Nota Beleid bijzondere bijstand en armoedeen minimabeleid 2013



Vergelijkbare documenten
B&W-nr.: d.d Wijziging Beleidsregels Bijzondere Bijstand

GEMEENTELIJK BESLUIT BIJZONDERE BIJSTAND WWB

B e s l u i t: Vast te stellen de Beleidsregels bijzondere bijstand zorg en minimabeleid gemeente Aalten.

besluit vast te stellen de Verordening bijzondere bijstand 2015 gemeente Heerde.

Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Schouwen-Duiveland 2016

Beleidsregels bijzondere bijstand GEMEENTE WADDINXVEEN BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND

Onderwerp Beleidsregels bijzondere bijstand: lening duurzame gebruiksgoederen en drempelbedrag.

Zundertse Regelgeving

b. WTOS: de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

Nieuwsbrief Minimabeleid 2010 Gemeente Schagen

wordt de draagkracht berekend over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Noordoostpolder 2015

Oplegvel Collegebesluit

Algemene uitgangspunten bijzondere bijstandsbeleid ISD Bollenstreek

Officiële naam regeling Verordening Langdurigheidstoeslag Breda 2013 Citeertitel Verordening Langdurigheidstoeslag Breda 2013

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van (datum);

Gemeente Den Haag. rv 126. Voorstel van het college inzake aanpassing verordening langdurigheidstoeslag 2012 ten gevolge van vervallen huishoudtoets.

BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND EN AMSTELVEENPAS GEMEENTE AMSTELVEEN. HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1. Begripsomschrijving.

Nota bijzondere bijstand en minimabeleid 2016

- Intrekking van publicatie GB op 7 april Gemeenteblad Nijmegen. Jaartal / nummer 2011 / 042

Artikelsgewijze toelichting op de Toeslagenverordening WWB ISD Bollenstreek 2012

Beleidsregels woonkostentoeslag gemeente Krimpen aan den IJssel. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel;

Verordening individuele bijzondere bijstand RSDHW 2015

I-SZ/2015/1803. Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid - Algemene bepalingen 2015

Beleidsregels Draagkracht Minimaregelingen Gemeente Boxtel en Gemeente Haaren Participatiewet

Artikel 4 Draagkracht verstrekkingen op grond van hoofdstuk 4

Beleidsregels Compensatieregeling Schoonmaakondersteuning WMO

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 2012;

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Haarlemmermeer 2019

- vast te stellen de beleidsregel bijzondere bijstand 2015 (Participatiewet); - en tegelijk in te trekken de huidige beleidsregel bijzondere bijstand

CVDR. Nr. CVDR466900_1. Beleidsregels bijzondere bijstand Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

De gemeente Hulst hanteert geen drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 lid 2 WWB.

Beleidsregels bijzondere bijstand, kindregeling en maatschappelijke participatie Purmerend 2018

Voorliggende voorzieningen

Wat is bijzondere bijstand? informatiefolder

nr Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet investeren in jongeren

GEMEENTE SCHERPENZEEL

Verordening langdurigheidstoeslag WWB gemeente Kaag en Braassem 2012.

Inhoudsopgave 1. Inleiding Minimabeleid gemeente Sluis

Beleidsregels Armoedebeleid gemeente Aalten 2016

MEMO. Lokaal. Geachte raad,

Verordening langdurigheidstoeslag WWB ISD Bollenstreek 2012

Aanleiding. Bevoegdheid college

Beleidsregels bijzondere bijstand 2015 gemeente Velsen

Beleidsregels bijzondere bijstand WIHW 2016

De beleidsregels treden in werking, de dag na publicatie, 21 februari 2013.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden; Vast te stellen: de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Wierden 2013.

Beleidsregels Draagkracht bijzondere bijstand Gemeente Boxtel Participatiewet

BELEIDSREGELS MINIMABELEID GEMEENTE HOOGEVEEN

Collectieve zorgverzekering. Informatieblad bijzondere bijstand voor inwoners van Zuidplas (Bij de brochure bijzondere bijstand)

Beleidsregels Draagkracht Minimaregelingen Gemeente Boxtel Participatiewet

Onderwerp: Verordening persoonlijk minimabudget gemeente Overbetuwe 2015

AANVULLENDE (EXTRA) ZIEKTEKOSTENVERZEKERING AVX EN TAND-G-PAKKET

Beleidsregels Armoedebeleid gemeente Aalten vast te stellen de Beleidsregels Armoedebeleid gemeente Aalten 2018.

Bijzondere bijstand en minimaregelingen

Samenleving SAM

Wethouder Edwin Voorbij Aan de gemeenteraad Postbus AA Purmerend

Versie 2.4. BELEIDSREGELS TEGEMOETKOMING ONDERSTEUNINGSFONDS CHRONISCH ZIEKEN EN GEHANDICAPTEN 2015 Gemeente Breda

Afdeling Samenleving Richtlijn 565 Ingangsdatum: DRAAGKRACHTBEREKENING

VERORDENING TOESLAGEN WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE GELDERMALSEN 2012

Meer vóór mensen met minder

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG WWB 2013 GEMEENTE NOORD-BEVELAND

Nota bijzondere bijstand Wet werk en bijstand 2006

Betreft: Vaststellen Verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Tynaarlo 2015

Officiële naam regeling Verordening Individuele Inkomenstoeslag Participatiewet Breda 2015

Verordening persoonlijk minimabudget gemeente Overbetuwe 2014

Onderwerp: Verordening toeslagen en verlagingen van uitkeringsnormen op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb).

Verordening bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2015

Verordening maatschappelijke participatie Wet werk en bijstand Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2012.

gemeente Steenbergen

Bijlage behorende bij ontwerpbesluit nr. 13Rb050 d.d. 30 oktober 2013 VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG WWB 2013

Richtlijnen bijzondere bijstand gemeente Utrecht 2018

Lid 2: De begrippen die niet zijn omschreven in de WWB of Awb, of die verduidelijkt moeten worden, zijn in het tweede lid omschreven.

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid onder c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 december 2011, nummer 151;

Moerdük. ge meente RAADSINFORMATIEBRIEF

Beleidsregels bijzondere bijstand en Amstelveenpas gemeente Amstelveen.

BELEIDSREGEL GEMEENTELIJKE TEGEMOETKOMING (KOA-kopje) IN DE KOSTEN KINDEROPVANG 2013 GEMEENTE MENTERWOLDE

Verordening Langdurigheidstoeslag Voor de gemeenten Delfzijl, Appingedam en Loppersum

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 augustus 2012;

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden; Vast te stellen: de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Wierden 2017.

Beleidsregels minimabeleid Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2015 Hoofdst uk 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen

De eerste nieuwsbrief in het nieuwe jaar willen we graag beginnen door u alle geluk en gezondheid toe te wensen!

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende van 4 november 2014

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 maart 2012;

Verordening Langdurigheidstoeslag Gemeente De Wolden 2012

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Haarlemmermeer 2018

Beleidsregels bijzondere bijstand en Amstelveenpas gemeente Amstelveen

Toeslagenverordening WWB 2012-A gemeente Diemen

Minimabeleid en Bijzondere Bijstand Deze brochure geeft informatie over financiële regelingen waarop u een beroep kunt doen als u een laag inkomen en

BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND

Vast te stellen: de beleidsregel "tegemoetkoming meerkosten" en "maatwerkvoorziening chronisch zieken, gehandicapten en ouderen".

Nr.: 8.3 Onderwerp: Aanpassing Verordening Langdurigheidstoeslag WWB. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Beleidsregels aanvraagtermijn, drempel en draagkracht bijzondere bijstand

Overzicht huidige minimaregelingen

Nota. Bijzondere Bijstand. Samenwerkingsverband Werk & Inkomen

Beleidsregels Bijzondere Bijstand en Minimabeleid gemeente Olst-Wijhe 2016

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Wijk bij Duurstede (Utrecht)

Uitvoeringsregeling -

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG GEMEENTE BUREN

Transcriptie:

Nota Beleid bijzondere bijstand en armoedeen minimabeleid 2013 voor de uitvoering van het armoede- en minimabeleid en de verlening van bijzondere bijstand Stand van zaken - nulmeting 1

Inhoudsopgave 1.Inleiding... 4 2... 7 2.1.Begripsbepaling... 7 2.2.Wettelijke bepalingen... 8 2.3.Drempelbedrag, Inkomen, vermogen en draagkracht... 9 2.3.1.Drempelbedrag... 9 2.3.2.Inkomen... 9 2.3.3.Vermogen... 9 2.3.4. Draagkracht...10 2.4. Aanvraag...11 2.5. De wijze van verstrekken...11 2.6 Uitbetaling...12 2.7 Terugvordering...12 3.Kosten van algemene aard...12 3.1.Toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar al dan niet verblijvende in een inrichting...12 3.2.Toeslag voor alleenstaanden met inwonend, niet meer ten laste komend kind...13 3.3. Langdurigheidstoeslag...13 3.4 Overbruggingsuitkering 13 4.Woonkosten...14 4.1.Woonkostentoeslag...14 4.1.1.Woonkostentoeslag bij een huurwoning...14 4.1.2.Woonkostentoeslag bij een koopwoning...15 4.2.Waarborgsom...15 5.Kosten van medische aard...16 5.1.Medisch advies...17 5.2.Collectieve ziektekostenverzekering...17 5.3.Eigen risico ziektekostenverzekering...17 5.4.Categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten en ouderen...17 5.5.Brillen/contactlenzen...18 5.6.Batterijen gehoortoestellen...19 5.7.Bewassing- en kleding slijtagekosten...19 5.8.Dieetpreparaten en dieetkosten...20 5.8.1.Dieetpreparaten...20 5.8.2.Dieetkosten...20 5.9.Extra Stookkosten...20 5.10.Maaltijdvoorziening...21 5.11.Tandheelkundige hulp...21 5.12.Eigen bijdrage voor de (medisch) noodzakelijke voorzien in de zorgverzekeringswet.22 5.13.Eigen bijdrage Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en/of eigen bijdrage Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) zorg zonder verblijf/eigen bijdrage GGZ 2 e lijn...22 5.14 Kosten podoloog, podotherapie en pedicure.23 5.15 Eigen bijdrage psycho-therapie 23 5.16 Eigen bijdrage alarmeringskosten.23 5.17 Fysiotherapie...23 5.18 Hoortoestellen 23 6.Kosten van maatschappelijke aard...23 6.1.Bewindvoeringskosten...23 6.2.Schulden...24 6.3.Eigen bijdrage rechtsbijstand...24 6.4.Reiskosten...25 6.4.1.Psychische/medische behandeling...25 6.4.2.Werkplein...25 6.4.3.Bezoek aan gedetineerde...25 6.4.4.Bezoek aan elders verpleegden/verzorgden...26 6.4.5.Bezoek aan uit huis geplaatste kinderen...26 6.4.6.Scholing en opleiding van (ten laste komende) kinderen...26 6.5.Begrafenis- of crematiekosten...26 2

7.Kosten van inrichting en verhuizing...27 7.1.Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten...27 7.1.1. Kosten aanschaf duurzame gebruiksgoederen...27 7.2. Woninginrichtingskosten (voor bv asielzoekers)...28 8. (Schoolgaande) Kinderen...28 8.1. Computerregeling voor schoolgaande kinderen...28 8.2. Indirecte schoolkosten...29 8.3. Kosten peuterspeelzaalbezoek en kosten Kinderopvang op Sociaal Medische Indicatie30 8.4. Kosten voor deelname aan maatschappelijke activiteiten, de Participatie...30 9. Slotbepalingen...31 Bijlage 1. Overzicht bijzondere bijstand en minimabeleid 2013 Bijlage 2. Prijzenboek ISD Bijlage 3. Jaarlijks aan te passen bedragen en indexeringen 3

1. Inleiding 1.1. Leeswijzer 2. 2.1. Begripsbepaling 2.2. Wettelijke bepalingen 2.3. Drempelbedrag, Inkomen, vermogen en draagkracht 2.3.1. Drempelbedrag 2.3.2. Inkomen 2.3.3. Vermogen 2.4. Aanvraag 2.5. De wijze van verstrekken 2.6. Uitbetaling 2.7. Terugvordering 3. Kosten van algemene aard 3.1. Toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar al dan niet verblijvende in een inrichting. 3.2. Toeslag voor alleenstaanden met inwonend, niet meer ten laste komend kind. 3.3. Langdurigheidstoeslag. 4. Woonkosten 4.1. Woonkostentoeslag. 4.1.1. Woonkostentoeslag bij een huurwoning. 4.1.2. Woonkostentoeslag bij een koopwoning. 4.2. Waarborgsom. 5. Kosten van medische aard 5.1. Medisch advies. 5.2. Categoriale Collectieve ziektekostenverzekering. 5.3. Eigen risico ziektekostenverzekering. 5.4. Categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten en ouderen. 5.5. Brillen/contactlenzen. 5.6. Batterijen gehoortoestellen. 5.7. Bewassing- en kleding slijtagekosten. 5.8. Dieetpreparaten en dieetkosten. 5.8.1. Dieetpreparaten. 5.8.2. Dieetkosten. 5.9. Extra Stookkosten. 5.10. Maaltijdvoorziening. 5.11. Tandheelkundige hulp. 5.12. Eigen bijdrage voor de (medisch) noodzakelijke voorzieningen genoemd in de Zorgverzekeringswet. 5.13. Eigen bijdrage Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en/of eigen bijdrage Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) zorg zonder verblijf. 6. Kosten van maatschappelijke aard. 6.1. Bewindvoeringskosten 6.2. Schulden. 6.3. Eigen bijdrage rechtsbijstand. 6.4. Reiskosten. 6.4.1. Werkplein. 6.4.2. Psychische/medische behandeling. 6.4.3. Bezoek aan gedetineerde. 6.4.5. Bezoek aan uit huis geplaatste kinderen. 6.4.6. Scholing en opleiding van (ten laste komende) kinderen. 6.6. Begrafenis- of crematiekosten. 4

7. Kosten van inrichting en verhuizing. 7.1. Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten. 7.1.1. Kosten aanschaf duurzame gebruiksgoederen. 7.1.2. Overige inrichtingskosten. 7.2. Woninginrichtingskosten (voor asielzoekers). 8. (Schoolgaande) Kinderen. 8.1. Computerregeling voor schoolgaande kinderen. 8.2. Indirecte schoolkosten en startpakket. 8.3. Kosten peuterspeelzaalbezoek. 8.4. Kosten voor deelname aan maatschappelijke activiteiten. 9.Slotbepalingen. Bijlage 1: Prijzengids ISD + Overzicht bijzondere bijstand en minimabeleid 5

Vooraf Er is opdracht gegeven tot een samenhangende beleidsnota te komen, daar in de gemeenten Delfzijl, Appingedam en Loppersum er een harmonisatie heeft plaats gevonden van het minimabeleid. Daarnaast wordt door de medewerkers een duidelijke behoefte aangegeven aan een uitgewerkte notitie als richtlijn bij het uitvoeren van bijzondere bijstand en minimabeleid. Uit de harmonisatie van het minimabeleid in Delfzijl, Appingedam en Loppersum kan worden geconcludeerd dat enkele aspecten in de kader van armoedebeleid bijzondere aandacht nodig hebben; 1. de wijze waarop de bewoners in armoede verkeren benaderd worden en kennis kunnen nemen van het armoedebeleid. 2. zorgen dat er meer gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om een beroep te doen op bijzondere bijstand. ISD Noordoost wil allereerst een goed dienstverleningsconcept als uitgangspunt hanteren. Dit is een eerste vereiste om de mogelijkheden van bijzondere bijstand, door een pro - actieve werkwijze, zo optimaal mogelijk te benutten. Daarnaast vormt een meer persoonlijke benadering van de inwoners een belangrijk aspect. Ook het principe van het hanteren van gelijke kansen, voor met name de jeugd, is een belangrijke invalshoek om de armoede te bestrijden. Op 20 december 2011 is het wetsvoorstel voor de invoering van de WWB 2012 door de Eerste Kamer aangenomen. Het wetsvoorstel is een omslag op het terrein van uitkeringsverstrekking. De inkomensgrens van het gemeentelijk minimabeleid wordt vanaf 2012 genormeerd op maximaal 110%. In deze nota worden een aantal bestaande categoriale minima regelingen beschreven en integraal opgenomen. Deze regelingen zijn samen met de Wet werk en bijstand (WWB) als uitgangspunt gehanteerd bij het opstellen van de beleidsregels voor de uitvoering van de verlening van bijzondere bijstand en het armoede- en minimabeleid. Essentieel is het basisuitgangspunt dat de verlening van minimabeleid blijft gericht op inwoners met een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnormen. Met in achtneming van dit uitgangspunt wordt deze nota voor het verlenen van bijzondere bijstand opgesteld of waar minimabeleid van toepassing is aangevuld. Bestaande beleidsregels (28/29/30/31/32/33/38/40) worden ingetrokken en integraal opgenomen in deze beleidsnota. 6

1. Inleiding Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet werk en bijstand (WWB) en de daarin opgenomen mogelijkheden tot het verstrekken van zowel individuele als categoriale bijzondere bijstand. Afgelopen jaren zijn er binnen ISD Noordoost allerlei werkinstructies/beleidsregels ontwikkeld met daarin regels over de wijze waarop wordt omgegaan met diverse aspecten van verlening bijzondere bijstand. Met name om de burger voorafgaande aan de aanvraag helderheid en duidelijkheid te geven over de kosten die mogelijk voor bijzondere bijstand in aanmerking komen bestaat een dringende behoefte aan een overzicht van (beleids)regels die van toepassing zijn bij de uitvoering van de verlening van bijzondere bijstand en het armoede- en minimabeleid. In deze nota zijn de beleidsregels vastgelegd. De beleidsregels zijn een nadere uitwerking van het gemeentelijke armoede- en minimabeleid en van de al eerder door de raden vastgestelde kaders en de van toepassing zijnde notities op het gebied van het armoede- en minimabeleid. Er zijn de afgelopen jaren op het gebied van bijzondere bijstand en minimabeleid een aantal beleidsregels vastgesteld. Deze worden ingetrokken en zijn integraal opgenomen in deze nota. In deze beleidsregels zijn zo weinig mogelijk bedragen genoemd. De maximale vergoedingen, normbedragen en dergelijke, worden opgenomen in de bestaande jaarlijks geactualiseerde prijzengids en (eventueel) in het financieel besluit (bijlages). Het DB zal de bedragen in het financieel besluit jaarlijks aanpassen. Hierdoor wordt voorkomen dat jarenlang verouderde bedragen in de beleidsregels zijn opgenomen. 1.1 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de algemene aspecten die in acht genomen worden bij de verstrekking van bijzondere bijstand. Vervolgens wordt in de hoofdstukken 3 tot en met 8 per kostensoort aangegeven of en hoe er bijzondere bijstand verstrekt kan worden. De slotbepalingen zijn opgenomen in hoofdstuk 9. En tot slot is in de bijlage de prijzengids en (eventueel) een financieel besluit toegevoegd waarin een schematisch overzicht wordt gegeven van mogelijke voorzieningen en de maximale bedragen die in het kader van (categoriale) bijzondere bijstand verstrekt kunnen worden. 2. 2.1. Begripsbepaling 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder: a. het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten DAL; b. de WWB: de Wet werk en bijstand (WWB); c. algemene bijstand: bijstand, die wordt verstrekt voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, zoals kosten van levensonderhoud, die uit het inkomen moeten worden voldaan; d. de bijzondere bijstand (artikel 35 van de WWB): bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen, de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of uit het aanwezige vermogen; e. de bijstandsnorm: norm zoals bedoeld in artikel 5 lid c van de WWB; f. de langdurigheidstoeslag: de toeslag zoals bedoeld in artikel 36 WWB; g. de voorliggende voorziening: een voorziening die naar aard en doel geacht wordt passend te zijn voor een belanghebbende, waardoor geen recht op bijzondere bijstand bestaat; h. de woonkosten bij een huurwoning: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5, van de Wet op de huurtoeslag; i. de woonkosten bij een koopwoning: de kosten die de eigenaar verschuldigd is voor: de hypotheekrente, de premie voor opstalverzekering, het eigenaargedeelte van de 7

onroerend zaak belasting, de omslagheffing voor huiseigenaren (de waterschapslasten), een vast bedrag voor kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties. Deze kosten worden conform het berekeningsformulier in Schulinck vastgesteld. Voor onderhoud woning en onderhoud CV-installatie worden de rekenregels van het Ministerie van VROM toegepast; j. de AWBZ: de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ); k. de Wmo: de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo); l. de Zvw: de Zorgverzekeringswet (Zvw); m. de WSNP: de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP); n. de WSF: de Wet Studiefinanciering (WSF); o. de WTOS: de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). p. het KGB: kindgebonden budget (KGB). 2.2. Wettelijke bepalingen Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. Aan de bijzondere bijstand zijn verder de volgende voorwaarden verbonden: 1. de kosten moeten bijzonder zijn. De bijzondere individuele situatie van de belanghebbende en/of zijn gezin bepaalt of kosten als bijzonder kunnen worden aangemerkt. Ook door medische of sociale omstandigheden kunnen kosten als bijzonder worden aangemerkt; 2. de kosten moeten noodzakelijk zijn. Het is alleen mogelijk bijzondere bijstand te verlenen voor noodzakelijke kosten. Dit ter onderscheiding van wenselijke kosten. Om de noodzaak te bepalen, is het mogelijk dat advies bij een externe deskundige wordt ingewonnen. In ieder geval zijn de onderstaande kosten niet noodzakelijk; - het betalen van de alimentatie; - de betaling van een boete; - geleden of toegebrachte schade; - vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering; - kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde als bedoeld in de Wet op bijzondere medische verrichtingen of wanneer zodanige medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden. 3. de kosten kunnen niet door de belanghebbende zelf worden betaald. In deze beleidsregels worden richtlijnen vastgesteld hoe om te gaan met het bepalen van het inkomen en het vermogen. 4. vergoeding van de kosten. Door het aanvullende karakter en de vangnetfunctie van de WWB, ligt ook het niveau van de voor bijstandsverlening vatbare bijzondere voorzieningen op het niveau van het minimum. Dat wil zeggen dat de meest goedkope en eenvoudige voorziening die een adequaat noodzakelijke oplossing biedt, als passend en toereikend wordt geacht. 5. voorliggende voorziening In verband met het uitgangspunt dat de WWB in het stelsel van bestaansvoorzieningen de plaats inneemt van het laatste vangnet, speelt het begrip voorliggende voorziening een bepalende rol. Artikel 15 WWB is van belang: geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. De bijzondere bijstand in het kader van de WWB mag het beleid, dat gevoerd wordt bij voorliggende voorzieningen niet doorkruisen. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot de kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. Belangrijke voorliggende 8

voorzieningen met betrekking tot medische kosten zijn de AWBZ en de Zorgverzekeringswet. Als de kosten buiten het vergoedingenpakket van de Zvw vallen, komen deze niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. 6. Bijzondere bepalingen bij voorliggende voorziening Voor aanvragers die op grond van hun inkomen en vermogen wel in aanmerking komen voor individuele bijzondere bijstand wordt om met name uitvoeringstechnische redenen de aftrek van specifieke zorgkosten bij de aangifte inkomstenbelasting en de tegemoetkoming Wtcg niet als voorliggende voorziening aangemerkt. Aanvragers die op grond van hun inkomen en/of vermogen geen recht hebben op individuele bijzondere bijstand wordt wel uitdrukkelijk gewezen op deze mogelijkheid alsnog compensatie te verkrijgen voor hun bijzondere kosten. 2.3. Drempelbedrag, Inkomen, vermogen en draagkracht 2.3.1. Drempelbedrag Op grond van artikel 35 lid 2 WWB kan de gemeenten een drempelbedrag hanteren van maximaal 120,- per 12 maanden. Dit betekent dat de eerste 120,- van de bijzondere kosten gedurende 12 maanden voor eigen rekening komen van de aanvrager. Bij de verlening van bijzondere bijstand hanteert de gemeenten DAL geen drempelbedrag. De redenen hiervoor zijn: - bij andere instanties wordt vaak ook al een eigen bijdrage gevraagd; - de psychologische barrière om bijzondere bijstand aan te vragen wordt verkleind; - de duidelijkheid naar de belanghebbende wordt vergroot; - de bijzondere bijstand is de laatste voorziening welke voor belanghebbende openstaat. 2.3.2. Inkomen 1. Van het in aanmerking te nemen inkomen worden middelen bedoeld in artikel 31 lid 2 WWB niet tot het draagkrachtinkomen van de belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in de genoemde artikelen worden dus voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. 2. Bij de vaststelling van het inkomen wordt een verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten. Behalve als er verwijtbaar niet gereserveerd is. 3. Inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen (artikel 31 lid 2 onderdeel h WWB) worden alleen vrijgelaten, indien het bijzondere bijstand betreft voor een ander in de bijstand begrepen persoon dan het minderjarige kind met inkomsten uit arbeid of voor categoriale bijstand voor betreffende kind. Betreft het een aanvraag individuele bijzondere bijstand voor het minderjarige kind zelf, dan moeten deze inkomsten wel worden meegenomen. 2.3.3. Vermogen 1. Het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als bij de algemene bijstand. Belanghebbende dient een vermogen te hebben dat minder is dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB. Behalve als het bij de betreffende kostensoort uitdrukkelijk wel als mee te nemen vermogen wordt vermeld. Of als er verwijtbaar niet gereserveerd is. 2. Er geldt een extra vermogensvrijlating indien er sprake is van uitvaartreservering in natura (niet afkoopbaar) die gereserveerd staat op een aparte rekening of een aparte polis waarvan geen opnames kunnen worden gedaan. Indien een uitvaartpolis afkoopbaar is, wordt het meerdere boven een mogelijke afkoopwaarde (zie bijlage 3) beschouwd als vermogen. 3. Vervoermiddelen (auto, motor, scooter, brommer) ouder dan 9 jaar worden niet meegerekend voor het vermogen. Als de waarde van de vervoermiddelen jonger dan 9 jaar meer bedraagt dan grensbedrag (zie bijlage 3) wordt alleen het deel boven dit bedrag als vermogen aangemerkt. Een brommer of scooter van ten laste komende kinderen blijft buiten beschouwing. 9

Voor camper of caravan of old - timer geldt dat belanghebbende een recent taxatierapport dient te overleggen. 4. De genoemde vrijlating in lid 3 geldt voor één vervoermiddel per gezinslid. 5. Voor de vaststelling van het vermogen van een personenwagen jonger dan 9 jaar wordt de waarde gebaseerd op het bedrag genoemd in de Uitgave Eurotax, Editie Personenwagens bij rubriek inkoop. Deze wordt ook gebruikt door hefpunt bij de afhandeling aanvragen kwijtschelding in de D.A.L. gemeenten. 6. Er kan een uitzondering worden gemaakt op lid 3 indien er sprake is van een noodzaak van het bezit van een vervoermiddel in verband met het optreden van een sociaal isolement, het blijven uitoefenen van bedrijf of beroep of het hebben van ernstige lichamelijke beperkingen. Per individueel geval bepaalt het Dagelijks Bestuur of er sprake is van één van de bovengenoemde situaties. 7. Vermogen in de eigen woning wordt vrijgelaten bij de categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten en ouderen en bij de categoriale bijzondere bijstand voor de collectieve ziektekostenverzekering. 2.3.4. Draagkracht 1. Incidentele bijzondere bijstand wordt verstrekt onder aftrek van de draagkracht. 2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op de verlening van categoriale bijzondere bijstand. 3. Geen draagkracht hebben belanghebbenden die, op jaarbasis, een netto inkomen hebben tot 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm (inclusief vakantiegeld) en die geen vermogen hebben boven de voor hen geldende vermogensgrens, zoals bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB. 4. Indien de belanghebbende een hoger inkomen heeft dan 110% van de geldende bijstandsnorm en/of een hoger vermogen, als bedoeld in artikel 34 lid 3 WWB, dan wordt de draagkracht vastgesteld op 20 % van het meerdere inkomen. 5. In geval van periodieke bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag wordt de volledige draagkracht vastgesteld van het inkomen boven 100 % van de voor aanvragers geldende bijstandsnorm (beide inclusief vakantiegeld). 6. De draagkracht wordt telkens voor een periode van één jaar vastgesteld. Het draagkrachtjaar wordt gelijkgesteld met het kalenderjaar, waarin de bijzondere kosten zijn gemaakt. De draagkrachtperiode gaat in op de 1 e dag van het betreffende kalenderjaar. 7. Bij elke volgende aanvraag binnen het draagkrachtjaar wordt rekening gehouden met de vastgestelde jaardraagkracht; de vastgestelde ruimte blijft dus gelden. 8. Bij sterke tussentijdse inkomensdaling kan hiervan worden afgeweken. In die zin dat bij een eerste aanvraag tijdens het kalenderjaar en een inkomen tot 110 % ervan uit wordt gegaan dat er het hele peiljaar geen draagkracht is. 9. Als bij een aanvraag blijkt dat er vóór de aanvraagdatum noodzakelijke kosten zijn gemaakt, dan wordt het draagkrachtjaar, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 2.4., vastgesteld vanaf de eerste dag van het kalenderjaar waarin deze kosten zich voor het eerst hebben voorgedaan. 9. De draagkrachtperiode kan voor een langere periode vastgesteld worden, hierbij kan worden gedacht aan de samenloop tussen WWB en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). 10. Voor 65 plussers wordt de draagkrachtperiode voor 3 jaar vastgesteld. 11. Bij een belanghebbende aan wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken of bij wie op zijn / haar inkomen beslag is gelegd, geldt dat het Dagelijks Bestuur enkel de draagkracht kan berekenen over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft. 12. Bij een belanghebbende die deelneemt aan een minnelijke schuldregeling via VKB geldt eveneens dat het Dagelijks bestuur enkel de draagkracht kan berekenen over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft. Mensen die hun best doen om via het minnelijke traject van hun schulden af te komen moeten niet nadeliger uit zijn dan mensen die (soms door eigen toedoen) in het wettelijke traject zijn gekomen. 10

2.4. Aanvraag 1. Bijzondere bijstand wordt in principe op aanvraag verstrekt. Aanvragen voor individuele bijzondere bijstand kunnen worden ingediend tot en met 2 maanden na afloop van het jaar waarop de kosten zijn gemaakt. Het is dus mogelijk om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen. Categoriale bijzondere bijstand en minimabeleid moet worden ingediend voor afloop van het lopende kalenderjaar. Ten tijde van de gemaakte kosten is het vereiste dat domicilie in D.A.L. is. Op deze hoofdregel worden uitgezonderd en moet dus vooraf worden aangevraagd de kosten van verhuis- en inrichting (inclusief kosten van duurzame gebruiksgoederen). De reden hiervoor is dat het niet mogelijk is achteraf de noodzaak vast te stellen. 2. Een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt slechts in behandeling genomen als de gevraagde gegevens compleet zijn en/of de gevraagde bewijsstukken zijn overgelegd. Het na een geboden hersteltermijn niet (tijdig) aanleveren van de gevraagde gegevens en/of bewijsstukken leidt tot buiten behandelingstelling van de aanvraag. 3. Aanvragen voor periodieke bijzondere bijstand of jaarlijks terugkerende kosten kunnen voor onbepaalde tijd worden toegekend. Het betreft doorgaans een kwetsbare doelgroep. Daarom wordt eens per twee jaar een huisbezoek afgelegd. Tijdens huisbezoek wordt ook de rechtmatigheid van de verstrekking en het inkomen en de vermogenspositie beoordeeld. 2.5. De wijze van verstrekken 1. De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet zonder terugbetaalverplichting verstrekt. Dit sluit echter niet uit dat in bepaalde gevallen de bijstand in de vorm van een geldlening of borgtocht wordt verstrekt of teruggevorderd. 2. Bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht indien: a. het bijstand voor de kosten van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen betreft; b. redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende op korte termijn over voldoende middelen zal beschikken om over de betreffende periode in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Onder korte termijn wordt verstaan een periode van maximaal 12 maanden; c. de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan; d. de aanvraag een door de belanghebbende te betalen waarborgsom betreft; e. het bijstand ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast betreft. 3. De bijstand die in de vorm van een renteloze geldlening wordt verleend, moet in beginsel worden terugbetaald. 4. De aflossingstermijn van een renteloze geldlening wordt in principe vastgesteld op 3 jaar. Indien uit de berekening vooraf blijkt dat er na maximaal 36 maanden nog een restant lening zou bestaan, dan wordt dit deel vooraf omgezet in bijstand om niet. 5. Van lid 4 kan worden afgeweken als blijkt dat: a. belanghebbende op korte termijn een aanzienlijk hoger bedrag kan aflossen; of b. wanneer belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan kan worden verweten met betrekking tot het ontstaan of voortduren van de situatie welke tot het verstrekken van bijstand in de vorm van een geldlening heeft geleid. De looptijd wordt in dit geval langer aangezien belanghebbende het volledige bedrag moet aflossen. 6. De hoogte van de aflossing van de renteloze lening bedraagt 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. De bijstand verstrekt voor een waarborgsom wordt met voorrang afgelost en bedraagt 10 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. 7. In afwijking van bovenstaande wordt aan belanghebbenden, die aantoonbaar aflost op schulden en leeft op bijstandsniveau, voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen bijstand om niet verstrekt. Onder voorwaarde dat belanghebbende schuldenregeling bij VKB aangaat of vervolgt. 11

2.6 Uitbetaling De individuele bijzondere bijstand kan alleen worden verleend voor daadwerkelijk gemaakte kosten, waarvoor betalingsbewijzen moeten worden overlegd. Als het betalingsbewijs geen factuur betreft, moet de factuur alsnog achteraf worden overlegd. Voor de categoriale bijzondere bijstand en de vooruitbetaling op de participatie regeling hoeft dit echter niet. Bij deze groep wordt steekproefsgewijs gecontroleerd of belanghebbende aan de voorwaarden zoals beschreven, voldoet. In een Intern Controleplan wordt beschreven hoe deze steekproefsgewijze controle wordt uitgevoerd. Als er sprake is van budgetbeheer, wordt de bijzondere bijstand en de overige minima regelingen uitbetaald aan de Volkskredietbank. Afwijking hiervan is alleen mogelijk in overleg met Volkskredietbank. 2.7 Terugvordering De bepalingen betreffende terugvordering zijn van overeenkomstige toepassing op de bijzondere bijstand (artikel 58 WWB). 3. Kosten van algemene aard 3.1. Toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar al dan niet verblijvende in een inrichting Op 1 januari 2012 treedt de Wet werk en bijstand 2012 in werking. Deze wet zorgt ervoor dat jongeren tot 27 jaar geen recht meer hebben op een algemene bijstandsuitkering, maar dat alle jongeren tot 27 jaar een opleiding volgen of werken. De gemeenten is verplicht om jongeren die niet naar school gaan en geen werk hebben na een wachtperiode van 4 weken ondersteuning te bieden. In het besluit Tijdelijke Regels Aanscherping Wet werk en bijstand is het uitkeringsregime geregeld voor uitkeringsgerechtigden van 21 jaar tot 27 jaar. In de WWB 2012 wordt echter de toeslag van jongeren van 18 tot 21 jaar niet geregeld. 1. Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend indien en voor zover: a. de noodzakelijke kosten van bestaan uitgaan boven de toepasselijke norm (geldende inkomensvoorziening); b. voor deze kosten de jongere geen beroep kan doen op zijn ouders omdat: - de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of - de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders niet te gelde kan maken. 2. De jongere bedoeld onder lid 1 b wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht tegenover zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken indien: a. de ouder of ouders zijn overleden of in het buitenland wonen; b. de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst; c. er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de jongere zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie. 3. De noodzakelijke kosten van bestaan van de alleenstaande jongere, alleenstaande ouder of gehuwde van 18 tot 21 jaar worden gelijkgesteld aan de toepasselijke WSF norm voor een uitwonende mbo-student (artikel 33, lid 2 WWB). 4. Voor jongeren van 18 tot 21 jaar die in een inrichting verblijven, wordt de vaststelling van de hoogte van de bijstand altijd individueel bepaald. Er wordt daarbij vanuit gegaan dat in de kosten van huisvesting en maaltijden wordt voorzien. 5. De bijzondere bijstand wordt waar mogelijk- op grond van paragraaf 6.5 WWB verhaald. Daarmee wordt voorkomen dat in specifieke gevallen de beslissing tot bijstandsverlening afbreuk doet aan de ouderlijke onderhoudsplicht. 12

3.2. Toeslag voor alleenstaanden met inwonend, niet meer ten laste komend studerend kind (voormalig alleenstaande ouders). Indien in een alleenstaand oudergezin, het laatste in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de ouder komt én nog studeert, is vervolgens op deze ouder het normbedrag van een alleenstaande van toepassing. Deze situatie kan ontstaan doordat het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt en het kind studiefinanciering ontvangt. Om de overgang naar de andere norm in deze situatie soepel te laten verlopen, wordt de bijstand tijdelijk daarop afgestemd door een aanvulling met bijzondere bijstand. De bijzondere bijstand wordt ambtshalve aan de ouder verstrekt. 1. De toeslag wordt verleend op voorwaarde dat dit kind tot het huishouden van de alleenstaande blijft behoren. 2. De toeslag wordt verleend totdat het thuiswonende kind de leeftijd van 21 jaar bereikt, waarbij ieder half jaar een herbeoordeling plaatsvindt. 3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt zodanig vastgesteld dat het nettoinkomen per maand van ouder en kind gezamenlijk gelijk is aan de bijstandsnorm voor gehuwden van 21 tot 65 jaar inclusief vakantiegeld. 4. Het inkomen van het kind wordt -voor de berekening van de hoogte van de toeslag vastgesteld op het forfaitaire bedrag van de studiefinanciering (WSF) of de toelage op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS). 5. Met eventuele wisselende inkomsten uit bijbaantjes van het kind wordt geen rekening gehouden. 3.3. Langdurigheidstoeslag Op 1 januari 2009 is een wetsvoorstel in werking getreden waarbij artikel 36 van de WWB is gewijzigd: Het Dagelijks Bestuur verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de voor haar / hem geldende AOW gerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.de gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven. 1. Voor de voorwaarden voor het recht op de langdurigheidstoeslag wordt verwezen naar de Verordening langdurigheidstoeslag. 2. De langdurigheidstoeslag kan maximaal één maal per jaar worden verstrekt en dient elk jaar opnieuw te worden aangevraagd. 3. De hoogte van de langdurigheidstoeslag bedraagt -per 1 januari 2012-, 38% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm van de maand juli in het jaar voorafgaand (naar boven afgerond op een tiental euro s). 4. De langdurigheidstoeslag is geen voorliggende voorziening op individuele bijzondere bijstand dan wel categoriale bijzondere bijstand. 5. Studenten behoren niet tot de doelgroep 3.4 Overbruggingsuitkering In bepaalde situaties kan een aanvrager niet over de middelen beschikken om de periode tot de eerste uitbetaling van het uitkeringsrecht zelf te overbruggen. Dit kan onder meer het geval zijn bij verlating door partner, einde detentie en bij statushouders. 13

Er bestaat recht op een overbruggingsuitkering (om niet ) indien een gebeurtenis leidt tot het wegvallen van inkomsten en met niet heeft kunnen reserveren om in de algemeen noodzakelijke overbruggingskosten van het bestaan te voorzien. Het vooruit betalen van een deel van de reguliere uitkering blijft een voorliggende voorziening als dit niet leidt tot voorzienbare financiële problemen. De hoogte van de overbruggingsuitkering is gelijk aan de voor de persoon geldende bijstandsnorm (exclusief vakantie uitkering), berekend naar de periode die overbrugd moet worden. Voor het bepalen van de hoogte van de overbruggingsuitkering zijn de vermogensvrijlatingen in de WWB niet van toepassing. Aanwezig vermogen dient voor overbrugging ingezet te worden. Voor jongeren tot 27 jaar mag de overbruggingsuitkering de wettelijke wachttijd niet compenseren. 4. Woonkosten 4.1. Woonkostentoeslag Bij de inwerkingtreding van de Wet op de huurtoeslag heeft er een wijziging plaatsgevonden bij de vaststelling van het inkomen. Voor de inwerkingtreding werd er gekeken naar het inkomen van het voorafgaande jaar. De huidige huurtoeslag wordt gebaseerd op het actuele inkomen. Indien gedurende het jaar inkomensveranderingen optreden, kan de huurtoeslag tussentijds worden aangepast. Ook andere mutaties die van invloed zijn op de huurtoeslag zoals hoogte van de huur en gezinssamenstelling kunnen tussentijds worden aangepast. In veel situaties is het daarom niet meer noodzakelijk om een woonkostentoeslag te verstrekken. Er kunnen zich echter 2 situaties voordoen waarbij er wel een woonkostentoeslag bij een huurwoning kan worden verstrekt, namelijk bij een huurder die een nieuwe woning betrekt of als er sprake is van terugval van inkomsten en daardoor geen recht op huurtoeslag bestaat aangezien de huur boven de maximale huurgrens ligt. Woonkostentoeslag kan ook worden verstrekt bij een koopwoning, bijvoorbeeld indien er sprake is van een dusdanige verlaging van het inkomen dat de woonkosten niet meer (volledig) vanuit dit inkomen betaald kunnen worden. Bij Woonkostentoeslag gelden afwijkende draagkrachtberekeningen. Bij Woonkostentoeslag geldt niet de inkomensgrens van 110 % maar de inkomensgrens van 100 % van de geldende bijstandsnorm. Draagkracht is 100 %. Bij Woonkostentoeslag geldt een vermogensvrijlating (inclusief de waarde in de eigen woning) van het vrijgestelde vermogen in box 3 van de belastingwetgeving. Dit komt overeen met de vermogensbepaling bij de huurtoeslag. Indien het vermogen meer bedraagt, wordt de woonkostentoeslag in de vorm van geldlening of krediethypotheek verstrekt. 4.1.1. Woonkostentoeslag bij een huurwoning 1. Belanghebbende bewoont een woning, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag maar door omstandigheden buiten zijn schuld kan hij nog geen aanspraak maken op de huurtoeslag. De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. 2. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn leefomstandigheden en financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor woonkosten per maand zou ontvangen. 3. Indien de woonkosten van een huurwoning het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag te boven gaat kan de termijn van verlening van bijzondere bijstand worden verlengd, voor zover door een wijzing in inkomsten of een gewijzigde situatie wat betreft een inwonende de woonkosten niet meer volledig kunnen worden voldaan. 14

4. De woonkostentoeslag als bedoeld in lid 3 wordt verstrekt voor een periode van maximaal één jaar. Deze periode kan worden verlengd - indien en voor zover - bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken. 5. De woonkostentoeslag zoals bedoeld in lid 3 wordt op dezelfde wijze als de huurtoeslag berekend. Dit betekent dat voor het gedeelte van de huur boven de huurgrens maximaal 1 jaar woonkostentoeslag wordt verstrekt. 6. Indien men een woning bewoont met een huur boven de subsidiabele grens wordt een verhuisverplichting naar goedkopere woonruimte opgelegd. 4.1.2. Woonkostentoeslag bij een koopwoning 1. Aan een belanghebbende die een eigen woning bezit, die tevens door hem wordt bewoond en waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag wordt een woonkostentoeslag verstrekt. 2. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die de belanghebbende gelet op zijn leefomstandigheden en financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor woonkosten per maand zou ontvangen. 3. Indien de woonkosten van de koopwoning het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag te boven gaan is verlening van bijzondere bijstand mogelijk, voor zover door een wijziging in inkomsten of een gewijzigde situatie wat betreft inwoning de woonkosten niet zelf meer volledig kunnen worden voldaan. 4. De woonkostentoeslag genoemd in artikel 3 wordt verstrekt voor een periode van maximaal één jaar. Deze periode kan worden verlengd - indien en voor zover - bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken. 5. Aan de woonkostentoeslag op grond van artikel 3 wordt met toepassing van artikel 55 WWB, de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht), waarvan de woonlasten in overeenstemming is met zijn inkomen. Van zijn inspanningen dient belanghebbende bewijsstukken te overleggen. 6. Aan de woonkostentoeslag wordt de voorwaarde verbonden dat belanghebbende bij de belastingdienst een verzoek indient tot een voorlopige teruggaaf voor de aftrekbare kosten van de hypotheek(rente). 7. Deze voorlopige teruggaaf is een voorliggende voorziening. Men kan er redelijkerwijs over beschikken. 8. De woonkostentoeslag zoals bedoeld in lid 2 wordt op dezelfde wijze als de huurtoeslag berekend. 4.2. Waarborgsom In verschillende situaties kan het voorkomen dat de belanghebbende een waarborgsom moet voldoen ter verkrijging van een bepaalde prestatie zoals bijvoorbeeld bij het betrekken van nieuwe woonruimte. Over het algemeen, krijgt de huurder deze waarborgsom bij beëindiging van het huurcontract weer terug. De waarborgsom blijft in feite toebehoren aan de huurder maar hij kan er niet over beschikken. Er kan een noodzaak bestaan om voor deze kosten bijzondere bijstand te verlenen. 1. Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor een waarborgsom in de vorm van een (renteloze) geldlening. Belanghebbende ontvangt namelijk de waarborgsom op een later moment weer terug. 2. De bijstand verstrekt voor een waarborgsom wordt met voorrang afgelost en bedraagt 10 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. 5. Kosten van medische aard 15

Gemeenten hebben een zekere vrijheid zelf beleid te formuleren over de vraag welk niveau van vergoedingen voor ziektekosten zij wenselijk acht voor haar inwoners. Wat hierbij in het oog moet worden gehouden is dat er een consistent pakket aan vergoedingen ontstaat dat uitvoerbaar is, de betrokkenen duidelijkheid biedt en recht doet aan wet- en regelgeving. Naast de van overheidswege gecreëerde voorzieningen waar de burger een beroep op kan doen, heeft deze de mogelijkheid zich te verzekeren tegen het risico van (hoge) kosten. Het afsluiten van aanvullende zorgverzekeringen past hierin. De gemeenten Delfzijl, Appingedam en Loppersum gaan ervan uit dat de burger van eigen verantwoordelijkheid blijk geeft door zich te verzekeren tegen normaal gangbare risico s. De gemeenten DAL bieden een collectieve ziektekostenverzekering met extra vergoedingen aan, alsmede kortingen op de premies van de basis en de aanvullende verzekering. Aan de inwoners met een inkomen tot 110% wordt op grond van artikel 35 lid 2 bij 6 een gratis collectieve ziektekostenvoorziening als minima voorziening aangeboden. Om voor deze collectieve verzekering in aanmerking te komen, geldt de voorwaarde dat belanghebbende zich naast de basisverzekering aanvullend (AV1) en voor tandartskosten (TV2) verzekerd. Voor prothese dragers geldt de gratis TVP verzekering als voorwaarde. In samenhang met de collectieve verzekering ontstaat hiermee een consistent pakket aan vergoedingen dat uitvoerbaar is, de betrokkenen duidelijkheid biedt en recht doet aan de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Voor de bijzondere bijstand geldt dus de algemene wet bijzondere ziektekosten, de ziektekostenverzekering en de collectieve ziektekostenverzekering als passende en toereikende voorliggende voorziening. Aanvragen voor bijzondere bijstand voor kosten die niet in het voorzieningenpakket zitten van de basisverzekering van de ZVW of de AWBZ komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Bij een acute noodsituatie kan op grond van zeer dringende redenen hiervan worden afgeweken. Indien men er zelf voor kiest om zich niet te verzekeren tegen een algemeen aanvaard risicopakket komen deze kosten volgens vaste jurisprudentie niet voor verlening van bijzondere bijstand in aanmerking. Bij de verlening van bijzondere bijstand wordt er vanuit gegaan dat er een verplichte basisverzekering is afgesloten en een aanvullende - en tandartsverzekering van tenminste AV1 en TV2. Dit betekent dat als klanten geen gebruik willen maken van de collectieve verzekering zij niet zonder meer aanspraak kunnen maken op bijzondere bijstand voor kosten die in het pakket van de collectieve verzekering zijn opgenomen. Alleen als er bijzondere omstandigheden zijn kan er nog bijzondere bijstand verstrekt worden. Bijzondere omstandigheden zijn: - iemand kan nog niet overstappen op menzis in verband met een andere verzekering - een ander pakket biedt op medische gronden een betere dekking voor aanvrager of huisgenoten - iemand vraagt voor de eerste keer bijzondere bijstand voor kosten die verzekerd zijn in het collectieve pakket maar is nog niet collectief verzekerd. In het laatste geval wordt eenmalig bijzondere bijstand verstrekt waarbij de vergoeding op grond van de WWB artikel 18 eventueel wordt afgestemd op het tekort schietend besef van verantwoordelijkheid. In de beschikking wordt aangegeven dat belanghebbende zich alsnog adequaat dient te verzekeren. Als er recht bestaat op bijzondere bijstand, dan zijn de vergoedingen vanuit de bijzondere bijstand genormeerd naar de vergoedingen volgens de collectieve verzekering Menzis. 16

5.1. Medisch advies In voorkomende gevallen kan het Dagelijks Bestuur de medische noodzaak laten vaststellen door een hiervoor aangewezen instantie (SCIO). De kosten en noodzaak moet (eventueel achteraf) onderbouwd kunnen worden met een SCIO advies. Er wordt geen SCIO advies gevraagd als de kosten lager zijn dan de prijs (2013 zie bijlage 3) van het advies. Hierbij wel rekening houden met de totale ook toekomstige kosten als deze over meerdere jaren worden gemaakt (en toegekend). 5.2. Collectieve ziektekostenverzekering De gemeenten DAL hebben een collectieve ziektekostenverzekering afgesloten speciaal voor mensen met een lager inkomen. De ziektekostenverzekering biedt extra vergoedingen voor minder geld. 1. Belanghebbende met een netto maandinkomen tot en met 110% van de van geldende bijstandsnorm of inkomensvoorziening, inclusief vakantiegeld, kunnen deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering van Menzis. 2. Bij een gezin zijn belanghebbenden alle gezinsleden die tot het gezin behoren. 3. De basisverzekering alsmede de aanvullende verzekering en een tandartsverzekering wordt als voorliggende voorziening gehanteerd voor het verlenen van deze categoriale bijzondere bijstand. 4 De ingangsdatum is de 1 e van de maand volgend op aanvraag/aanmelddatum. 5. Studenten behoren niet tot de doelgroep. 5.3. Eigen risico ziektekostenverzekering In de Zorgverzekeringswet (Zvw) is een verplicht eigen risico opgenomen. Hier is sprake van een algemene maatregel, die geldt voor alle verzekerden. Daarnaast is het mogelijk een vrijwillig eigen risico af te sluiten, hierdoor wordt er een lagere premie betaald. 1. Er kan geen bijzondere bijstand worden verleend voor het verplichte eigen risico. Alleen en voor zover er sprake is van zeer dringende omstandigheden kan een uitzondering worden gemaakt. Het feit dan men niet in één keer het eigen risico kan betalen vormt geen zeer dringende omstandigheid. 2. Er kan geen bijzondere bijstand worden verleend voor het vrijwillige eigen risico. Belanghebbende neemt hiervoor zelf de beslissing en daardoor kan dit risico niet worden afgewenteld op de gemeenten. 5.4. Categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten en ouderen Er kan categoriale bijzondere bijstand worden verleend aan een persoon, behorend tot de categorie chronisch zieken en gehandicapten en ouderen met betrekking tot kosten in verband met de chronische ziekte en/of handicap of ouderdom. Deze categoriale bijzondere bijstand kan ook worden verstrekt aan personen met een hen ten laste komende kind dat chronisch ziek en/of gehandicapt is. De bijzondere bijstand wordt in dit geval verstrekt aan de ouder/verzorger. De categoriale bijzondere bijstand kan als tegemoetkoming worden gezien in de verborgen meerkosten die de chronische ziekte en/of de handicap met zich meebrengen. Denk bijvoorbeeld aan kosten zoals hogere elektriciteitskosten en/of telefoonkosten of de aanschaf van een bloemetje voor de mantelzorger, klussen in en rondom huis. 17

1. Categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten en ouderen wordt verstrekt aan belanghebbenden, met een zelfstandige huishouding die pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of chronisch ziek zijn zonder uitzicht op volledig herstel of gehandicapt en blijvend aantoonbare beperkingen op het gebied wonen en werken. 2. Chronisch ziek dan wel gehandicapt zijn belanghebbenden, die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen naar een a.o.-percentage van 80 100 % en/of een WMO voorziening ontvangen voor vervoer, dan wel voor een woonvoorziening of rolstoel en/of een gehandicaptenparkeerkaart of een verklaring van de behandelend specialist (of huisarts) inzake chronische ziekte. Medicijnen of afspraakkaart die chronische ziekte aantonen kunnen hiermee gelijkgesteld worden. 3. Het Dagelijks Bestuur verstrekt deze categoriale bijzondere bijstand voor zieken, gehandicapten ouderen (65+) zonder nader onderzoek of ten aanzien van belanghebbende de kosten als gevolg van ziekte en/of handicap ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn of gemaakt zijn. 4. De categoriale bijzondere bijstand is een individuele verstrekking, dit wil zeggen dat meerdere gezinsleden in aanmerking kunnen komen voor deze bijstand. Deze bijstand wordt maximaal één maal per persoon per jaar verstrekt. 5. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een forfaitair bedrag. De hoogte van de forfaitaire vergoeding is opgenomen in het overzicht bijzondere bijstand en minimabeleid. 6. De categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten is geen voorliggende voorziening op individuele bijzondere bijstand dan wel de langdurigheidtoeslag. 7. Voor de vermogenstoets wordt het vermogen belegd in eigen woning buiten beschouwing gelaten. 8. Studenten behoren niet tot de doelgroep. 5.5. Brillen/contactlenzen Kosten van een bril/contactlenzen behoren tot de bijzonder noodzakelijk kosten van het bestaan en komen daarom in aanmerking voor bijzondere bestand. Hierbij geldt dat de collectieve ziektekostenverzekering van de gemeenten DAL een voorliggende voorziening is. De gemeenten DAL Noordoost heeft een extra vergoeding in haar collectieve ziektekostenverzekering opgenomen voor brillen en contactlenzen. Deze vergoeding wordt toereikend en passend geacht. voor bijstandsverlening in andere gevallen 1. Voor de kosten van een standaardmontuur en standaardglazen kan maximaal éénmaal per 2 jaar bijzondere bijstand worden verleend. 2. Er wordt uitgegaan van ongekleurde glazen, waarbij de goedkoopste kunststof glazen niet worden aangemerkt als luxe. Ook ontspiegelde glazen en kunststofglazen met hardingslaag (voor kinderen) komen in aanmerking voor een vergoeding. Andere aanpassingen aan de glazen kunnen alleen voor vergoeding in aanmerking komen indien er een medische indicatie is van een (erkende) behandelende oogarts. 3. Indien er sprake is van bijziendheid of verziendheid worden standaard varilux glazen als goedkoopst adequate voorziening aangemerkt. Hierdoor wordt voorkomen dat er 2 aparte brillen moeten worden aangeschaft. Een 2de bril komt alleen in aanmerking voor vergoeding indien er een medische indicatie is van een erkende oogarts. 4. Vervanging van de glazen/contactlenzen binnen 2 jaar is alleen mogelijk indien de sterkte van de glazen/contactlenzen moet worden aangepast. Hiervoor dient er een medische indicatie te zijn van een (erkende) behandelende oogarts. 5. Vervanging van het montuur binnen 2 jaar is alleen mogelijk als blijkt dat bij verandering in de sterkte van de glazen, het oude montuur niet meer geschikt is voor de nieuwe glazen, of als het montuur te klein is geworden in geval bij opgroeiende kinderen. 18

6. Voor de kosten van contactlenzen kan maximaal éénmaal per 2 jaar bijzondere bijstand worden verleend, onder de voorwaarden dat de vergoeding nooit meer mag bedragen dan die voor een bril onder dezelfde omstandigheden. De kosten van de noodzakelijke lenzenvloeistof zijn voor eigen rekening en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. 7. De hoogte van de bijzondere bijstand is, behoudens in bijzondere situaties, gelijk aan het normbedrag uit de vergoeding die Menzis op grond van de collectieve verzekering verstrekt. 8. De maximale hoogte van de bijzondere bijstand is opgenomen in bijlage 3. Op de maximale vergoeding wordt de vergoeding door de zorgverzekering, evenals eventuele kortingen van de opticien in mindering gebracht. 5.6. Batterijen gehoortoestellen Voor de kosten van gehoortoestellen geldt het AWBZ als passende en toereikende voorliggende voorziening. Kosten van de batterijen van een gehoortoestel behoren tot de bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan en komen daarom in aanmerking voor bijzondere bestand. Hierbij geldt dat de collectieve ziektekostenverzekering van de gemeenten DAL een voorliggende voorziening is. De gemeenten DAL hebben een extra vergoeding in haar collectieve ziektekostenverzekering opgenomen voor de batterijen van een gehoortoestel. 1. Voor de kosten van de batterijen voor een gehoorapparaat kan maximaal eenmaal per jaar bijzondere bijstand worden verleend. 2. De bijzondere bijstand wordt verstrekt in de vorm van een forfaitair bedrag. De hoogte van de maximale forfaitaire vergoeding is opgenomen in het overzicht bijzondere bijstand en minimabeleid. 5.7. Bewassing- en kleding slijtagekosten Kleding- en schoeiselslijtage kunnen het gevolg zijn van het gebruik van prothesen, stoornissen van houding en bewegingsapparaat, het evenwicht, het bewustzijn of het coördinatievermogen. Extra waskosten kunnen voortkomen uit incontinentie, gebruik medicatie zoals zalf, bedlegerigheid, gebruik van een stoma of overmatig transpireren. 1. In bijzondere omstandigheden kan voor de kosten van bewassing- en/of kleding slijtage maximaal eenmaal per jaar bijzondere bijstand worden verleend. 2. De noodzaak voor het verlenen van bijzondere bijstand wordt vastgesteld door middel van een medisch advies. In het medisch advies wordt aangegeven wat de meerkosten zijn voor bewassing en/of de aanschaf van extra kleding/beddengoed. 3. De bijzondere bijstand voor bewassingkosten wordt verstrekt in de vorm van een forfaitair bedrag. De hoogte van de forfaitaire vergoeding wordt bepaald in het advies van SCIO. 4. Elk jaar kan het prijspeil wijzigen. Hiermee wordt rekening gehouden door het jaarlijkse indexeringspercentage vanuit de alimentatie wetgeving toe te passen op de hoogte van de vergoeding. 19

5.8. Dieetpreparaten en dieetkosten 5.8.1. Dieetpreparaten Voorbeelden van dieetpreparaten zijn de drinkvoedingen zoals Nutridrink, Fortimel, Nutrison en dieetzuigelingenvoeding zoals Pepti 1. Indien gebruik van dieetpreparaten medisch noodzakelijk is, dan worden deze kosten in principe vergoed door de zorgverzekeraar. 1. De kosten voor dieetpreparaten komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Indien de kosten niet door de zorgverzekeraar worden vergoed, kan aangenomen worden dat de dieetpreparaten niet medisch noodzakelijk zijn. 5.8.2. Dieetkosten Dieetkosten zijn de meerkosten die ten opzichte van de kosten van een normale gezonde voeding, ontstaan door het volgen van een (medisch noodzakelijk) dieet. Met voedingsupplementen worden diverse pillen, tabletten, capsules, druppels en poeders aangeduid die als aanvulling op de dagelijkse voeding bedoeld zijn. Dieetkosten en voedingssupplementen behoren niet tot het zorgpakket van de wettelijke ziektekostenverzekeringen AWBZ en Zvw. Deze kunnen dan ook niet als voorliggende, toereikende en passende voorzieningen worden aangemerkt. Dit betekent dat verlening van bijzondere bijstand mogelijk is indien wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden. Daarbij is met name van belang: Betreft het (aantoonbare) medisch noodzakelijke kosten van het bestaan? Wil een dieet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan horen dan zal SCIO de (medische) noodzaak van het dieet moeten kunnen vaststellen. Maar het feit dat een dieet door een diëtist is opgesteld maakt niet dat dit per definitie medisch noodzakelijk is. Naast de voedingssupplementen zijn er ook de zelfzorggeneesmiddelen. Sinds 1999 moet iedereen zijn zelfzorggeneesmiddelen zelf betalen, behalve belanghebbenden die deze medicijnen langdurig gebruiken. Zij krijgen op grond van de Regeling zorgverzekering deze geneesmiddelen wel vergoed door de zorgverzekeraar. De zelfzorggeneesmiddelen die in het zorgverzekeringspakket zijn opgenomen voor mensen die deze chronisch gebruiken, zijn de volgende vijf groepen zelfzorgmiddelen: - middelen bij allergie - middelen bij maagledigingsstoornissen - middelen bij diarree - kalktabletten - laxeermiddelen In de overige gevallen bestond ook voor 1 januari 2004 geen aanspraak op vergoeding van zelfzorgmiddelen. Aangenomen moet worden dat er in het kader van de AWBZ en Zvw een bewuste beslissing is genomen over de noodzakelijkheid van deze geneesmiddelen. Er bestaat in beginsel dan ook geen recht op bijzondere bijstand voor de zelfzorgmiddelen. 1. De kosten voor dieetkosten en/of voedingssupplementen kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand indien er een medische noodzaak bestaat. 2. De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de meerkosten ten opzichte van normale gezonde voeding. Hierbij wordt uitgegaan van advies SCIO. 5.9. Extra Stookkosten Wanneer de woning in verband met medisch redenen extra verwarmd moet worden, brengt dat vaak extra kosten met zich mee. Voor deze extra kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt. 20