Reglement 1a II. Stichting Pensioenfonds Yara Nederland. Medewerkers geboren vóór 1 januari 1950. Versie 1 januari 2014. Correspondentieadres:



Vergelijkbare documenten
Reglement 1a II. Stichting Pensioenfonds Yara Nederland. Medewerkers geboren vóór 1 januari Versie Correspondentieadres:

Stichting Pensioenfonds Yara Nederland Reglement 1c 2015 Towers Watson

Reglement 1c. Stichting Pensioenfonds Yara Nederland. 1 augustus 2014 Gesloten per 1 augustus Correspondentieadres:

Reglement 1c. Stichting Pensioenfonds Yara Nederland. Ingangsdatum 1 januari 2017 Vastgesteld in de bestuursvergadering van 19 december 2016

Reglement 1c. Stichting Pensioenfonds Yara Nederland. Ingangsdatum 1 januari 2018 Vastgesteld in de bestuursvergadering van 27 februari 2018

Stichting Metro Pensioenfonds. ANW Hiaatreglement. 28 oktober 2008

Reglement Anw-hiaatpensioen

RANK XEROX (NEDERLAND) B.V. PENSIOENREGLEMENT

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Reglement Anw-hiaatpensioen

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Reglement Aanvullend Arbeidsongeschiktheidspensioen (AAOP) Stichting Pensioenfonds Yara Nederland. 1 januari Correspondentieadres:

Addendum op het pensioenreglement van 1 januari 1988, versie 8

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Reglement Regeling Vervroegd Uittreden voor werknemers die na 30 juni 1937 en voor 1 januari 1950 zijn geboren

Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd 2014

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Pensioenreglement van kracht per 1 januari 2016 Stichting Pensioenfonds Atradius Nederland

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

REGLEMENT voor Anw-hiatenpensioen. van. Stichting Pensioenfonds Haskoning. Nijmegen. Reglement ANW-hiatenpensioen, versie januari 2012

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Aanvullend pensioenreglement "Excedent middelloon "

REGLEMENT EXCEDENT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

Aanvullend reglement

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

PENSIOENREGLEMENT. Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. 1 januari 2015

PER 1 JANUARI 2015 PENSIOENREGLEMENT RICOH NEDERLAND MET INGANG VAN 1 JANUARI 2015 UITGEVOERD DOORAEGON LEVENSVERZEKERING N.V.

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

Bijlage A2 PENSIOENREGLEMENT a.s.r.

PENSIOENREGLEMENT II STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN. Juni 2015

PENSIOENREGLEMENT. Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. 1 januari 2018

Werkgever: Metro, en de door de directie aangewezen verbonden. ondernemingen, waarmee de stichting, onder goedkeuring van de

AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT EINDLOON

Aanvulling 3 op het Pensioenreglement 2011

REGLEMENT WAO-HIATENPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement WIA -Excedentpensioen

Stichting Pensioenfonds HAL

STICHTING PENSIOENFONDS DUPONT NEDERLAND. Pensioenreglement voor de Eindloonregeling

Prepensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Jacobs Nederland. versie 1 oktober 2014

delta lloyd pensioenfonds

STICHTING PENSIOENFONDS RICOH NEDERLAND

Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67)

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

Addendum 2 bij het Pensioenreglement pensioenregeling A, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Progress. Pensioenreglement 2002

Reglement ANW-hiaatverzekering. van. Pensioenfonds Deloitte

HAGEMEYER REGELING 2015

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

PENSIOENREGLEMENT. Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. 1 januari 2008

Stichting Pensioenfonds Trespa. Brochure Pensioenregeling

Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd. Pensioenreglement (vastgesteld 29 maart 2017)

Pensioenbijspaarreglement van Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 juli 2015 pagina 1 van 47

Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd Pensioenreglement 2017

REXEL NEDERLAND REGELING 2014

Pensioenreglement 2006A, Stichting Pensioenfonds Interpolis

Stichting Pensioenfonds Huntsman Rozenburg. Pensioenreglement van Huntsman Holland B.V.

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS HAGEMEYER REGELING 2018

STICHTING PENSIOENFONDS CHEMOURS NEDERLAND

Pensioenreglement III Abbott. Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland. Vroegpensioenreglement

Pensioenreglement 2006B Stichting Pensioenfonds Interpolis,

HAGEMEYER REGELING 2014

Progress. Pensioenreglement 2002

PENSIOENREGLEMENT M I D D E L L O O N. Stichting Pensioenfonds GITP. Nijmegen

Nr. 62 Vermindering ouderdomspensioen bij eindigen deelneming door omzetting in partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar

Oudedagregelingen. 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29. 6b.30 6b.31. 6b.32. 6b.33 6b.34 6b.35

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

PENSIOENREGLEMENT. Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. 1 januari 2019

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 jan 2017 pagina 1 van 47

Reglement. Excedent Arbeidsongeschiktheidspensioen. Stichting Metro Pensioenfonds

OVERGANGSREGELING STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS WATERBOUW

PENSIOENREGLEMENT C. Pensioenreglement C van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 januari pagina 1 van 50

Stichting Pensioenfonds HAL. Pensioenreglement

Inhoudsopgave. Rexel Nederland Regeling

Stichting Pensioenfonds Delta Lloyd 2015

RANK XEROX (NEDERLAND) N.V. PENSIOENREGLEMENT

Pensioenreglement. Stichting Pensioenfonds RBS Nederland

PENSIOENREGLEMENT. Gewijzigd per: 1 januari 2014 Goedkeuringsdatum : 17 december 2013 Definitieve versie

Best. PF Aviko Pensioenreglement van de. Stichting Pensioenfonds Aviko

REGLEMENT EXCEDENT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH

RANK XEROX (NEDERLAND) N.V. PENSIOENREGLEMENT

Stichting Pensioenfonds Xerox

STICHTING PENSIOENFONDS RICOH NEDERLAND PER 1 JANUARI 2015 MET INGANG VAN 1 JANUARI 2015 UITGEVOERD DOOR AEGON LEVENSVERZEKERING N.V.

STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO AANVULLEND REGLEMENT. Pensioenopbouw boven de Salarisgrens (hoog) voor het personeel van <naam onderneming>

PENSIOENREGLEMENT 2017 G.E. ARTESIA B.V. Deze Pensioenregeling wordt uitgevoerd door het OFP GE EUROPEAN PENSION FUND

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Pensioenreglement van kracht per 1 januari 2018

VOORBEELDPENSIOENREGLEMENT. Middelloonregeling met vaste werkgeverspremie en met opbouw partnerpensioen. Leeswijzer voorbeeldpensioenreglement

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Schoen-, Leder- en Lederwarenindustrie. Pensioenreglement 2002

Transcriptie:

Stichting Pensioenfonds Yara Nederland Reglement 1a II Medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 Versie 1 januari 2014 Correspondentieadres: Stichting Pensioenfonds Yara Nederland Postbus 2 4540 AA SLUISKIL Tel. 0115-474446

Inhoudsopgave Artikel 1 Begripsomschrijvingen... 3 Artikel 2 Deelnemerschap... 6 Artikel 3 Pensioenaanspraken... 7 Artikel 4 Aanvaarding van pensioenaanspraken... 7 Artikel 5 Grondslag voor de berekening van de pensioenen anders dan voor prepensioen... 10 Artikel 6 Grondslag voor de berekening van het prepensioen... 12 Artikel 7 Ouderdomspensioen... 13 Artikel 8 Prepensioen... 14 Artikel 9 Partnerpensioen... 15 Artikel 10 Wezenpensioen... 17 Artikel 11 Pensioenaanspraken uit hoofde van werken in ploegendienst... 18 Artikel 12 Flexibele mogelijkheden... 20 A Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen... 20 B - Variatie hoogte ouderdomspensioen... 22 Artikel 13 Voorwaardelijke aanpassing van pensioenen... 23 Artikel 14 Deeltijd dienstverband... 24 Artikel 15 Uitbetaling... 25 Artikel 16 Beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioendatum... 26 Artikel 17 Waardeoverdracht... 27 Artikel 18 Echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding... 28 Artikel 19 Verevening ouderdoms- en prepensioen bij scheiding... 30

ii Artikel 20 Kosten van de pensioenregeling... 32 Artikel 21- Algemene bepalingen... 33 Artikel 22 Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid... 36 Artikel 23 Gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de deelnemers... 38 Artikel 24 Geen of lager recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid... 40 Artikel 25 Plichten van de deelnemer... 41 Artikel 26 Afkoop van kleine pensioenen... 41 Artikel 27 Verbod op vervreemding... 43 Artikel 28 Bijzondere bepalingen... 43 Artikel 29 Glijclausule... 45 Artikel 30 Onvoorziene gevallen en geschillen... 45 Artikel 31 Overgangsbepalingen... 46 Artikel 32 Inwerkingtreding... 47 Bijlage 1 Franchise en Grensbedragen... 48 Bijlage 2 vervroeging cq. Uitstel prepensioen... 50 Bijlage 3 Afkoopfactoren kleine pensioenen... 55 Bijlage 4 Inhaaltoeslag... 60

3 Artikel 1 Begripsomschrijvingen In dit reglement wordt verstaan onder: Pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds Yara Nederland, gevestigd te Sluiskil. Werkgever: Yara Sluiskil B.V., Yara Shared Services B.V., Yara Holding Netherlands B.V., statutair gevestigd te Sluiskil en Yara Benelux B.V., statutair gevestigd te Vlaardingen. Bestuur: Het Bestuur van het pensioenfonds. Werknemer: De persoon die een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft, met uitzondering van vakantiewerker en stagiair. Deelnemer: De werknemer als bedoeld in artikel 2, lid 1 van dit pensioenreglement. Gewezen deelnemer: De persoon wiens deelnemerschap op grond van artikel 2, lid 5 is geëindigd en die op grond van dit voormalig deelnemerschap reglementaire aanspraken op pensioen heeft behouden, anders dan als gepensioneerde. Gepensioneerde: De persoon voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan. Verzekeraar: Een verzekeraar die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen.

4 Pensioendatum: De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt. Richtprepensioendatum: De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 61 jaar en 8 maanden bereikt. Flexperiode prepensioen: De flexperiode prepensioen gaat in 1 jaar en 8 maanden voor de richtprepensioendatum en eindigt 3 jaar en 4 maanden na de richtprepensioendatum. Partner: de ongehuwde persoon die geen geregistreerd partnerschap is aangegaan, die geen verwant in de rechte lijn van de deelnemer is en met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer blijkens een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst gedurende tenminste een half jaar een gezamenlijke huishouding voert. Als aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding geldt de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding die is vermeld in bovengenoemde notariële akte. Geregistreerde partner: de persoon waarmee de (gewezen) deelnemer voor de burgerlijke stand een geregistreerd partnerschap in de zin van artikel 1:80a BW heeft. Nabestaande: - indien de (gewezen) deelnemer gehuwd is: de weduwe/ de weduwnaar; - indien de (gewezen) deelnemer voor de burgerlijke stand een geregistreerd partnerschap is aangegaan: de geregistreerde partner; - indien de (gewezen) deelnemer een gezamenlijke huishouding met een partner voert: de partner; - indien de (gewezen) deelnemer gehuwd is geweest of een geregistreerd

5 partnerschap, dan wel een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd: de gewezen echtgenoot, de gewezen geregistreerde partner of de gewezen partner. Kinderen: - kinderen die tot de (gewezen) deelnemer in familierechtelijke betrekking staan als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek; - pleegkinderen en kinderen die tot de echtgenoot of (geregistreerde) partner van de deelnemer in familierechtelijke betrekking staan als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek. Pleegkinderen en kinderen die tot de echtgenoot of (geregistreerde) partner van de deelnemer in familierechtelijke betrekking staan dienen door de (gewezen) deelnemer te worden opgevoed en geheel of nagenoeg geheel door de deelnemer te worden onderhouden. Kinderen dienen voor de pensioendatum aan deze voorwaarden te voldoen. WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; zoals deze wet op 1 augustus 1993 luidt, met inachtneming van de daarna aangebrachte wijzigingen, tenzij het pensioenfonds binnen 6 maanden nadat een wijziging van deze wet in het Staatsblad is geplaatst, aan de werkgever ten aanzien daarvan het tegendeel heeft bericht. WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; zoals deze wet op 29 december 2005 luidt, met inachtneming van de daarna aangebrachte wijzigingen, tenzij het pensioenfonds binnen 6 maanden nadat een wijziging van deze wet in het Staatsblad is geplaatst, aan de werkgever ten aanzien daarvan het tegendeel heeft bericht. UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

6 Arbeidsongeschiktheidspercentage: Het arbeidsongeschiktheidspercentage dat volgens de WIA of WAO hoort bij de uitkering op grond van die wetten. Bij de vaststelling van dit percentage is in geval van de WAO-uitkering door het UWV rekening gehouden met eventuele neveninkomsten. Artikel 2 Deelnemerschap 1. Alle werknemers die: a. op 31 december 2005 in dienst van de werkgever én b. geboren zijn vóór 1 januari 1950 én c. reeds deelnemer waren aan de eindloonregeling zoals deze werd uitgevoerd door het pensioenfonds, zijn als deelnemer in de pensioenregeling opgenomen. 2. Elke deelnemer ontvangt een exemplaar van dit reglement en van eventueel daarin aangebrachte wijzigingen. 3. De deelnemer ontvangt van het pensioenfonds een schriftelijke opgave van de door de deelnemer opgebouwde pensioenaanspraken. Na elke wijziging van de pensioenaanspraken en in ieder geval eenmaal per jaar ontvangt de deelnemer een nieuwe opgave. Op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer verstrekt het pensioenfonds binnen drie maanden een opgave van de opgebouwde aanspraken. Het pensioenfonds brengt hier geen kosten voor in rekening. Jaarlijks verstrekt het pensioenfonds ten behoeve van de (gewezen) deelnemer eenmalig de aan het betreffende jaar, dan wel, indien de opgave na afloop van het jaar wordt verstrekt, aan het voorafgaande jaar, toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet op de inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. Het eerste jaar waarover de waarde van pensioenaangroei wordt verstrekt is 2004. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer verstrekt het pensioenfonds

7 eenmalig tevens een opgave van de over de jaren 1994 tot en met 2000 toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet op de inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. 4. Het deelnemerschap eindigt: a. door het ingaan van het ouderdomspensioen; b. door het overlijden van de deelnemer; c. door beëindiging van de dienstbetrekking met de werkgever voor de richtprepensioendatum, anders dan door - het overlijden van de deelnemer, of - het ingaan van een prepensioen-uitkering ontleend aan het dienstverband met de werkgever, tenzij (gedeeltelijk) vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid is verleend voorafgaand aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst. 5. Gedurende het deelnemerschap maken de bepalingen van dit reglement deel uit van de arbeidsovereenkomst van de werknemer met de werkgever. Artikel 3 Pensioenaanspraken Aan de deelnemers worden pensioenaanspraken toegekend onder de voorwaarden in dit reglement omschreven. Deze pensioenaanspraken zijn gebaseerd op een uitkeringsovereenkomst en omvatten: - ouderdomspensioen voor alle deelnemers; - prepensioen voor alle deelnemers; - partnerpensioen voor alle deelnemers; - wezenpensioen voor alle deelnemers. Artikel 4 Aanvaarding van pensioenaanspraken 1. Indien het overlijden van de werknemer een gevolg is van of bevorderd is door klachten, aandoeningen, ziektes of gebreken, die reeds

8 bestonden voor of bij aanvang van de toekenning van pensioenaanspraken en waardoor de werknemer bij aanvang van de toekenning reeds (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was, is de aanspraak op het partnerpensioen en wezenpensioen gelijk aan het bedrag, gebaseerd op de afkoopwaarde van de pensioenaanspraken voorafgaand aan de datum van overlijden met een maximum van de aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen, tenzij de partner en/of kinderen van de werknemer kunnen aantonen dat het overlijden geen direct of indirect gevolg is van de in dit lid genoemde klachten, aandoeningen, ziektes of gebreken. 2. Indien de werknemer bij aanvang van de toekenning van pensioenaanspraken geheel arbeidsongeschikt is, bestaat er geen recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid met betrekking tot ouderdomspensioen, prepensioen, partnerpensioen en wezenpensioen. Indien de werknemer bij aanvang van toekenning van pensioenaanspraken gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, bestaat slechts recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid met betrekking tot ouderdomspensioen, prepensioen, partnerpensioen en wezenpensioen voor het gedeelte waarvoor de werknemer niet arbeidsongeschikt is, tenzij arbeidsongeschiktheid een gevolg is van of bevorderd is door voor of bij aanvang van toekenning van pensioenaanspraken aanwezige klachten, aandoeningen, ziektes of gebreken waardoor de werknemer bij aanvang van de toekenning van pensioenaanspraken reeds arbeidsongeschikt was. 3. Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing met ingang van de datum waarop de werknemer gedurende een periode van vier weken aaneengesloten zijn werkzaamheden volledig heeft hervat. Alsdan geldt het bepaalde in lid 4 en 5. 4. Voor de bepalingen in dit artikel geldt, dat een werknemer geheel of

9 gedeeltelijk arbeidsongeschikt is indien de werknemer: - volledig (80% of meer) of gedeeltelijk (35%-80%) arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA, dan wel - (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is in de zin van, dan wel recht heeft op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens de WAO, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, dan wel - recht heeft op (gedeeltelijke) loondoorbetaling krachtens het Burgerlijk Wetboek of op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens de ZW, en dat onder arbeidsongeschiktheid wordt verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, die geacht wordt aanwezig te zijn indien en zolang de werknemer recht heeft op een uitkering krachtens de WIA dan wel de WAO alsmede gedurende de wachttijd voorafgaand aan de uitkering, een en ander als vastgesteld door het UWV. 5. Verhogingen van het pensioengevend salaris worden binnen drie maanden na de datum van verhoging gemeld aan het pensioenfonds. Verhogingen die ná drie maanden na de verhoging worden gemeld worden door het pensioenfonds geweigerd, tenzij het pensioenfonds meedeelt de verhoging van het risico te hebben geaccepteerd. Reglementaire, tijdig en correct gemelde salarisverhogingen worden, met inachtneming van de hierna volgende volzin zonder wijziging ten aanzien van de dekking geaccepteerd. Voor de deelnemer die arbeidsongeschikt iswordt het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico geaccepteerd op basis van een maximale salarisverhoging ter grootte van de CAO loonindexcijfer van Yara Sluiskil B.V.. Daarbij geldt dat deze verhoging alleen wordt aanvaard voor het gedeelte waarvoor het arbeidsongeschiktheidsrisico niet is ingegaan.

10 Artikel 5 Grondslag voor de berekening van de pensioenen anders dan voor prepensioen 1. Bij de berekening van de pensioenen wordt uitgegaan van: - de dienstjaren van de deelnemer; - de pensioengrondslag van de deelnemer. 2. De voor de pensioenberekening van het ouderdoms- en partnerpensioen in aanmerking te nemen dienstjaren zijn de jaren in dienst van de werkgever doorgebracht tussen de eerste dag van de maand waarin het deelnemerschap voor de deelnemer is aangevangen en de pensioendatum. Voor de toepassing van de pensioenberekening in dit lid dienen onder dienstjaren mede te worden verstaan: - de periode waarin de deelnemer in aansluiting op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever een prepensioen-uitkering ontvangt; - de periode waarin de gewezen deelnemer in aansluiting op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever door arbeidsongeschiktheid recht heeft op volledige premievrije continuering van de pensioenopbouw; - de extra dienstjaren die het gevolg zijn van de waardeoverdracht van bij een vorige werkgever opgebouwde pensioenen. Het aantal dienstjaren wordt bepaald in jaren en volle maanden; een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd. Het aantal dienstjaren voor de berekening van de pensioenaanspraken bedraagt maximaal 40. 3. De pensioengrondslag is een bedrag gelijk aan het jaarsalaris van de deelnemer, verminderd met een franchise. De jaarlijkse vaststelling van de pensioengrondslag vindt plaats per 1 januari, waarbij het dan geldende jaarsalaris in aanmerking wordt genomen.

11 Bij de berekening van het ouderdomspensioen, partnerpensioen en de vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid wordt ten hoogste een pensioengrondslag in aanmerking genomen, die gebaseerd is op een jaarsalaris van 130.000,00 en de franchise bij aanvang van de overeenkomst met de verzekeraar op grond waarvan de verzekering ter dekking van het pensioen worden gesloten. 4. Onder jaarsalaris wordt verstaan de som van de volgende bestanddelen, voor zover deze tot het regelmatig genoten loon behoren: - 12 maal het bedrag dat tussen de werkgever en de deelnemer als maandsalaris is overeengekomen; - de 13de maand; - de vakantietoeslag; - de eventuele toeslag die het gevolg is van indeling in een lagere salarisschaal vanwege bedrijfsomstandigheden of het opheffen van functies - de eventuele tonpremiegarantie; - de eventuele studietoeslag; - de eventuele orbatoeslag. De ploegentoeslag en de daarover berekende vakantietoeslag en 13 de maand worden voor de bepaling van het jaarsalaris niet in aanmerking genomen. Hiervoor wordt verwezen naar artikel 11. 5. Het bestuur van het pensioenfonds stelt jaarlijks per 1 januari de franchise vast. De franchise zal jaarlijks worden aangepast aan de procentuele stijging van de uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet, tenzij het bestuur anders beslist. De franchise zal nooit lager zijn dan het wettelijk minimum. De franchise wordt normaal afgerond op een veelvoud van 1,00.

12 De franchises worden vermeld in bijlage 1. 6. Tot de 62ste verjaardag van de deelnemer wordt de pensioengrondslag elk jaar per 1 januari gesteld op het verschil tussen het jaarsalaris en de franchise, zoals die per die datum gelden. Na de 62ste verjaardag van de deelnemer wordt de pensioengrondslag elk jaar per 1 januari vastgesteld op het verschil tussen een bedrag aan salaris zoals hieronder nader wordt omschreven en de franchise zoals die per die datum geldt. Het bedrag aan salaris wordt gesteld op het gemiddelde van de per 1 januari geldende jaarsalarissen over de jaren tussen de 1ste januari volgend op de 62ste verjaardag en de pensioendatum. Voor de nog te vervullen dienstjaren wordt voor de bepaling van het gemiddelde aangenomen, dat de jaarsalarissen gelijk zullen zijn aan het laatstelijk vastgestelde jaarsalaris. Voor de periode dat de deelnemer, direct aansluitend op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever, een aan het dienstverband met de werkgever ontleende uitkering ontvangt op basis van een prepensioen-uitkering, wordt onder salaris verstaan het geldende jaarinkomen per 1 januari direct voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het aldus vastgestelde inkomen wordt jaarlijks aangepast met de algemene loonsverhogingen bij de werkgever. Voor het in dit lid bedoelde jaarsalaris geldt het gemaximeerde jaarsalaris overeenkomstig het bepaalde in lid 3. 7. In geval van verlaging van de pensioengrondslag van een deelnemer worden de op grond van deze pensioenregeling tot het tijdstip van de verlaging reeds opgebouwde pensioenaanspraken niet aangetast. Artikel 6 Grondslag voor de berekening van het prepensioen 1. Bij de berekening van het prepensioen wordt uitgegaan van: - de dienstjaren van de deelnemer;

13 - het jaarsalaris van de deelnemer. 2. De voor de pensioenberekening van het prepensioen in aanmerking te nemen dienstjaren zijn de jaren in dienst van de werkgever doorgebracht tussen de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt en de richtprepensioendatum. Het aantal dienstjaren wordt bepaald in jaren en volle maanden; een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd. 3. De jaarlijkse vaststelling van het jaarsalaris vindt plaats per 1 januari. Onder jaarsalaris wordt verstaan de som van de volgende bestanddelen, voor zover deze tot het regelmatig genoten loon behoren: - 12 maal het bedrag dat tussen de werkgever en de deelnemer als maandsalaris is overeengekomen; - de 13 de maand; - de vakantietoeslag; - de eventuele toeslag die het gevolg is van indeling in een lagere salarisschaal vanwege bedrijfsomstandigheden of het opheffen van functies - de eventuele tonpremiegarantie. - de eventuele orbatoeslag - de eventuele studietoeslag - de ploegentoeslag; 4. In geval van verlaging van het jaarsalaris van een deelnemer worden de op grond van deze pensioenregeling tot het tijdstip van de verlaging reeds opgebouwde aanspraken op prepensioen niet aangetast. Artikel 7 Ouderdomspensioen 1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum van de deelnemer of gewezen deelnemer en wordt aan de gepensioneerde uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op diens overlijden.

14 2. Zolang het deelnemerschap voortduurt, wordt het totale te bereiken ouderdomspensioen vastgesteld door de laatst vastgestelde pensioengrondslag te vermenigvuldigen met het volgens lid 3 vastgestelde pensioenpercentage per dienstjaar en de te bereiken dienstjaren. 3. Het pensioenpercentage per dienstjaar bedraagt voor het gedeelte van het jaarsalaris: - tot grensbedrag I 1,75% - van grensbedrag I tot grensbedrag II 1,5% - vanaf grensbedrag II 1% De grensbedragen worden vermeld in bijlage 1. 4. De grensbedragen worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan de ontwikkeling van het CAO-loonindexcijfer van YARA SLUISKIL B.V.. Artikel 8 Prepensioen 1. Het prepensioen gaat in op de richtprepensioendatum van de deelnemer of gewezen deelnemer en wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op diens overlijden, doch uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de pensioendatum valt. 2. Het jaarlijkse prepensioen bedraagt bij onafgebroken dienstverband tot de richtprepensioendatum per dienstjaar 4,5% van het in artikel 6 lid 3 genoemde jaarsalaris, zoals dit laatstelijk is vastgesteld. Het prepensioen zal niet meer bedragen dan 75% van het jaarsalaris, zoals dit laatstelijk is vastgesteld. 3. De aanspraken op prepensioen worden verminderd met de uitkeringen uit hoofde van een door de werkgever getroffen afvloeiingsregeling en sociale uitkeringen in verband met werkloosheid, ziekte of arbeidsongeschiktheid.

15 4. Indien de (gewezen) deelnemer het prepensioen, na overeenstemming hierover met de werkgever, binnen de flexperiode prepensioen op een vroeger of later tijdstip dan de richtprepensioendatum wenst te laten ingaan, zijn de bepalingen als omschreven in bijlage 2 van toepassing. Artikel 9 Partnerpensioen 1. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer overlijdt en wordt aan de nabestaande uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op diens overlijden. 2. Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt 70% van het volgens artikel 7 berekende ouderdomspensioen. a. In geval van overlijden van de deelnemer vóór de pensioendatum bedraagt het partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen, dat de deelnemer verkregen zou hebben als de deelnemer tot de pensioendatum in dienst van de werkgever had kunnen blijven, en de pensioengrondslag was blijven gelden die het laatst voor de deelnemer van kracht was. Hierbij wordt uitgegaan van de pensioengrondslag welke de hoogste pensioenaanspraken geeft, namelijk: - de pensioengrondslag zoals deze volgens het bepaalde in artikel 5 op 1 januari voorafgaande aan het overlijden was vastgesteld; of - de pensioengrondslag welke, in afwijking van het daaromtrent in artikel 5 bepaalde, uitgaande van het salaris van de deelnemer en de franchise op het moment van overlijden, voor de deelnemer van kracht was. b. In geval van overlijden van de gewezen deelnemer bedraagt het partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen dat is vastgesteld op grond van artikel 16. c. In geval van overlijden van de gepensioneerde bedraagt het

16 partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen dat aan de gepensioneerde werd uitgekeerd. 3. Het volgens lid 2 berekende partnerpensioen wordt verminderd met het pensioen waarop een voorgaande echtgenoot of partner van de deelnemer ingevolge het bepaalde bij artikel 18 'Echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding' aanspraak heeft verkregen. 4. De deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde verkrijgt geen aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de echtgenoot of partner met wie de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde huwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of een gezamenlijke huishouding gaat voeren op of na de pensioendatum. 5. De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de echtgeno(o)t(e) dan wel de partner van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde kan zonder schriftelijke toestemming van die echtgeno(o)t(e) dan wel partner niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en het pensioenfonds of de werkgever worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. 6. Het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden door de deelnemer tijdens de deelneming is niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen.

17 Artikel 10 Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer overlijdt en wordt aan elk van de kinderen van de deelnemer of de gewezen deelnemer uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 21ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de overlijdensdatum van het kind, zo deze dag eerder valt. 2. Het wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand, waarin een kind arbeidso ngeschikt of studerend is in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet, doch niet eerder dan met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer overlijdt noch ook eerder dan met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de 21ste verjaardag van het kind. De uitkering wordt voortgezet tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt of ophoudt arbeidsongeschikt te zijn of te studeren. 3. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 20% van de wezenpensioengrondslag. De wezenpensioengrondslag is gelijk aan 70% van het ouderdomspensioen. In geval van overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum bedraagt de wezenpensioengrondslag 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer verkregen zou hebben, als de deelnemer tot de pensioendatum in dienst van de werkgever had kunnen blijven en voor de deelnemer de pensioengrondslag was blijven gelden die het laatst voor de deelnemer van kracht was. Hierbij wordt uitgegaan van de pensioengrondslag welke de hoogste pensioenaanspraken geeft, namelijk - de pensioengrondslag zoals deze volgens het bepaalde in artikel 5 op 1 januari voorafgaande aan het overlijden was vastgesteld of

18 - de pensioengrondslag welke, in afwijking van het daaromtrent in artikel 5 bepaalde, uitgaande van het salaris van de deelnemer en de franchise op het moment van overlijden, voor de deelnemer van kracht was. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien de deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt zonder een pensioengerechtigde weduwe, weduwnaar of partner na te laten of indien de pensioengerechtigde weduwe, weduwnaar of partner overlijdt Indien: - het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden door echtscheiding; - het huwelijk van een gewezen deelnemer na de beëindiging van het deelnemerschap is ontbonden na scheiding van tafel en bed; - het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding is beëindigd, en de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft op partnerpensioen, is het overlijden van de gewezen echtgenoot of partner bepalend voor het ingaan van de verdubbeling. Artikel 11 Pensioenaanspraken uit hoofde van werken in ploegendienst 1. Voor deelnemers werkzaam in ploegendienst, worden de pensioenaanspraken als omschreven in de artikelen 7, 9 en 10 nog verhoogd met extra pensioenaanspraken. 2. Onder ploegentoeslag in enig jaar wordt in dit reglement verstaan het per 1 januari van het betreffende jaar of bij aanvang van de ploegendienst in de loop van het betreffende jaar geldende ploegentoeslag. 3. Voor elk jaar of gedeelte van het jaar waarin een deelnemer ploegentoeslag ontvangt, wordt ouderdomspensioen, partner- en

19 wezenpensioen opgebouwd. 4. De in een dienstjaar te verwerven aanspraak op jaarlijks ouderdomspensioen bedraagt 1,75% van de in dat jaar geldende ploegentoeslag. Het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen over ploegentoeslag wordt voor de verdere toepassing van dit pensioenreglement gelijkgesteld met ouderdoms-, partner- en wezenpensioen ingevolge artikel 7, 9 en 10. De vaststelling van de ploegentoeslag is vastgelegd in de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de deelnemer. 5. Bij de vaststelling van de bijdrage van de deelnemer, als bedoeld in artikel 20, zal de ploegentoeslag tevens in aanmerking worden genomen. 6. Deelnemers, die werkzaam zijn of zijn geweest in ploegendienst behouden aanspraak op het, tot de datum van uitdiensttreding dan wel tot de datum van beëindiging van de ploegendienst opgebouwde ploegentoeslagpensioen. De overige bepalingen van het reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de aanspraken voortvloeiende uit dit artikel. 7. Bij de hernieuwing van de CAO per 1 april 1995 werd overeengekomen dat voor werknemers die van ploegendienst naar dagdienst zijn overgeplaatst, de volgens dit artikel opgebouwde pensioenrechten met terugwerkende kracht tot 1 januari 1992 en vervolgens jaarlijks zullen worden aangepast aan de hand van eventuele toeslagen die op de pensioenen van gepensioneerde werknemers worden toegekend. Met ingang van 1 januari 2000 zullen de toeslagen worden berekend conform het bepaalde in artikel 13 Voorwaardelijke aanpassing van pensioenen. 8. Deelnemers van 55 jaar en ouder die de ploegendienst verlaten anders dan door gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid behouden hun opbouw

20 ploegentoeslag, rekeninghoudend met de staffeling conform artikel 23 lid 3. Artikel 12 Flexibele mogelijkheden A Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen 1. De (gewezen) deelnemer met een aanspraak op partnerpensioen kan die aanspraak, voor zover opgebouwd vanaf 1 januari 2002 en niet premievrijgesteld op grond van artikel 22, op de pensioendatum uitruilen voor een aanspraak op hoger ouderdomspensioen. De (gewezen) deelnemer heeft hierbij de keuze om 100%, 75%, 50%, 25% of 0% van de bovengenoemde aanspraak op partnerpensioen uit te ruilen. Het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 18 Echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of van de gezamenlijke huishouding kan niet worden uitgeruild. 2. Indien de (gewezen) deelnemer besluit (een deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen uit te ruilen, vervalt (dit deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen. 3. Uitruil van (een deel van) de aanspraak op partnerpensioen heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen. 4. Het uitruilrecht is van toepassing op: a. de verhogingen van de aanspraak op partnerpensioen als gevolg van salarisverhogingen na 1 januari 2002. b. de verhogingen van de premievrije aanspraak op partnerpensioen uit hoofde van artikel 13 voor zover op deze premievrije aanspraak op partnerpensioen het uitruilrecht reeds van toepassing is. 5. De bepalingen van het ouderdomspensioen zoals omschreven in artikel

21 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de verhoging van het ouderdomspensioen. 6. De (gewezen) deelnemer die zijn aanspraak op partnerpensioen wenst uit te ruilen voor een aanspraak op hoger ouderdomspensioen dient ervoor te zorgen dat het schriftelijk verzoek hiertoe een half jaar vóór, doch uiterlijk op de pensioendatum door het pensioenfonds is ontvangen. 7. De keuze voor uitruil is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden. 8. De echtgenoot of partner van de (gewezen) deelnemer dient het verzoek tot uitruil van de (gewezen) deelnemer mede te ondertekenen. 9. De aanspraak op partnerpensioen zal op de pensioendatum tegen de in lid 10 genoemde ruilvoet worden omgezet in een verhoging van de aanspraak op ouderdomspensioen. 10. De ruilvoet voor uitruil voor een hoger ouderdomspensioen bedraagt 19,35%. Dit houdt in dat voor één euro partnerpensioen 0,1935 euro ouderdomspensioen kan worden aangekocht. Het in artikel 7 bedoelde ouderdomspensioen zal derhalve worden verhoogd met 19,35% van het uitgeruilde partnerpensioen. De ruilvoet is onder meer gebaseerd op de AG Prognosetafel 2012-2062 en de verhouding man / vrouw conform het deelnemersbestand per 31-12-2012. 11. De ruilvoet geldt per 1 juli 2013. Jaarlijks bekijkt het bestuur in hoeverre de ruilvoet nog correct is en stelt deze (eventueel opnieuw) vast. De ruilvoet is van toepassing op de deelnemers die gedurende deze periode met pensioen gaan dan wel uit dienst treden en vervolgens binnen de looptijd van deze overeenkomst met pensioen gaan. Na het einde van voornoemde periode geldt voor de (gewezen) deelnemers die daarna met pensioen gaan en wensen uit te ruilen de