Monitor jeugdcriminaliteit

Vergelijkbare documenten
Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Jeugdcriminaliteit in de periode

Trends in de geregistreerde jeugdcriminaliteit onder 12- tot en met 24-jarigen in de periode

Misdrijven en opsporing

Monitor Jeugdcriminaliteit

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Criminaliteit en rechtshandhaving Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting

Monitor Veelplegers 2016

5 Vervolging. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen

Samenvatting. De onderzoeksgroep

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Monitor Jeugdcriminaliteit 2017

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I

Bijlage 1 Gebruikte gegevens

Monitor Jeugd terecht M. Blom A.M. van der Laan G.L.A.M. Huijbregts

Vervolging. N.E. de Heer-de Lange

Resultaten van de Nationale Veiligheidsindices 2013

Monitor Jeugd terecht 2005

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart?

Verdachten van criminaliteit

Misdrijven en opsporing

De strafrechtsketen in samenhang

Papier en werkelijkheid

Nazorgproblematiek en recidive van kortgestrafte gedetineerden

Nederland in internationaal perspectief 1

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

4 Misdrijven en opsporing

Potentiële Voortijdig Schoolverlaters in Nederland Toelichting bij de tabellen

Samenvatting. Doel. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier

Vervolging. R.F. Meijer en A.Th.J. Eggen 1

Criminaliteit en opsporing

1 Inleiding. S.N. Kalidien en N.E. de Heer-de Lange

Samenvatting. Tabel a Onderzoeksaantallen recidivemetingen ex-pupillen JJI uitgesplitst naar wettelijk kader

Monitor 2007 Veelplegers Twente

Bijlagen bij hoofdstuk 9 Jongeren en criminaliteit Annette van Rijn (WODC), Frits Huls (CBS) en Aslan Zorlu (WODC)

Berechting. Z.C. Driessen en R.F. Meijer

Monitor 2010 Veelplegers Twente

Omvang van verschillende sanctiegroepen; volwassen en jeugdige daders met minstens één strafzaak afgedaan in 1997

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

6. Veiligheid en criminaliteit

Monitor Jeugd terecht

RAADSBIJEENKOMST LELYSTAD SESSIE 8

4 Misdrijven en opsporing

1 Inleiding. S.N. Kalidien en A.Th.J. Eggen

1 Inleiding. M.M. van Rosmalen, S.N. Kalidien en F.P. van Tulder

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Monitor 2006 veelplegers Twente

Criminaliteit en opsporing

Monitor 2009 Veelplegers Twente

Zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit: risico s en bescherming

Fact sheet Volwassenencriminaliteit en risicofactoren

Samenvatting. LEMA 1 Wat zijn de achtergrondkenmerken van: a Beginnende bestuurders die in de periode een rijden-onder-invloeddelict

Van cijfers naar interpretatie

Samenvatting. Achtergrond

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Haalbaarheid recidivemeting inzake woninginbraak en gewelddadige vermogensmisdrijven

Bijlage 1 Definities en cijfers schoolverzuim op grond van de Leerplichtwet 1969

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Samenvatting. WODC tot stand is gekomen. Het rapport presenteert prognoses van de benodigde

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Land eli jk Verdachtenbe el d 2008 KLPD - Dienst IPOL Landelijk Verdachtenbeeld 2008

Mensenhandel in en uit beeld

Criminele meisjes of femme fatale

Overtredingen. D.E.G. Moolenaar en E.C van Beek

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

Criminaliteit en slachtofferschap

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Monitor 2013 Veelplegers Twente

Realiteit of registratie-effect

awetenschappelijk Onderzoeken

Landelijk Verdachtenbeeld KLPD - Dienst IPOL

Samenvatting. Definities

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

SAMENVATTING Achtergrond Onderzoeksopzet

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Samenvatting. Onderzoeksvragen

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Berechting. A.Th.J. Eggen

8 secondant #3/4 juli/augustus Bedrijfsleven en criminaliteit Crimi-trends

1 Inleiding. S.N. Kalidien en N.E. de Heer-de Lange

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Oud en Nieuw Landelijk beeld jaarwisseling in Nederland

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Samenvatting Tabel a Enkele achtergronden van ex-gedetineerden uitgestroomd tussen 1996 en 1999

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

Daling totale criminaliteit ten opzichte van 2012 en 2011, opsporing boekt resultaat

De overeenstemming tussen zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit en bij de politie bekende jeugdige verdachten

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Overzicht uitgeschreven huisartsen NIVEL Lud van der Velden Daniël van Hassel Ronald Batenburg

6 SECONDANT #1 MAART Slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens in acht landen POSITIEVE VEILIGHEIDS- TRENDS IN NEDERLAND. Naar inhoudsopgave

Bijlage 1 Definities en cijfers schoolverzuim

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

Samenvatting Jeugdinterventieprogramma: Nieuwe Perspectieven (NP) Lotte Loef

maatschappijwetenschappen vwo 2015-II

Transcriptie:

Cahier 2014-7 Monitor jeugdcriminaliteit Ontwikkelingen in de aantallen verdachten en strafrechtelijke daders 1997 t/m 2012 A.M. van der Laan H. Goudriaan G. Weijters Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2012-7 1

Cahier De reeks Cahier omvat de rapporten van onderzoek dat door en in opdracht van het WODC is verricht. Opname in de reeks betekent niet dat de inhoud van de rapporten het standpunt van de Minister van Veiligheid en Justitie weergeeft. Alle WODC-publicaties zijn gratis te downloaden van www.wodc.nl

Inhoud Samenvatting 5 1 Inleiding 9 1.1 Doel- en vraagstelling 9 1.2 Ontwikkeling in aantal jeugdigen 10 1.3 Relatie leeftijd en criminaliteit 11 1.4 Methode 12 1.5 Leeswijzer 16 2 Jeugdige verdachten (politie) 17 2.1 Algemene en langetermijnontwikkelingen 18 2.1.1 Aangehouden jeugdige verdachten (1997 tot en met 2012) 19 2.1.2 Geregistreerde en aangehouden jeugdige verdachten (2007-2012) 21 2.2 Minderjarigen (2007 tot en met 2012) 23 2.2.1 Naar individuele kenmerken 23 2.2.2 Naar gezinskenmerken 27 2.2.3 Naar regio 29 2.2.4 Naar type misdrijf 30 2.2.5 Naar pleegcarrière 33 2.3 Jongvolwassenen (2007 tot en met 2012) 35 2.3.1 Naar individuele kenmerken 36 2.3.2 Naar gezinskenmerken 39 2.3.3 Naar regio 41 2.3.4 Naar type misdrijf 42 2.3.5 Naar pleegcarrière 45 2.4 Adolescenten (2007 tot en met 2012) 47 2.4.1 Algemene ontwikkelingen 48 2.4.2 Naar sekse 48 2.4.3 Naar herkomst 49 2.4.4 Naar type misdrijf 50 3 Jeugdige strafrechtelijke daders (OM en ZM) 53 3.1 Langetermijnontwikkeling (1997 tot en met 2012) 54 3.2 Minderjarigen (2007 tot en met 2012) 55 3.2.1 Naar sekse 55 3.2.2 Naar type misdrijf 56 3.3 Jongvolwassenen (2007 tot en met 2012) 59 3.3.1 Naar sekse 59 3.3.2 Naar type misdrijf 60 3.4 Adolescenten (2007 tot en met 2012) 62 3.4.1 Algemene ontwikkelingen 62 3.4.2 Naar sekse 62 3.4.3 Naar type misdrijf 63 3.5 Recidive onder jeugdige strafrechtelijke daders 65 4 Afdoeningen (Halt, OM en ZM) 67 4.1 Langetermijnontwikkeling (1997 tot en met 2012) 69 4.2 Minderjarigen (2007 tot en met 2012) 70 4.2.1 Halt-afdoeningen 70 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2014-7 3

4.2.2 OM-afdoeningen 72 4.2.3 Afdoeningen door de rechter 73 4.3 Jongvolwassenen (2007 tot en met 2012) 75 4.3.1 Afdoeningen door het OM 75 4.3.2 Afdoeningen door de rechter 76 4.4 Adolescenten (2007 tot en met 2012) 78 4.4.1 Afdoeningen 16- tot en met 22-jarige daders 78 4.4.2 Toepassing volwassenstrafrecht bij minderjarigen en jeugdstrafrecht bij jongvolwassenen 80 5 Slotbeschouwing 83 5.1 Kanttekeningen 83 5.2 Ontwikkelingen in jeugdige verdachten en daders van een misdrijf 85 5.2.1 Algemeen beeld 85 5.2.2 Minderjarigen 88 5.2.3 Jongvolwassenen 90 5.2.4 Minderjarigen en jongvolwassenen vergeleken 92 5.2.5 Adolescenten 93 5.3 Tot slot 94 Summary 97 Literatuur 101 Bijlagen 1 Begeleidingscommissie 103 2 Bronnen 105 3 Tabellen 106 4 Cahier 2014-7 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

Samenvatting Het terugdringen van de jeugdcriminaliteit is een belangrijk thema van het beleid van het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ). VenJ wil zicht houden op de ontwikkelingen in het aantal jeugdigen dat met politie en justitie te maken krijgt wegens het plegen van een delict. Ook wil men inzicht hebben in de aard van de (geregistreerde) delicten die jongeren plegen en ontwikkelingen die zich daarin in de tijd voordoen. De directie Justitieel Jeugdbeleid (DJJ) van het ministerie van VenJ heeft het WODC gevraagd de ontwikkelingen in jeugdcriminaliteit meer in samenhang en specifiek gericht op de jeugdige verdachten en daders te beschrijven en te interpreteren. Dit gebeurt op basis van gegevens verzameld in de Monitor Jeugdcriminaliteit (MJC). In deze tweejaarlijkse rapportage van de MJC worden diverse door politie en justitie geregistreerde criminaliteitsontwikkelingen onder jeugdigen beschreven. De MJC is een samenwerking tussen het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Vraagstelling De centrale vraagstelling is: Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van de geregistreerde jeugdcriminaliteit in de periode 1997 tot en met 2012? Methode Met de MJC wordt periodiek op basis van meerdere indicatoren uit verschillende bronnen de ontwikkelingen in de (geregistreerde) jeugdcriminaliteit onderzocht. In de huidige rapportage worden de ontwikkelingen in jeugdcriminaliteit onderzocht op basis van politie- en justitiestatistieken. Afkomstig uit verschillende politie- en justitiestatistieken worden de volgende indicatoren gebruikt om ontwikkelingen in de geregistreerde jeugdcriminaliteit te beschrijven: Geregistreerde verdachten: personen tegen wie een redelijk vermoeden bestaat dat ze een delict hebben gepleegd en daarvoor bij de politie staan geregistreerd. Aangehouden verdachten: personen tegen wie een proces-verbaal (pv) is opgemaakt wegens verdenking van een misdrijf en waarbij strafvervolging zinvol wordt geacht. Jongeren die een Halt-verwijzing hebben gekregen blijven in deze telling buiten beschouwing. Strafrechtelijke daders: personen waartegen door het Openbaar Ministerie (OM) of de rechterlijke macht (ZM) een strafzaak is afgedaan. Misdrijven: overtredingen blijven buiten beschouwing. Afdoeningen: Halt-afdoeningen door de Halt-bureaus; afdoeningen door het OM en de ZM. Deze MJC beschrijft de ontwikkelingen in geregistreerde criminaliteit. Deze kunnen afwijken van de ontwikkelingen in de werkelijke criminaliteit. De belangrijkste redenen zijn dat niet alle delicten worden gemeld, er (beleids)prioriteiten zijn in opsporing en vervolging en binnen het strafrechtelijke systeem sprake is van filtering van misdrijven. Verder, omdat er jaarlijks sprake is van fluctuaties in het aantal 12- tot en met 24-jarigen in de populatie, worden naast absolute aantallen verdachten en Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2014-7 5

daders, de ontwikkelingen hoofdzakelijk beschreven per 1.000 leeftijdgenoten. Hoewel ook de langetermijnontwikkelingen sinds 1997 worden beschreven, ligt de nadruk op de ontwikkelingen in de periode 2007 tot en met 2012. Belangrijkste resultaten We beschrijven de belangrijkste bevindingen overwegend puntsgewijs. Aan het begin van ieder hoofdstuk worden in een box de belangrijkste bevindingen gegeven. Verder worden in het slothoofdstuk de bevindingen meer in samenhang beschreven. Algemeen beeld (12- tot en met 24-jarigen) Het absolute aantal verdachten en het aantal verdachten per 1.000 jeugdigen is in de afgelopen vijf jaren jaarlijks gedaald. Zowel onder de minderjarigen als onder de jongvolwassenen is tot aan 2007 jaarlijks sprake van een sterke toename in het aandeel verdachten, gevolgd door een daling tot en met 2012. Het aandeel verdachten onder de minderjarigen neemt sterker af dan onder de jongvolwassenen. De ontwikkelingen in het aandeel strafrechtelijke daders per 1.000 jeugdigen laten een minder sterke stijging zien en de daling in het aandeel jeugdige daders zet pas één à twee jaar later in. Onder de jongvolwassenen is het aandeel strafrechtelijke daders in de laatste twee jaren zelfs stabiel, terwijl dit aandeel onder minderjarigen blijft dalen. Het verschil tussen aangehouden verdachten en strafrechtelijke daders neemt af Onder beide leeftijdsgroepen zien we dat in de eerste jaren van de 21 ste eeuw het verschil tussen het aandeel aangehouden verdachten en het aandeel jeugdigen dat vervolgens als dader door het OM en de ZM werd veroordeeld eerst sterk toeneemt en sinds 2008 sterk afneemt. Anders gezegd, het aantal zaken dat niet door het OM, maar eerder in de keten wordt afgehandeld nam toe sinds 2001 en neemt in de meest recente vijf jaren af. Deze ontwikkeling is het meest duidelijk zichtbaar onder minderjarigen, maar onder de jongvolwassenen zien we een vergelijkbaar patroon. In 2010 neemt bij de jongvolwassenen weliswaar het verschil tussen de aantallen verdachten en daders per 1.000 leeftijdgenoten toe, maar dit lijkt vooral te komen door een eenmalige dip in het aandeel strafrechtelijke daders in dat jaar. Dat er een verschil is in het aandeel unieke verdachten en strafrechtelijke daders in een specifiek jaar is eerder al gesignaleerd onder meer door de Algemene Rekenkamer. Opmerkelijk is dat in de loop der jaren het verschil tussen het aandeel aangehouden verdachten en het aandeel strafrechtelijke daders verandert. Wat de achtergrond hiervan is, is niet duidelijk. De ontwikkelingen kunnen wijzen op verandering in werkwijze en/of registratie in de strafrechtsketen in de loop van de tijd. Minderjarigen (12- tot en met 17-jarigen) Het aandeel verdachten onder de 12- tot en met 17-jarigen neemt sinds het begin van deze eeuw sterk toe, bereikt een piek in 2007 en neemt tussen 2007 en 2012 jaarlijks af. Ook het relatieve aantal strafrechtelijke daders onder deze leeftijdsgroep neemt toe sinds 2000, bereikt z n hoogste punt rond 2008 en daalt vervolgens in de jaren erna. Het aandeel aangehouden verdachten neemt iets sterker af dan het aandeel strafrechtelijke daders (ten opzichte van 2007 respectievelijk -47% en -35%). De dalende trend doet zich voor onder alle door ons onderscheiden subgroepen, hoewel niet overal even sterk. 6 Cahier 2014-7 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

De belangrijkste ontwikkelingen onder de minderjarigen zijn: Sinds 2008 is er een daling in (absolute en relatieve) aantallen minderjarige verdachten ongeacht individuele en gezinskenmerken, regio en type misdrijf. Er is sprake van een daling in (absolute en relatieve) aantallen minderjarige strafrechtelijke daders ongeacht sekse en type misdrijf. Er is een afname in het relatief aantal minderjarigen dat een Halt-straf krijgt, maar het laatste jaar is er een lichte stijging onder jongens. Het (relatieve en absolute) aantal afdoeningen door het OM daalt, maar verhoudingsgewijs zijn er wel meer beleids- en technische sepots. Het (relatieve en absolute) aantal afdoeningen door de ZM daalt, maar verhoudingsgewijs zijn er wel meer zaken met een vrijspraak. Kortom, onder minderjarigen is sinds 2007 sprake van zowel een afname in zaken die door het OM (overwegend lichte feiten) als in zaken die door de rechter (overwegend, maar zeker niet uitsluitend, zwaardere feiten) worden afgedaan. Jongvolwassenen (18- tot en met 24-jarigen) Het relatieve aantal verdachten onder de 18- tot en met 24-jarigen stijgt vanaf 2000, bereikt een piek in 2007 en neemt vervolgens jaarlijks sterk af. Het aandeel strafrechtelijke daders onder de jongvolwassenen neemt tot 2007 toe, daalt in de jaren erna, maar is de laatste twee jaren stabiel. Ook voor de jongvolwassenen geldt dat de daling ten opzichte van 2007 onder de aangehouden verdachten sterker is dan onder de strafrechtelijke daders (respectievelijk -27% en -16%). De belangrijkste ontwikkelingen zijn: Het (relatieve en absolute) aantal verdachten daalt ongeacht individuele en gezinskenmerken, regio en type misdrijf. Het aandeel daders onder jongvolwassenen neemt vooral tussen 2009 en 2010 sterk af. Het relatieve aantal OM-afdoeningen onder jongvolwassenen is met name de laatste twee jaren sterk toegenomen. Het relatieve aantal ZM-afdoeningen onder jongvolwassenen neemt sterk af tot op historisch laag niveau in 2012. Kortom er is een afname van de geregistreerde criminaliteit onder jongvolwassenen, met name het aantal zaken dat wordt afgedaan door de rechter (overwegend ernstige feiten) neemt af, terwijl er meer zaken worden afgedaan door het OM (overwegend, maar niet uitsluitend, lichtere feiten). Adolescenten (16- tot en met 22-jarigen) De adolescenten vormen zowel onder de verdachten als onder de strafrechtelijke daders de grootste groep. De ontwikkelingen onder deze leeftijdsgroep zijn daardoor ook vergelijkbaar met die in de totale groep minderjarigen en jongvolwassenen. Er zijn verhoudingsgewijs meer ZM zaken onder 16- en 17-jarigen dan onder 18- tot en met 22-jarigen. De toepassing van het volwassenstrafrecht bij 16- en 17-jarigen is (in absolute aantallen) beperkt en daalt. De toepassing van het jeugdstrafrecht bij 18- tot 21- jarigen is ook beperkt, maar neemt de laatste twee jaren toe. Tot slot Nu, enkele jaren na het verschijnen van de vorige MJC, constateren we dat de daling die vanaf 2006/2007 begon eerst in de (relatieve) aantallen jeugdige verdachten en één à twee jaar later in de aantallen strafrechtelijke daders zowel Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2014-7 7

onder minderjarigen als onder de jongvolwassenen tot en met 2012 doorzet. De afname is onder minderjarigen sterker dan onder jongvolwassenen. Dat geldt zowel de verdachten als de strafrechtelijke daders. Opvallend is wel dat het aantal jongvolwassen strafrechtelijke daders per 1.000 leeftijdgenoten in de laatste twee jaren zich lijkt te stabiliseren. Een andere interessante ontwikkeling is dat de discrepantie tussen het aandeel verdachten en het aandeel strafrechtelijke daders in de laatste jaren met name bij de minderjarigen sterk afneemt (onder de jongvolwassenen is een vergelijkbaar patroon waar te nemen). Ook zien we dat in 2012 verhoudingsgewijs door het OM meer zaken worden geseponeerd of door de ZM worden vrijgesproken dan in 2007. Naar verhouding daalt sinds 2007 het aantal verdachten sterker dan het aantal jongeren dat door het OM en de rechter is gestraft. De afname in de geregistreerde criminaliteit in de afgelopen vijf jaar betreft bij minderjarigen zowel zaken die door het OM en de rechter worden afgedaan, bij de jongvolwassenen daalt vooral het (relatieve) aantal zaken dat door de rechter wordt afgedaan (overwegend ernstige feiten), terwijl het aantal zaken dat door het OM wordt afgedaan (overwegend lichte feiten) onder jongvolwassenen toeneemt. Verder is in dit onderzoek ook gekeken naar jeugdigen in de leeftijdsgroep waarvoor vanaf 2014 het adolescentenstrafrecht gaat gelden. Onder deze groep signaleren we dat het atypisch strafrecht (dat wil zeggen toepassing van volwassenstrafrecht bij 16- en 17-jarigen en toepassing jeugdstrafrecht bij 18- tot 21-jarigen) slechts zeer beperkt wordt toegepast. De toepassing van het volwassenenstrafrecht bij 16- en 17-jarigen neemt in de laatste jaren sterk af, terwijl de toepassing van het jeugdstrafrecht bij 18- tot 21-jarigen in absolute aantallen met name in de laatste twee jaren iets toeneemt. 8 Cahier 2014-7 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

1 Inleiding André van der Laan & Gijs Weijters (WODC) Het terugdringen van de jeugdcriminaliteit is een belangrijk thema van het beleid van het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ). In de afgelopen decennia zijn er meerdere beleidsprogramma s geweest gericht op de aanpak van crimineel gedrag van jongeren (zie voor een overzicht Van der Laan, Van der Laan, Hoeve et al., 2012) zoals de beleidsprogramma s Jeugd terecht (2003-2006; ministerie van Justitie,) en Aanpak Jeugdcriminaliteit (2007-2011; ministerie van Justitie 2008). Met het recente programma Aanpak Jeugdcriminaliteit en jeugdgroepen van het ministerie van VenJ is de aanpak van jeugdcriminaliteit geïntensiveerd. Het huidige kabinet Rutte-Ascher vraagt ook duidelijke aandacht voor de opsporing en vervolging van criminele jongeren. 1 En met de start van het adolescentenstrafrecht in 2014 neemt ook de aandacht voor de ontwikkeling van criminaliteit onder jongvolwassenen toe. Het ministerie van VenJ wil zicht houden op de ontwikkelingen in het aantal jeugdigen dat met politie en justitie te maken krijgt wegens het plegen van een delict. Ook wil men inzicht hebben in de aard van de (geregistreerde) delicten die jongeren plegen en ontwikkelingen die zich daarin in de tijd voordoen. Met enige regelmaat verschijnen in Nederland studies die de ontwikkelingen in jeugdcriminaliteit weergeven. De directie Justitieel Jeugdbeleid (DJJ) van het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft het WODC gevraagd de ontwikkelingen in jeugdcriminaliteit meer in samenhang en specifiek gericht op de jeugdige verdachten en daders te beschrijven en te interpreteren. Dit gebeurt op basis van gegevens verzameld in de Monitor Jeugdcriminaliteit (MJC). 2 In deze tweejaarlijkse rapportage van de MJC worden diverse criminaliteitsontwikkelingen onder jeugdigen beschreven. De MJC is een samenwerking tussen het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). 1.1 Doel- en vraagstelling Het doel van de MJC is het documenteren en interpreteren van de ontwikkelingen die zich in de afgelopen jaren hebben voorgedaan in de geregistreerde jeugdcriminaliteit. De centrale vraagstelling is: Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van de geregistreerde jeugdcriminaliteit in de periode 1997 tot en met 2012? Deze vraagstelling is uitgewerkt in de volgende onderzoeksvragen: 1 Welke ontwikkelingen zijn er in de aantallen jeugdige verdachten van een misdrijf? 2 Welke ontwikkelingen zijn er in de aantallen jeugdige first offenders, meerplegers en veelplegers? 3 Welke ontwikkelingen zijn er in de aantallen jeugdige strafrechtelijke daders? 1 2 Zie www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdcriminaliteit#ref-justitie. Geraadpleegd op 7 november 2013. De naam MJC wordt sinds 2010 gebruikt en is een vervolg en verdieping op de Monitor Jeugd terecht die het WODC sinds 2005 voor het ministerie uitvoerde (zie Blom, Van der Laan & Huijbregts, 2005; Blom & Van der Laan, 2007). Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2014-7 9

4 Welke ontwikkelingen zijn er in de aantallen afdoeningen opgelegd door het OM of de ZM aan jeugdigen? 5 Welke ontwikkelingen zijn er in de recidive onder jeugdige strafrechtelijke daders? Voor zover de data het mogelijk maken worden ook de volgende onderscheiden onderzocht: 1 Welke verschillen zijn er naar achtergrondkenmerken (o.a. naar individuele kenmerken zoals sekse, leeftijd, herkomstgroep en gezinskenmerken zoals huishoudinkomen en gezinsstructuur)? 2 Welke regionale verschillen zijn er in de ontwikkelingen? 3 Welke verschillen zijn er naar typen delict? Voor deze verdiepende vragen onderzoeken we alleen de ontwikkelingen in de meest recente 5 jaren waarover de registerdata beschikbaar zijn, namelijk de jaren 2007 tot en met 2012. Adolescentenstrafrecht Medio 2014 zal het Adolescentenstrafrecht worden ingevoerd voor de leeftijdsgroep 16- tot en met 22-jarigen. Dit strafrecht komt niet in de plaats voor het jeugdstrafrecht (van toepassing op 12- tot en met 17-jarigen) of het volwassenenstrafrecht (18-jarigen en ouder), maar biedt extra mogelijkheden voor de aanpak van jeugdige daders in de leeftijd 16 tot en met 22 jaar. Op verzoek van het project Adolescentenstrafrecht van DJJ zal in deze MJC ook specifieke aandacht worden gegeven aan de ontwikkelingen die zich voordoen onder de leeftijdsgroep waarvoor met ingang van 2014 ook het adolescentenstrafrecht kan gelden. Het gaat om de volgende vraag: Welke ontwikkelingen doen zich voor in de omvang, aard en afdoeningen van de geregistreerde jeugdcriminaliteit onder jongeren in de leeftijd 16 tot en met 22 jaar? Verdiepende studie Amsterdam Ook heeft er parallel een verdiepende studie plaatsgevonden naar de mogelijke achtergronden van de verandering in de aantallen jeugdige verdachten in de gemeente Amsterdam. De ontwikkelingen in (geregistreerde) jeugdcriminaliteit roepen bij beleidsmakers telkens de vraag op wat nu de mogelijke achtergronden zijn. Na overleg met de taakgroep jeugdcriminaliteit van de gemeente Amsterdam en vervolgens ook met de DJJ, is geopperd om aan de hand van een lokale casestudie meer duiding te geven aan de gesignaleerde ontwikkelingen in de gemeente Amsterdam. In de casestudie is de daling in de geregistreerde jeugdcriminaliteit in Amsterdam in de periode 2005 tot en met 2012 en de mogelijke achtergronden daarvan nader onderzocht. Hierover wordt in een aparte publicatie gerapporteerd (Weijters, Van der Laan & Kessels, aankomend). 1.2 Ontwikkeling in aantal jeugdigen Jeugd heeft in de MJC betrekking op de leeftijdsgroep 12- tot en met 24-jarigen. We maken daarbij een onderscheid tussen de strafrechtelijk minderjarigen (de 12- tot en met 17-jarigen) en de jongvolwassenen (de 18- tot en met 24-jarigen). In de loop van de jaren veranderen de populatieaantallen in beide leeftijdsgroepen licht (zie figuur 1.1). Vanaf 1997 laat het aantal 12- tot en met 17-jarigen een lichte toename zien van 1,1 miljoen tot ruim 1,2 miljoen in 2003/4. Vervolgens is het aantal minderjarigen redelijk stabiel over de tijd. In 2012 telde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) 1.196.634 jongeren in de leeftijd 12 tot en met 17 jaar. Het aantal jongvolwassen laat na een eerste afname tot aan 2000 een toename zien 10 Cahier 2014-7 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

Absoluute aantal jongeren tot aan 1.463.967 18 t/m 24-jarigen in 2012. Hoewel de aantallen minderjarigen en jongvolwassenen in de Nederlandse bevolking in de tijd slechts beperkt fluctueren, is het bij het beschrijven van ontwikkelingen in de (geregistreerde) criminaliteit wel van belang hiermee rekening te houden. Daarom rapporteren we in deze rapportage naast absolute aantallen verdachten en strafrechtelijke daders vooral ook de ontwikkelingen per 1.000 leeftijdgenoten in de leeftijdsgroep (relatieve aantallen) waarop de ontwikkeling betrekking heeft. Figuur 1.1 Ontwikkelingen in het aantal 12- tot en met 24-jarigen, in absolute aantallen 1.600.000 1.400.000 1.200.000 1.000.000 800.000 600.000 400.000 200.000 0 1997 2000 2003 2006 2009 2012 Minderjarigen 12- t/m 17-jarigen Jongvolwassenen 18- t/m 24-jarigen Zie bijlage 3, tabel B1.1 voor corresponderende cijfers. Bron: Statline 1.3 Relatie leeftijd en criminaliteit Leeftijd en criminaliteit zijn aan elkaar gerelateerd. Onder jongeren en jongvolwassenen bevinden zich naar verhouding meer verdachten en strafrechtelijke daders dan in oudere leeftijdsgroepen. Bekend is dat het aantal jeugdigen dat een delict pleegt (en daarvoor met de politie in aanraking komt) vanaf het twaalfde jaar toeneemt, een piek bereikt tussen het 18 e -20 ste levensjaar en daarna weer afneemt. Dit fenomeen staat bekend als de age-crime -curve (Farrington, 1986; Junger-Tas, 1992). Er is wel variatie in het verloop van de curves als naar specifieke subgroepen wordt gekeken, zoals naar sekse (Steffensmeier & Allan, 2000; Steffensmeier, Allan, Harer & Streifel, 1989), of herkomstgroepen (Jennissen, 2007). Eenzelfde beeld is zichtbaar als er wordt gecorrigeerd voor bevolkingsaantallen in leeftijdsgroepen. Figuur 1.2 laat een age-crime curve zien voor het aantal GBAgeregistreerde verdachten per 1.000 leeftijdgenoten voor de leeftijd 12 jaar en ouder in het jaar 2012. Uit de curve valt af te lezen dat het relatieve aantal jongeren dat verdachte is van een misdrijf vanaf de leeftijd van 12 jaar snel toeneemt, een piek bereikt rond het 19 de jaar en daarna weer afneemt. Met name in de jongvolwassenlevensfase is het aantal verdachten per 1.000 leeftijdsgenoten een stuk hoger dan onder andere leeftijdsgroepen. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2014-7 11

Aantal verdachten per 1.000 leeftijdgenoten Figuur 1.2 Aantal verdachten naar leeftijd in 2012*, per 1.000 leeftijdgenoten 35 30 25 20 15 10 5 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 Leeftijd in jaren * Voorlopige cijfers. Zie bijlage 3, tabel B1.2 voor corresponderende cijfers. Bron: HKS/SSB, CBS 1.4 Methode Bij het vaststellen van het aantal daders van delinquent gedrag in een bepaald jaar in de jeugdige populatie stuit men op het probleem dat we de omvang van de werkelijke jeugdcriminaliteit en het aantal werkelijke jeugdige daders niet kennen. Het plegen van delicten vindt immers in het verborgene plaats en daders worden liever niet gesignaleerd. Diverse methoden bieden de mogelijkheid om ontwikkelingen in het aantal daders van criminaliteit bij benadering te onderzoeken. Deze zijn in te delen in enerzijds zelfrapportage van delinquent gedrag en anderzijds politie en justitiële statistieken. Met zelfrapportage krijgen we zicht op het aantal jongeren dat zegt zich in een bepaalde periode schuldig te hebben gemaakt aan het plegen van een delict. Met politiestatistieken krijgen we onder meer inzicht in het aantal geregistreerde of aangehouden verdachten 3 van een misdrijf. Justitiële statistieken geven onder meer inzicht in het aantal strafrechtelijke daders van een misdrijf tegen wie het Openbaar Ministerie (OM) strafvervolging zinvol achtte en tegen wie een strafzaak is afgedaan. De databronnen bieden elk slechts voor een deel zicht op de jeugdige verdachte en daderpopulaties waarbij we grofweg kunnen stellen dat er sprake is van een oplopende ernst van het delinquente gedrag van daders. Het aantal delinquenten neemt af naarmate we verder de strafrechtelijke keten in kijken en heeft de vorm van een trechter. 3 Bij geregistreerde verdachten gaat het om personen die door de politie zijn geregistreerd, maar waartegen nog geen proces verbaal is opgemaakt. Bij aangehouden verdachten gaat het om mensen tegen wie een proces verbaal is opgemaakt omdat hij/zij verdachte is van een misdrijf. 12 Cahier 2014-7 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

De Monitor Jeugdcriminaliteit (MJC) Met de MJC wordt periodiek op basis van meerdere indicatoren uit verschillende bronnen de ontwikkelingen in de (geregistreerde) jeugdcriminaliteit onderzocht (zie Van der Laan & Blom, 2010; Van der Laan & Blom, 2011a; een deel van de beschrijving die hierna volgt is afkomstig uit deze eerdere publicaties). In de huidige rapportage worden enkel de ontwikkelingen in jeugdcriminaliteit onderzocht op basis van politie- en justitiestatistieken. Zelfrapportage van delinquent gedrag wordt eens in de vijf jaar aan de MJC toegevoegd: de laatste meting hiervan vond plaats in 2010. De gebruikte bronnen bieden zicht op verschillende, elkaar deels overlappende, groepen verdachten en daders van delicten in de jeugdige bevolking. Ze hebben elk hun eigen mogelijkheden en beperkingen (zie bijvoorbeeld Elffers, 2003; Elffers & Bruinsma, 2005; Van Kerckevoorde, 1995; Wittebrood & Nieuwbeerta, 2006). Politie- en justitiestatistieken hebben betrekking op alle mogelijke delicten en betreffen de totale populatie van (aangehouden) verdachten of strafrechtelijke daders van misdrijven. Belangrijke beperkingen van politie- en justitiestatistieken zijn echter dat niet alle delicten (en bijbehorende daders) bij de politie bekend worden of worden opgehelderd. Delicten waarvan geen verdachte bekend is, of waarvan helemaal geen aangifte is gedaan, komen niet voor in deze registraties. Daarnaast is er in de strafrechtsketen sprake van een filtering van feiten, bijvoorbeeld omdat zaken worden geseponeerd. De werkelijke criminaliteit die in een jaar door jongeren wordt gepleegd is dus hoger. Deze statistieken zijn verder ook afhankelijk van inspanningen van politie en justitie en gestelde prioriteiten ten aanzien van specifieke typen delicten of dadergroepen. Meer aandacht voor bepaalde typen delicten, bijvoorbeeld geweld, of voor bepaalde groepen zoals veelplegers heeft effect op de aantallen geregistreerde geweldsdelicten of veelplegers (Wittebrood & Junger, 1989). Daarbij komt dat veranderingen in de registratiesystemen (zoals bijvoorbeeld bij de politie de overgang naar de Basisvoorziening Handhaving (BVH) tussen 2008-2009 en bij het OM de overgang naar Geïntegreerd Processensysteem Strafrecht (GPS) in 2008/2009) ook gevolgen hebben voor de ontwikkelingen in de tijd. Dit alles betekent dat, wanneer er veranderingen zijn in de geregistreerde aantallen misdrijven waarvan jeugdigen worden verdacht, de werkelijk gepleegde criminaliteit door jeugdigen in absolute zin dus niet hoeft te zijn toe- of afgenomen. Filtering in de rechtshandhavings- en strafrechtsketen In figuur 1.3 wordt een stroomschema gegeven van het aantal jeugdigen in de verschillende bronsystemen en de wijze waarop een selectie plaatsvindt. We beschrijven het schema aan de hand van gegevens uit 2010 omdat over dat jaar ook informatie is over de aantallen zelfgerapporteerde minderjarige daders op basis van de Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit (MZJ). In 2010 gaf 38% van de jongeren in de leeftijd 12 tot en met 17 jaar, in het voorafgaande jaar een delict te hebben gepleegd (Van der Laan & Blom, 2011a). Slechts een deel van de daders van een delict wordt door de politie gehoord als verdachte van een misdrijf. In een bepaald jaar kan iemand als verdachte van het plegen van diverse misdrijven meerdere keren door de politie zijn gehoord. In 2010 werden bijvoorbeeld ruim 37.300 unieke minderjarige verdachten door de politie geregistreerd (CBS/GIDS). Het Herkenningsdienstsysteem (HKS) van de politie telt alle verdachten tegen wie uiteindelijk ook een proces verbaal wordt opgemaakt omdat de politie vervolging zinvol acht. In 2010 zijn er ruim 24.200 unieke minderjarige verdachten aangehouden wegens een misdrijf. Verdachten tegen wie in een jaar meerdere processen-verbaal worden opgemaakt, de zogenoemde recidivisten, worden één keer geteld in dat jaar. Verdachten die een Halt-waardig delict hebben gepleegd komen in aanmerking voor een Halt-afdoening. Deze verdachten worden niet meegeteld in het HKS omdat die registratie daarvan niet goed is, maar wel in Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2014-7 13

de landelijke Geïntegreerde Interactieve Databank voor Strategische bedrijfsinformatie (GIDS) van het CBS. In deze rapportage gebruiken we een selectie van de aangehouden verdachten uit de HKS, namelijk die aangehouden verdachten in het HKS die ook officieel in Nederland wonen en ook bij hun gemeente ingeschreven staan in de Gemeentelijke Basis Administratiepersoonsgegevens (de zogenoemde GBA geregistreerden, deze jongeren kunnen aan het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het CBS gekoppeld worden). Jaarlijks blijkt ongeveer 90% van het totale aantal aangehouden verdachten ingeschreven staat in de GBA (en dus gekoppeld te kunnen worden aan het SSB). 4 In 2010 is tegen bijna 22.600 in Nederland woonachtige minderjarigen een proces verbaal van aangifte opgemaakt omdat ze verdacht waren van het plegen van een of meerdere misdrijven. Bij het merendeel van de zaken van aangehouden verdachten wordt overgegaan tot strafvervolging door het OM. In 2010 telden we bijna 18.200 strafrechtelijke daders tegen wie in dat jaar een strafzaak is afgedaan. Redenen voor het verschil zijn onder meer dat niet alle processen-verbaal door de politie worden doorgestuurd naar het OM en dat er vertragingen in de afhandeling van zaken kunnen optreden. 5 Tot slot zijn er de afdoeningen door het OM of de rechter. In deze rapportage tellen we het aantal afdoeningen (per 1.000). Let wel, een strafrechtelijke dader kan meerdere afdoeningen tegen zich opgelegd krijgen. In 2010 zijn tegen de strafrechtelijke daders ruim 13.100 zaken door het OM afgedaan en bijna 15.000 strafzaken door de rechter. 4 5 Dit percentage is bij minderjarigen hoger (in 2011 is bij de 12- tot en met 17-jarigen 96,8% van de aangehouden verdachten gekoppeld) omdat er onder deze leeftijdsgroep weinig aangehouden verdachten zijn die niet legaal in Nederland wonen. Bij de jongvolwassenen is dit percentage iets lager (bij de 18- tot en met 24-jarigen is in 2011 87,4% van de verdachten gekoppeld). Er is ook nog een categorie verdachten die ten onrechte zijn aangehouden. Bij een deel van de verdachten besluit de officier van justitie een strafzaak te seponeren, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende bewijs is van een misdrijf (een technisch sepot). Bij een ander deel eindigt een zaak in een vrijspraak. 14 Cahier 2014-7 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

Figuur 1.3 Stroomschema van 12- t/m 17-jarige verdachten en daders van een delict voor 2010 a b c d e f We richten ons hier op misdrijven en niet op overtredingen. Overtredingen ontbreken omdat daarvan geen betrouwbare statistieken beschikbaar zijn. Het betreft hier unieke geregistreerde verdachten die ook in het GBA staan geregistreerd. In het HKS wordt het aantal unieke verdachten in een jaar geteld. Het gaat om het aantal in de GBA geregistreerde aangehouden verdachten van een misdrijf. Het gaat om personen tegen wie door het OM of de rechter een strafzaak is afgedaan. Personen tegen wie in een jaar meerdere strafzaken worden afgedaan worden, evenals in het HKS, slechts een keer geteld. Hier tellen we het aantal afdoeningen door het OM en niet het aantal unieke personen. Er zijn dus diverse redenen waarom in de MJC meerdere bronnen worden gebruikt om de ontwikkelingen in de geregistreerde jeugdcriminaliteit in kaart te brengen. Ten eerste omdat iedere bron slechts een deel van de (geregistreerde) criminaliteit en verdachten/daders in beeld brengt. Ten tweede, door gebruik te maken van meerdere bronnen is het ook mogelijk om na te gaan welke overeenkomsten en verschillen er zijn om op die manier betere duiding te kunnen geven aan de ontwikkelingen in de geregistreerde jeugdcriminaliteit. Indicatoren van geregistreerde jeugdcriminaliteit MJC In deze MJC gebruiken we de volgende indicatoren om de ontwikkelingen in de geregistreerde jeugdcriminaliteit en de verdachten en daders daarvan in beeld te brengen: Geregistreerde verdachten: personen tegen wie een redelijk vermoeden bestaat dat ze een delict hebben gepleegd en daarvoor bij de politie staan geregistreerd. Aangehouden verdachten: personen tegen wie een proces-verbaal (pv) is opgemaakt wegens verdenking van een misdrijf en waarbij strafvervolging zinvol wordt geacht. Jongeren die een Halt-verwijzing hebben gekregen blijven in deze telling buiten beschouwing. Strafrechtelijke daders: personen waartegen door het OM of de ZM een strafzaak is afgedaan. Misdrijven; overtredingen blijven buiten beschouwing. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2014-7 15

Afdoeningen: Halt-afdoeningen door de Halt-bureaus; afdoeningen door het Openbaar Ministerie (OM) en de rechterlijke macht (ZM). De gegevens zijn afkomstig uit verschillende databronnen (voor een overzicht zie box 1). In ieder hoofdstuk wordt aan het begin kort ingegaan op de gebruikte bronnen en in bijlage 2 staan de bronnen uitgebreider beschreven. We beperken ons hier tot een korte beschrijving. We maken gebruik van twee bronbestanden van de politie. Uit GIDS komen gegevens over het aantal unieke door de politie geregistreerde verdachten. De aantallen aangehouden verdachten tegen wie een proces verbaal is opgemaakt komen uit het HKS. Gegevens over het aantal jeugdigen dat een Haltafdoening heeft gekregen komen uit AuraH, het registratiesysteem van Halt Nederland. Gegevens over jeugdigen tegen wie een strafzaak is afgedaan door het OM of de rechter komen uit een gepseudonimiseerde versie van het Justitieel Documentatiesysteem, de Onderzoeks- en Beleidsdatabase Justitiële Documentatie (OBJD). Ook de afdoeningen opgelegd door OM en ZM zijn hieruit onttrokken. Bevolkingsaantallen zijn afkomstig uit de Bevolkingsstatistiek van het CBS. Ook worden gegevens uit het SSB gebruikt om verdachten te kunnen uitsplitsen naar diverse achtergrondkenmerken. Box 1 Gebruikte databronnen in de MJC GIDS HKS AuraH OBJD SSB Statline Geregistreerde verdachten Aangehouden verdachten Halt-afdoeningen OM- en ZM-afdoeningen Demografische en achtergrondkenmerken Diversen, waaronder de bevolkingsstatistiek Absolute en relatieve aantallen en indices Er worden in het navolgende drie typen getallen gepresenteerd: absolute aantallen, relatieve aantallen en indices. Absolute aantallen hebben betrekking op bijvoorbeeld het aantal verdachten van een misdrijf. De omvang van de Nederlandse bevolking kan per subgroep en over de jaren heen fluctueren. Om subgroepen beter met elkaar te kunnen vergelijken en trends te bestuderen, worden de gegevens ook gepresenteerd in aantallen per 1.000 jongeren (uit dezelfde subgroep) in Nederland, zogenoemde relatieve aantallen. Deze gegevens bieden bijvoorbeeld inzicht in het aandeel verdachten onder 12- tot en met 17-jarigen en worden gebruikt om de ontwikkelingen in de tijd te kunnen vergelijken. In het vervolg spreken we afwisselend over aantal jongeren per 1.000, relatieve aantallen of aandeel. Ontwikkelingen in de geregistreerde jeugdcriminaliteit worden ook beschreven in termen van indices. Dit zijn procentuele toe- of afnames in bijvoorbeeld het aandeel verdachten ten opzichte van een bepaald basisjaar dat altijd de waarde 100 heeft. Het basisjaar is 2007. 1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 worden de ontwikkelingen beschreven in (geregistreerde en aangehouden) jeugdige verdachten. Hoofdstuk 3 handelt over ontwikkelingen in strafrechtelijke jeugdige daders en in hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen in afdoeningen van jeugdigen in de verschillende fasen van de strafrechtsketen beschreven. Tot slot volgt een beschouwend en concluderend hoofdstuk. 16 Cahier 2014-7 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

2 Jeugdige verdachten (politie) Heike Goudriaan & Rob Kessels (CBS), Tamara van der Broek & Nikolaj Tollenaar (WODC) Belangrijkste bevindingen Langetermijnontwikkelingen Van 1997 tot 2007 steeg het aantal aangehouden jeugdige verdachten, zowel in absolute als in relatieve cijfers (het aantal aangehouden jeugdigen per 1.000 leeftijdgenoten). Van 2007 tot en met 2012 daalde het aantal jeugdige verdachten. Ook dit geldt zowel in absolute als in relatieve cijfers. Het absoluut aantal jeugdige aangehouden verdachten van 12 tot en met 24 jaar is over de gehele periode 1997-2012 22% gestegen. Dit is volledig toe te schrijven aan een toename in het aantal aangehouden jongvolwassenen. In 2012 is het relatieve aantal jongvolwassenen dat is aangehouden twee keer zo hoog als het relatieve aantal minderjarigen. Er is een sterke samenhang tussen de leeftijd en het relatieve aantal aanhoudingen. Het relatieve aantal aanhoudingen neemt sterk toe met de leeftijd, tot het een piek bereikt op 19-jarige leeftijd. Daarna neemt het weer af. Minderjarigen (12- tot en met 17-jarigen) De afname in het aantal jeugdige verdachten in de periode 2007-2012 is met name onder minderjarigen spectaculair: het relatieve aantal aangehouden 12- tot en met 17-jarigen is tussen 2007 en 2012 bijna gehalveerd. Deze daling is even sterk onder jongens als onder meisjes. Eerstegeneratieallochtonen worden relatief iets vaker aangehouden dan tweedegeneratieallochtonen. De meeste aanhoudingen onder minderjarigen vinden plaats voor vermogensmisdrijven. Jongvolwassenen (18- tot en met 24-jarigen) Het relatieve aantal jongvolwassenen dat door de politie is aangehouden is tussen 2007 en 2012 met 20% gedaald. Deze afname is iets minder sterk onder vrouwen dan onder mannen. Tweedegeneratieallochtonen worden beduidend vaker aangehouden dan eerstegeneratieallochtonen. De afname in de periode 2007-2012 bij tweedegeneratieallochtonen is ook zwakker dan onder de eerste generatie. De meeste aanhoudingen onder jongvolwassenen vinden plaats voor vermogensmisdrijven. Adolescenten (16- tot en met 22-jarigen) Adolescenten zijn oververtegenwoordigd in de totale jeugdige verdachtenpopulatie. Het relatieve aantal aangehouden adolescenten is in de periode 2007-2012 met bijna een derde gedaald. Deze daling is sterker onder de 16- en 17-jarigen dan onder de 18- tot en met 22-jarigen. In 2007 was het relatieve aantal aangehouden 16- en 17-jarigen gelijk aan het relatieve aantal aangehoudenen onder de 18- tot en met 22-jarigen. Dit geldt niet voor alle herkomstgroepen: met name onder adolescenten afkomstig van de (voormalige) Nederlandse Antillen en/of Aruba was in 2007 het relatieve aantal aangehouden 16- en 17-jarigen beduidend hoger dan onder de 18- tot en met 22-jarigen. Dit hoofdstuk gaat in op de ontwikkeling van het aantal minderjarige (12 tot en met 17 jaar) en jongvolwassen (18 tot en met 24 jaar) verdachten in de periode 2007- Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2014-7 17

2012. 6 Hiervoor maken we voornamelijk gebruik van gegevens uit het HKS van de politie. Het HKS wordt door de politie gebruikt om gegevens over verdachten te registreren tegen wie één of meer processen-verbaal van een misdrijf zijn opgemaakt. De in deze publicatie gebruikte HKS-gegevens zijn gekoppeld aan het SSB van het CBS. Het SSB bevat informatie over alle personen die sinds 1995 op enig moment in Nederland woonden, een uitkering of pensioen vanuit Nederland ontvingen of een werk- of opleidingsrelatie met ons land hadden. Zie bijlage 2 voor een meer uitgebreide beschrijving van het HKS en het SSB. Eerst presenteren we de algemene ontwikkelingen van het aantal minderjarige en jongvolwassen verdachten (paragraaf 2.1). Deze ontwikkelingen geven we ook weer voor een langere periode (vanaf 1997). Over de periode 2007-2012 wordt bovendien niet alleen informatie gegeven over door de politie aangehouden jeugdige verdachten, maar ook over alle door de politie geregistreerde jeugdige verdachten. Dit laatste aantal ligt hoger, omdat de politie in principe alle personen registreert van wie een redelijk vermoeden bestaat dat zij pleger zijn van een misdrijf. Niet alle geregistreerde verdachten worden echter ook daadwerkelijk aangehouden. Informatie over geregistreerde verdachten is tot 2008/2009 afkomstig uit de regionale basisprocessensystemen van de politie en voor de periode daarna uit het systeem BVH, waar alle regiokorpsen en het KLPD in de loop van 2008 en 2009 op zijn overgestapt. Op de gegevens van de Koninklijke Marechaussee (Kmar) na, zijn deze centraal aan het CBS geleverd via de landelijke GIDS. Meer informatie over GIDS is te vinden in bijlage 2. Vervolgens wordt ingegaan op verschillen in de ontwikkeling van aantallen minderjarige aangehouden verdachten (paragraaf 2.2) en jongvolwassen aangehouden verdachten (paragraaf 2.3) voor verschillende groepen. Eerst beschrijven we verschillen naar individuele kenmerken, zoals sekse en herkomst van de jeugdigen, daarna naar enkele gezinskenmerken en vervolgens laten we regionale verschillen zien. Aan het eind van deze paragrafen beschrijven we trends binnen verschillende misdrijfcategorieën, waarbij opnieuw gebruik wordt gemaakt van zowel gegevens over misdrijven waarvoor daadwerkelijk verdachten zijn aangehouden, als over misdrijven waarbij verdachten zijn geregistreerd. Ook wordt ingegaan op pleegcarrières van respectievelijk de minderjarigen en jongvolwassenen. Het hoofdstuk sluit af met een aparte paragraaf (2.4) over jongeren die met ingang van 2014 onder het adolescentenstrafrecht vallen (de 16- tot en met 22-jarigen). 2.1 Algemene en langetermijnontwikkelingen Deze paragraaf beschrijft de algemene ontwikkelingen van het aantal minderjarige en jongvolwassen verdachten. Eerst wordt, op basis van het HKS, een langetermijnontwikkeling van aangehouden verdachten gegeven over de jaren 1997-2012. Vervolgens wordt ingezoomd op de periode 2007-2012, waarbij we niet alleen informatie geven over door de politie aangehouden jeugdige verdachten, maar ook over alle door de politie geregistreerde jeugdige verdachten (uit GIDS). De algemene ontwikkelingen worden zowel in absolute als in relatieve cijfers gegeven. Relatieve aantallen verdachten worden berekend als het aantal verdachten per 1.000 personen in de achterliggende bevolkingsgroep (hier: minderjarigen en jongvolwassenen). Hierdoor is het aandeel verdachten binnen en tussen de verschillende bevolkingsgroepen onderling en over de tijd vergelijkbaar. 6 Cijfers over 2012 zijn voorlopig. In eerdere jaren is gebleken dat voorlopige cijfers over het meest recente jaar een onderschatting geven van het definitieve aantal aangehouden verdachten. Gemiddeld genomen over de jaren 2007-2011 is het definitief vastgestelde aantal aangehouden verdachten 3,1% hoger dan het voorlopige cijfer. De kleinste toename in deze periode is 0,4% (2007) en de grootste 5,3% (2010). 18 Cahier 2014-7 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

2.1.1 Aangehouden jeugdige verdachten (1997 tot en met 2012) Het absolute aantal jeugdige aangehouden verdachten dat bekend is in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (verderop aangeduid met de term GBA-verdachten 7 ) van 12 tot en met 24 jaar is in de periode 1997-2012 toegenomen van ruim 48.000 in 1997 tot bijna 59.000 in 2012 (zie figuur 2.1). Dit is een toename van 22%. De toename is volledige toe te schrijven aan een toename in het aantal aangehouden jongvolwassen (18- tot en met 24-jarigen). Het aantal aangehouden minderjarigen (12- tot en met 17-jarigen) is in 2012 namelijk nagenoeg gelijk aan 1997. Tot en met 2001 schommelt het jaarlijks aantal jeugdige aangehouden GBA-verdachten dicht rond de 50.000. Daarna stijgt het, met een piek van bijna 86.000 in 2007. Wanneer ook de zogenaamde niet-gba ers 7 mee worden geteld, blijken in dat jaar zelfs bijna 94.000 jeugdige verdachten aangehouden. Sindsdien is een dalende lijn ingezet. Dit geldt zowel voor de minderjarige als voor de jongvolwassene groep, waarbij de absolute groep aangehouden jongvolwassen verdachten tot en met 2004 ruim twee keer zo groot is als de groep minderjarigen. In de jaren 2005 tot en met 2007 is het aandeel minderjarigen relatief iets groter, maar dit aandeel daalt daarna weer sterk. In 2012 is het absoluut aantal aangehouden jongvolwassenen zelfs bijna 2,8 keer zo groot als het aantal aangehouden minderjarigen. Ontwikkelingen in jeugdige verdachten staan niet op zichtzelf. Ook onder volwassenen zien we een vergelijkbaar beeld. In de periode 1999-2012 is het totale aantal aangehouden verdachten toegenomen van bijna 167.000 tot bijna 188.000 een toename van 13% (CBS, 2013a; gegevens beschikbaar vanaf 1999). Ook voor de totale verdachtenpopulatie ligt de piek in 2007 (245.000 aangehouden verdachten). Jeugdige aangehouden verdachten maken in 2012 35% uit van het totale aantal aangehouden verdachten. In 1999 was dit met 34% vergelijkbaar. Het relatieve aantal jeugdige verdachten was met 38% het hoogst in de jaren 2007-2009. 7 Een deel van de verdachten in HKS behoort niet tot de in de GBA-geregistreerde bevolking, bijvoorbeeld omdat zij als toerist of illegaal in ons land verbleven, of er ontbreekt (correcte) informatie in HKS om hen als zodanig te kunnen identificeren. Voor de jaren 1997-1998 is niet bekend hoe groot deze niet-geïdentificeerde groep is. In de jaren 1999-2012 gaat het gemiddeld om zo n 7,5% van de totale groep in HKS geregistreerde jeugdigen. Deze groep is, waar mogelijk, wel betrokken in de hier getoonde analyses. Alle niet-geïdentificeerde personen (verderop aangeduid met de term niet-gba ers), die in een jaarbestand van het HKS een uniek persoonsnummer hebben gekregen, worden hierbij als unieke personen beschouwd. Het is echter niet uitgesloten dat dezelfde personen soms meerdere keren worden geteld. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2014-7 19

Figuur 2.1 Aangehouden jeugdige verdachten x 1.000, in absolute aantallen 100 80 60 40 20 0 1997 2000 2003 2006 2009 2012* 12 t/m 17 jaar, GBA-bevolking 18 t/m 24 jaar, GBA-bevolking 12 t/m 24 jaar, GBA-bevolking 12 t/m 24 jaar, incl. niet-gba-bevolking * Voorlopige cijfers. Zie bijlage 3, tabel B2.1 voor corresponderende cijfers. Bron: HKS/SSB, CBS. Het verschil in de absolute aantallen aangehouden verdachten van 12 tot en met 17 en van 18 tot en met 24 jaar, heeft voor een deel te maken met dat die laatste groep simpelweg groter is in de populatie (zie figuur 1.1). Omdat de aantallen in de populatie niet even groot zijn, en er ook over de tijd verschillen in bevolkingsomvang binnen bepaalde groepen op kunnen treden, is in figuur 2.2 het relatieve aantal jeugdige aangehouden verdachten weergegeven. Hierbij is onderscheid gemaakt naar 12- tot en met 15-jarigen, 16- en 17-jarigen, 18- tot en met 22-jarigen en 23- en 24-jarigen. Let wel: de relatieve aantallen verdachten binnen een bepaalde bevolkingsgroep worden alleen berekend over de GBA-verdachten. Wanneer met de omvang van de betreffende leeftijdsgroepen rekening wordt gehouden, blijken 18- tot en met 24-jarigen nog steeds relatief vaker te worden aangehouden, maar tot en met 2004 slechts ongeveer 1,6 keer zo vaak (ter vergelijking: als we kijken naar de absolute aantallen is dit ruim twee keer zo vaak) en in 2012 slechts twee keer zo vaak (vergelijk bijna 2,8 keer zo vaak). In 1997 zijn 20 van elke 1.000 jeugdige personen aangehouden. Voor 12- tot en met 17-jarigen zijn dit er 15 van elke 1.000 en voor de 18- tot en met 24-jarigen 23. Het jaar 2007 laat niet alleen in absolute, maar ook in relatieve aantallen de hoogste cijfers zien. Dat jaar zijn 27 van elke 1.000 12- tot en met 17-jarigen aangehouden en 39 van elke 1.000 18- tot en met 24-jarigen (vergelijk 15 van elke 1.000 in de totale Nederlandse populatie). Sindsdien neemt het relatieve aantal aanhoudingen voor beide groepen weer af, tot respectievelijk 14 en 29 op de 1.000. In figuur 2.2 zien we, dat binnen de groep 12- tot en met 17-jarigen, verreweg de meeste aanhoudingen plaatsvinden onder jongeren van 16-17 jaar. Voor jongeren van 12 tot en met 15 jaar fluctueert dit tussen de 9 (2012) en 19 (2007) aanhoudingen per 1.000 jongeren uit de betreffende groep, terwijl dit voor jongeren van 16 en 17 jaar tussen de 24 (1997) en 42 (2007) ligt. De 16- en 17-jarigen worden daarmee relatief ongeveer even vaak aangehouden als 18- tot en met 22-jarigen. Met name in de periode 1997-2007 gaan deze leeftijdsgroepen gelijk op. Sinds 2008 is het relatieve aantal aanhoudingen onder 16- en 17-jarigen echter harder teruggelopen dan onder 18- tot en met 22-jarigen. In 2012 ligt het relatieve aantal aanhoudingen onder 16- en 17-jarigen met 25 per 1.000 jongeren uit de betreffende 20 Cahier 2014-7 Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

groep op hetzelfde niveau als dat onder 23- en 24-jarigen. Deze laatste groep schommelt de gehele periode tussen de 20 (1997) en 32 (2007) aanhoudingen per 1.000 23- en 24-jarigen. Figuur 2.2 Aangehouden jeugdige verdachten naar leeftijdsgroep, per 1.000 van de betreffende bevolkingsgroep 50 40 30 20 10 0 1997 2000 2003 2006 2009 2012* 12 t/m 15 jaar, GBA-bevolking 16 t/m 17 jaar, GBA-bevolking 18 t/m 22 jaar, GBA-bevolking 23 t/m 24 jaar, GBA-bevolking * Voorlopige cijfers. Zie bijlage 3, tabel B2.1 voor corresponderende cijfers. Bron: HKS/SSB, CBS. 2.1.2 Geregistreerde en aangehouden jeugdige verdachten (2007-2012) Net als bij het aantal aangehouden jeugdige verdachten, treedt vanaf 2007 een daling op in het aantal door de politie geregistreerde jeugdige verdachten. In 2009 nam het aantal geregistreerde jeugdige verdachten minder sterk af dan het aantal dat werd aangehouden; het jaar erna was de daling juist sterker onder de geregistreerden. In figuur 2.3 zijn indexscores weergegeven, met 2007 als basisjaar. Hier is duidelijk te zien dat het aantal minderjarige verdachten sterker is gedaald dan het aantal jongvolwassene verdachten. Het aantal 18- tot en met 24-jarige verdachten is in de periode 2007-2012 met 20% gedaald, terwijl het aantal 12- tot en met 17- jarige verdachten bijna is gehalveerd in dezelfde periode een spectaculaire daling. Dit geldt zowel voor geregistreerde als aangehouden verdachten. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier 2014-7 21