum: 11 december Rapportnummer: 2014 / /19 3 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen uit Utrecht. Datum: 22 november Rapportnummer: 2011/346

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/402

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 2 oktober 2000 Rapportnummer: 2000/336

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 5 januari Rapportnummer: 2012/001

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 26 april 2000 Rapportnummer: 2000/163

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 7 december 2004 Rapportnummer: 2004/470

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Beoordeling. h2>klacht

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Rapport. Datum: 3 februari 2011 Rapportnummer: 2011/005

Rapport. Datum: 24 juli 2007 Rapportnummer: 2007/156

Rapport. Rapport over een klacht over IND uit Utrecht. Datum: 10 maart Rapportnummer: 2011/090

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Beoordeling. h2>klacht

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Rapport. Datum: 10 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/307

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport inzake een klacht over het College voor zorgverzekeringen (CVZ) in Diemen. Datum: 15 juni Rapportnummer: 2011/176

Rapport. Datum: 23 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/367

Rapport. Inzake een klacht over de minister van Defensie uit Den Haag. Datum: 18 augustus Rapportnummer: 2011/248

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/267

Een onderzoek naar een klacht over de gang van zaken rond de intrekking van een aanvraag.

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het Ministerie van Defensie uit Den Haag. Datum: 20 november Rapportnummer: 2011/341

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 19 februari 2001 Rapportnummer: 2001/048

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

Rapport. Datum: 8 april 2005 Rapportnummer: 2005/110

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Scherpenzeel. Datum: 8 juli Rapportnummer: 2011/207

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Centrale Administratie te Apeldoorn. Datum: 28 december Rapportnummer: 2011/366

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

4. Op 13 januari 2008 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat hij nog geen nieuw besluit van de PUR had ontvangen.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Administratie Kantoor uit Den Haag. Datum: 04 augustus Rapportnummer: 2011/229

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/304

Rapport. Datum: 23 maart 2006 Rapportnummer: 2006/114

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

Verder klaagt verzoekster over de wijze waarop het UWV te Venlo haar klacht heeft behandeld.

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/280

2. zijn klacht over bovenstaande niet in behandeling is genomen.

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Rapport. Datum: 31 december 2002 Rapportnummer: 2002/399

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de gemeente Veenendaal. Datum: 30 oktober Rapportnummer: 2012/181

Het is mij bekend dat u meent dat in zo'n geval geen kwijtschelding mogelijk is.

Rapport. Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht. Datum: 6 mei Rapportnummer: 2013/047

Een onderzoek naar de manier waarop de burgemeester van Valkenswaard is omgegaan met de klachten van een belanghebbende over een besluit.

Transcriptie:

Rapport

2 h2>klacht Verzoekster had een aanvraag ingediend om een WVG-voorziening, die de gemeente Wageningen had afgewezen, en het bezwaar dat verzoekster hiertegen had ingesteld, had de gemeente ongegrond verklaard. Verzoekster klaagt erover dat de gemeente Wageningen haar gemachtigde op diens verzoek van 17 oktober 2006, herhaald bij brief van 31 oktober 2006, geen inzage heeft gegeven in haar dossier. Beoordeling I. Bevindingen 1. Op 16 december 2005 vroeg verzoekster bij de gemeente Wageningen een vervoersvoorziening ingevolge de Wet Voorzieningen gehandicapten (WVG) aan. De gemeente wees op 7 juni 2006 verzoeksters verzoek af, waarop verzoekster bezwaar aantekende. Bij brief van 15 september 2006 verklaarde de gemeente het bezwaar ongegrond. 2. Verzoekster schakelde vervolgens een gemachtigde in, die bij brief van 17 oktober 2006 aan de gemeente om de stukken uit het dossier verzocht zodat hij verzoekster kon adviseren over de kansen in beroep. Op 30 oktober 2006 stelde verzoeksters gemachtigde beroep in bij de rechtbank Arnhem onder aankondiging van een nadere motivering van het beroep. Op 8 november 2006 schreef de gemachtigde verzoekster dat hij naar aanleiding van een telefoontje met haar echtgenoot het beroep bij de rechtbank had ingetrokken. 3. Verzoekster benaderde per e-mailbericht van 17 december 2006 de Nationale ombudsman. In een telefonische toelichting gaf verzoekster aan dat zij door het uitblijven van een reactie van de gemeente op het verzoek van haar gemachtigde haar kansen in beroep onvoldoende had kunnen bepalen en het instellen van beroep te riskant had gevonden, mede gelet op de hieraan verbonden kosten. De Nationale ombudsman legde verzoeksters brief op 8 februari 2007 aan de gemeente Wageningen voor met het verzoek deze als klacht te behandelen. Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman. 4. In haar beslissing merkte de gemeente op dat op grond van artikel 4 van de Landelijke procesregeling bestuursrecht (Lpb) de rechtbank ingeval van een verzuim in de zin van artikel 6:5 van Algemene wet bestuursrecht (Awb), zoals het ontbreken van een nadere onderbouwing van het beroepschrift, de indiener van het beroepschrift de mogelijkheid

3 geeft om dit verzuim binnen vier weken te herstellen. Dit betekende volgens de gemeente dat verzoekster binnen vier weken na 30 oktober 2006 de mogelijkheid had om de beroepsgronden nader aan te geven. Overigens had de rechtbank daarnaast ingevolge artikel 8:42 Awb en artikel 6 Lpb de mogelijkheid om bij de andere partij in de beroepsprocedure de benodigde stukken op te vragen; in dit kader had de rechtbank de gemeente bij brief van 1 november 2006 verzocht om de betreffende stukken binnen vier weken in tweevoud over te leggen, aan welk verzoek de gemeente bij brief van 6 november 2006 had voldaan. Gelet hierop was de gemeente van oordeel dat de beslissing om het beroep in een zeer vroeg stadium om haar moverende redenen in te trekken geheel aan verzoekster diende te worden toegerekend. Dit gold ook voor de juridische consequentie hiervan, namelijk dat de juridische middelen om tegen de besluitvorming van de gemeente op te komen hiermee waren uitgeput, aldus de gemeente. 5. De Nationale ombudsman stelde op 12 juli 2007 een onderzoek in en vroeg het college van burgemeester en wethouders van Wageningen (verder: het college) nader in te gaan op het argument dat het had opgeworpen in zijn brief van 16 maart 2007, te weten dat verzoekster via de rechtbank de gewenste stukken had kunnen bemachtigen. De Nationale ombudsman vroeg het college in dit verband hoe deze mogelijkheid zich naar de mening van het college verhield tot de verplichting van de gemeente om een gemotiveerd antwoord te geven op een verzoek om de stukken uit het dossier, zoals in casu door verzoeksters gemachtigde aan de gemeente gedaan. 6. Het college stelde zich op het standpunt dat het verzoeksters klacht ongegrond achtte. Hiertoe voerde het college aan dat de rechtbank nadat verzoeksters gemachtigde een pro forma beroepschrift had ingestuurd, de gemeente had verzocht om binnen vier weken de stukken in tweevoud toe te sturen. De gemeente had dit gedaan op 6 november 2007; desgevraagd had de rechtbank verklaard dat de stukken waren ontvangen en op 7 november 2007 waren doorgestuurd naar verzoeksters gemachtigde. Verzoeksters gemachtigde had vervolgens desgevraagd aan de gemeente verklaard de stukken op 8 november 2007 te hebben ontvangen. 7. Verzoeksters gemachtigde deelde een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman mee dat hij bij brief van 8 november 2007 het beroep bij de rechtbank had ingetrokken; waarbij van een advies op basis van de inhoud van het dossier geen sprake was geweest. De exacte volgorde van het uitgaan van deze brief en de ontvangst van de stukken van de rechtbank stelde hij niet meer te kunnen achterhalen. 8. Verzoekster verklaarde vervolgens dat ze in de overtuiging had verkeerd dat door het uitblijven van een reactie van de gemeente op het verzoek om de stukken uit het dossier haar beroepskansen waren verkeken in verband met het verstrijken van de beroepstermijnen. II. Beoordeling

4 9. Het beginsel van fair play houdt voor bestuursorganen in dat zij burgers de mogelijkheid geven hun procedurele kansen te benutten. Van een bestuursorgaan mag een houding worden verwacht waarbij een burger de gelegenheid wordt geboden zijn standpunt naar voren te brengen en te verdedigen, en het daaraan eventueel tegenovergestelde standpunt van een bestuursorgaan of van anderen te bestrijden. 10. Dit vereiste brengt met zich dat als een bestuursorgaan een besluit heeft genomen waartegen een belanghebbende bezwaar c.q. beroep wil instellen, het de belanghebbende dan wel diens gemachtigde op hun verzoek onverwijld inzage dient te verschaffen in het betreffende dossier. 11. Het is niet juist dat het college verzoeksters gemachtigde op diens verzoek geen inzage in de dossierstukken betreffende de WVG-aanvraag van verzoekster heeft gegeven, en zelfs in het geheel niet is ingegaan op het verzoek. 12. Hieraan doet niet af het argument van het college dat het de stukken aan de rechtbank had gestuurd, die ze had doorgezonden aan verzoeksters gemachtigde. Weliswaar leidt dit er, tezamen met de omstandigheid dat een verzuim bij het indienen van een beroepschrift, zoals het ontbreken van een onderbouwing van het beroep, gedurende vier weken kan worden hersteld, in de praktijk toe dat verzoekster in die zin niet in haar (proces)belangen is geschaad en de beslissing om haar beroepschrift in te trekken aan haar moet worden toegerekend. Dit neemt echter niet de initiële verplichting weg van het college om een verzoek om inzage in de dossierstukken op een zodanige termijn te honoreren dat belanghebbenden, in casu verzoekster met behulp van haar gemachtigde, in de gelegenheid zijn om een afweging te maken of zij al dan niet gebruik willen maken van hun recht om beroep bij de rechtbank aan te tekenen. De onderzochte gedraging is niet behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van Wageningen, is gegrond wegens schending van het beginsel van fair play. Onderzoek Op 27 maart 2007 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw A., met een klacht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van Wageningen. In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders van Wageningen verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

5 Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoekster deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. De reactie van het college van burgemeester en wethouders van Wageningen gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen of aan te vullen. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: 1. Aanvraag voor een vervoersvoorziening op grond van de Wet Voorziening Gehandicapten van 16 december 2007; 2. Besluit op de aanvraag van de gemeente Wageningen van 7 juni 2007; 3. Bezwaarschrift van verzoekster aan de gemeente van 7 juli 2006; 4. Besluit op het bezwaar van de gemeente van 15 september 2006; 5. Brief van verzoeksters gemachtigde aan de gemeente van 17 oktober 2006; 6. Beroepschrift van verzoeksters gemachtigde van 30 oktober 2006; 7. Brief van verzoeksters gemachtigde aan verzoekster van 8 november 2006; 8. Brief van verzoeksters gemachtigde aan de rechtbank van 8 november 2006; 9. Verzoekschrift aan de Nationale ombudsman van 17 december 2007 inclusief telefonische toelichting; 10. Brief van de gemeente aan verzoekster van 16 maart 2007; 11. Verzoekschrift aan de Nationale ombudsman van 27 maart 2007; 12. Standpunt van de gemeente van 19 juli 2007; 13. Verklaring van verzoeksters gemachtigde van 6 maart 2008. Bevindingen Zie onder Beoordeling.