DE NIEUWE VERKEERSREGELS. Caelen Erik Verkeerskundige Mobiliteitscel

Vergelijkbare documenten
Verklarende nota. Technisch Reglement (KB 15/03/1968)

VERKEERSBORDEN.

Wijzigingen verkeersreglement op 31 mei en 1 juli 2019

Welkom 23/10/2014. Open WiFi netwerk: t Godshuis

Laatste wijzigingen van de Verkeersreglementering

Politiereglement betreffende stilstaan en parkeren. Gemeente De Panne

a. op de plaatsen die afgebakend zijn door wegmarkeringen of door een wegbedekking in een andere kleur en waar de letter "P" aangebracht is;

Artikel 4 In voetgangerszones is het parkeren verboden. Deze overtreding van de eerste categorie kan worden bestraft met een administratieve

9. Verschillende soorten wegen

7 Manoeuvres en bewegingen

Bijzondere bestuurlijke verordening VERKEER

Verkeerswetgeving fietsers

Gevaarlijke bocht. Dubbele bocht of opeenvolging van meer dan twee bochten, de eerste naar links

27 JANUARI Koninklijk besluit betreffende <praalwagens>

DE NIEUWE VERKEERSREGELS. Caelen Erik Verkeerskundige Mobiliteitscel

Laatste wijzigingen van de Verkeersreglementering update november 2016

5. PLAATS OP DE OPENBARE WEG RIJBEWIJS OP SCHOOL

20 november Hervaststelling van politiereglement betreffende stilstaan en parkeren (GAS 4)

Stilstaan- en parkeerborden

INHOUD. Verkeersvademecum 2014 vii

Programma cursussen verkeersreglementering voor het jaar 2019.

Code van de wegbeheerder Minder bordengids

TITEL II: Regels voor het gebruik van de openbare weg Artikel 43: Fietsers en bromfietsers

1 JE RIJBEWIJS HALEN...11

Algemene toelichting van verschillende types voertuigen die de wet onderscheidt

Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied. Hoofdstuk 2. Definities. Afdeling Territoriaal toepassingsgebied

Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied

DE NIEUWE VERKEERSREGELS. Caelen Erik Verkeerskundige Mobiliteitscel

Gordeldracht. 1. Context. 2. Wettelijk kader. Veiligheidsgordel

Fietsen en reglementering Info avond wegcode fietsersbond PZ HEKLA Dienst verkeer Hoofdinspecteur Steven Van Leeuwe

Code van de wegbeheerder Minder bordengids

INHOUD. Verkeersvademecum 2013 v

12 STILSTAAN EN PARKEREN

Aangepast op 1 maart Verkeersborden raakt u er wijs uit?

Overzicht Verkeersinbreuken 2016: 1e semester. Arrondissement Brussel-19

STILSTAAN EN PARKEREN

UPDATE WEGCODE. Module 4. auteur: Karin Verleysen. Uitgeverij: Rij-Huis Varendreef Wingene Tel

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen. Artikel 1. Doel

OVERTREDINGEN Van de 3de en 4de graad

5. De plaats van de fietser op de openbare weg 1 M. Is er een fietspad, dan moeten fietsers daar op rijden, tenminste indien het berijdbaar is.

Opschrift aldus gewijzigd bij K.B. van 4 april 2003, art. 1 (inw. 1 januari 2004) (B.S ) Uittreksels TITEL I. INLEIDENDE BEPALINGEN

Verkeersborden. raakt u er wijs uit?

Reglement. Hoofdstuk I. Algemene bepalingen. Artikel 1. Doel

Gemeentebestuur Lovendegem Kerkstraat 45

Vragen en antwoorden theorie verkeersregels en verkeerstekens - Deel 1

Voor de toepassing van de bepalingen van deze verordening wordt verstaan onder:

VTS_InitiatorWandelen Module 2 Verkeersreglementering van belang bij het wandelen

Inhoudstafel. Goedgekeurd in de gemeenteraad van 15 december Bekendgemaakt op 16 december 2015.

Verkeersborden raakt u er wijs uit?

VEILIG OP STAP. Te voet of per fiets, alleen of in groep

Verkeersborden. raakt u er wijs uit?

Overzicht Verkeersinbreuken Arrondissement HALLE- VILVOORDE

UITTREKSEL UIT HET REGISTER DER BERAADSLAGINGEN VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN VAN DE STAD IEPER. Zitting van 5 februari 2018

HOOFDSTUK 1 Toepassingsgebied

Wij trekken de rode kaart voor u Parkeer voortaan veiliger dan nu!!!

VEILIG OP STAP. Te voet of per fiets, alleen of in groep

Overzicht Verkeersinbreuken Arrondissement BRUSSEL-19

Voor de toepassing van de bepalingen van deze verordening wordt verstaan onder:

Goedgekeurd in de gemeenteraad van 10 maart 2015, laatst gewijzigd in de gemeenteraad van 4 juli 2017

Overzicht Verkeersinbreuken Administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad

Voor de toepassing van de bepalingen van deze verordening wordt verstaan onder :

7 MEI Ministerieel besluit betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg. Belgisch Staatsblad 21 mei 1999

Wegkapitein bij fietsers in groep

VEILIG OP STAP. Te voet of per fiets, alleen of in groep

De parkeerreglementering. Caelen Erik Adviseur Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk gewest

VEILIG OP STAP. Te voet of per fiets, alleen of in groep

HOOFDSTUK 1. Toepassingsgebied. Afdeling 1. Territoriaal toepassingsgebied. Art. 1

al. voertuigen: fietsen, bromfietsen, GEHANDICAPTENVOERTUIGen, motorvoertuigen, trams en wagens;

Bijzondere politieverordening GAS verkeer

VOERTUIGEN GROEP 1 = CATEGORIEËN AM, A2, A1, A, B EN BE

Actieplan: Voorrang 2 Oversteekplaats voor voetgangers / fietsers

BIJZONDERE POLITIEVERORDENING

1.3. Aanvullend reglement m.b.t. gewestweg N403 Potterstraat

Code van de wegbeheerder Minder bordengids

Overzicht Verkeersinbreuken 2018: 1e semester. Arrondissement Leuven

Moet je voorrang verlenen aan de fietser? Toelichting De fietser is een bestuurder en komt hier van rechts op een gelijkwaardig kruispunt.

AANVULLEND VERKEERSREGLEMENT met toepassing op de Gewestwegen VAN ZWEVEGEM. N391 (Kanaalweg) en N8 AANPASSING 12/2018

De Webpagina is er sinds april en heeft iedere dag een resem bezoekers

Bijzondere politieverordening stilstaan en het parkeren C3 en F103,(vanaf 1 maart 2018)

Overzicht Verkeersinbreuken 2018: 1e semester. Arrondissement Brussel-19

Overzicht Verkeersinbreuken 2016: 1e semester. Arrondissement Luxembourg

BIJZONDERE POLITIEVERORDENING BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VOOR DE OVERTREDINGEN BETREFFENDE HET STILSTAAN EN HET PARKEREN

Cursus verkeersreglement voor fietsers

Overzicht wijzigingen. ABP versie gemeenteraad 2018 : inwerkingtreding op 1 maart wijziging artikel 90

GECOÖRDINEERDE VERSIE BIJZONDERE POLITIEVERORDENING BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VOOR DE OVERTREDINGEN BETREFFENDE HET

GECOÖRDINEERDE VERSIE


GEMEENTE LENDELEDE B E K E N D M A K I N G ====================

3 Verkeerstekens. 3.1 Verkeerslichten Driekleurige verkeerslichten

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Verkeersborden overzicht

Verkeersborden. voorbeeld blad 1 tm 8

BPR stilstaan en parkeren gecoördineerde versie (GR 24 november 2014)

college van burgemeester en schepenen

college van burgemeester en schepenen

college van burgemeester en schepenen

college van burgemeester en schepenen

Rijbewijs (categorieën) en rijgeschiktheid

College van Burgemeester en Schepenen

college van burgemeester en schepenen

Transcriptie:

V e r e n i g i n g v a n d e S t a d en d e Ge me e n t e n v a n h e t B r u s s e l s H o o fd s t e d e l i j k Ge w e s t Aarl e n s t r a a t 5 3 b u s 4 1 0 4 0 B r u s s e l Tel. 02/2 3 8.5 1. 6 5 F a x : 0 2 /2 8 0. 6 0.9 0 E - ma i l : e r i k. c a e l e n @ a v c b - v s g b. b e DE NIEUWE VERKEERSREGELS Caelen Erik Verkeerskundige Mobiliteitscel Bijgewerkt tot februari 2014 1

INHOUD. I. Gebruik van de pechstrook.... 5 II. Het ritsen.... 5 III. Praalwagens.... 5 IV. Veiligheidsvest.... 7 V. Vrachtwagens.... 7 1. Snelheidsbeperking.... 7 2. Inhaalverbod.... 7 a) Links inhaalverbod bij neerslag.... 7 b) Links inhaalverbod buiten de bebouwde kom op wegen met twee rijstroken in de gevolgde richting.... 8 3. Verkeer op autosnelwegen.... 8 VI. Kinderzitjes.... 9 1. Algemene regel in auto s met veiligheidsgordels voor- en achterin:... 9 2. Gedragsregel voor kinderen:... 9 3. Voertuigen met een voorairbag... 10 4. Motorvoertuigen, andere dan auto s... 10 5. Moet de veiligheidsgordel niet dragen... 10 VII. Nieuwe verkeerstekens.... 11 1. Doodlopende straat, behalve boor fietsers en voetgangers.... 11 2. Fietsstraat... 12 3. Toelating voor fietsers om het rode of oranjelicht voorbij te rijden om rechtdoor of naar rechts af te slaan... 12 4. Quadverbod... 12 5. Inhalen toegelaten voor vrachtwagens... 13 6. Parkeren uitsluitend voor motorfietsen... 13 7. Tunnels... 13 8. Verbod de cruise control te gebruiken.... 16 9. Woon-werkverkeer.... 16 10. Invoering Zone 30 schoolomgeving.... 17 11. Voorbehouden rijstroken of rijbanen voor carpoolers.... 17 12. Nieuwe borden Bebouwde kom... 18 13. Gevaarlijke goederen.... 18 14. Zone 30 binnen gans een bebouwde kom.... 19 VIII. Verlichting en reflectoren van rijwielen.... 20 1. Verlichting en reflectoren... 20 2. Aanhangwagen getrokken door een fietser... 20 IX. Motorrijders.... 21 1. Plaats op de rijbaan.... 21 2. Verboden een tweewielig motorvoertuig in te halen.... 22 3. Motorfietsen in groep.... 23 4. Het parkeren van motorfietsen.... 23 a) Haaks op de rand van de rijbaan parkeren.... 23 b) Parkeren buiten de rijbaan en de parkeerzones.... 23 c) Betalend parkeren voor motorfietsen.... 23 d) Nieuw parkeerbord voor motorfietsen.... 23 2

5. Het rijbewijs... 24 X. Bromfietsen klasse B op rijbaan of op fietspad.... 24 XI. Gebruikers van voortbewegingstoestellen.... 25 XII. Markeringen.... 26 1. Busstrook... 26 2. Bijzondere overrijdbare bedding... 27 3. Opstelvak voor tweewielers... 28 4. Dambordmarkering... 28 XIII. Rotondes.... 28 XIV. Snelheid.... 28 1. Snelheidszones.... 28 XV. Voorrangsregels.... 30 1. Spoorvoertuigen.... 30 2. Algemene voorrang aan rechts.... 30 XVI. Inhaalverbod bij het naderen van een oversteekplaats voor voetgangers. 31 XVII. Lading van voertuigen.... 31 1. Nieuwe definities.... 31 2. Regels betreffende het laden van voertuigen die gewijzigd werden.... 32 3. Nieuwe regels betreffende het laden en lossen.... 32 XVIII. Verlies van lading, ongevallen, defect voertuig.... 33 XIX. Uitzonderlijk vervoer.... 33 XX. Speciale wegen.... 34 1. Plaatselijk verkeer.... 34 2. Verkeer in woonerven en erven.... 34 Algemeen... 34 Het verkeer... 35 2. Verkeer in nabijheid en op verhoogde inrichtingen.... 35 Algemeen... 35 Het verkeer... 35 3. Verkeer op wegen voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, fietsers en ruiters. 35 Algemeen... 35 Het verkeer... 35 4. Verkeer op wegen voorbehouden voor landbouwverkeer, voetgangers, fietsers en ruiters. 36 Algemeen... 36 Het verkeer... 36 5. Voetgangerszones.... 36 Algemeen... 36 Het verkeer... 36 6. Speelstraten.... 37 Algemeen... 37 Het verkeer... 37 7. Fietsstraten.... 37 XXI. Gebruik van de noodkoppeling... 38 XXII. Parkeren... 38 1. Parkeerschijf... 38 2. Parkeerkaart.... 39 3

4 3. Gebruik van de wielklem.... 40

I. Gebruik van de pechstrook. Een Pechstrook is de strook gelegen rechts van de rijbaan van de autosnelweg of de autoweg. Het nieuwe artikel 9.7 regelt het verkeer op de pechstrook; alleen prioritaire voertuigen en door het parket of de politie opgeroepen diensten mogen op de pechstrook rijden om de plaats van een incident te bereiken. Een dergelijke definitie laat toe het onrechtmatig gebruik van de pechstrook te bestraffen. Het nieuwe artikel 32.3 verplicht de voertuigen die conform artikel 9.7gebruik maken van de pechstrook, de oranje-gele zwaailichten te gebruiken II. Het ritsen. Het nieuwe artikel 12bis introduceert het ritsprincipe in het verkeersreglement. De ritsregel die in de regelgeving werd ingevoerd, is van toepassing zodra door een hindernis of een inrichting een vernauwing van de rijbaan optreedt. Het is onnodig dat een verkeersteken deze vernauwing (het kan gaan om een voertuig dat bij een ongeval betrokken raakte) of de ritsregel zelf aankondigt. In dat geval moet elke bestuurder op de rijstrook die aan de onderbroken rijstrook grenst, een voertuig dat daarop rijdt, voor zich laten invoegen. Elke bestuurder heeft bijgevolg om beurten voorrang. De toepassing van deze bijzondere voorrangsregel is beperkt tot de gevallen waarbij de vlotte doorstroming van het verkeer in het gedrang is. Het is dus uitgesloten dat, bij verkeer in normale omstandigheden of bij weinig invloed op de vlotte doorstroming van het verkeer, de bestuurder die op een onderbroken rijstrook rijdt, voorrang krijgt wanneer hij in de aangrenzende rijstrook invoegt. Het ritsen wordt niet als een manoeuvre beschouwd (artikel 12.4). III. Praalwagens. Vanaf 29 januari 2008 zijn de praalwagens voor folkloristische manifestaties vrij van de inschrijving van voertuigen, van sommige bepalingen van het technisch reglement en van de wegcode, op voorwaarde dat de bestuurder niet sneller rijdt dan 25 km/u. Het Koninklijk besluit van 27 januari 2008 wijzigt hiervoor het Technisch reglement, het reglement betreffende de inschrijving van de voertuigen en het verkeersreglement. De vrijstellingen gelden voor voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor folkloristische manifestaties en slechts bij uitzondering op de openbare weg komen ofwel ter gelegenheid van een door de gemeente toegelaten folkloristische manifestatie, of op de weg er naar toe (namens de weg heen en terug tussen de vaste standplaats van het voertuig en de plaats van de folkloristische manifestatie eventueel gemeenteoverschrijdende trajecten) ofwel voor proefritten met het oog op die manifestatie, en voor zover zij niet meer dan 25 km/u rijden en zij voldoen aan de voorschriften van de gemeentelijke machtiging. 5

Ten eerste worden de wagens vrijgesteld van een aantal bepalingen van het technisch reglement. Ze zijn onder meer vrijgesteld van het gelijkvormigheidsattest en van de technische keuring. Deze vrijstelling wordt ingevoegd in het KB 15.03.1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen (wijziging van art. 2). Ten tweede worden de wagens vrijgesteld van inschrijving. Hiertoe wordt het KB 20.07.2001 betreffende de inschrijving van voertuigen aangepast (art. 2). Ten derde worden de wagens vrijgesteld van sommige bepalingen van de wegcode (wijziging van art. 30.3 en invoering van een art. 56bis). Tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag en in alle omstandigheden wanneer het niet meer mogelijk is duidelijk te zien tot op een afstand van ongeveer 200 meter, moeten de voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor folkloristische manifestaties en slechts bij uitzondering op de openbare weg komen ofwel ter gelegenheid van een door de gemeente toegelaten folkloristische manifestatie, of op de weg er naartoe ofwel voor proefritten met het oog op die manifestatie, en voor zover zij niet meer dan 25 km per uur rijden, de volgende lichten voeren: - vooraan, een wit of geel licht; - achteraan een rood licht; - de omtreklichten bedoeld in artikel 30.4 indien het voertuig meer dan 2,5 meter breed is. Deze bepaling geldt evenwel niet binnen het door de gemeente afgebakende traject van de manifestatie. De bepalingen van het verkeersreglement in verband met: - de maximumafmetingen van de lading (artikel 46); - het uitzonderlijk vervoer (artikel 48 en 59.6); - het aantal aanhangwagens dat een voertuig mag trekken (artikel 49.1); - de technische voorschriften van de motorvoertuigen en hun aanhangwagens (artikel 81.1.1, 81.1.2) - de banden (artikel 81.4.1, 81.4.2 en 81.4.3) - de gevaarlijke versierselen (artikel 81.6) zijn dus niet van toepassing op voertuigen die - uitsluitend bestemd zijn voor folkloristische manifestaties - en slechts bij uitzondering op de openbare weg komen o ofwel ter gelegenheid van een door de gemeente toegelaten folkloristische manifestatie, of op de weg er naartoe o ofwel voor proefritten met het oog op die manifestatie, - en voor zover zij niet meer dan 25 km per uur rijden. Met op de weg ernaartoe wordt verstaan: de weg heen en terug tussen de vaste standplaats van het voertuig en de plaats van de folkloristische manifestatie. Ten slotte wordt ook het koninklijk besluit betreffende het rijbewijs aangepast (art. 20): Voor het besturen van folkloristische motorvoertuigen volstaat een rijbewijs B of G. 6

IV. Veiligheidsvest. Wanneer op autosnelwegen en autowegen de bestuurder van een pechvoertuig op een plek terechtkomt waar hij niet mag stoppen of parkeren, moet hij een retro-reflecterende veiligheidsvest dragen, zodra hij zijn voertuig verlaat. Er gebeuren relatief weinig ongevallen met voetgangers op de autosnelwegen en autowegen. Maar als er dan toch een ongeval gebeurt, dan zijn de gevolgen ervan zeer ernstig, meestal zelfs met dodelijke afloop. Het dragen van een fluo-vestje kan dus de kansen om betrokken te raken in een ongeval drastisch beperken omdat de bestuurder beter zichtbaar wordt in het verkeer. Het is dus de bestuurder die de maatregelen moet nemen om de veiligheid van het verkeer te waarborgen. De bestuurder is verplicht om deze te dragen als hij uit het voertuig stapt op een autoweg en een autosnelweg. Het is in deze omstandigheden natuurlijk ook raadzaam dat de passagiers plaats nemen achter de vangrails. Net zoals de brandblusser, de gevaardriehoek en het verbandetui wordt nu ook de verplichting opgelegd om een retro-reflecterende veiligheidsvest aan boord van het voertuig te hebben. V. Vrachtwagens. 1. Snelheidsbeperking. Op autosnelwegen en op de openbare wegen verdeeld in vier of meer rijstroken waarvan er ten minste twee bestemd zijn voor iedere rijrichting, voor zover de rijrichtingen anders dan door wegmarkeringen gescheiden zijn, is de snelheid van voertuigen en slepen met een maximum toegelaten massa van meer dan 3,5 ton, van autobussen en autocars beperkt tot 90 km/uur. De vroegere bepaling gold alleen voor autobussen en autocars en voertuigen en slepen met een maximum toegelaten massa van meer dan 7,5 ton. De M.T.M. is dus verlaagd van 7,5 naar 3,5 ton. 2. Inhaalverbod. a) Links inhaalverbod bij neerslag. Het links inhalen van een gespan, van een tweewielig motorvoertuig of van een voertuig met meer dan twee wielen is verboden bij neerslag, op de autosnelwegen, autowegen en wegen met ten minste vier rijstroken met of zonder een middenberm, voor bestuurders van voertuigen en slepen met een M.T.M. van meer dan 7,5 ton. Dit is niet van toepassing bij het inhalen van voertuigen die gebruik maken van een voorbehouden rijstrook voor traag verkeer, noch ten opzichte van landbouwvoertuigen. 7

In de oude bepaling was er sprake van een inhaalverbod bij regen. Het woord regen is nu vervangen door neerslag. b) Links inhaalverbod buiten de bebouwde kom op wegen met twee rijstroken in de gevolgde richting. Het links inhalen van een gespan, van een tweewielig motorvoertuig of van een voertuig met meer dan twee wielen is verboden voor bestuurders van voertuigen en slepen gebruikt voor het vervoer van zaken met een maximale toegelaten massa van meer dan 3,5 ton en dit buiten de bebouwde kom, op de openbare wegen waarvan de rijbaan twee rijstroken in de gevolgde rijrichting omvat. Deze nieuwe bepaling is niet van toepassing wanneer het verkeersbord F107 is aangebracht, behalve bij neerslag voor voertuigen en slepen gebruikt voor het vervoer van zaken met een MTM van meer dan 7,5 ton. Deze bepaling is ook niet van toepassing bij het inhalen van voertuigen die gebruik maken van een voorbehouden rijstrook voor traag verkeer, noch ten opzichte van landbouwvoertuigen. Het inhaalverbod is enkel van toepassing voor voertuigen gebruikt voor het vervoer van zaken met een MTM van meer dan 3,5 ton, en dus niet voor autobussen en autocars. Het inhaalverbod is enkel ingesteld buiten de bebouwde kom, op openbare wegen waarvan de rijbaan twee rijstroken in de gevolgde richting omvat. Het inhaalverbod is niet van toepassing bij het inhalen van voertuigen die gebruik maken van een voorbehouden rijstrook voor traag verkeer, noch ten opzichte van landbouwvoertuigen. Het inhalen is ook toegelaten wanneer het verkeersbord F107 is aangebracht. Het inhalen is dan toegelaten vanaf dit verkeersbord tot aan het verkeersbord F109. Het inhaalverbod blijft echter wel van kracht bij neerslag, op de autosnelwegen, autowegen en wegen met ten minste vier rijstroken met of zonder middenberm, voor bestuurders van voertuigen en slepen met een maximale toegelaten massa van meer dan 7,5 ton. F107 F109 3. Verkeer op autosnelwegen. Wanneer de rijbaan van een autosnelweg drie of meer rijstroken in de gevolgde rijrichting omvat, mogen de autobussen, autocars en andere voertuigen en slepen met een maximale toegelaten massa van meer dan 3,5 ton niet op een andere rijstrook dan een van de twee rechts gelegen rijstroken van de rijbaan rijden, behalve om de aanwijzingen van de verkeersborden F13 en F15 op te volgen. De vroegere bepaling gold alleen voor autobussen en autocars en voertuigen en slepen met een maximum toegelaten massa van meer dan 7,5 ton. De M.T.M. is dus verlaagd van 7,5 naar 3,5 ton. 8

VI. Kinderzitjes. 1. Algemene regel in auto s met veiligheidsgordels voor- en achterin: - De bestuurder en de passagiers van auto s die aan het verkeer deelnemen, moeten de veiligheidsgordel dragen, op de plaatsen die ermee zijn uitgerust. 2. Gedragsregel voor kinderen: - Kinderen van minder dan 18 jaar en kleiner dan 135 cm moeten worden vervoerd in een voor hen geschikt kinderbeveiligingssysteem. o Uitzondering voor personenauto s en lichte vrachtauto s: Wanneer het niet mogelijk is om achterin een derde kinderbeveiligingssysteem te installeren, omdat er al twee andere in gebruik zijn: Een 3e kind van 3 jaar of ouder (en kleiner dan 1,35m) mag achterin worden vervoerd, zonder kinderbeveiligingssysteem, indien het de veiligheidsgordel draagt. Indien het kind voorin zit, moet het in een kinderbeveiligingssysteem worden vastgemaakt. In geval van incidenteel vervoer over een korte afstand, voor kinderen die niet door de ouders worden vervoerd: wanneer er geen of onvoldoende kinderbeveiligingssystemen beschikbaar zijn in de wagen mogen kinderen van 3 jaar en ouder achterin zonder kinderbeveiligingssysteem worden vervoerd. Ze moeten dan de veiligheidsgordel dragen. Opgelet: deze uitzondering geldt dus niet voor kinderen die door hun ouders worden vervoerd. Voor de eigen kinderen van de bestuurder geldt de algemene regel: kinderbeveiligingssysteem verplicht indien ze kleiner zijn dan 1,35m. - Op de zitplaatsen die niet zijn uitgerust met een veiligheidsgordel worden geen kinderen vervoerd van minder dan 3 jaar. - Op de zitplaatsen voorin die niet zijn uitgerust met een veiligheidsgordel worden geen kinderen vervoerd van minder dan 18 jaar en kleiner dan 135 cm. Opgelet! Deze regels zijn niet van toepassing voor: - voertuigen bestemd voor het vervoer van personen met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend; - voertuigen bestemd voor het geregeld vervoer van personen (bv. een Lijnbus); 9

- voertuigen bestemd voor de bijzondere vormen van geregeld vervoer van personen (bv. een schoolbus); - taxi s. - In taxi s waarin geen kinderbeveiligingssysteem aanwezig is, worden kinderen van minder dan 18 jaar en die kleiner zijn dan 135 cm op een andere zitplaats dan een van de zitplaatsen voorin in het voertuig vervoerd. 3. Voertuigen met een voorairbag - Kinderen van minder dan 18 jaar worden niet in een naar achteren gericht kinderbeveiligingssysteem op een passagierszitplaats met een voorairbag vervoerd, tenzij deze airbag is uitgeschakeld of automatisch op toereikende wijze wordt uitgeschakeld. 4. Motorvoertuigen, andere dan auto s - De bestuurder en de passagier van motorvoertuigen die aan het verkeer deelnemen andere dan auto s, moeten de veiligheidsgordel dragen op de plaatsen die ermee zijn uitgerust. - De kinderen van minder dan 3 jaar moeten worden vervoerd in een voor hen geschikt kinderbeveiligingssysteem. - Kinderen van 3 jaar of meer en minder dan 12 jaar moeten worden vervoerd in een voor hen geschikt kinderbeveiligingssysteem, of de veiligheidsgordel dragen. 5. Moet de veiligheidsgordel niet dragen - bestuurders die achteruit rijden - bestuurders van taxi s, als zij een klant vervoeren - bestuurder van een prioritair voertuig, wanneer hij personen vervoert die een potentiële bedreiging vormen of in de onmiddellijke omgeving van de plaats van de interventie. De passagiers van een prioritair voertuig, wanneer een persoon die een potentiële bedreiging vormt, wordt vervoerd of in de onmiddellijke omgeving van de plaats van de interventie of wanneer ze de persoon verzorgen die wordt vervoerd. In artikel 35.2.1, 3 wordt de gordelplicht voor de prioritaire voertuigen geregeld, zo wordt er een onderscheid gemaakt tussen de bestuurders en de passagiers. Voor de bestuurders worden voortaan maar twee uitzonderingen aanvaard: 1 wanneer zij personen vreemd aan de dienst vervoeren die een potentiële bedreiging vormen; 2 in de onmiddellijke omgeving van de plaats van bestemming van een prioritaire opdracht. Onder onmiddellijke omgeving verstaat men een afstand van maximaal enkele tientallen meters. De passagiers van prioritaire voertuigen zijn naast de twee hierboven vermelde uitzonderingen, tevens vrijgesteld van de draagplicht van de gordel indien ze een persoon die wordt vervoerd, verzorgen. Deze toevoeging is nodig opdat dokters en verplegers in ziekenwagens, gewonde personen zouden kunnen verzorgen, ook indien deze geen bedreiging vormen; 10

- personen in het bezit van een vrijstelling op grond van gewichtige medische tegenindicaties. Deze vrijstelling moet worden vertoond op verzoek van een bevoegd persoon. - beambten van De Post, wanneer zij in het kader van de postbedeling en postophaling, achtereenvolgens, op plaatsen die op korte afstand van elkaar gelegen zijn, postzendingen uitreiken of ophalen VII. Nieuwe verkeerstekens. 1. Aanwijzingsbord Tankstation. Nieuwe aanwijzingsborden kunnen nu ook een tankstation aangeven met respectievelijk, van links naar rechts, benzine en diesel, LPG, CNG, LNG, H2, elektriciteit. 2. Parkeren voorbehouden voor elektrische voertuigen. Een onderbord kan parkeerplaatsen voorbehouden voor elektrische voertuigen: De categorie van voertuigen mag worden afgebeeld op het onderbord. 3. Doodlopende straat, behalve boor fietsers en voetgangers. Een nieuw verkeersbord F45b duidt aan dat een weg doodloopt, maar dat voetgangers en fietsers toch door kunnen. 11

4. Fietsstraat De borden F111 en F113 duiden het begin en het einde van een fietsstraat aan. 5. Toelating voor fietsers om het rode of oranjelicht voorbij te rijden om rechtdoor of naar rechts af te slaan Het verkeersbord B22 laat de fietsers toe om de driekleurige verkeerslichten voorbij te rijden om rechts af te slaan, wanneer het verkeerslicht op rood of oranjegeel staat, op voorwaarde dat zij hierbij voorrang verlenen aan de andere weggebruikers die zich verplaatsen op de openbare weg of op de rijbaan. Het verkeersbord B23 laat fietsers toe om de driekleurige verkeerslichten voorbij te rijden om rechtdoor te rijden, wanneer het verkeerslicht op rood of oranjegeel staat, op voorwaarde dat zij hierbij voorrang verlenen aan de andere weggebruikers die zich verplaatsen op de openbare weg of op de rijbaan vanaf het rode of oranjegele licht. 6. Quadverbod Het verkeersbord C6 verbiedt de toegang voor bestuurders van motorvoertuigen met vier wielen, geconstrueerd voor onverhard terrein, met een open carrosserie, een stuur als op een motorfiets en een zadel. 12

7. Inhalen toegelaten voor vrachtwagens Vanaf het verkeersbord F107 tot aan het verkeersbord F109 is het voor de bestuurders van voertuigen en slepen gebruikt voor het vervoer van zaken met een maximale toegelaten massa van meer dan 3,5ton toegelaten om een gespan, een tweewielig motorvoertuig of een voertuig met meer dan twee wielen links in te halen. F107 Einde van de toelating voor de bestuurders van voertuigen en slepen gebruikt voor het vervoer van zaken met een maximale toegelaten massa van meer dan 3,5ton toegelaten om een gespan, een tweewielig motorvoertuig of een voertuig met meer dan twee wielen links in te halen. F109 8. Parkeren uitsluitend voor motorfietsen Een nieuw bord werd geïntroduceerd in ons verkeersreglement: Bord E9i: Parkeren uitsluitend voor motorfietsen. E9i 9. Tunnels Het koninklijk besluit beoogt de omzetting in Belgisch recht van de Richtlijn 2004/54/EG van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-europese wegennet. Deze Richtlijn beoogt een minimum veiligheidsniveau te verzekeren voor weggebruikers in tunnels van het trans-europese wegennet door de preventie van kritische gebeurtenissen die 13

mensenlevens, milieu en tunnelinstallaties in gevaar kunnen brengen, en door bescherming te bieden bij ongevallen. Zij is van toepassing op alle tunnels in het trans-europese wegennet van meer dan 500 meter lang, ongeacht of deze in gebruik, in aanbouw, dan wel in de ontwerpfase zijn. De Richtlijn beoogt het bereiken van een uniform, constant en hoog niveau van bescherming voor weggebruikers in wegtunnels en wordt omgezet in het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en het gebruik van de openbare weg, meer bepaald de bepalingen van de richtlijn betreffende de verkeerstekens voor tunnels. Volgende aanwijzingsborden worden toegevoegd: F8. Tunnel. Tunnel met een lengte van meer dan 500 meter. Op onderborden wordt de lengte van de tunnel en eventueel zijn naam aangeduid. Plaatsingsvoorwaarden: Deze verkeersborden worden geplaatst aan elke ingang van een tunnel met een lengte van meer dan 500 meter. Een onderbord duidt de lengte van de tunnel aan. De naam van de tunnel kan ook worden aangegeven. Voor tunnels met een lengte van meer dan 3 000 m wordt de resterende lengte van de tunnel om de 1 000 m aangegeven. F8 F52. Aankondiging van een nooduitgang in tunnels. Plaatsingsvoorwaarden: Deze verkeersborden duiden de nooduitgangen aan. F52 14

F52bis. Vluchtroute. F52bis Aankondiging van de dichtstbijzijnde nooduitgang, in de aangeduide richting, in tunnels. De afstand in meter is aangeduid op het verkeersbord. Plaatsingsvoorwaarden: De dichtstbijzijnde nooduitgang in elke richting wordt aangeduid door middel van de verkeersborden F52bis. Deze verkeersborden worden op afstanden van maximaal 25 m op een hoogte van 1 tot 1,5 m boven wegniveau op de tunnelwanden aangebracht en vermelden de afstanden tot aan de uitgangen. F56. Brandblusapparaat. Plaatsingsvoorwaarden: Dit verkeersbord duidt aan dat de hulppost in de tunnel uitgerust is met een brandblusapparaat. In hulpposten die door een deur van de tunnel gescheiden zijn, geeft de volgende tekst aan dat de hulppost geen bescherming biedt bij brand : «Deze zone is niet brandbestendig - Volg de aanwijzingen naar de nooduitgangen.» F62. Noodtelefoon. F56 Plaatsingsvoorwaarden: Dit verkeersbord duidt aan dat de hulppost in de tunnel uitgerust is met een noodtelefoon. F62 15

F98. Vluchthaven. Een onderbord met volgende symbolen duidt aan dat de vluchthaven uitgerust is met een noodtelefoon en een brandblusser. F98 Plaatsingsvoorwaarden: Dit verkeersbord duidt in de tunnel de plaats aan waar de vluchthavens zich bevinden. De brandblusapparaten en de noodtelefoons worden gesignaleerd door middel van een onderbord. 10. Verbod de cruise control te gebruiken. Vanaf het verkeersbord tot het volgend kruispunt, verbod de cruise control of kruissnelheidsregelaar te gebruiken. Een opschrift op een onderbord beperkt het verbod tot de bestuurders van voertuigen waarvan de maximale toegelaten massa hoger is dan de aangeduide massa Einde van het verbod opgelegd door het verkeersbord C48. 11. Woon-werkverkeer. 16

De voertuigen bestemd voor het woon-werkverkeer die gesignaleerd zijn door het bord hierboven afgebeeld en behorend tot de categorieën M2 en M3, bedoeld in het technisch reglement van de auto's, mogen deze rijstrook volgen wanneer het verkeersbord F17 of F18 aangevuld zijn met een gelijksoortig symbool. In dat geval mag het symbool eveneens op de rijstrook aangebracht worden. Dit bord op het voertuig heeft een zijde van ten minste 0,40 m; de achtergrond ervan moet van retro-reflecterende producten voorzien zijn. Dit bord moet goed zichtbaar op het linkergedeelte vooraan en achteraan op het voertuig aangebracht zijn; het moet verwijderd of afgedekt worden wanneer het voertuig niet gebruikt wordt voor woon-werkverkeer. F17 F18 12. Invoering Zone 30 schoolomgeving. Vanaf 1 september 2005 moeten alle schoolomgevingen, behoudens uitzonderlijke gevallen, gerechtvaardigd door de plaatsgesteldheid, afgebakend worden door volgende verkeersborden: Verkeersborden F4a en A23 aan het begin van een schoolomgeving. F4a A23 Verkeersbord F4b aan het einde van een schoolomgeving. F4b 13. Voorbehouden rijstroken of rijbanen voor carpoolers. 17

Wanneer het verkeersbord C5 is aangevuld met de vermelding «Uitgezonderd 2+» of «3+» zijn de rijbaan of de rijstrook aldus gesignaleerd, slechts toegankelijk voor voertuigen met ten minste 2 of 3 inzittenden, naargelang van de vermelding, evenals voor de voertuigen van de geregelde openbare diensten voor gemeenschappelijk vervoer. De andere voertuigen mogen de aldus gesignaleerde rijstrook slechts volgen om de op- en afritten te gebruiken, om van richting te veranderen of om een aanpalende eigendom te bereiken." 14. Nieuwe borden Bebouwde kom Begin van een bebouwde kom. Dit verkeersbord wordt rechts geplaatst op elke toegangsweg tot een bebouwde kom; het mag links herhaald worden. Einde van een bebouwde kom. Dit verkeersbord wordt rechts geplaatst op elke uitvalsweg van een bebouwde kom; het mag links herhaald worden. 15. Gevaarlijke goederen. Invoer van nieuw verkeersbord voor ADR verbod C24a: verboden toegang voor bestuurders van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren. Nieuwe onderborden bij het verkeersbord C24a waarop de letter B, C, D of E is aangebracht, duiden erop dat het verbod geldt voor voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren en waarvoor de toegang tot wegtunnels van categorie B, C, D of E verboden is. 18

C24b verboden toegang voor bestuurders van voertuigen die ontplofbare stoffen vervoeren. C24c verboden toegang voor bestuurders van voertuigen die verontreinigende stoffen vervoeren. Een nieuw verkeersbord D4 wordt ingevoerd dat dient om een alternatieve reisweg aan te duiden die door de voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren, moet worden gevolgd. Indien dit verkeersbord aanvullend de letters B, C, D of E vermeldt, dan geldt de verplichting om de alternatieve reisweg te volgen voor alle voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren en waarvoor de toegang tot wegtunnels behorend tot de categorie B, C, D of E verboden is. Er werd gekozen voor dit verkeersbord, dat conform is aan de Conventie van Wenen inzake verkeerstekens. 16. Zone 30 binnen gans een bebouwde kom. Het verkeersbord C43 (30 km/u), geplaatst boven een bord F1 (begin bebouwde kom), geldt in de gehele bebouwde kom. 19

Het einde van de signalisatie wordt aangeduid met een verkeersbord C45 (einde snelheidsbeperking) boven een bord F3 (einde bebouwde kom). VIII. Verlichting en reflectoren van rijwielen. Op 18 mei 2006 verscheen het koninklijk besluit van 09 mei 2006 tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg in het Belgisch Staatsblad. Ingevolge dit koninklijk besluit wijzigen enkele bepalingen die voor rijwielen en bestuurders van rijwielen van toepassing zijn. 1. Verlichting en reflectoren De verplichting om permanent verlichting te voeren op een rijwiel wordt opgeheven. Een wit of geel licht vooraan en een rood licht achteraan, dewelke niet verblindend mogen zijn, moeten alleen aanwezig zijn én in werking zijn tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag, en in alle omstandigheden wanneer het niet meer mogelijk is duidelijk te zien op een afstand van ongeveer 200 meter. De verlichting, die in knipperstand mag werken, moet niet meer op het rijwiel zelf aangebracht worden. Ze mag op de bagage, de kleding, het lichaam, het rijwiel zelf, aangebracht worden. Indien door het rijwiel een aanhangwagen getrokken wordt, moet de aanhangwagen achteraan een rood licht voeren zodra de omvang van de aanhangwagen het door het rijwiel gevoerde rood licht onzichtbaar maakt. De lichten en reflectoren moeten altijd duidelijk zichtbaar zijn en goed uitkomen, alsook in goede staat zijn van onderhoud en werking. 2. Aanhangwagen getrokken door een fietser Er worden een aantal maatregelen van kracht die er vooral moeten voor zorgen dat minder mobiele mensen vervoerd kunnen worden in een aan een fiets gekoppelde aanhangrolstoel. 20

Alleen in aan fietsen gekoppelde aanhangwagens mogen passagiers worden vervoerd op voorwaarde dat de aanhangwagen speciaal uitgerust is voor het vervoer van passagiers. De leeftijdsgrens van de vervoerde passagiers, bepaald op 8 jaar, wordt opgeheven. Een aanhangwagen mag slechts twee passagiers vervoeren en moet zijn uitgerust met beveiligde zitplaatsen met een afdoende bescherming van handen, voeten en rug. De fietser mag slechts één aanhangwagen trekken. De massa van een door een fiets getrokken aanhangwagen mag niet meer bedragen dan 80 kg, lading en passagiers inbegrepen. Een aanhangwagen met een massa van meer dan 80 kg mag evenwel gebruikt worden wanneer hij beschikt van een remsysteem dat automatisch in werking wordt gesteld wanneer de fietser remt. IX. Motorrijders. 1. Plaats op de rijbaan. Niet verplicht om uiterst rechts te rijden. In afwijking van de verplichting zo dicht mogelijk bij de rechterrand van de rijbaan te blijven, mag de bestuurder van een motorfiets op een rijbaan die niet verdeeld is in rijstroken zich over de ganse breedte begeven voor zover deze slechts opengesteld is in zijn rijrichting en op de helft van de breedte langs de rechterzijde indien de rijbaan opengesteld is in beide rijrichtingen. Op een rijbaan die verdeeld is in rijstroken mogen bestuurders van motorfietsen nu ook over de ganse breedte van de rijstrook rijden. Het is het geheel van het voertuig, de bestuurder, de passagier en de lading die in aanmerking moeten worden genomen om de plaats van de motorfietser te bepalen. De rijbewegingen door de bestuurder van een motorfiets uitgevoerd op het gedeelte van de rijbaan dat hij mag innemen, worden niet als manoeuvres beschouwd en vereisen geen gebruik van de richtingaanwijzers. De bestuurder mag echter niet de inhaalbewegingen hinderen waarmee achterliggers begonnen zijn. Dit wetsartikel houdt dus in dat de motorrijders in het midden of op 2/3 van hun rijstrook mogen rijden. Rijden in groep. Wanneer motorfietsers met ten minste twee in groep rijden op een weg met rijstroken, moeten ze niet achter elkaar rijden; ze mogen in dezelfde rijstrook in twee evenwijdige rijen geschrankt rijden, met een voldoende veiligheidsafstand onderling. Het filteren. 21

Het sneller rijden tussen twee rijstroken of files dan de voertuigen die stoppen of traag rijden in die rijstroken of files, wordt niet als inhalen beschouwd, behalve bij het naderen van een oversteekplaats voor voetgangers of voor fietsers en tweewielige bromfietsen. In dat geval mag de motorfietser niet sneller rijden dan 50 km per uur en mag het snelheidsverschil tussen de motorfietser en de voertuigen die zich in die rijstroken of files bevinden niet meer dan 20 km per uur bedragen. Op autosnelwegen en autowegen moet hij daarenboven tussen de twee meest links gelegen rijstroken rijden. Beschermende kleding. Bestuurders en passagiers van motorfietsen dragen handschoenen, een jas met lange mouwen en een lange broek of een overall, alsook laarzen of bottines die de enkels beschermen. Passagiers. De passagiers van bromfietsen, motorfietsen, driewielers met motor en vierwielers met motor moeten de voeten op de voetsteunen hebben. 2. Verboden een tweewielig motorvoertuig in te halen. Van nu af aan is het links inhalen van een motorfiets of van een bromfiets eveneens verboden op volgende plaatsen: - op een gesignaleerde overweg zonder slagbomen of verkeerslichten; - op kruispunten: - met voorrang van rechts; - waar de bestuurder voorrang moet verlenen ingevolge de verkeersborden B1 (omgekeerde driehoek) of B5 (stopbord); - waar de bestuurder voorrang moet verlenen omdat hij uit een aardeweg of pad op een rijbaan komt; - bij het naderen van een top van een helling en in bochten als de zichtbaarheid onvoldoende is, behalve als er kan worden ingehaald zonder de doorlopende witte streep die de rijbaan in rijstroken verdeeld te overschrijden; - wanneer de in te halen bestuurder zelf een ander voertuig dan een fiets, een tweewielige bromfiets of een tweewielige motorfiets inhaalt, behalve als de rijbaan drie of meer rijstroken heeft die bestemd zijn voor het verkeer in de gevolgde rijrichting; - wanneer de in te halen bestuurder stopt voor een oversteekplaats voor voetgangers of een oversteekplaats voor fietsers en tweewielige bromfietsen of deze oversteekplaatsen nadert op plaatsen zonder verkeerslichten of als er geen bevoegd persoon het verkeer regelt; - bij neerslag, op de autosnelwegen, autowegen en wegen met ten minste vier rijstroken met of zonder een middenberm, voor bestuurders van voertuigen en slepen met een M.T.M. van meer dan 7,5 ton. Dit is niet van toepassing bij het inhalen van voertuigen die gebruik maken van een voorbehouden rijstrook voor traag verkeer, noch ten opzichte van landbouwvoertuigen. 22

Het verbod om een gespan of van een voertuig met meer dan twee wielen links in te halen wordt dus nu ook uitgebreid naar de tweewielige motorvoertuigen. Tweewielige motorvoertuigen zijn motorfietsen en bromfietsen klasse A en B. Het links inhalen van een tweewielig motorvoertuig op de hierboven vermelde overwegen of wanneer de bestuurder zelf een ander voertuig dan een fiets, een tweewielige bromfiets of een tweewielige motorfiets inhaalt of wanneer het tweewielig motorvoertuig stopt voor een oversteekplaats voor voetgangers of een oversteekplaats voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen of deze oversteekplaatsen nadert op plaatsen waar het verkeer niet geregeld wordt door een bevoegd persoon of door verkeerslichten, is een overtredingen van de derde graad. 3. Motorfietsen in groep. De motorfietsers die in een groep van meer dan 50 deelnemers rijden, moeten vergezeld worden door ten minste twee wegkapiteins. Groepen van 15 tot 50 deelnemers mogen vergezeld zijn door ten minste twee wegkapiteins. De wegkapiteins waken over het goed verloop van de tocht. Deze wegkapiteins moeten ten minste 25 jaar oud zijn en een retro-reflecterende veiligheidsvest dragen, waarop in zwarte letters op de rug het woord «wegkapitein» voorkomt. Op de kruispunten waar het verkeer niet geregeld wordt door verkeerslichten, mag ten minste één van de wegkapiteins het verkeer in de dwarswegen stilleggen, op de wijze bepaald in artikel 41.3.2. terwijl de groep oversteekt. De wegkapiteins zijn in het bezit van een verkeersbord van het type C3. 4. Het parkeren van motorfietsen. a) Haaks op de rand van de rijbaan parkeren. Motorfietsen zonder zijspan of aanhangwagen mogen nu haaks op de rand van de rijbaan parkeren voor zover zij daarbij de aangeduide parkeermarkering niet overschrijden. b) Parkeren buiten de rijbaan en de parkeerzones. Motorfietsen mogen nu buiten de rijbaan en de parkeerzones worden opgesteld zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken. c) Betalend parkeren voor motorfietsen. Wanneer meer dan één motorfiets binnen een afgebakend parkeervak bedoeld voor één auto wordt geparkeerd, dan moet voor dat parkeervak slechts één maal betaald worden. d) Nieuw parkeerbord voor motorfietsen. 23

De definitie van het bord E9b werd gewijzigd. Het bord E9b krijgt nu volgende betekenis: Parkeren uitsluitend voor motorfietsen, personenauto s, auto s voor dubbelgebruik en motorfietsen. E9b Bovendien wordt een nieuw bord geïntroduceerd in ons verkeersreglement: Bord E9i: Parkeren uitsluitend voor motorfietsen. E9i 5. Het rijbewijs De houders van een rijbewijs geldig voor categorie B, afgegeven sinds ten minste twee jaar, mogen nu ook motorfietsen met of zonder zijspan met een maximale cilinderinhoud van 125 cm 3 en met een maximaal vermogen van 11 kw besturen. Hiervoor moeten zij geen bijkomend theoretisch of praktisch examen voor rijbewijs A afleggen. Zij moeten ook geen nieuw rijbewijs gaan afhalen op het gemeentebestuur. X. Bromfietsen klasse B op rijbaan of op fietspad. De bromfietsen klasse B mogen op wegen waar de snelheid beperkt is tot 50 km per uur kiezen of zij de rijbaan of het fietspad volgen, op voorwaarde dat zij de andere weggebruikers die zich op het fietspad bevinden niet in gevaar brengen. Als er een hogere snelheid wordt toegelaten, dan moeten de bromfietsen klasse B het fietspad volgen. De wegbeheerders kunnen de bromfietsen klasse B echter verbieden of verplichten om gebruik te maken van de fietspaden door het plaatsen van verkeersborden D7 aangevuld met een onderbord M6 B verplicht of M7 B verboden. 24

XI. Gebruikers van voortbewegingstoestellen. a) Inleiding. In het verkeersreglement wordt een nieuwe categorie van voertuigen ingevoerd: de voortbewegingstoestellen. De doelstelling van deze reglementering bestaat erin om een juridisch statuut toe te kennen aan een ganse categorie van langzame voertuigen, die men sinds enige tijd meer en meer op onze wegen en openbare plaatsen ziet. Ook de bepaling van een rijwiel werd gewijzigd. b) Soorten voortbewegingstoestellen. Er zijn twee soorten van voortbewegingstoestellen: 1 de niet gemotoriseerde voortbewegingstoestellen. Dat zijn voertuigen die niet beantwoorden aan de definitie van rijwiel. Ze worden door de gebruiker of gebruikers door middel van spierkracht voortbewogen en zijn niet met een motor uitgerust. 2 de gemotoriseerde voortbewegingstoestellen. Dat zijn motorvoertuigen met twee of meer wielen dat naar bouw en motorvermogen, op een horizontale weg, niet sneller kan rijden dan 18 km per uur. Deze gemotoriseerde voortbewegingstoestellen worden niet gelijkgesteld met motorvoertuigen. De bestuurders van zulke gemotoriseerde voortbewegingstoestellen moeten dus ook niet houder zijn van een rijbewijs, en moeten dus uiteraard geen rijbewijs bij zich hebben. Het niet bereden voortbewegingstoestel wordt niet als voertuig beschouwd. De gebruiker van een voortbewegingstoestel, die niet sneller dan stapvoets rijdt, wordt niet gelijkgesteld met een bestuurder. c) Regels van toepassing voor de gebruikers van voortbewegingstoestellen. Als de gebruiker van een voortbewegingstoestel niet sneller rijdt dan stapvoets, dat moet hij de regels voor de voetgangers volgen. Als de gebruiker van een voortbewegingstoestel wel sneller rijdt dan stapvoets, dan moet hij de regels voor de fietsers volgen. De regels die de andere weggebruikers moeten naleven ten opzichte van voetgangers en fietsers gelden ook voor de gebruikers van voortbewegingstoestellen. d) Gebruik van de lichten. Tussen het vallen van de avond en het aanbreken van de dag en in alle omstandigheden wanneer het niet meer mogelijk is duidelijk te zien tot op een afstand van ongeveer 200 meter, moeten de gebruikers van voortbewegingstoestellen die rijden op de andere delen van de openbare weg dan degene die voorbehouden zijn voor het verkeer van voetgangers de hierna vermelde lichten gebruikt: 25

- vooraan, een wit of geel licht; - achteraan, een rood licht. Die lichten mogen in één enkel toestel verenigd zijn, dat links geplaatst of gedragen wordt. Indien de gebruikers van voortbewegingstoestellen links op de rijbaan rijden moeten de positie en de plaats van de lichten omgekeerd worden. e) Lading en afmetingen. De lading van een voortbewegingstoestel mag niet meer dan 0,50 meter vooraan en achteraan en 0,30 meter aan elke kant overschrijden. De hoogte van een beladen voortbewegingstoestel mag niet meer dan 2,50 meter overschrijden. De maximum breedte van een voortbewegingstoestel is 1 meter. f) De nieuwe bepaling van Rijwiel. De volgende bepaling vervangt de oude bepaling betreffende het Rijwiel : "Rijwiel", elk voertuig met twee of meer wielen, dat wordt voortbewogen door middel van pedalen of van handgrepen door één of meer van de gebruikers en niet met een motor is uitgerust, zoals een fiets, een driewieler of een vierwieler. De bevestiging van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kw, waarvan de aandrijfkracht geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid van 25 km/u bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen, brengt geen wijziging in de classificatie als rijwiel. Het niet bereden rijwiel wordt niet als voertuig beschouwd. XII. Markeringen. 1. Busstrook - Een brede witte onderbroken witte streep op de rijbaan met het woord BUS bakent een speciale rijstrook af die alleen bestemd is voor: o autobussen van het openbaar vervoer, o voertuigen bestemd voor het ophalen van leerlingen, o taxi s, - De prioritaire voertuigen mogen op deze rijstrook rijden wanneer hun dringende opdracht het rechtvaardigt - Fietsers, bromfietsers, motorfietsers, de voertuigen bestemd voor het woon-werkverkeer en voor het vervoer van passagiers ontworpen en gebouwde voertuigen met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, mogen deze rijstrook volgen indien 26

respectievelijk één of meerdere van de volgende symbolen zijn aangebracht op het bord F17 of op een onderbord. - De andere voertuigen mogen hierop niet rijden behalve om omheen een hindernis op de rijbaan te rijden en in de onmiddellijke nabijheid van een kruispunt om van richting te veranderen. - Deze voertuigen mogen de busstrook dwarsen: o om een parkeerplaats gelegen langs de busstrook in te nemen of te verlaten o of een eigendom op te rijden of te verlaten o en op kruispunten. - Het parkeren is verboden. 2. Bijzondere overrijdbare bedding - Een of meerdere brede witte doorlopende strepen of de markering bakenen de bijzondere overrijdbare bedding af die voorbehouden is aan voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer - Fietsers, bromfietsers, motorfietsers, voertuigen bestemd voor het woon-werkverkeer met speciaal bord, en voor het vervoer van passagiers ontworpen en gebouwde voertuigen met meer dan acht zitplaatsen, die van de bestuurder niet meegerekend, en taxi s mogen deze bedding volgen indien respectievelijk één of meerdere van de volgende symbolen, en voor taxi s het woord «TAXI», zijn aangebracht op het bord F18 of op een onderbord. - De andere voertuigen mogen de bijzondere overrijdbare bedding dwarsen: - om een parkeerplaats gelegen langs deze bedding in te nemen of te verlaten - of een eigendom op te rijden of te verlaten - en op kruispunten. - Zij mogen hierop niet rijden behalve om omheen een hindernis op de rijbaan te rijden. 27

- De bestuurders die er rijden moeten de speciale verkeerslichten voor openbaar vervoer opvolgen. Ze moeten bovendien in de toegelaten richtingen voortrijden. 3. Opstelvak voor tweewielers duidt de plaats aan waar de fietsers en de tweewielige bromfietsers zich tijdens de rode fase van de verkeerslichten mogen opstellen andere bestuurders moeten voor de eerste stopstreep stoppen 4. Dambordmarkering bestaat uit witte vierkanten markering bakent a) de plaats voorbehouden aan voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer op een bijzondere overrijdbare bedding b) een plaats die de eigen bedding en bijzondere overrijdbare beddingen met elkaar verbinden XIII. Rotondes. - als men rijdt op een rond punt gesignaleerd door het bord D5 (verplicht rondgaand verkeer) dan heeft men voorrang als men op de rotonde rijdt. o de toegangsweg moet dan wel voorzien zijn van bord B1 of B5. - Het oprijden van een rotonde wordt voortaan beschouwd als een richtingverandering waarbij de richtingaanwijzers niet moeten gebruikt worden. o Bij het verlaten een rotonde moeten de richtingaanwijzers wèl gebruikt worden. XIV. Snelheid. 1. Snelheidszones. De wegbeheerders kunnen nu snelheidszones afbakenen. In zulke zones is de snelheid beperkt tot de snelheid die op het bord is vermeld. Deze snelheidsbeperking blijft geldig tot aan het bord dat het einde van de zone aangeeft, in tegenstelling met de klassieke borden die de snelheid beperkt tot aan het volgende kruispunt. 28

Begin en einde van een snelheidszone 70 km/uur Binnen de snelheidszone mag geen bord C43 worden geplaatst die een hogere snelheid toelaat dan deze aangeduid door het zonebord. Klassiek bord C43 Wanneer binnen de zone het bord C43 een andere snelheid aanduidt, dan geldt vanaf het volgende kruispunt opnieuw de zonale snelheid. Het zone bord wordt dan niet meer herhaald. Bij de afbakening van een erf, een woonerf of een schoolomgeving geldt hetzelfde principe: vanaf het einde van de verbodsbepaling geldt opnieuw het zonebord, ook al wordt het zonebord NIET herhaald. Bij de afbakening van een bebouwde kom binnen een snelheidszone moet echter WEL het zonebord worden herhaald bij het verlaten van de bebouwde kom. Idem wanneer een andere snelheidszone wordt afgebakend binnen een snelheidszone, dan moet het eerste zonebord opnieuw worden geplaatst. Op snelheidszoneborden mogen geen opschriften of symbolen worden aangebracht. De wegbeheerders wordt bovendien de mogelijkheid geboden om herkenningstekens te gebruiken die de bestuurders er aan herinneren in welke snelheidszone zij zich bevinden. Deze herkenningstekens kunnen aan verlichtings- en verkeerspalen bevestigd worden. Deze kleine borden of aanplakvignetten hebben een kleine afmeting. Ze springen niet automatisch in het oogveld van elke weggebruiker, maar zijn enkel bedoelt als geheugensteuntje voor wie bevestiging zoekt. 2. Geldigheid van de snelheidsbeperking opgelegd door het verkeersbord F1, F1a en F1b.. In artikel 71.2 wordt de legende van het verkeersbord F1a en F1b aangevuld zodat het ook voor deze verkeersborden duidelijk wordt, wat hun impact is op de snelheidsregimes in geval van combinatie met andere snelheidszones, (woon)erven: - Wanneer binnen een bebouwde kom een verkeersbord C43 een andere snelheid aanduidt, dan geldt vanaf het volgend kruispunt opnieuw de maximumsnelheid van 50 km/u; 29

- Wanneer binnen een bebouwde kom een snelheidszone, een erf of een schoolomgeving wordt afgebakend, dan geldt vanaf het einde van de snelheidszone, het erf of de schoolomgeving opnieuw de maximumsnelheid van 50 km/u. ; XV. Voorrangsregels. 1. Spoorvoertuigen. Elke weggebruiker moet voorrang verlenen aan de spoorvoertuigen; daartoe moet hij zich zo snel mogelijk van de sporen verwijderen. In het oude verkeersreglement moesten de bestuurders voorrang verlenen aan de spoorvoertuigen en zich, indien nodig, van het spoor verwijderen. In de nieuwe tekst wordt bepaald dat elke weggebruiker voorrang moet verlenen aan de spoorvoertuigen en zich daartoe zo snel mogelijk van de sporen moet verwijderen. De nieuwe tekst herinnert ons aan de volstrekte voorrang van de spoorvoertuigen. 2. Algemene voorrang aan rechts. De algemene voorrang aan rechts wordt ingevoerd in ons verkeersreglement. Dat betekent dat de regel die bepaalt dat de bestuurder die voorrang heeft, zijn voorrang verliest wanneer hij zijn voertuig opnieuw in beweging brengt na gestopt te hebben, wordt afgeschaft. De verplichting om "op regelmatige wijze" van rechts te komen teneinde van voorrang van rechts te kunnen genieten wordt geschrapt omwille van het feit dat het begrip "op regelmatige wijze" te vaag is en tot rechtsonzekerheid leidt. Er wordt nu expliciet bepaald dat de bestuurder die uit een verboden rijrichting komt niet van de voorrang van rechts geniet. Dit geldt uiteraard niet voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen die uit een straat met beperkt éénrichtingsverkeer komen (aangegeven met de onderborden M2 of M3). Deze blijven uiteraard genieten van de voorrang van rechts omdat zij niet uit een voor hen verboden rijrichting komen. De bestuurder die een trottoir of een fietspad oversteekt, moet voorrang verlenen aan de weggebruikers die overeenkomstig dit besluit gebruik maken van het trottoir of fietspad. 30

Vroeger bepaalde het verkeersreglement dat de bestuurder voorrang moest verlenen aan de weggebruikers die gerechtigd waren om het fietspad te volgen. Het woord gerechtigd werd geschrapt zodat de voorrang enkel geldt ten opzichte van de weggebruikers die daadwerkelijk gebruik maken van het fietspad. De bestuurder die een manoeuvre wil uitvoeren, moet voorrang verlenen aan de andere weggebruikers. Worden inzonderheid als manoeuvres beschouwd: van rijstrook of van file veranderen, de rijbaan oversteken, een parkeerplaats verlaten of oprijden, uit een aanpalende eigendom komen, keren of achteruitrijden. Wordt niet als manoeuvre beschouwd: zich op het einde van een fietspad op de rijbaan begeven om rechtdoor te rijden. XVI. Inhaalverbod bij het naderen van een oversteekplaats voor voetgangers. Voortaan is het niet alleen verboden een voertuig in te halen dat stopt voor een oversteekplaats voor voetgangers of voor een oversteekplaats voor fietsers en bromfietsers, maar ook zo'n oversteekplaats nadert (art. 17.5 ). XVII. Lading van voertuigen. 1. Nieuwe definities. In het verkeersreglement worden enkele nieuwe bepalingen toegevoegd aan artikel 2: - Lading, elk goed of materiaal dat door een voertuig wordt vervoerd. - Stouwvoorziening, element dat specifiek ontworpen en vervaardigd is om een lading vast te maken, op haar plaats te houden of te stouwen, met inbegrip van de structurele elementen van het voertuig. 31

- Geïntegreerde vergrendelvoorziening, voorziening die ontworpen is en gebruikt wordt om een lading vast te zetten door de bevestigingspunten van de lading te verbinden met de verankeringspunten van het voertuig en te vergrendelen. - Maximale nominale last, maximale last die op een element van een ladingzekeringssysteem mag worden toegepast, in normale gebruiksomstandigheden. - Verankeringspunt, deel van de structuur, de apparatuur of het toebehoren van een voertuig of van een lading waaraan een stouwvoorziening wordt vastgemaakt. - Ladingzekeringssysteem, uitrusting of combinatie van uitrustingen die wordt gebruikt om een lading vast te zetten of te stouwen, met inbegrip van de stouwvoorzieningen van de lading, evenals alle samenstellende delen ervan. - Primaire verpakking, verpakking die de goederen als eerste omsluit. 2. Regels betreffende het laden van voertuigen die gewijzigd werden. De eerste zin van artikel 45.1. werd gewijzigd: Vroeger luidde de eerste zin van de bepaling als volgt: De lading van een voertuig moet zodanig geschikt en zo nodig vastgemaakt, overdekt met een dekzeil of met een net, dat ze:.. Deze bepaling is gewijzigd in: De lading van een voertuig moet zodanig geschikt zijn dat ze bij normale wegomstandigheden: Ook artikel 45.4 werd vervangen door een nieuwe bepaling. De vroegere bepaling stelde dat al wat dient om de lading vast te maken of te beschutten zoals kettingen, dekzeilen, netten, enz. moet de lading nauw omsluiten. De nieuwe bepaling is nu als volgt geformuleerd: al wat dient om de lading vast te maken of te beschutten moet in goede staat zijn en correct worden gebruikt. Elk onderdeel dat de lading omsluit, zoals een ketting, een dekzeil, een net, enz. moet de lading nauw omsluiten. Het niet naleven van deze verkeersregels (artikel 45.1 en 45.4) zijn overtredingen van de 2 de graad (O.I. 100 ). 3. Nieuwe regels betreffende het laden en lossen. Een nieuw artikel 45bis werd ingevoerd in het verkeersreglement. Dit artikel is enkel van toepassingen voor de voertuigen van groep C. De voertuigen van groep C zijn de motorvoertuigen van de categorieën C en C+E en de subcategorieën C1 en C1+E. Deze bepalingen handelen allemaal over de wijze hoe een vrachtwagen of autobus moet geladen worden. Zo moet de bestuurder bijvoorbeeld een visuele controle uitvoeren om na te gaan of de achterste laaddeuren enz. wel degelijk gesloten zijn. Hij moet eveneens nagaan dat de lading geen hinder vormt voor het veilig besturen van het voertuig en dat het zwaartepunt van de lading zoveel als mogelijk gecentreerd wordt op het voertuig. De artikels 45bis4 en 45bis5 worden ingedeeld bij de overtredingen van de 3 de graad (O.I. 150 ). 32

XVIII. Verlies van lading, ongevallen, defect voertuig. De doelstelling van de nieuwe verkeersregel is om het verkeer vlotter te laten verlopen na een ongeval, na een verlies van lading door een voertuig, of na een ongeval. Daarom werden in de artikelen 51 en 52 van het verkeersreglement die over de defecte voertuigen, gedrag bij een ongeval en de op de openbare weg gevallen lading handelen, ook het principe van het vlotte verkeer geïntroduceerd. Zo moet nu de bestuurder van een defect voertuig de nodige maatregelen nemen om niet alleen de veiligheid van het verkeer te verzekeren, maar ook de vlotheid van het verkeer. Dit geldt ook wanneer een lading geheel of gedeeltelijk op de openbare weg valt en niet onmiddellijk kan worden weggeruimd, of naar aanleiding van een verkeersongeval. Ook dan moet de vlotheid en de veiligheid van het verkeer worden verzekerd. Nieuw is dat wanneer de bestuurder afwezig is, of wanneer hij weigert of niet in staat is om de bevelen van de bevoegde personen op te volgen, de bevoegde persoon ambtshalve voor de verplaatsing van het voertuig en de lading kan zorgen. Dit impliceert dat de bestuurder het recht heeft zelf een takelfirma in te schakelen voorzover aan de politie voldoende garantie kan worden geboden dat deze takelfirma met het geschikte takelmateriaal en binnen de door de politie naar alle redelijkheid vooropgestelde tijdspanne ter plaatse zal komen en de weg zal vrijmaken. Op autowegen en autosnelwegen daarentegen geldt voortaan dat de bevoegde personen steeds ambtshalve voor de verplaatsing van het voertuig en de lading zullen zorgen. Dit betekent dat op deze wegen de politie steeds zelf ambtshalve een takelfirma zal inschakelen. XIX. Uitzonderlijk vervoer. Het verkeersreglement werd gewijzigd door het KB van 2 juni 2010 betreffende het wegverkeer van uitzonderlijke voertuigen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 14 juni 2010. Tot op het verschijnen van dit nieuw KB waren er buiten twee artikels in de Wegcode geen wettelijke bepalingen rond dit type van transporten. Zo bepaalt het KB onder meer vier verschillende categorieën van uitzonderlijke voertuigen, de vergunningen die nodig zijn om deze voertuigen in het verkeer te brengen en de wijze waarop de vergunningen kunnen worden verkregen regels die vooral van belang zijn voor de opdrachtgevers en uitvoerders van uitzonderlijk vervoer. Daarnaast wordt ook de manier omschreven waarop het uitzonderlijk vervoer herkenbaar moet zijn voor de andere weggebruikers, met name door retroreflecterende markeringen en oranjegele knipperlichten, en een groot geel of oranje bord met de vermelding Uitzonderlijk vervoer ( Transport exceptionnel / Schwertransport ) zowel voor- als achteraan het voertuig. Nieuw is dat begeleiding door de politie in de meeste gevallen niet meer vereist is. Het uitzonderlijk vervoer dient uiteraard nog steeds begeleiding te hebben, maar dat mag gebeuren door één of meerdere begeleidingsvoertuigen met privébegeleiders, naar gelang van de afmetingen en massa van het uitzonderlijk vervoer. Een verkeerscoördinator leidt het konvooi. 33

De begeleidingsvoertuigen zijn geel van kleur en zijn gemarkeerd met diagonale, wit-rode strepen langs voor- en achterzijde, en hebben minstens twee geeloranje knipperlichten op het dak. De verkeerscoördinator en de begeleiders waken over het goede verloop van het transport. Zij mogen de andere weggebruikers de nodige aanwijzingen geven om de veiligheid van het verkeer te verzekeren en de doortocht van het uitzonderlijk vervoer te vergemakkelijken, meer bepaald: - het verkeer uit dwarsstraten stilleggen op kruispunten zonder verkeerslichten; - het verkeer dat reeds voor een rood licht stilstaat, blijvend staande houden tot het konvooi gepasseerd is; - het verkeer in beide richtingen stilleggen op wegen waar maximum 70 km/u mag worden gereden; - achteropkomend verkeer dat in dezelfde richting rijdt als het uitzonderlijk vervoer verhinderen om in te halen of voorbij te rijden. Als weggebruiker ben je verplicht om de aanwijzingen van de verkeerscoördinator en de begeleiders van het uitzonderlijk vervoer op te volgen. XX. Speciale wegen. 1. Plaatselijk verkeer. De bepalingen Plaatselijk verkeer of plaatselijke bediening werden als volgt gedefinieerd: De voertuigen van de bewoners en hun bezoekers, de voertuigen voor levering inbegrepen, de voertuigen van geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer, de voertuigen voor onderhoud en toezicht, wanneer de aard van hun opdracht dit rechtvaardigt, de prioritaire voertuigen bedoeld in artikel 37 en fietsers en ruiters. ; De definitie van plaatselijk verkeer of plaatselijke bediening in artikel 2.47 wordt aangepast zodat ook geregelde diensten voor gemeenschappelijk vervoer als plaatselijk verkeer worden beschouwd. Het oude artikel 2.47 gaf de definitie van de termen uitgezonderd plaatselijk verkeer of plaatselijke bediening maar was onlogisch, aangezien de toegangsbeperking voor dat soort weg voortvloeit uit de combinatie met het bord C3 en niet alleen door een bijkomend bord met de voornoemde aanwijzing. De oude tekst was ook meer gericht op de toepasselijke regels dan op de definitie zelf van de termen. Nu zijn het soort verkeer of bediening zeer duidelijk gedefinieerd, dat wil zeggen de soorten voertuigen en de betrokken weggebruikers; 2. Verkeer in woonerven en erven. Algemeen 34

- is een gebied speciaal ingericht zodat het autoverkeer ondergeschikt is aan voetgangersverkeer - begin aangeduid door F12a einde door F12b Het verkeer - voetgangers mogen ganse breedte van de straat gebruiken, spelen toegelaten - voetgangers niet in gevaar brengen, niet hinderen o zo nodig stoppen o voetgangers mogen verkeer niet nodeloos belemmeren - snelheid : 20 km/u - parkeren alleen op plaatsen afgebakend door wegmarkeringen of wegbedekking in andere kleur + letter P of waar verkeersbord het toelaat - auto s mogen links of rechts in rijrichting parkeren 2. Verkeer in nabijheid en op verhoogde inrichtingen. Algemeen - verhoging aangelegd op de rijbaan om snelheid te remmen o op afstand gesignaleerd door A14 en ter hoogte drempel F87 o behalve in zone 30 en in woonerf Het verkeer - dubbel voorzichtig zijn - max. 30 km per uur (in woonerf 20) - elk links inhalen is verboden, ook een fietser - stilstaan en parkeren verboden (behalve plaatselijke reglementering) 3. Verkeer op wegen voorbehouden voor het verkeer van voetgangers, fietsers en ruiters. Algemeen Openbare weg waarvan begin aangeduid met F99a of F99b en einde met F101a of F101b Het verkeer - Alleen verkeer toegestaan van de categorieën weggebruikers vermeldt op bord - Mogen ook gebruik maken van deze wegen: o prioritaire voertuigen o houders van een vergunning: voertuigen voor toezicht, controle en onderhoud wegen voertuigen van aanwonenden en van hun leveranciers voertuigen voor het wegruimen van vuilnis 35

- gebruikers van deze wegen mogen elkaar niet in gevaar brengen en elkaar niet hinderen - voorzichtig zijn voor kinderen en het verkeer mag niet nodeloos worden belemmerd - spelen is er toegestaan 4. Verkeer op wegen voorbehouden voor landbouwverkeer, voetgangers, fietsers en ruiters. Algemeen Openbare weg waarvan begin aangeduid met F99c en einde met F101c Het verkeer - Alleen verkeer toegestaan van de categorieën weggebruikers vermeldt op bord - Mogen ook gebruik maken van deze wegen: o Voertuigen van en naar aanliggende percelen o Niet-gemotoriseerde drie- en vierwielers o Voertuigen voor onderhoud, afvalophaling, toezicht, hulpverlening en prioritaire voertuigen - gebruikers van deze wegen mogen elkaar niet in gevaar brengen en elkaar niet hinderen - voetgangers, fietsers en ruiters mogen de ganse breedte van de wegen gebruiken - gemotoriseerd verkeer (landbouwvoertuigen) dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van voetgangers, fietsers en ruiters 5. Voetgangerszones. Algemeen Openbare wegen waarvan het begin aangeduid door bord F103 en einde F105 Het verkeer - Alleen voetgangers toegelaten - Mogen ook gebruik maken van deze wegen: o prioritaire voertuigen o voertuigen voor toezicht, controle en onderhoud wegen en voertuigen voor het wegruimen van vuilnis o voertuigen geregelde diensten openbaar vervoer o houders van een vergunning: eigenaars van garages die in deze zone zijn gelegen en enkel via deze zone te bereiken zijn voertuigen van handelsondernemingen en van hun leveranciers die in deze zone gevestigd zijn voertuigen voor uitvoeren van werken in deze zone toeristische treintjes, bespannen voertuigen, rijwieltaxi s 36

voertuigen gebruikt in het kader van een medisch beroep of thuisverzorging - voertuigen vermeldt op het verkeersbord o voertuigen die in zone moeten laden of lossen o taxi s o fietsers - voetgangers mogen over de volledige breedte van de weg volgen - de bestuurders die er mogen rijden moeten stapvoets rijden, doorgang voor voetgangers vrij laten en zo nodig stoppen - voetgangers niet in gevaar brengen - fietsers moeten afstappen als de drukte van de voetgangers het rechtvaardigt - spelen is toegelaten - verboden te parkeren 6. Speelstraten. Algemeen - Is een openbare weg die op vaste uren wordt afgebakend met daartoe voorziene hekken die de toegang tot de straat zo goed mogelijk afsluiten en op één van die hekken is het bord C3 met onderbord speelstraat aangebracht Het verkeer - Ganse breedte van de openbare weg voorbehouden voor spelen - Personen die spelen worden gelijkgesteld met voetgangers - Alleen bestuurders van motorvoertuigen die in die straat wonen of die een garage in de straat bezitten en ook prioritaire voertuigen en fietsers hebben toegang - Bestuurders die er mogen komen moeten stapvoets rijden - Moeten de doorgang vrijlaten voor voetgangers die spelen, voorrang verlenen en indien nodig stoppen - Fietsers moeten zonodig afstappen - Voetgangers die spelen niet in gevaar brengen en niet hinderen - Dubbel voorzichtig zijn ten aanzien van kinderen 7. Fietsstraten. Een fietsstraat is een straat die is ingericht als fietsroute, waar specifieke gedragsregels gelden ten aanzien van fietsers, maar waarop tevens motorvoertuigen zijn toegestaan. Een fietsstraat wordt gesignaleerd met een verkeersbord F111 dat het begin en een verkeersbord F113 dat het einde aanduidt. 37

In fietsstraten mogen de fietsers de ganse breedte van de rijbaan gebruiken voor zover deze slechts opengesteld is in hun rijrichting en de helft van de breedte langs de rechterzijde indien de rijbaan opengesteld is in beide rijrichtingen. Motorvoertuigen hebben toegang tot fietsstraten. Zij mogen de fietsers evenwel niet inhalen. De snelheid mag in een fietsstraat nooit hoger liggen dan 30 kilometer per uur. XXI. Gebruik van de noodkoppeling Het gebruik van noodkoppelingen, op autosnelwegen en autowegen, waar in de regel 120 km/u geldt, is te gevaarlijk. Deze combinatie van voertuigen hoort niet thuis op een autosnelweg of autoweg en net zo min op de pechstrook omdat hun snelheid beperkt is tot maximaal 25 km/u. Vroeger mochten voertuigen die gesleept werden door middel van een noodkoppeling een autosnelweg niet oprijden. Maar bij pech OP een autosnelweg mocht een voertuig wel met een noodkoppeling gesleept worden maar ze moesten wel de eerst volgende afrit nemen. De artikelen 21.4 en 21.5 worden aangepast zodat hulp- en noodkoppelingen niet langer mogen gebruikt worden op autosnelwegen en autowegen, en evenmin op de pechstrook. XXII. Parkeren 1. Parkeerschijf a) Iedere bestuurder die, op een werkdag, of de dagen vermeld op de signalisatie, een auto,, een vierwielige bromfiets, een driewieler met motor of een vierwieler met motor parkeert - in zone beperkte parkeertijd - op plaatsen voorzien van E5, E7, E9a tot E9 38

met onderbord moet op de binnenzijde van de voorruit of op het voorste gedeelte van het voertuig een parkeerschijf of de gemeentelijke parkeerkaart aanbrengen. Artikel 27.1.1 werd aangepast zodat nu ook vierwielige bromfietsen en drie-en vierwielers met motor, de parkeerschijf moeten plaatsen binnen een blauwe zone. Deze voertuigen nemen immers evenveel plaats in als auto s. b) Bij aankomst moet de juiste periode worden aangegeven - Behalve wanneer dagen, uren of minuten vermeldt zijn op het verkeersbord, moet de schijf gebruikt worden op werkdagen tussen 9 uur en 18 uur. De parkeertijd is in dat laatste geval beperkt tot twee uren. - De parkeerplaats moet worden verlaten uiterlijk bij het verstrijken van het vergunde uur. c) Parkeerschijf moet niet worden gebruikt op plaatsen met een P-bord d) De parkeerschijf moet niet worden gebruikt indien er geparkeerd wordt voor de inrij van een eigendom as het inschrijvingsteken van het voertuig leesbaar op de inrij is aangebracht 2. Parkeerkaart. De nieuwe regelgeving verruimt het begrip bewonerskaart tot parkeerkaart waardoor de gemeentebesturen de kaart kunnen uitreiken aan eender welke doelgroep. De gemeenteraad bepaalt: - de categorie van personen aan wie de gemeentelijke parkeerkaart kan uitgereikt worden; - de voorwaarden van uitreiking; - de afmeting van de kaart; - het maximum aantal nummerplaten dat op de kaart vermeld kan worden; - de geldigheidstermijn. De parkeerkaart voor autodelen kan enkel betrekking hebben op voertuigen die via bemiddeling van een vereniging voor autodelen aangewend worden voor autodelen of op voertuigen die door een vereniging voor autodelen aan meerdere van haar leden ter beschikking worden gesteld. Het zijn de gemeenten die de verenigingen voor autodelen moeten erkennen. De gemeenteraden moeten dus de erkenningsvoorwaarden en de erkenningsprocedures vastleggen. De bewonerskaart kan enkel uitgereikt worden aan personen die hun hoofdverblijfplaats of domicilie hebben in de gemeente, zone of straat vermeld op de bewonerskaart. De gemeenten kunnen ook elkaars kaarten erkennen. De modaliteiten hiervan moeten de gemeenten zelf bepalen in hun reglementen. 39