VKB-protocol 6001 Plaats Tekst versie 2.1 Type: wijziging (W) of toevoeging (T) H 1, 3 e alinea, 1 e zin. Tekst versie 2.2



Vergelijkbare documenten
VKB-protocol 6004 Plaats Tekst versie 2.1 Type: wijziging (W) of toevoeging (T) Tekst versie 2.2

Milieukundige begeleiding landbodemsanering met conventionele methoden

Milieukundige begeleiding landbodemsanering met conventionele methoden en nazorg

Milieukundige begeleiding landbodemsanering met conventionele methoden en nazorg

PROTOCOL MILIEUKUNDIGE BEGELEIDING BODEMSANERING MET INZET VAN HANDHELD RÖNTGEN FLUORESCENTIE SPECTROMETRIE

MILIEUKUNDIGE BEGELEIDING LANDBODEMSANERING MET CONVENTIONELE METHODEN

Wijzigingsblad vastgesteld door het CCvD Bodembeheer

Huidige tekst (versie 2.1) Ontwerp-tekst (versie 2.2) Motivatie

Milieukundige begeleiding landbodemsanering met in-situ methoden en nazorg

Samenwerking tussen toezichthouders in de bodemketen

Prins. Milieu Consultancy. Plan van aanpak voor het deels ontgraven van een puinpad. op een bosperceel aan de Veenburgerweg te Zwartebroek

Overzicht wijzigingen certificatieschema BRL SIKB 6000 versie 5.0

Milieukundige begeleiding landbodemsanering met conventionele methoden en nazorg

Wijzigingsblad Vastgesteld door het CCvD BODEMBEHEER

Afwijken van Bbk Beoordelingsrichtlijnen

Oude tekst (versie 2.1) Nieuwe tekst (versie 2.2) Reden aanpassing. methoden.

BODEMINSPECTIE OP ASBEST aan de Harskamperweg 84 te Harskamp

Huidige tekst (versie 4.0) Ontwerp-tekst (versie 4.1) Motivatie

PRESENTATIE PLATFORMDAG VOOR TOEZICHTHOUDERS BODEM EN GROND

Milieukundige begeleiding van landbodemsanering met in-situ methoden en nazorg

ILT Sectordag. Eigen Werken RWS. aandachtspunten NEN februari Joris van Kesteren Inspectie Leefomgeving en Transport

INTERPRETATIEDOCUMENT vastgesteld door het CCvD Bodembeheer

Belangrijkste wijzigingen BRL 9335 (versie 2.1 naar versie 3.2)

Verklarende woordenlijst

A. Locatie/onderzoeksgegevens. Locatie (adres) :Klein Oord Kadastraal nummer :

INTERPRETATIEDOCUMENT vastgesteld door het Accreditatiecollege Bodembeheer

MELDINGENFORMULIER SANERINGSVERSLAG/NAZORGPLAN

Oude tekst (versie 4.1) Nieuwe tekst (versie 4.2) Reden aanpassing

MELDINGENFORMULIER SANERINGSVERSLAG/NAZORGPLAN

kwaliteit leeswijzer 2. ALGEMENE GEGEVENS 2.1. Locatiegegevens 2.2. Opdrachtgever voor sanering 2.3. Bij de sanering betrokken instanties

Ontwerp-Functiedocument. FD - Milieukundig begeleider

Hoe houden we het werkbaar?

Milieukundige begeleiding van ingrepen in de waterbodem en uitvoering van waterbodemsaneringen Protocol 6003

Bodemsanering; locatie Monierweg 4 te Coevorden, gemeente Coevorden, ontwerpbeschikking instemming met het evaluatieverslag

De veldwerkersregeling Jurgen Pijpker

HET NEMEN, VERPAKKEN EN CONSERVEREN VAN GRONDMONSTERS

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland

13 december 2018 (betreft concept voor validatie, openbare reactieronde, RvA-evaluatie, HUF-toets)

INMETEN VAN BOORPUNTEN EN WATERPASSEN

Overzicht wijzigingen certificatieschema BRL SIKB 2000 versie 6.0

MELDINGENFORMULIER NADER ONDERZOEK EN/OF SANERINGSPLAN

Aanvullend onderzoek demping Zahnstraat 19 te Angeren

Casus workshop 3 Boaregistratiesysteem op PTB 9 november 2010

NOTITIE Opdrachtgevers vragen om kwaliteit

advies- en ingenieursbureau RPS 11 april 2013, Den Bosch Peter Moerman Peter Broers rps.nl

Overzicht wijzigingen certificatieschema BRL SIKB 1000 versie 9.0

GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Besluit van 1 februari 2006, houdende regels voor uniforme saneringen (Besluit uniforme saneringen)

Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen, ingrepen in de waterbodem en nazorg

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Overzicht van wijzigingen BRL SIKB 7000 (versie 4.3 versie 5)

Uitvoering van (water)bodemsanering en ingrepen in de waterbodem

Via deze website kunnen onder meer de meldingsformulieren worden gedownload.

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen.

Rapport bodeminformatie

OFFERTE MILIEUKUNDIGE BEGELEIDING PLENKERTSTRAAT 42 TE VALKENBURG GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL

A. Op bladzijde 9 van het saneringsverslag wordt verwezen naar tabel 3.1 met gehanteerde terugsaneerwaarden, deze tabel ontbreekt.

2. Wie beslist over het volgen van de BUS-procedure? De saneerder of het bevoegd gezag?

Geachte heer Van Zijl,

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen.

BESCHIKKING / CHK

NADER ASBEST IN GROND-/PUINONDERZOEK. Middelaarseweg 2 Hoevelaken Kenmerk: J. Opdrachtgever: Gemeente Nijkerk. Datum rapport: Status:

Aan: GZ Beheer en exploitatiemaatschappij B.V. T.a.v. de heer H. Stok Postbus DB Oudewater. Geachte heer Stok,

Milieukundige begeleiding. (water)bodemsaneringen, ingrepen in de waterbodem en nazorg

Grond of baggerspecie bevat vraag ja/nee 1 alleen sporadisch ander bodemvreemd materiaal dan steenachtig materiaal of hout

waterschap roer en overmaas

BEPALING VAN DE ZUURGRAAD IN GROND EN/OF OPPER- VLAKTEWATER M.B.V. EEN PH-METER

Nader asbestonderzoek in bodem Wolbertsdijk 13 te Wapenveld

Welkom bij De Voorbereidingsfase

Milieukundige begeleiding van ingrepen in de waterbodem en uitvoering van waterbodemsaneringen

UITVOERING VAN WATERBODEMSANERING

omgevingsrapportage Thorbeckestraat 84 Omgevingsrapportage

Kadastrale gemeente Sectie Nummer IJsselstein C 1048 (terrein Terberg) IJsselstein C 1216 (trottoir)

Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid PAP E tra zaaknummer Dossler Ons kenmerk BehnndeM door / CHK de heer P.M. Stortenbck(.ṡr N

Bodemrapportage. Dynamisch Rapport Legenda. Bodemlocaties

- A 0 t (. (J )() 13a:t.w54f1.-&,j

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Overzicht van voorgestelde wijzigingen BRL SIKB 7000 (versie 4.1 versie 4.2) Plaats in Huidige tekst (versie 4.1) Ontwerp-tekst (versie 4.

12 september : Admiraal Trompstraat 2 (voormalig Wilton Fijenoord terrein) te Schiedam

BJU.nu Twentepoort Oost 16A 7609 RG ALMELO. Plan van aanpak asbestverwijdering Orvelterstraat 3 te Westerbork.

1 Inleiding. 2 BUS-melding. Aan: Altena T.a.v. de heer H. Altena Insingerstraat MC Soest. Geachte heer Altena,

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Aan: Gemeente Zeist T.a.v. de heer R. Groenink Postbus AM Zeist. Geachte heer Groenink,

Indien sprake is van een andere gemachtigde, machtigingsformulier ingevuld en ondertekend als bijlage toevoegen.

Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Straat Postbus Huisnummer 2 Postcode 5240 BB Woonplaats ROSMALEN adres Telefoon Berichtenboxnaam

: NEN 5740 ONV (onverdacht), NEN 5707 VED-H (Verdachte locatie met diffuse bodembelasting heterogeen verdeeld)

LOM-Pilot ketenhandhaving landbodemsanering, grondverzet en grondstromen. Ronald Peters LOM-Implementatiemanager

Toelichting bij NEN 5720 'Verkennend waterbodemonderzoek' (i.c.m. NEN 5717)

Tijdelijk uitplaatsen van grond Protocol 7004

N. Looman. Geautoriseerd: H. Broekhuijsen

Verkennend bodemonderzoek Weideveld te Bodegraven

Inhoudsopgave. 4.1 Niet samenvoegen Samenwerken met certificaathouder, onder de vlag van erkend intermediair 3

Aan: Milieudienst Zuidoost Utrecht T.a.v. de heer W. Nijhof Postbus AL ZEIST. Geachte heer Nijhof,

1 Inleiding. 2 BUS-melding. Aan: BAM Techniek T.a.v. de heer J. Van Manen Postbus AB VEENENDAAL. Geachte heer Van Manen,

De deelsaneringslocatie is aangegeven op de kadastrale kaart in hoofdstuk 10.

WIJZIGINGSBLAD vastgesteld door het AC Bodembeheer

aanvulling EVALUATIERAPPORT ASBEST IN GRONDSANERING Plantagebaan 179 te Wouwse Plantage

Transcriptie:

Plaats ekst versie 2.1 ype: wijziging (W) of toevoeging () H 1, 3 e alinea, 1 e zin 2.1 Definities, Kritieke afwijking, 1 e bullet Het protocol bevat eisen voor de wijze waarop de milieukundige verificatie moet worden uitgevoerd en maakt onderdeel uit van de BRL SIKB 6000, Milieukundige begeleiding (water)bodemsaneringen en nazorg. onmiddellijk kritiek effect heeft op de resultaten van het bodemsaneringsproces, zoals deze zijn vastgelegd in de kwaliteitseisen van het door het bevoegde gezag goedgekeurde bodemsaneringsplan of in de eisen zoals die bij Ministeriële Regeling zijn vastgelegd. Kritiek wil zeggen dat de afwijking direct van invloed kan zijn op de vervolgfasen van de uitvoering van de sanering of, ekst versie 2.2 Het protocol bevat eisen voor de wijze waarop de milieukundige processturing en verificatie moet worden uitgevoerd en maakt onderdeel uit van de BRL SIKB 6000, Milieukundige begeleiding (water)bodemsaneringen en nazorg. W + onmiddellijk kritiek effect heeft op de resultaten van het bodemsaneringsproces, zoals deze zijn vastgelegd in de kwaliteitseisen van het door het bevoegde gezag goedgekeurde saneringsplan, nazorgplan, verklaring van instemming, aanwijzingen (zie 1) of in de eisen zoals die bij Ministeriële Regeling zijn vastgelegd. Kritiek wil zeggen dat de afwijking direct van invloed kan zijn op de vervolgfasen van de uitvoering van de sanering of, 2.1 Definities, Milieukundige verificatie bodemsanering P 2.1, definities tabel, na In-situ reinigingstechnieken Het met monsterneming, analyses en rapportage vastleggen en beschrijven van het eindresultaat van de sanering met als doel het bevoegde gezag in staat te stellen te beoordelen of de saneringsdoelstelling is bereikt zoals die is vastgelegd in de beschikking op het saneringsplan en/of op het nazorgplan (Wbb), afgegeven door het bevoegde gezag Wbb, ófwel de verklaring van instemming met de melding in het kader van het Besluit Uniforme Saneringen (BUS), ofwel de aanwijzingen op een melding van een ongewoon voorval (art. 13 en 27 Wbb), ofwel een goedkeuringsverklaring op het saneringsplan (Wm), afgegeven door het bevoegde gezag Wm. Het met visuele inspectie in geval van asbest, monsterneming, analyses en rapportage vastleggen en beschrijven van het eindresultaat van de sanering. De milieukundige verificatie heeft als doel het bevoegde gezag in staat te stellen te beoordelen of de saneringsdoelstelling is bereikt zoals die is vastgelegd in de beschikking op het saneringsplan en/of op het nazorgplan (Wbb), afgegeven door het bevoegde gezag Wbb, ófwel de verklaring van instemming met de melding in het kader van het Besluit Uniforme Saneringen (BUS), ofwel de aanwijzingen op een melding van een ongewoon voorval (art. 13 en 27 Wbb), ofwel een goedkeuringsverklaring op het saneringsplan (Wm), afgegeven door het bevoegde gezag Wm. Kritische en niet-kritische werkzaamheden Onder kritische werkzaamheden moet worden verstaan die werkzaamheden die het saneringsresultaat kunnen beïnvloeden (b.v. grondverzet in en van verontreinigde grond voor zover van invloed op het saneringsresultaat, het vaststellen van ontgravingsgrenzen, uitvoeren van bemonsteringen, aanbrengen van systemen) en

Plaats ekst versie 2.1 ype: wijziging (W) of toevoeging () ekst versie 2.2 werkzaamheden rondom grond- en afvalstromen (b.v. vrijkomen van grond en afval, aan- en afvoer, verwerken, controle kwaliteit). Niet-kritische werkzaamheden zijn bijvoorbeeld het inrichten van het werkterrein, grondverzet waarbij de vooraf vastgestelde ontgravingsdiepte de saneringdoelstelling is en geen partij-indeling hoeft te worden gemaakt, aanvullen van de saneringsput of aanbrengen van een leeflaag of verharding. Par. 3.1 Veldwerk Veldwerk en monsternemingen (het uitvoeren van handboringen, nemen, verpakken en conserveren van monsters, monsterneming van grondwater, verrichten van veldmetingen, maken van boorbeschrijvingen en inmeten van boorpunten en waterpassen) ten behoeve van zowel de milieukundige processturing als de milieukundige verificatie, moeten worden uitgevoerd conform de protocollen 2001 en 2002. Indien het veldwerk en de monsternemingen niet zijn uitgevoerd door een als ervaren veldwerker geregistreerde persoon of de certificaathouder niet is gecertificeerd voor de BRL SIKB 2000, moeten veldwerk en monsterneming minimaal jaarlijks worden beoordeeld, zowel op een projectlocatie als op kantoor (voor de niet in het veld te beoordelen eisen). Indien nodig kan hiervoor een extra projectbezoek worden uitgevoerd en kan de kantooraudit t.b.v. de BRL SIKB 6000 worden aangevuld met relevante eisen uit protocollen 2001 en 2002. Veldwerk en monsternemingen (het uitvoeren van visuele inspecties in geval van asbest, handboringen, nemen, verpakken en conserveren van monsters, monsterneming van grondwater, verrichten van veldmetingen, maken van boorbeschrijvingen en inmeten van boorpunten en waterpassen) ten behoeve van zowel de milieukundige processturing als de milieukundige verificatie, moeten worden uitgevoerd conform de protocollen 2001 en 2002. De visuele inspectie en monsterneming van asbest in bodem moeten worden uitgevoerd conform het protocol 2018. Indien het veldwerk en de monsternemingen niet zijn uitgevoerd door een als ervaren veldwerker onder de BRL SIKB 2000 geregistreerde persoon of de certificaathouder niet is gecertificeerd voor de BRL SIKB 2000, moeten veldwerk en monsterneming minimaal jaarlijks worden beoordeeld, zowel op een projectlocatie als op kantoor (voor de niet in het veld te beoordelen eisen). Indien nodig kan hiervoor een extra projectbezoek worden uitgevoerd en kan de kantooraudit t.b.v. de BRL SIKB 6000 worden aangevuld met relevante eisen uit protocollen 2001 en 2002 en, in geval van asbestverontreiniging, met relevante eisen uit het protocol 2018.

Plaats ekst versie 2.1 ype: wijziging (W) of toevoeging () Par. 3.1 Bemonsteringsprotocol ekst versie 2.2 oevoeging na laatste bullet NEN 5707 Bodem Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem. H 4, na laatste zin De certificaathouder mag het uit te voeren veldwerk in het kader van milieukundige begeleiding uitbesteden aan een persoon die daarvoor erkend en geregistreerd is op basis van de BRL SIKB 2000. Deze werkzaamheden blijven in alle gevallen onder verantwoordelijkheid van de geregistreerde milieukundig begeleider vallen (zie ook paragraaf 3.9 BRL SIKB 6000). Par. 4.1.1, 4 e alinea 1 e verrichten van monsterneming en analyses ten behoeve bullet van controle op naleving van voor de sanering afgegeven vergunningen en ontheffingen; P 4.1.1, 4 e alinea, na laatste bullets De milieukundige processturing is bij voor de processturing kritische werkzaamheden aanwezig. Dit houdt in dat de milieukundige processturing minimaal aanwezig is bij die werkzaamheden die het saneringsresultaat kunnen beïnvloeden (b.v. grondverzet in en van verontreinigde grond, vaststellen van grenzen, bemonsteringen, aanbrengen van systemen) en werkzaamheden rondom grond- en afvalstromen (b.v. vrijkomen van grond en afval, aan- en afvoer, verwerken, controle kwaliteit).in het kader van opleiding mogen taken die vallen onder processturing ook worden uitgevoerd door niet-geregistreerde personen, mits dit onder direct toezicht en onder verantwoording van de geregistreerde medewerker milieukundige processturing plaatsvindt. verrichten van visuele inspecties in geval van asbest, monsterneming en analyses ten behoeve van controle op naleving van voor de sanering afgegeven vergunningen en ontheffingen; W + De milieukundige processturing is bij voor de processturing kritische werkzaamheden aanwezig. In het kader van milieukundige processturing mag veldwerk worden uitgevoerd door een erkende en geregistreerde veldwerker (BRL SIKB 2000). De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de erkende en geregistreerde milieukundig begeleider processturing. In het kader van opleiding mogen alle taken die vallen onder processturing ook worden uitgevoerd door nietgeregistreerde personen (milieukundig begeleider in opleiding), mits dit onder direct toezicht en onder verantwoording van de geregistreerde medewerker milieukundige processturing plaatsvindt. In alle gevallen moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: de betreffende milieukundig begeleider in opleiding moet aantoonbaar in opleiding zijn (registratie door de certificerende instelling); een milieukundig begeleider zal voor BRL 6000 slechts

Plaats ekst versie 2.1 ype: wijziging (W) of toevoeging () ekst versie 2.2 voor één periode als 'in opleiding' worden gekwalificeerd. De opleidingsperiode is maximaal 2,5 jaar, waarvan twee jaar om aan de ervaringseis te voldoen en een half jaar om te komen tot registratie en erkenning. Deze opleidingsperiode geldt voor alle protocollen van BRL SIKB 6000 tegelijk (het is niet toegestaan om een opleidingsperiode per protocol te nemen); de milieukundig begeleider in opleiding voldoet aantoonbaar aan de opleidingseisen van de milieukundig begeleider. Door de milieukundig begeleider in opleiding mogen nietkritische werkzaamheden worden uitgevoerd zonder dat daarvoor het directe toezicht van de geregistreerde milieukundig begeleider voor vereist is. Par. 4.1.2. 3 e alinea Als onderhoudseis wordt gesteld: de projectleider moet gedurende 25% van de werktijd op jaarbasis aantoonbaar aan in-situ bodemsanering gerelateerde werkzaamheden uitvoeren; W + Als onderhoudseis wordt gesteld: de projectleider moet gedurende 25% van de werktijd op jaarbasis aantoonbaar aan (in-situ) bodemsanering gerelateerde werkzaamheden uitvoeren; In het geval van asbest in de bodem zijn aanvullende kwalificatie-eisen voor de projectleidervan toepassing; deze zijn opgenomen in VKB-protocol 2018. P 4.1.2, na 4 e alinea +W De milieukundig begeleider en de milieukundig begeleider in opleiding moeten voldoen aan de onderstaande eisen: minimaal een MBO-opleiding in een relevante richting: Civiele, Milieu- of Cultuurtechniek dan wel Procestechnologie), dan wel een diploma heeft behaald van een door de CCvD aangewezen opleiding m.b.t. milieukundige begeleiding; in het bezit zijn van veiligheidscertificaat VCAbasisveiligheid; kennis van relevante wet- en regelgeving; kennis van CROW-Publicatie P132; kennis van de toepassing van de relevante veiligheidsmetingen en normeringen.

Plaats ekst versie 2.1 ype: wijziging (W) of toevoeging () ekst versie 2.2 Par. 4.1.2. 5 e + 6 e alinea Als onderhoudseis wordt gesteld: de milieukundige begeleider moet gedurende 50% van de werktijd op jaarbasis aantoonbaar aan bodemsanering gerelateerde werkzaamheden uitvoeren1; jaarlijks moeten tenminste 20 werkdagen begeleiding (processturing of verificatie) van bodemsaneringen plaatsvinden, conform de taken onder 4.1.1. en/of 4.2.1. W + De milieukundig begeleider moet tevens voldoen aan de volgende ervaringseis: minimaal 2 jaar ervaring hebben opgedaan met de uitvoering van bodemsanering (bijvoorbeeld als milieukundig begeleider in opleiding). Als onderhoudseis wordt gesteld: de milieukundige begeleider moet gedurende 50% van de werktijd op jaarbasis aantoonbaar aan bodemsanering gerelateerde werkzaamheden uitvoeren2; De milieukundig begeleider moet minimaal twee projecten hebben uitgevoerd, waarvan minimaal één project binnen het certificatiesysteem van zijn eigen werkgever; jaarlijks moeten tenminste 20 werkdagen begeleiding (processturing of verificatie) van bodemsaneringen plaatsvinden, conform de taken onder 4.1.1. en/of 4.2.1. Par. 4.2, 2 e alinea 1 e bullet Par. 4.2, 2 e alinea 4 e bullet monsterneming en analyse van grond en grondwater in het kader van de eindcontrole; de wijze van eindcontrole is beschreven in het saneringsplan of wordt uitgewerkt in een afzonderlijk verificatieplan; monsterneming en analyse van grond en grondwater in het kader van de vastlegging van eventuele restverontreinigingen; In het geval van asbest in de bodem zijn aanvullende kwalificatie-eisen voor de milieukundige begeleider van toepassing; deze zijn opgenomen in het VKB-protocol 2018. visuele inspectie in geval van asbest, monsterneming en analyse van grond en grondwater in het kader van de eindcontrole; de wijze van eindcontrole is beschreven in het saneringsplan of wordt uitgewerkt in een afzonderlijk verificatieplan; visuele inspectie in geval van asbest, monsterneming en analyse van grond en grondwater in het kader van de vastlegging van eventuele restverontreinigingen; 1 Onder aan (in-situ) bodemsanering gerelateerde werkzaamheden mag worden verstaan het begeleiden van saneringen (processturing of verificatie) en/of het ontwerpen van saneringen, het schrijven van bestekken, het opstellen van verificatieplannen, het opstellen van evaluatieverslagen, het uitvoeren van veldwerk conform of onder BRL 2000, het uitvoeren van bemonsteringen onder BRL 1000, het uitvoeren van saneringen (als assistent milieukundig begeleider in opleiding of uitvoerder) en directievoering van saneringen.

H 5, 1e alinea oevoeging bullet Voor de visuele inspectie en monsterneming van grond in het kader van een verontreiniging met asbesthoudend materiaal wordt verwezen naar VKB-protocol 2018. H 5, 2 e alinea oevoeging na 2 e alinea In het geval van asbest in de bodem zijn specifieke eisen gesteld aan beschermingsmiddelen; deze zijn benoemd in VKB-protocol 2018 Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem 6.2, laatste alinea Indien een andere verontreinigingssituatie - of een niet eerder ontdekte verontreiniging - wordt geconstateerd dan uit het saneringsplan, de beschikking daarop of de melding blijkt, dan moeten aard en omvang hiervan worden vastgesteld. De te hanteren onderzoeksmethoden zijn beschreven in het Protocol voor nader onderzoek of de Richtlijn voor nader onderzoek voor specifieke gevallen van bodemverontreiniging. Voor de duidelijkheid wordt hierbij opgemerkt dat het niet de bedoeling is het nader onderzoek te herhalen, maar op een zo efficiënt mogelijke wijze een aanvulling hierop uit te voeren, waarbij de onbekende verontreiniging wordt gekarteerd voor zover dit relevant is voor de uitvoeringswijze van de bodemsanering. 6.3, 1 e alinea De monsterneming wordt uitgevoerd volgens VKB-protocol 2001 en de beschrijving moet voldoen aan de registratie-eisen in hoofdstuk 8. Bij monsterneming van grond kunnen een aantal specifieke situaties worden onderscheiden, die onderstaand in afzonderlijke paragrafen worden behandeld: 6.3, 3 e alinea Voor de diverse strategieën is onderscheid gemaakt voor het type verontreiniging dat bemonsterd moet worden: 1) vluchtig mobiel 2) niet-vluchtig mobiel en 3) niet-mobiel. W Indien een andere verontreinigingssituatie - of een niet eerder ontdekte verontreiniging - wordt geconstateerd dan uit het saneringsplan, de beschikking daarop of de melding blijkt, dan moeten aard en omvang hiervan worden vastgesteld. De te hanteren onderzoeksmethoden zijn beschreven in het Protocol voor nader onderzoek, de Richtlijn voor nader onderzoek voor specifieke gevallen van bodemverontreiniging of, in geval van een verontreiniging met asbesthoudend materiaal, de NEN 5707: Bodem Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem. Voor de duidelijkheid wordt hierbij opgemerkt dat het niet de bedoeling is het nader onderzoek te herhalen, maar op een zo efficiënt mogelijke wijze een aanvulling hierop uit te voeren, waarbij de onbekende verontreiniging wordt gekarteerd, voor zover dit relevant is voor de uitvoeringswijze van de bodemsanering. De monsterneming moet worden uitgevoerd conform VKBprotocol 2001 of VKB-protocol 2018 in geval van een asbestverontreiniging en de beschrijving moet voldoen aan de registratie-eisen in hoofdstuk 8. Bij monsterneming van grond kunnen een aantal specifieke situaties worden onderscheiden, die onderstaand in afzonderlijke paragrafen worden behandeld: Voor de diverse strategieën is onderscheid gemaakt voor het type verontreiniging dat bemonsterd moet worden: 1) vluchtig mobiel 2) niet-vluchtig mobiel 3) niet-mobiel en 4) asbest. 6.3, na 3 e alinea Verplaatsing alinea en toevoeging alinea Niet-mobiele en niet-vluchtige mobiele stoffen in putbodems of putwanden worden in het algemeen bemonsterd met behulp van meerdere grepen, veelal genomen met een gutsboor, die per oppervlakte-eenheid worden samengevoegd in een mengmonster, In dit protocol staat greep voor een aaneengesloten hoeveelheid grond die op één plaats aan putwand of de Voor de monsterneming van grond op vluchtig mobiele stoffen wordt door middel van in-situ metingen (meetapparaat, ijking en kalibratie) de meest kritische locatie vastgesteld. Hier wordt met behulp van een steekbus één grondmonster genomen. Van de overige stoftypen wordt een mengmonster samengesteld uit meerdere grepen. Mengmonsters worden in het veld samengesteld door samenvoegen van de grepen in

putbodem, wordt onttrokken. Monsters staan voor een hoeveelheid grond - al dan niet samengesteld uit meerdere grepen - die zal worden geanalyseerd. één verpakking (monsterpot). Het mengen zelf (homogenisering) gebeurt in het laboratorium voorafgaand aan de analyse. Voor de monsterneming van grond op vluchtig mobiele stoffen wordt door middel van in-situ metingen (meetapparaat, ijking en kalibratie) de meest kritische locatie vastgesteld. Hier wordt met behulp van een steekbus één grondmonster genomen. Van de overige stoftypen wordt een mengmonster samengesteld uit meerdere grepen. Mengmonsters worden in het veld samengesteld door samenvoegen van de grepen in één verpakking (monsterpot). Het mengen zelf (homogenisering) gebeurt in het laboratorium voorafgaand aan de analyse. Niet-mobiele en niet-vluchtige mobiele stoffen in putbodems of putwanden worden in het algemeen bemonsterd met behulp van meerdere grepen, veelal genomen met een gutsboor, die per oppervlakte-eenheid worden samengevoegd in een mengmonster, In dit protocol staat greep voor een aaneengesloten hoeveelheid grond die op één plaats aan putwand of de putbodem, wordt onttrokken. Monsters staat voor een hoeveelheid grond - al dan niet samengesteld uit meerdere grepen - die zal worden geanalyseerd. Par. 6.3.1, laatste alinea Par. 6.3.2, 1 e alinea, punt 4 Par. 6.3.2, Ad 1, alinea 1 Een tussenbemonstering kan alleen gebruikt worden als eindbemonstering als deze voldoet aan alle eisen voor eindbemonstering in hoofdstuk 7 en wordt verricht door een partij die voldoet aan de eisen in de BRL SIKB 6000 voor milieukundige verificatie. 1. Grond die buiten de locatie in een werk of als schone grond wordt verwerkt. Indien een beschikking van SenterNovem / Bodem+ noodzakelijk is voor de vaststelling van de bestemming van een partij grond, dan moet de grond ex-situ, dus in depot, te W In het geval van verontreiniging met asbest in putbodems of putwanden vindt er eerst een visuele inspectie van de putbodems en putwanden plaats. Indien er visueel asbestverdacht materiaal aanwezig is, moeten de grove asbestverdachte stukken apart bemonsterd worden. Na de visuele inspectie vindt monsterneming plaats door per oppervlakte-eenheid op minimaal 10 willekeurige locaties een greep te nemen die worden samengevoegd in een mengmonster. De greepgrootte en monstergrootte worden bepaald op basis van de grootte van de aangetroffen asbesthoudende deeltjes tijdens de visuele inspectie van de putbodems en putwanden, conform paragraaf 8.2.2 van NEN 5707. Het mengmonster wordt op locatie voorbehandeld conform paragraaf 7.3.4 van NEN 5707. Na de monstervoorbehandeling worden uit het mengmonster 20 grepen van minimaal 0,5 kg genomen die worden samengevoegd tot een analysemonster Een tussenbemonstering kan alleen gebruikt worden als eindbemonstering als deze voldoet aan alle eisen voor eindbemonstering, zoals in hoofdstuk 7 beschreven en wordt verricht door een partij die voldoet aan de eisen in de BRL SIKB 6000 voor milieukundige verificatie. 4. Grond die buiten de locatie in een werk in het kader van de overgangsregeling van het Bbk, een toepassing in het kader van het Bbk of als schone grond wordt verwerkt. Indien een beschikking van SenterNovem / Bodem+ noodzakelijk is voor de vaststelling van de bestemming van een partij grond, dan moet de grond ex-situ, dus in depot, te

Par. 6.3.2, Ad 1, voor toelichting Par. 6.3.2, Ad 3, 1 e alinea Par. 6.3.2, Ad 4 Par. 6.4.1, laatste alinea Par. 6.7, 1 e alinea Par. 6.7, na laatste alinea Par. 7.2.2, 1 e t/m 4 e alinea zijn gekeurd volgens het Bouwstoffenbesluit (in de toekomst het Besluit Bodemkwaliteit), te weten volgens protocol 1001 van BRL SIKB 1000 of AP04. Keuring moet geschieden door SenterNovem/Bodem+. De grond wordt onderzocht op het voor het beoogde doel geschikte stoffenpakket. Om te toetsen of ontgraven grond in aanmerking komt voor hergebruik op de locatie, wordt gebruik gemaakt van het grondkeuring VKB-protocol 1001. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van de andere milieuhygiënische verklaringen als bedoeld in het Besluit Bodemkwaliteit (indien en voor zover het Besluit is ingevoerd). Om te toetsen of ontgraven grond in aanmerking komt voor hergebruik in een werk buiten de locatie, of als schone grond, moet deze grond worden gekeurd conform de voorschriften van het Bouwstoffenbesluit (in de toekomst het besluit Bodemkwaliteit). De te analyseren parameters zijn de te saneren verontreinigende stoffen, eventueel uitgebreid met andere stoffen, zoals afbraakproducten indien deze zijn genoemd in het saneringsplan, de beschikking of toestemmingsverklaring van het bevoegd gezag, of stoffen voortkomend uit de lozingsvergunning. De opslagcondities van monsters zijn beschreven in het VKBprotocol 2001. Opslag van grondmonsters die mogelijk vluchtige verbindingen bevatten, moet onder gekoelde condities plaats vinden, zoals beschreven in de NVN 7311. W W W zijn gekeurd volgens het Besluit Bodemkwaliteit, te weten volgens protocol 1001 van BRL SIKB 1000 of AP04. De grond wordt onderzocht op het voor het beoogde doel geschikte en eventueel verplichte stoffenpakket. Om te toetsen of ontgraven grond in aanmerking komt voor hergebruik op de locatie, wordt gebruik gemaakt van VKBprotocol 1001. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van de andere milieuhygiënische verklaringen zoals deze worden aangegeven in het Besluit Bodemkwaliteit. Om te toetsen of ontgraven grond in aanmerking komt voor hergebruik in een werk buiten de locatie (conform overgangsregeling Bbk), een toepassing zoals omschreven in het Bbk of als schone grond, moet deze grond worden gekeurd conform de voorschriften van het Bouwstoffenbesluit of Besluit bodemkwaliteit). Een tussenbemonstering kan alleen gebruikt worden als eindbemonstering als deze voldoet aan alle eisen voor eindbemonstering, zoals in hoofdstuk 7 beschreven, en wordt verricht door een partij die voldoet aan de eisen in de BRL SIKB 6000 voor milieukundige verificatie. De opslagcondities van monsters zijn beschreven in het VKBprotocol 2001 of VKB-protocol 2018 in geval van asbest. Opslag van grondmonsters die mogelijk vluchtige verbindingen bevatten, moet onder gekoelde condities plaats vinden, zoals beschreven in de NVN 7311. oevoeging Indien bij de monsterneming ten behoeve van processturing en milieukundige verificatie op een niet voor asbest verdachte lokatie toch asbestverdacht materiaal wordt aangetroffen is het verplicht dit bij de monsteroverdracht te melden aan het laboratorium dat de monsters in ontvangst neemt. Bij de eindbemonstering van grond is onderscheid gemaakt voor het type verontreiniging dat bemonsterd moet worden: 1) niet-mobiel 2) mobiel en 3) vluchtig mobiel: - immobiel Na de ontgraving van immobiele verontreinigingen worden putbodems en putwanden bemonsterd met behulp van minimaal 10 ondiepe gutssteken, die in het veld worden W + Bij de eindbemonstering van grond is onderscheid gemaakt voor het type verontreiniging dat bemonsterd moet worden: 1) vluchtig mobiel 2) niet-vluchtig mobiel, 3) niet-mobiel en 4) asbest: - vluchtig mobiel Ook bij de vluchtig mobiele stoffen worden putbodems en wanden bemonsterd (boven en onder de gemiddeld hoogste

samengevoegd tot mengmonsters per oppervlakte-eenheid. Het grondwater hoeft vanwege de immobiliteit van de verontreiniging niet te worden gecontroleerd. - niet vluchtig mobiel Ook de mobiele niet-vluchtige verontreinigingen worden op soortgelijke wijze met behulp van gutssteken in putwanden/bodems bemonsterd, maar vanwege de mogelijke verspreiding vindt hier een separate bemonstering plaats boven en onder de gemiddeld hoogste grondwaterstand. - vluchtig mobiel Ook bij de vluchtig mobiele stoffen worden putbodems en wanden bemonsterd (boven en onder de gemiddeld hoogste grondwaterspiegel), maar middels in-situ metingen wordt per oppervlakte-eenheid de meest kritische locatie vastgesteld. Hier wordt met behulp van een steekbus een grondmonster genomen, die niet wordt gemengd met andere grondmonsters. grondwaterspiegel), maar middels in-situ metingen wordt per oppervlakte-eenheid de meest kritische locatie vastgesteld. Hier wordt met behulp van een steekbus een grondmonster genomen, die niet wordt gemengd met andere grondmonsters. - niet vluchtig mobiel Ook de mobiele niet-vluchtige verontreinigingen worden op soortgelijke wijze met behulp van gutssteken in putwanden/bodems bemonsterd, maar vanwege de mogelijke verspreiding vindt hier een separate bemonstering plaats boven en onder de gemiddeld hoogste grondwaterstand. - niet-mobiel Na de ontgraving van immobiele verontreinigingen worden putbodems en putwanden bemonsterd met behulp van minimaal 10 ondiepe gutssteken, die in het veld worden samengevoegd tot mengmonsters per oppervlakte-eenheid. Het grondwater hoeft vanwege de immobiliteit van de verontreiniging niet te worden gecontroleerd. - asbest Na de ontgraving van de asbestverontreinigingen worden putbodem en putwanden visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van grove asbestverdachte materialen (stukken groter dan ca. 20mm). Deze asbestverdachte stukken worden apart bemonsterd en in het veld samengevoegd tot materiaal mengmonsters per oppervlakte-eenheid. Indien binnen een oppervlakte-eenheid delen zijn te onderscheiden waarbinnen de hoeveelheid aan asbestverdachte stukjes afwijkt van de rest van de oppervlakte-eenheid, moeten deze apart worden bemonsterd. Dat wil zeggen dat de aangetroffen asbestverdachte stukken binnen een dergelijk gebied moeten worden samengevoegd tot een apart mengmonster. Het oppervlak van een dergelijk gebied moet hierbij apart worden opgemeten. Als voor de terugsaneerwaarde de interventiewaarde is gekozen geldt bij meer dan ca. 10 cm2 aan hechtgebonden asbestverdacht materiaal (asbestcement) per m2 bodemoppervlak en meer dan ca. 2 cm2 aan niethechtgebonden asbestverdacht materiaal (board,

isolatiemateriaal) per m2 bodemoppervlak dat niet is voldaan aan de terugsaneerwaarde. In dat geval moet de betreffende oppervlakte-eenheid of te onderscheiden deelgebied als verontreinigd worden beschouwd en er hoeft geen aanvullende monsterneming worden uitgevoerd. Indien de visuele inspectie niet tot afkeuring heeft geleid worden putbodem en putwanden verder bemonsterd door per oppervlakte-eenheid op minimaal 10 willekeurige locaties grepen te nemen die worden samengevoegd in een mengmonster. De greepgrootte en monstergrootte worden bepaald op basis van de grootte van de aangetroffen asbesthoudende deeltjes tijdens de visuele inspectie van de putbodems en putwanden, conform paragraaf 8.2.2 van NEN 5707. De grepen moeten worden genomen met behulp van een monsterschep met een lengte van minimaal 10cm en een breedte van minimaal 5cm. Het mengmonster wordt op locatie voorbehandeld conform paragraaf 7.3.4 van NEN 5707: visuele inspectie op de aanwezigheid van grove asbestverdachte materialen (stukken groter dan ca. 20mm). Na de monstervoorbehandeling worden uit het mengmonster 20 grepen van minimaal 0,5 kg genomen die worden samengevoegd tot een analysemonster. Par. 7.2.2, alinea voor tabel 1 Par. 7.2.2, abel 1, toevoeging Voor de overige monsternemingsmethoden van grond wordt verwezen naar VKB-protocol 2001. De beschrijving van de monsterneming moet voldoen aan VKB-protocol 2001 en de registratie-eisen in hoofdstuk 8. oevoeging tabel asbest Zie hieronder Opmerking: Indien gekozen is voor een terugsaneerwaarde, vergelijkbaar met de interventie-waarde, bestaat de mogelijkheid dat voldaan wordt aan deze terugsaneerwaarde terwijl er nog visueel asbest aanwezig is. Voor de overige monsternemingsmethoden van grond wordt verwezen naar VKB-protocol 2001. De beschrijving van de monsterneming moet voldoen aan VKB-protocol 2001 of VKBprotocol 2018 in geval van een asbestverontreiniging en de registratie-eisen in hoofdstuk 8. asbest Putbodem per 200 m2 ontgravingsvlak; visuele inspectie op de aanwezigheid van grove asbestverdachte materialen

Plaats ekst versie 2.1 ype: wijziging (W) of toevoeging () (stukken groter dan ca. 20mm) van totale bodemoppervlak; monsterneming op basis van 10 ondiepe grepen conform NEN 5707 (paragraaf 8.2.2) monstervoorbehandeling op locatie conform NEN 5707 (paragraaf 7.3.4) analyse van verzamelde asbestverdachte materialen conform NEN 5707 analyse van een mengmonster samengesteld uit minimaal 20 grepen van 0,5 kg uit het oorspronkelijke mengmonster na monstervoorbehandeling op locatie conform NEN 5707. bemonstering per te onderscheiden deelgebied met een vergelijkbare dichtheid aan asbestverdachte stukjes Putwanden per 50 m2 ontgravingsvlak met een maximale verticale laagdikte van 1 meter visuele inspectie op de aanwezigheid van grove asbestverdachte materialen (stukken groter dan ca. 20mm) van totale bodemoppervlak; monsterneming op basis van 10 ondiepe grepen conform NEN 5707 (paragraaf 8.2.2) monstervoorbehandeling op locatie conform NEN 5707 (paragraaf 7.3.4) analyse van verzamelde asbestverdachte materialen conform NEN 5707 analyse van een mengmonster samengesteld uit minimaal 20 grepen van 0,5 kg uit het oorspronkelijke mengmonster na monstervoorbehandeling op locatie conform NEN 5707. bemonstering per te onderscheiden deelgebied met een vergelijkbare dichtheid aan asbestverdachte stukjes Parameters asbest Steekdiepte 0,1-0,3 m achter het ontgraven oppervlak ekst versie 2.2 Par. 7.2.2, abel 1, oelichting tabel 1, 2 e - De in tabel 1 genoemde aantallen grepen betreffen maximum waarden. Mengmonsters op basis van meer W + - De in tabel 1 genoemde aantallen grepen betreffen minimum waarden. Mengmonsters op basis van meer grepen aandachtsstreepje grepen zijn toegestaan en zijn aan te bevelen voor zijn toegestaan en zijn aan te bevelen voor heterogene heterogene bodems. Voor kleinere ontgravingen dan 100 m 2 bodems. Voor kleinere ontgravingen dan 100 m 2 mag het mag het aantal grepen of in-situ metingen evenredig met het oppervlak worden teruggebracht naar een minimum van 5 per vak, waarbij de grepen eveneens ruimtelijk over het vak worden gespreid. aantal grepen of in-situ metingen evenredig met het oppervlak worden teruggebracht naar een minimum van 5 per vak, waarbij de grepen eveneens ruimtelijk over het vak worden gespreid. Dit geldt niet voor asbest. Hierbij moet het minimum van 20 grepen gehanteerd worden. Par. 7.2.3, 1 e alinea Voor de eindcontrole van grootschalige locaties kan onder W Voor de eindcontrole van grootschalige locaties kan onder

Plaats ekst versie 2.1 ype: wijziging (W) of toevoeging () Par. 7.2.3, laatste bullet bepaalde voorwaarden de intensiteit van monsterneming worden verminderd door opschaling. Onder grootschalige bodemsaneringlocaties wordt hier verstaan de locaties waar meer dan 10.000 m³ verontreinigde grond wordt ontgraven. De basis van de eindbemonstering is overeenkomstig de methoden beschreven in paragraaf 7.2.2. de maximale opschaling houdt in dat de bemonsteringsdichtheid met een factor 10 kan worden verminderd. Dit betekent dat de oppervlakte-eenheden voor een putbodem een maximale oppervlakte krijgen van 1000 m², die worden bemonsterd met behulp van 50 grepen/steken, die worden samengevoegd tot één analysemonster. 7.2.4, 3 e alinea De milieukundige verificatie beoordeelt of voor de meetpunten bestaande peilbuizen ten behoeve van de eindbemonstering kunnen worden gebruikt of dat nieuwe peilbuizen worden geplaatst. Nieuwe peilbuizen zijn bijvoorbeeld aan de orde als door voorkeursstroming de situatie in en om de peilbuis niet representatief is voor de bodem. Algemene richtlijn hierbij is dat tenminste een derde deel van het voorgeschreven aantal peilbuizen voor de eindbemonstering nieuw wordt geplaatst op punten die als kritisch worden beschouwd met betrekking tot het behalen van de saneringsdoelstelling. Afwijkingen hiervan moeten in het evaluatieverslag worden gemotiveerd. Par. 7.3, 2 e alinea Uitgangspunten bij het vaststellen van de omvang van een restverontreiniging zijn het Protocol voor het nader bodemonderzoek en de Richtlijn voor nader onderzoek voor specifieke gevallen van bodemverontreiniging. Hiermee wordt de intensiteit van het aantal boringen vastgesteld (in het horizontale vlak, de putbodem en het maaiveld naast/nabij de ontgraving). Het betreft hier geen herhaling van het nader onderzoek, maar een op zo efficiënt mogelijke wijze uitgevoerde aanvulling om de restverontreiniging te karteren. W + ekst versie 2.2 bepaalde voorwaarden de intensiteit van monsterneming worden verminderd door opschaling. Onder grootschalige bodemsaneringlocaties wordt hier verstaan de locaties waar meer dan 10.000 m³ verontreinigde grond wordt ontgraven. De basis van de eindbemonstering is beschreven in paragraaf 7.2.2. de maximale opschaling houdt in dat de bemonsteringsdichtheid met een factor 10 kan worden verminderd. Dit betekent dat de oppervlakte-eenheden voor een putbodem een maximale oppervlakte krijgen van 1000 m². Deze moeten worden bemonsterd met behulp van 50 grepen/steken en worden samengevoegd tot één analysemonster. In geval van een verontreiniging met asbest is opschaling niet mogelijk aangezien de bodemopbouw altijd van nature verstoord is en de verontreiniging altijd een heterogeen karakter heeft. De milieukundige verificatie beoordeelt of voor de meetpunten bestaande peilbuizen ten behoeve van de eindbemonstering kunnen worden gebruikt of dat nieuwe peilbuizen moeten worden geplaatst. Nieuwe peilbuizen zijn bijvoorbeeld aan de orde als door voorkeursstroming de situatie in en om de peilbuis niet representatief is voor de bodem. Algemene richtlijn hierbij is dat tenminste een derde deel van het voorgeschreven aantal peilbuizen voor de eindbemonstering nieuw wordt geplaatst op punten die als kritisch worden beschouwd met betrekking tot het behalen van de saneringsdoelstelling. Afwijkingen hiervan moeten in het evaluatieverslag worden gemotiveerd. Uitgangspunten bij het vaststellen van de omvang van een restverontreiniging zijn het Protocol voor nader onderzoek, de Richtlijn voor nader onderzoek voor specifieke gevallen van bodemverontreiniging en de NEN 5707: Bodem Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem. Hiermee wordt de intensiteit van het aantal boringen respectievelijk sleuven (in geval van asbest) vastgesteld (in het horizontale vlak, de putbodem en het maaiveld naast/nabij de ontgraving). Het betreft hier geen herhaling van het nader onderzoek, maar een op zo efficiënt mogelijke wijze

Plaats ekst versie 2.1 ype: wijziging (W) of toevoeging () Par. 7.5, 1 e + 2 e alinea Par. 8.1, 4 e alinea, 3 e bullet Par. 8.1, 4 e alinea, laatste bullet Par. 8.2, 2 e alinea, 1 e bullet Laatste alinea De opslagcondities van monsters zijn beschreven in het VKB-protocol 2001. Opslag van grondmonsters die mogelijk vluchtige verbindingen bevatten, moet onder gekoelde condities plaats vinden, zoals beschreven in de NVN 7311. Monsters worden overgedragen aan een laboratorium dat geaccrediteerd is voor de monstervoorbewerking en analyses, conform AS 3000 (bij keuring van partijen grond voor SenterNovem/Bodem+) dan wel conform AP04 (zoals voorgeschreven in VKB-protocol 1001 Monsterneming grond ten behoeve van Partijkeuringen). monsterneming, aantallen grepen en analyses monsters en de locaties -diepten vastgelegd op tekeningen op schaal en/of aanmeettekeningen; afwijkende omstandigheden waardoor afgeweken is van eerder vastgesteld veiligheidsregime (bijvoorbeeld door aantreffen van verontreinigingskernen, blindgangers of asbest). monsterneming, aantallen grepen en analyses van monsters en de locaties en locatie-diepten vastgelegd op tekeningen op schaal en/of aanmeettekeningen; ezamen met de evaluatieverslag van de processturing omvat het evaluatieverslag verificatie een volledig rapport dat aan de opdrachtgever en vervolgens het bevoegd gezag wordt aangeboden om een beschikking voor beëindiging van de sanering te verkrijgen. Bij werkzaamheden die zijn uitgevoerd met een melding kan worden volstaan met een evaluatieverslag BUS (zie bijlage 2B). De in de beschikking voorgeschreven administratieve aspecten moeten worden ingevuld in de rapportage. Dit betekent dat in de meeste gevallen de rapportage eveneens zal moeten voldoen aan de standaard voor de gegevens, die in het kader van de landelijke beleidsmonitoring bodemsanering moeten W + W ekst versie 2.2 uitgevoerde aanvulling om de restverontreiniging te karteren. De opslagcondities van monsters zijn beschreven in het VKBprotocol 2001 of VKB-protocol 2018 in geval van asbest. Opslag van grondmonsters die mogelijk vluchtige verbindingen bevatten, moet onder gekoelde condities plaats vinden, zoals beschreven in de NVN 7311. Monsters worden overgedragen aan een laboratorium dat geaccrediteerd is voor de monstervoorbewerking en analyses conform AS 3000 (bij milieuhygiënisch bodemonderzoek) dan wel conform AP04 (zoals voorgeschreven in VKB-protocol 1001 Monsterneming grond ten behoeve van Partijkeuringen). Monsters moeten binnen 24 uur bij het laboratorium aanwezig zijn. Indien dit niet mogelijk blijkt moet elders opslag conform NVN 7311 plaatsvinden. visuele inspectie, monsterneming, aantallen grepen en analyses monsters en de locaties -diepten vastgelegd op tekeningen op schaal en/of aanmeettekeningen; afwijkende omstandigheden waardoor afgeweken is van eerder vastgesteld veiligheidsregime (bijvoorbeeld door aantreffen van verontreinigingskernen, niet gesprongen explosieven of asbest). visuele inspectie in geval van asbest, monsterneming, aantallen grepen en analyses van monsters en de locaties en locatie-diepten vastgelegd op tekeningen op schaal en/of aanmeettekeningen; ezamen met de evaluatieverslag van de processturing omvat het evaluatieverslag verificatie een volledig rapport dat aan de opdrachtgever en vervolgens het bevoegd gezag wordt aangeboden om een beschikking voor beëindiging van de sanering te verkrijgen. Bij werkzaamheden die zijn uitgevoerd met een BUS-melding kan worden volstaan met een evaluatieverslag BUS (zie bijlage 2B). De in de beschikking voorgeschreven administratieve aspecten moeten worden ingevuld in de rapportage. Dit betekent dat in de meeste gevallen de rapportage eveneens zal moeten voldoen aan de standaard voor de gegevens, die in het kader van de landelijke beleidsmonitoring bodemsanering moeten worden verstrekt.

Plaats ekst versie 2.1 ype: wijziging (W) of toevoeging () ekst versie 2.2 worden verstrekt.g Indien door de opdrachtgever een digitaal evaluatierapport verificatie wordt gevraagd, moet dit voldoen aan het uitwisselingsformat van het SIKB protocol 0101 en de gegevensset 6001 Verificatieonderzoek conventionele bodemsanering (zie www.sikb.nl). Bijlage 2A, V oevoeging zin aan het eind Alles voor zover van toepassing. Bijlage 4, 1 Algemeen, 4 e aandachtsstreepje monsterneming en analyse van grond en grondwater in het kader van de eindcontrole en tussentijdse controles; visuele inspectie, monsterneming en analyse van grond en grondwater in het kader van de eindcontrole en tussentijdse controles;