Kavelbesluiten I en II offshore windenergie windparken Borssele



Vergelijkbare documenten
Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (Zuid)

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (zuid)

Kavelbesluiten Borssele voor de kavels III, IV en V (innovatiekavel)

Windpark Fryslân. Toetsingsadvies over de aanvullende notitie bij het milieueffectrapport. 14 juli 2016 / projectnummer: 2673

Kavelbesluiten wind op zee in Borssele

Windpark Wieringermeer

Windturbinepark Hogezandse Polder, gemeente Cromstrijen

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl)

Structuurvisie Windenergie gemeente Dordrecht

Windpark Nieuwe Waterweg

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

27 juli 2010 / rapportnummer

Havenkwartier Zeewolde

Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee Aanvulling gebied Hollandse Kust

Plusstrook A12 Zoetermeer Zoetermeer centrum

CCS Maasvlakte (ROAD-project)

Vleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl

BIJLAGEN 13 VERWERKING ADVIES COMMISSIE VOOR DE M.E.R.

N11 Zoeterwoude-Alphen aan den Rijn

Vleeskuikenhouderij Haambergweg 11 te Beringe, gemeente Peel en Maas

Windpark de Hoevensche Beemden te Halderberge Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Uitbreiding van de opslagvoorzieningen voor radioactief afval bij COVRA op industrieterrein Vlissingen-Oost

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie

Uitbreiding bedrijventerrein De Kooi, Woensdrecht

Windpark Zeewolde. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 30 mei 2017 / projectnummer: 3089

Helikopter start- en landingsplaats Eemshaven

Dijkversterking Hellevoetsluis

Holland Casino Utrecht

Foodpark Veghel. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 21 juli 2016 / projectnummer: 3080

Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest

Brandstofdiversificatie kerncentrale Borssele

Bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley

Herinrichting Neherkade Den Haag

Bestemmingsplan Rotterdam The Hague Airport

Windvisie Gelderland. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop. 21 augustus 2014 / rapportnummer

BIJLAGE 13 VERWERKING ADVIES COMMISSIE VOOR DE M.E.R.

Varkensbedrijf Broekkantsestraat 7-9, Beek en Donk

Uitbreiding pluimveehouderij Mts. Van der Cruijsen te Sambeek

Uitbreiding pluimveehouderij Harmes BV te Klazienaveen, gemeente Emmen

Varkenshouderij J.F.M. van Gisbergen, De Gagel 16, Hooge Mierde

Aanpassen centrale E.on Galileïstraat Rotterdam

Omgevingsvisie provincie Groningen

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk

Varkenshouderij Hendriks te Ter Apel, gemeente Vlagtwedde

Maximabrug Alphen aan den Rijn - Rijnwoude

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld

Uitbreiding en herstructurering recreatiepark Beekse Bergen, Hilvarenbeek

Bedrijvenpark IBF Heerenveen

Vermeerderingsbedrijf Exterkate, Slaghekkeweg 18 te Bentelo

Bestemmingsplan buitengebied Wageningen

Bestemmingsplan buitengebied Etten-Leur

Golfbaan De Hooge Vorssel, Bernheze

Bestemmingsplan Brouwerseiland, gemeente Schouwen-Duiveland

Bedrijvenpark IBF Heerenveen

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie

Uitbreiding pluimveehouderij Buijs VOF te Emmer-Compascuum

Verplaatsing varkenshouderij van de Geerstraat naar de Begijnenstraat te Winssen, gemeente Beuningen

Bestemmingsplan buitengebied Doetinchem

Uitbreiden van veehouderij Van Deuveren, Beitelweg 5-7 te Putten

Ontwikkeling De Geusselt te Maastricht Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Bestemmingsplan Wijk aan Zee (gemeente Beverwijk)

Uitbreiding kuikenmesterij Haan VOF in Nieuw Weerdinge, gemeente Emmen

Bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist, gemeente Krimpenerwaard

Kavelbesluiten I en II Hollandse Kust (zuid)

Dijkversterking Capelle aan den IJssel

Windpark Delfzijl Zuid

Motorcrossterrein Arnhem

Anna's Hoeve RWZI, gemeente Hilversum

Vestiging intensieve veehouderij Beemte-Vaassen

Bedrijventerrein Larserknoop te Lelystad

Pluimveehouderij Duinkerken te Zuidwolde, gemeente De Wolden

Herstructurering Wind op Land provincie Noord-Holland

Maastricht Aachen Airport

Windpark en zonneveld Koningspleij te Arnhem

Bestemmingsplannen Dordtse Kil IV en A16-N3

Uitbreiding Euro Tank Terminal B.V. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Uitbreiding pluimveebedrijf Adams te Ell, gemeente Leudal

Waterbeheerplan Aa en Maas

Windpark Oostpolder Eemshaven

Verdieping Nieuwe Waterweg

City Theater, Amsterdam Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Bestemmingsplan buitengebied Boxtel

Bestemmingsplan Sluiskil Oost, gemeente Terneuzen

Uitbreiding pluimveehouderij maatschap Van der Cruijsen, gemeente Boxmeer Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop

Wijziging molybdeenproductieproces NRG te Petten

Sluis Kornwerderzand. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop. 4 mei 2017 / projectnummer: 3061

Pluimveehouderij Van Deurzen, gemeente Groesbeek

Oprichting varkenshouderij Banken B.V., gemeente Etten-Leur Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Golfbaan Cromvoirt. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 24 maart 2010 I rapportnummer

Structuurvisie Noord-Holland

Uitbreiding golfbaan De Scherpenbergh te Lieren

Afvalverbrandingsinstallatie SITA ReEnergy Roosendaal BV te Roosendaal

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Terneuzen

Stadion Heracles, Almelo

Varkenshouderij Van Deijne Zeeland BV, gemeente Landerd

Golfbaan Cromvoirt Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

Bestemmingsplan buitengebied Breda Oost (Bavel)

Kavelbesluiten Borssele voor kavel III, IV en V (innovatiekavel)

Herziening Bestemmingsplan buitengebied Bergeijk 2016

Pilot Stabilisatie Cavernes Twente

Transcriptie:

Kavelbesluiten I en II offshore windenergie windparken Borssele Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 13 oktober 2015 / projectnummer 2965

1. Oordeel over het MER De Wet windenergie op zee maakt opschaling van windenergie op zee mogelijk en introduceert het zogenaamde kavelbesluit. In een kavelbesluit wordt bepaald waar en onder welke voorwaarden een windpark op zee gerealiseerd mag worden. Op basis van een tender wordt vervolgens bepaald welke partij in aanmerking komt voor de subsidie, en de vergunning krijgt voor het realiseren van een windpark. Om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over de kavelbesluiten I en II Borssele wordt de m.e.r.-procedure doorlopen en zijn Milieueffectrapporten (MER en) opgesteld. Een Passende beoordeling maakt deel uit van beide MER en. De Commissie voor de m.e.r. 1 is van oordeel dat alle informatie in beide MER en aanwezig is om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over de kavelbesluiten. In beide MER en is de bandbreedte onderzocht waarbinnen verschillende windturbineopstellingen en types gerealiseerd kunnen worden. Daaruit blijkt dat door het voornemen afzonderlijk of in combinatie met andere projecten in de zuidelijke Noordzee zonder nadere mitigerende maatregelen onaanvaardbare effecten kunnen optreden op bruinvissen, zeehonden, vissen, vogels en vleermuizen. Op die reden zijn in de ontwerp-kavelbesluiten mitigerende maatregelen opgenomen, waaronder: het beperken van onderwatergeluid bij het heien met monopiles; beperkingen in de bandbreedte aan op te wekken vermogen; het beperken van de rotoromwentelingen bij specifieke weersomstandigheden met vogel- en vleermuizentrek. De Commissie acht in beide MER en voldoende onderbouwd dat met de mitigerende maatregelen en voorschriften die zijn opgenomen in de ontwerp-kavelbesluiten onaanvaardbare effecten worden voorkomen. In hoofdstuk 2 worden aanbevelingen gedaan om de kwaliteit van de verdere besluitvorming over de kavels I en II te verbeteren. Tenslotte worden in hoofdstuk 3 aanbevelingen gedaan voor toekomstige MER en met betrekking tot windenergie op zee. 2. Aanbevelingen voor verdere besluitvorming De Commissie wil met onderstaande opmerkingen en aanbevelingen een bijdrage leveren aan de kwaliteit van verdere besluitvorming over de kavelbesluiten. 1 De samenstelling van de werkgroep van de Commissie m.e.r., haar werkwijze en verdere projectgegevens staan in bijlage 1 van dit advies. Projectgegevens en bijbehorende stukken, voor zover digitaal beschikbaar, zijn ook te vinden via www.commissiemer.nl onder Advisering of door in het zoekvak het projectnummer 2965 in te vullen. -1-

2.1 Effecten op natuur 2.1.1 Zeezoogdieren De Commissie is positief over de gekozen benadering voor de effectbepaling en beoordeling voor zeezoogdieren: enerzijds wordt verstoring modelmatig vertaald in termen van populatiereductie, anderzijds wordt ook een norm gehanteerd voor het aantal slachtoffers dat geaccepteerd wordt. Hoewel hierbij nog kanttekeningen kunnen worden geplaatst is dit de eerste keer dat een MER voor deze benadering kiest. ASCOBANS heeft als interim-doel de bruinvispopulatie op minimaal 80% van de draagkracht te brengen en te houden. Deze populatieomvang is daarbij niet nader gedefinieerd. Het KEC gaat bij de draagkracht uit van de omvang van de huidige populatie. Niet helder is of de interpretatie van het ASCOBANS-criterium (minimaal 80% behoud) ook houdbaar is voor soorten die in een (matig) ongunstige staat van instandhouding verkeren, zoals in het geval bij de Bruinvis. 2 Om deze reden hanteert het MER in het Addendum het uitgangspunt dat als gevolg van de aanleg van 10 offshore windparken de sterfte niet boven 5% uitkomt. Uit de kamerbrief over de implementatie van het bruinvisbeschermingsplan van 29 mei 2013 begrijpt de Commissie dat inmiddels opgestart onderzoek nader inzicht zal geven in de ecologische veerkracht van de bruinvispopulatie. 2.1.2 Vogels In beide MER en - inclusief soortentoets, Passende beoordeling en Kader Ecologie en Cumulatie (KEC) - is veel informatie opgenomen over de gevolgen van de kavelbesluiten voor vogels en hun leefgebieden. Deze informatie omvat ook waardevolle recente onderzoeksgegevens, zoals op basis van satellietonderzoek verkregen informatie over foerageervluchten van zee- en kustbroedvogels. Deze gegevens hebben bijgedragen aan een robuuste ecologische effectbeschrijving en -beoordeling. De informatie over de gevolgen van de kavelbesluiten voor vogels en hun leefgebieden acht de commissie correct weergegeven. Ten aanzien van de eindafweging (hoofdstuk 13) wijst de Commissie op één inconsequentie. Deze heeft betrekking op de (noodzaak tot) mitigatie van cumulatieve gevolgen voor grote meeuwen. 3 In het KEC wordt gesteld dat de effecten 2 De in 2010 vastgestelde matig ongunstige staat van instandhouding van de bruinvis hangt samen met de veronderstelde onevenwichtige populatieopbouw en de onzekerheid in hoeverre het recente herstel van de aantallen in de Nederlandse wateren blijvend is. Het Bruinvisbeschermingsplan doet aanbevelingen om door middel van aanvullende monitoring en onderzoek meer inzicht te krijgen in de verspreiding en ontwikkeling van de populatie teneinde het oordeel over de populatie bruinvissen beter te kunnen vaststellen. Deze aanbevelingen worden nu uitgevoerd. 3 Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Grote Mantelmeeuw worden geschaard onder de noemer grote meeuwen. De potentiele conflicten tussen windparken en meeuwen zijn goed uitgelegd in het MER en onderliggende rapporten. Voor een goed begrip over de noodzaak van mitigatie vat de Commissie het dilemma kort samen. Grote meeuwen gaan pas na enkele jaren broeden en hebben een lage reproductie (ca. 0,5 vliegvlug jong/paar/jaar). Dit kan uit omdat grote meeuwen lang leven en bijgevolg een lage jaarlijkse natuurlijke sterfte hebben. Indien de additionele sterfte onder volwassen vogels, het broedkapitaal, door aanvaringen met windturbines te hoog wordt kan dit (zonder mitigatie) door de lage reproductie mogelijk niet gecompenseerd worden, waardoor populaties in omvang kunnen afnemen. -2-

ook op populaties buiten het Nederlands grondgebied bezien moeten worden. 4 Dat is in het MER ook gebeurd. In hoofdstuk 13 wordt evenwel vermeld dat alleen voor de Zilvermeeuw mitigerende maatregelen worden getroffen. De Commissie mist daarvoor de motivatie terwijl toetsing aan de PBR-norm 5 voor de zuidelijke Noordzee uitwijst dat in cumulatie schadelijke gevolgen voor populaties van grote meeuwen niet (geheel) zijn uit te sluiten 6. In de praktijk blijft dit zonder gevolgen omdat alle grote meeuwensoorten kunnen profiteren van de in het Addendum genoemde maatregelen om te komen tot acceptabele grenzen voor vogels. De Commissie adviseert om, tegen de achtergrond van het bovenstaande, de afweging voor maatregelen om te komen tot acceptabele grenzen voor vogels (grote meeuwen) in de besluitvorming nader te verduidelijken. 7 2.2 Effecten inrichting kavels In beide MER en is aandacht besteed aan de keuze voor 1400 (tot maximaal 1520) MW aan windvermogen binnen alle kavels van Borssele. Bepalend daarbij zijn het totale beschikbare netto oppervlak (240 km 2 van de 344 km 2 bruto) en een gemiddelde vermogensdichtheid van 6 MW/km 2. Dit laat naar het oordeel van de Commissie weliswaar ruimte aan toekomstige ontwikkelaars om de kavels zo veel mogelijk naar eigen inzicht te kunnen vullen maar heeft als gevolg dat een deel van de kavels in beginsel onbebouwd kan blijven bij (aanzienlijk) hogere dichtheden. Dit zou kunnen leiden tot suboptimaal gebruik van de Noordzee voor windenergie. 8 De economische onderbouwing van de keuze voor 1400 MW vermogen steunt op het feit dat bij plaatsing van 700 MW in kavel I en II elders mogelijk op duurdere en verder weg gelegen locaties extra windvermogen noodzakelijk zal zijn. 9 De Commissie mist echter bij de analyse van 2100 MW potentieel windvermogen (nadeel van minstens 4% hogere kwh-prijs door parkeffecten en extra onderhoud) het argument in het voordeel van een groter vermogen, te weten het vervallen van duurdere opwekking van elektriciteit elders (bijv. gemiddeld +0.8 cent/kwh in IJmuiden Ver). 10 De Commissie adviseert bij de verdere besluitvorming over de kavels I en II bovengenoemd voordeel van een groter vermogen te betrekken, te weten het vervallen van duurdere opwekking van elektriciteit elders. 4 Zie 2.5 (Juridische en ecologische benadering) van het KEC (http://www.noordzeeloket.nl/functies-en-gebruik/windenergie/ecologie/). 5 De Potential Biological Removal (PBR) is een maat voor het aantal exemplaren van een soort dat jaarlijks extra aan de populatie onttrokken kan worden door cumulatieve effecten zonder dat die populatie achteruit gaat. Informatie over sterfte, reproductie, populatieomvang en populatietrends is in deze maat verdisconteerd. 6 In de Passende beoordeling (waar ook in het addendum naar wordt verwezen) staat op pag. 56 dat in het traject voor de kavelbesluiten voor windenergiegebied Borssele dat besloten is om de cumulatieve effecten uitsluitend te beschouwen binnen de Nederlandse Noordzee. 7 Dit is ook nodig om de getroffen mitigerende maatregelen te kunnen evalueren en eventueel bij te stellen. Vogelbescherming Nederland en Stichting De Noordzee wijzen daar in hun gezamenlijke reactie ook op, met het oog op soorten die een relatief groot risico lopen (grote meeuwen en eventueel Jan van Gent). 8 Overigens ontstaat hiermee wel ruimte de wederzijdse windafvang met de windparken in België te verminderen. 9 Zie pagina 80 van het MER 10 ECN-N--14-029; notitie Update kosten windenergie op zee, fase II (openbaar) d.d. 15 oktober 2014. -3-

2.3 Effecten op scheepvaartveiligheid 2.3.1 (Cumulatieve) overlijdensrisico Het Handboek risicozonering windturbines biedt een praktijkrichtlijn om een kwantitatieve analyse van de risico s van windturbines op de omgeving op een eenduidige en consistente wijze te kunnen uitvoeren. Hoewel in dit Handboek uitsluitend gesproken wordt over windturbines op land kan deze in principe ook gebruikt worden voor windturbines op zee, met de kanttekening dat de in het Handboek genoemde norm voor het overlijdensrisico alleen gerelateerd is aan het risico van falen van de rotorbladen, waar op zee sprake zal zijn van een extra risico geïntroduceerd door de kans op aanvaring/aandrijving. De Commissie acht het, op basis van de in de Marin-studie gepresenteerde informatie over het gemiddeld aantal doden per jaar, niet uitgesloten dat bij volledige realisatie van de kavels I tot en met IV de norm voor het overlijdensrisico welke is opgenomen in het Handboek wordt overschreden. 11 Dit is naar verwachting niet het geval bij realisering van de kavels I en II. De Commissie adviseert: Ten behoeve van de besluitvorming over de kavels III en IV genoemd cumulatieve overlijdensrisico te kwantificeren. Zet het risico af tegen de norm voor het overlijdensrisico opgenomen in het Handboek risicozonering windturbines. Na te gaan of in het Handboek risicozonering windturbines een apart hoofdstuk kan of moet worden opgenomen over de (cumulatieve) overlijdensrisico s met betrekking tot windturbines op zee. Beschouw daarbij, naast de risico s verbonden aan het falen van rotorbladen, ook de risico s verbonden aan aanvaring/aandrijving van schepen. 2.3.2 Gevolgen openstelling schepen tot 24 meter In de ontwerp-kavelbesluiten is aangegeven dat de kans op aanvaring/aandrijving van schepen tot 24 meter verwaarloosbaar klein is. In de studie van Marin is echter aangegeven dat bij openstelling de kans op aanvaring/aandrijving voor dit soort schepen (met name recreatieschepen) vrij aanzienlijk is. Op basis hiervan acht de Commissie de kans reëel dat een dergelijke botsing ook leidt tot zinken, ernstig letsel en mogelijk overlijden. 12 Daarbij is onduidelijk of voldaan kan worden aan de norm voor het overlijdensrisico zoals genoemd in het Handboek risicozonering windturbines. In de kavelbesluiten wordt nog niet vastgelegd of de windparken worden opengesteld voor schepen tot 24 meter. Dit zal later gebeuren bij de besluitvorming over het Tweede Nationaal Waterplan (NWP2). 11 Het gemiddeld aantal doden per jaar ten gevolge van aanvaring/aandrijving wordt in bijlage 6 van beide MER en (Marinstudie) berekend voor de situatie met 3MW-turbines en zonder openstelling voor kavel I op 0,38x10-3 en voor kavel II op 1,33x10-3, in totaal dus 1,7x10-3. Indien voor kavel III en IV soortgelijke getallen worden gevonden voldoet het cumulatieve effect van Borssele niet aan de norm voor het maatschappelijk risico zoals opgenomen in het Handboek risicozonering windturbines. 12 Uit bijlage 11 van beide MER en (Marin-studie Doorvaart en corridor) volgt voor scenario A (alleen doorvaart) een toename van het gemiddeld aantal doden per jaar van 1,95x10-3 (tabel B1-10). Dit betreft het totaal voor de kavels 1 tot en met 4. De Commissie merkt op dat dit alleen het effect van gondel op schip betreft en niet de gevolgen van een gezonken schip of het falen van rotorbladen. Het aandeel van niet-routegebonden schepen bedraagt 0,002x10-3 wat onwaarschijnlijk laag lijkt gezien het geschatte aantal aanvaringen/aandrijvingen in bijlage 6 (paragraaf 4.8.3) van 0,128/jaar. Bijvoorbeeld uitgaande dat 1 op de 10 aanvaringen/aandrijvingen een dodelijk slachtoffer geeft, bedraagt het gemiddeld aantal doden per jaar 1,28x10-3, dus ca 500 maal hoger dan aangegeven in tabel B1-10. -4-

De Commissie acht het voor de besluitvorming aangaande het al dan niet openstellen van de windparken voor schepen tot 24 meter van belang om de kans op aanvaring/aandrijving en het overlijdensrisico te bepalen en mee te wegen bij de beoordeling van de gevolgen voor de scheepvaartveiligheid. Neem in de berekening de kans op aanvaring/aandrijving bij slecht weer mee, alsmede het effect van falen van rotorbladen. 3. Aanbevelingen voor toekomstige MER en De Commissie wil met onderstaande opmerkingen en aanbevelingen een bijdrage leveren aan de kwaliteit van toekomstige MER'en over windenergie op zee. 3.1 Algemeen De Commissie adviseert in toekomstige MER en de informatie eenduidiger te presenteren, bijvoorbeeld door integratie van informatie die nu verspreid in onderhavige MER en aanwezig is in samenvatting, hoofdrapport, bijlagen en addenda. 3.2 Effecten op natuur 3.2.1 Zeezoogdieren In beide MER en is het aantal verstoorde bruinvissen en zeehonden bij herhaling onjuist weergegeven. 13 Dit komt de toegankelijkheid van de informatie niet ten goede. De Commissie adviseert in toekomstige MER en deze aantallen consistent te presenteren. Voor de uiteindelijke effectbepaling en beoordeling is overigens wel van de juiste maximumaantallen uitgegaan. De Commissie onderstreept de gemelde urgentie te komen tot een verbetering van het model voor de dichtheid van zeehonden in de Noordzee aan de hand van zendergegevens. In beide MER en is gesteld dat de effecten van seismisch onderzoek ten behoeve van de windparken niet beoordeeld hoeft te worden omdat dit onderzoek reeds heeft plaatsgevonden. Seismisch onderzoek kan in beginsel echter via cumulatie in de tijd leiden tot extra verstoring. De Commissie adviseert ten behoeve van toekomstige MER en te onderzoeken hoe groot dit extra verstorende effect kan zijn. 13 Zo is bijvoorbeeld op p 170 aangegeven dat de hoogste aantallen in juli voorkomen, terwijl dit in werkelijkheid in het voorjaar is. Het aantal verstoorde dieren wordt in de tekst en tabellen vaak gepresenteerd zonder tijdseenheid en soms 'per seizoen', terwijl het gaat om de aantallen per heidag. Daardoor kan de indruk ontstaan dat het effect van verstoring veel kleiner is dan in werkelijkheid. Zo wordt bij zeehonden gesuggereerd dat het aantal verstoorde dieren slechts ongeveer 5 is (tabel 3.6 in Heinis, 2005), terwijl bij alternatief 2 het aantal in beginsel 4x117=468 kan bedragen, bijna 5% van de Nederlandse populatie. Dat laatste wordt dan wel weer bevestigd met de informatie in hoofdstuk 4.3, maar uit onderdelen van de tekst kunnen zo toch verkeerd worden begrepen. -5-

3.2.2 Vissen De Commissie onderschrijft de conclusie dat met de in het ontwerp-kavelbesluit opgenomen mitigerende maatregelen onaanvaardbare effecten op vissen zijn uit te sluiten. De beschrijving van de effecten kan in toekomstige MER en echter verbeterd worden, bijvoorbeeld door nader te onderbouwen of in perspectief te plaatsen dat: alle (soorten) vissen snel genoeg kunnen zwemmen om permanente gehoorbeschadiging (PTS) te voorkomen; geen effecten optreden bij vissoorten zonder zwemblaas. Ook deze vissen hebben een lever en nieren en het MER geeft aan dat deze organen beschadigd kunnen worden door sterk geluid; een eventuele afname van het doorzicht geheel gecompenseerd kan worden door het waarnemen van trillingen. het aannemelijk is dat alle vissen ruimtelijk homogeen verdeeld voorkomen in de Noordzee. Dit lijkt niet realistisch. 3.2.3 Benthos De Commissie onderschrijft de conclusie dat de effecten op benthos naar verwachting beperkt zijn. De beschrijving van deze effecten kan echter verbeterd worden door in toekomstige MER en een beschrijving op te nemen van de dynamiek van zandbanken en megaribbels (e.g. Vanosmael et al. 1982) 14. Ook zou de beschrijving van de morfologie en sedimentologie gepresenteerd kunnen worden vóórdat de ecologie wordt behandeld omdat het bodemleven daar grotendeels door wordt bepaald. Informatie uit het aangrenzende Belgische deel van de Noordzee zoals Van Hoey, et al. (2004) 15 en Degraer et al. (2006) 16 biedt daarnaast een goed beeld van het bodemleven op locaties zoals in het projectgebied. 3.2.4 Natuur Netwerk Nederland (voorheen EHS) In de samenvatting van beide MER en is ten onrechte aangegeven dat de bepalingen ten aanzien van de EHS niet van toepassing zijn, aangezien deze niet zouden gelden buiten de 12- mijlszone. De Commissie wijst erop dat het Natuurnetwerk Nederland zich uitstrekt tot de gehele EEZ. Dit wordt ook bevestigd in bijlage 2 van beide MER en. Daarin wordt overigens terecht geconcludeerd dat de windparken geen afbreuk doen aan het NNN. 3.3 Effecten op scheepvaartveiligheid In beide MER en is de kans op aanvaring/aandrijving bepaald voor een gebied met daarbij een deel van de route naar/van Rotterdam en van de doorgaande Noord-Zuid-route. De 14 Vanosmael, C., K.A. Willems, D. Claeys, M. Vincx & C. Heip 1982. Macrobenthos of a sublittoral sandbank in the Southern Bight of the North Sea. J. mar. biol. Ass. U.K. 62: 521-534. 15 Van Hoey, G., S. Degraer & M. Vincx 2004. Macrobenthic community structure of soft-bottom sediments at the Belgian Continental Shelf. Estuarine, Coastal and Shelf Science 59: 599-613. 16 Degraer, S., H. Hillewaert, J. Wittoeck, K. Hostens, W. Appeltans, J. Mees, K. Cooreman, W. Vanden Berghe, T. Deprez & M. Vincx 2006. De macrobenthosatlas van het Belgisch deel van de Noordzee. Federaal Wetenschapsbeleid D/2005/1191/5. 164 pp. -6-

Commissie verwacht echter niet dat de scheepvaartdichtheden en bewegingen in deze routes beïnvloed zullen worden door de windparken. Voor een goede weergave van het lokale effect van de windparken op de scheepvaartveiligheid adviseert de Commissie in toekomstige MER alleen het gebied mee te nemen waar de scheepvaartdichtheden en bewegingen direct beïnvloed worden door de windparken. -2-

BIJLAGE 1: Projectgegevens toetsing MER Initiatiefnemer: Ministerie van Economische Zaken en Ministerie van Infrastructuur en Milieu Bevoegd gezag: Minister van Economische Zaken, in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu Besluit: Kavelbesluiten I en II windenergie bij Borssele Categorie Besluit m.e.r.: Het kavelbesluit nog niet opgenomen in het Besluit m.e.r. Activiteit: De Wet windenergie op zee maakt de opschaling van windenergie op zee mogelijk en introduceert het zogenaamde kavelbesluit. In een kavelbesluit wordt bepaald waar en onder welke voorwaarden een windpark op zee gerealiseerd mag worden. Op basis van een tender wordt later bepaald welke partij in aanmerking komt voor de subsidie, en de vergunning krijgt voor het realiseren van een windpark. De milieugevolgen van het kavelbesluit worden onderzocht in een milieueffectrapport. Procedurele gegevens: aankondiging start procedure in Staatscourant van: 23 oktober 2014 ter inzage legging van de informatie over het voornemen: 24 oktober t/m 4 december 2014 adviesaanvraag bij de Commissie m.e.r.: 1 september 2014 advies reikwijdte en detailniveau uitgebracht: 9 december 2014 kennisgeving MER heeft niet ter inzage gelegen aanvraag tussentijds toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.: 11 februari 2015 tussentijds toetsingsadvies uitgebracht: 30 april 2015 kennisgeving MER in Staatscourant van: 6 augustus 2015 ter inzage legging MER: 7 augustus tot en met 17 september 2015 aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.: 3 augustus 2015 toetsingsadvies uitgebracht: 13 oktober 2015 Samenstelling van de werkgroep: Per project stelt de Commissie een werkgroep samen bestaande uit enkele deskundigen, een voorzitter en een werkgroepsecretaris. Bij dit project bestaat de werkgroep uit: dhr. ir. P. van der Boom dhr. dr. G.P.J. Draaijers (secretaris) dhr. prof.ir. H. Ligteringen dhr. dr. G.W.N.M. van Moorsel dhr. mr. C.Th. Smit (voorzitter) dhr. ing. R.L. Vogel Werkwijze Commissie bij toetsing: Tijdens de toetsing gaat de Commissie na of het MER voldoende juiste informatie bevat om het milieubelang volwaardig mee te kunnen wegen in het besluit. De Commissie gaat bij het

toetsen uit van de wettelijke eisen voor de inhoud van een MER, zoals aangegeven in artikel 7.7 dan wel 7.23 van de Wet milieubeheer, en van eventuele documenten over de reikwijdte en het detailniveau van het MER. Indien informatie ontbreekt, onvolledig of onjuist is, beoordeelt de Commissie of zij dit een essentiële tekortkoming vindt. Daarvan is sprake als aanvullende informatie in de ogen van de Commissie kan leiden tot andere afwegingen. In die gevallen adviseert de Commissie de ontbrekende informatie alsnog beschikbaar te stellen, vóór het besluit wordt genomen. Opmerkingen over niet-essentiële tekortkomingen in het MER worden in het toetsingsadvies opgenomen voor zover ze kunnen worden verwerkt tot duidelijke aanbevelingen voor het bevoegde gezag. De Commissie richt zich in het advies dus op hoofdzaken die van belang zijn voor de besluitvorming en gaat niet in op onjuistheden of onvolkomenheden van ondergeschikt belang. Zie voor meer informatie over de werkwijze van de Commissie www.commissiemer.nl op de pagina Commissie m.e.r. Betrokken documenten: De Commissie heeft de volgende documenten betrokken bij haar advies: Milieueffectrapport kavelbesluit I windenergiegebied Borssele, Addendum bij het MER, Passende beoordeling, Grontmij, Pondera, 12 juni 2015 Milieueffectrapport kavelbesluit II windenergiegebied Borssele, Addendum bij het MER, Passende beoordeling, Grontmij, Pondera, 12 juni 2015 Rapport Occurrence of peaks in songbird migratiion at rotor heights of offshore wind farms in the southern North Sea, Bureau Waardenburg bv, 18 juni 2015 Vastgestelde notitie reikwijdte en detailniveau, Miliieueffectrapport kavelbesluiten Borssele, Ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu, april 2015 Ontwerpkavelbesluit I windenergiegebied Borssele, augustus 2015 Ontwerpkavelbesluit II windenergiegebied Borssele, augustus 2015 De Commissie heeft kennis genomen van 21 zienswijzen en adviezen, die zij tot en met 23 september 2015 van het bevoegd gezag heeft ontvangen. Zij heeft deze, voor zover relevant voor m.e.r., in haar advies verwerkt.

Toetsingsadvies over het milieueffectrapport Kavelbesluiten I en II offshore windenergie windparken Borssele