TECHNISCH REGLEMENT 2013 SUPER-PRO STREET VERSIE 1.2

TECHNISCH REGLEMENT 2013 SUPER-PRO STREET VERSIE 1.2

Toyo Tires Time-Attack 2013 Technisch Reglement Super-Pro Street V1.2 Inhoud Inleiding... 1 Algemeen... 1 1 Motorisch... 2 2 Aandrijving... 3 3 Ophanging... 4 4 Chassis... 5 5 Interieur... 6 6 Electronica... 7 Wijzigingen t.o.v. versie 1.1: - Typfout hersteld inzake NOS (niet toegestaan) zie art 1.10 - Rolkooi regelgeving versoepeld (FIA niet verplicht maar aangeraden) zie art 4.6. Inleiding De Super-Pro Street is bedoeld voor gevorderde rijders welke rondetijden realiseren die sneller zijn dan de ondergrens van de Pro Street. Binnen deze klasse kunnen deelnemers deelnemen met zowel een straat als niet straat- legale auto deelnemen. Voor meer informatie omtrent de klasse-indeling met haar grenzen en het doorschuiven zie het sportief reglement. Algemeen Het voertuig dient in goede conditie te verkeren en representatief te zijn voor Time-Attack. De organisatie behoudt zich het recht voor deelnemers te weigeren en het recht op deelname te ontnemen als blijkt dat aan één of meerdere artikelen van dit reglement niet voldaan kan worden. Restitutie van deelnamegelden is niet van toepassing. 1 P a g i n a

1 Motorisch 1.1 Motor Alle typen motoren toegestaan. Motorswaps zijn toegestaan mits deugdelijk geïnstalleerd. Motoren dienen lekvrij te zijn. 1.2 Drukvulling Alle types Turbo- en supercharger systemen en intercoolers zijn toegestaan. Voor de regelgeving omtrent screamerpipes zie artikel 1.6. 1.3 Brandstof Toegestaan zijn alle aan de pomp verkrijgbare brandstoffen: Benzine, diesel, LPG, E85 (mix van benzine en ethanol) Niet toegestaan zijn race brandstoffen, alcohol, nitromethaan en zelf vervaardigde brandstof. 1.4 Brandstofsysteem Het brandstofsysteem (zowel OEM als niet OEM) dient in goede staat te zijn. Slangen en componenten dienen deugdelijk gemonteerd te zijn en niet kunnen schuren tegen scherpe delen. Het brandstofsysteem mag zich niet in het rijderscompartiment bevinden. Enige uitzondering hierop zijn leidingen waarvan de koppelingen zich buiten het rijderscompartiment bevinden. Een koppeling in het schutbord is toegestaan. Indien gebruik gemaakt wordt van een brandstoftank binnen in de auto zal deze doormiddel van een schot afgesloten moeten worden van het rijderscompartiment. Voor (in-line) brandstofpompen gemonteerd binnen in de auto idem. Brandstofleidingen mogen zich niet in de cardan/uitlaat tunnel begeven. 1.5 Uitlaat De uitlaat moet gasdicht zijn en aan een zij- of achterkant van de auto uitmonden. Er moet ten alle tijde aan de geldende geluidseisen van het circuit voldaan kunnen worden. 1.6 Screamerpipe Open screamerpipes zijn alleen toegestaan indien aan de kledingvoorschriften onder art 6.2 wordt voldaan van het sportief reglement. Onder een open screamerpipe wordt verstaan; het direct dumpen van uitlaatgassen vanuit de wastegate in de atmosfeer zonder deze terug te voeren terug in het uitlaatsysteem. Opmerking: open screamerpipes kunnen een grote bijdrage leveren aan het geluidsniveau van het voertuig. Aangeraden wordt deze terug de uitlaat in de leiden om kans op brand en overschrijding van de geldende geluidseisen te beperken. 2 P a g i n a

1.7 Oil Catch en/of breather tank Indien OEM carterontluchting verwijderd /onderbroken is moet een catchtank met een inhoud van tenminste 500ml gemonteerd zijn waarop de carterontluchting aangesloten dient te zijn. Een los filter op het kleppendeksel is verboden. 1.8 Overlooptank koelvloeistof De overlooptank voor koelvloeistof is verplicht en dient deugdelijk gemonteerd te zijn. Minimale inhoud 500ml. 1.9 Smeersysteem Zowel OEM als dry-sump systemen toegestaan mits lekvrij. Alle componenten van het smeersysteem zoals olieleidingen, pompen, koelers etc. dienen zich buiten het rijderscompartiment te bevinden. Oliekoelers, relocation kits en/of accusump systemen zijn toegestaan mits deugdelijk bevestigd en vrij van bewegende delen. Leidingen die zich in de buurt van bewegende delen of de uitlaat bevinden moeten beschermt zijn met een stalen buis of afgeschermd worden door een schild. 1.10 Nitrous oxide systemen Nitrousoxide (NOS) inspuitsystemen zijn niet toegestaan. 2 Aandrijving 2.1 Aandrijflijn Zowel OEM als niet OEM voor, achter en vierwielaandrijving toegestaan. 2.2 Koppeling Uitsluitend alleen voetbediende koppelingen toegestaan. Bij bediening dient de koppeling de motor compleet te ontkoppelen van de versnellingsbak. 2.3 Versnellingsbak Zowel handgeschakelde, sequentiële of automatische versnellingsbak toegestaan. Bij voertuigen met een automatische versnellingsbak mag de auto niet gestart kunnen worden wanneer de auto in drive of reverse staat. 2.4 Aandrijfassen De aandrijfassen dienen geborgd te zijn en de as-hoezen lekvrij. 3 P a g i n a

3 Ophanging 3.1 Draagarm/fusee/stuurinrichting/stabilisatorstang Zowel OEM als niet OEM toegestaan. Kogels dienen geborgd te zijn. OEM draagarmen mogen niet verlicht worden. Draagarmen, kogels en stuurhuis dienen spelingvrij te zijn. 3.2 Schokbrekers Per wiel dient 1 goed werkende schokbreker (veer met demper) aanwezig te zijn. 3.3 Wielspacers/adapters Het gebruik van 1 wielspacer per wiel is toegestaan. Gebruik van 2 of meer spacers per wiel is verboden. Bij het gebruik van een wielspacer dient men er voor te zorgen dat de wielbout of moer tenminste 15mm in de hub of op de stud gedraaid kan worden als het wiel gemonteerd is. 3.4 Remmen Per wiel is minimaal 1 hydraulisch bediende rem verplicht. Het hydraulisch systeem dient gescheiden te zijn (voor-achter of diagonaal). Het systeem moet lekvrij zijn. Leidingen dienen in goede staat en beschermt te zijn tegen doorschuren door zowel bewegende als scherpe delen. Leidingen en koppelingen mogen zich in het rijderscompartiment bevinden. Een hydraulische handrem, rembekrachtiger en/of pedalbox, is toegestaan. Remschijven dienen vrij van scheuren en van voldoende dikte te zijn. 3.5 Wielen De wielen (combinatie velg en band) mogen per kant maximaal 30mm buiten de spatbordrand uitsteken. Afdekkapjes voor wielbouten dienen verwijderd te zijn voor de keuring en tijdens de race. Alle wielmoeren of bouten moeten aanwezig zijn en op draaimoment, volgens specificaties van de fabrikant, aangedraaid zijn. 3.6 Banden Alleen personenwagenbanden met een ECE en/of DOT Keurmerk zijn toegestaan. Minimale snelheidsindex H (210km/h). Tijdens de keuring moet de profieldiepte minimaal 2mm bedragen over het hele profiel. 4 P a g i n a

4 Chassis 4.1 Constructie Uitsluitend fabriekschassis toegestaan. Buizen chassis/silhouette auto s zijn verboden. 4.2 Modificaties chassis Modificaties aan het chassis zijn toegestaan mits hierbij de sterkte en veiligheid van het chassis niet in gevaar komt. Magnesium mag niet in het plaatwerk of chassis verwerkt zijn. 4.3 Deuren Er dienen minimaal 2 van binnen en buiten te openen deuren aanwezig te zijn. Deuren mogen vervangen worden voor lichtgewicht exemplaren, echter dient een 6 punts rolkooi met doorbars gemonteerd te zijn volgens voorwaarden artikel 4.6. 4.4 Motorkap De OEM motorkap mag vervangen worden voor een lichtgewicht uitvoering. Een luchtinlaat is toegestaan mits dit het zicht van de rijder niet belemmerd. 4.5 Schutbord Het voertuig dient een schutbord te welke de motorruimte compleet afsluit van het rijderscompartiment. 4.6 Rolbeugel/rolkooi Een degelijke 6 punts rolkooi is verplicht. Aangeraden is deze te construeren volgens de FIA/KNAF eisen (keurmerk niet verplicht).voor afmetingen en tekeningen zie Annex J van het FIA jaarboek of artikel 4.6 van het Extreme reglement. De buizen rond de bestuurder dienen bedekt te zijn met een zachte beschermlaag. Zgn. rolkooipadding met of zonder FIA keur. 4.7 Voorruit De voorruit dient in goede conditie te verkeren. Deze mag scheuren bevatten indien deze het zicht van de bestuurder niet belemmeren. De voorruit mag vervangen worden door polycarbonaat (lexaan, macrolon) van tenminste 4mm dik. Plexiglas is verboden. 4.8 Zij- en achterruiten Zij- en achterruiten dienen in goede conditie te verkeren. Deze ruiten mogen vervangen worden door lichtgewicht polycarbonaat (lexaan, macrolon) varianten. Plexiglas is verboden. 4.9 Aerodynamica Mits deugdelijk bevestigd zijn spoilers, airdams, sideskirts, wings, splitters, diffusers, scoops en underbody s toegestaan. 5 P a g i n a

4.10 Spiegels Het voertuig dient van minimaal twee zijspiegels voorzien te zijn. 4.11 Ballast Ballast is toegestaan mits deugdelijk gemonteerd. 4.12 Sleepogen Het voertuig moet voorzien zijn van zowel voor als achter een sleepoog. Deze dient duidelijk aangegeven te worden met een contrasterende pijl. 5 Interieur 5.1 Bekleding Verwijderen van zij, achter en deurpanelen is toegestaan mits alle gaten en scherpe delen in de nabijheid van de rijden afgeschermd/afgetaped zijn. De achterbank mag verwijderd zijn. Het dashboard mag vervangen worden door een andere variant. 5.2 Stoelen Alleen zgn. kuipstoelen met FIA keurmerk toegestaan (mag verlopen zijn). Deze dienen deugdelijk bevestigd, in goede conditie en spelingvrij te zijn. 5.3 Gordels Het voertuig dient minimaal voorzien te zijn van een FIA gekeurde (mag verlopen zijn) 5 puntsgordel, deugdelijk zijn bevestigd aan het chassis op OEM punten of middels een FIA gordelplaat en oog. Montage aan de rolkooi toegestaan. De gordels dienen in goede staat te verkeren. 5.4 Stuur OEM en niet OEM stuur en snap-off toegestaan. Het stuur dient in goede conditie te verkeren en deugdelijk bevestigd te zijn. 5.5 Brandblusser/brandblussysteem Een brandblusser of blusinstallatie is verplicht en moet binnen handbereik van de bestuurder zijn geplaatst. De minimale inhoud van de blusser is 1 liter. Alleen poeder, schuim en CO2 blussers zijn toegestaan. Let op! De houdbaarheidsdatum mag niet verstreken zijn. 6 P a g i n a

6 Electronica 6.1 Accu De accu dient deugdelijk bevestigd te zijn (spanbanden toegestaan). De polen dienen afgedekt te zijn. Indien de accu zich in het rijderscompartiment bevind, dient deze in een vloeistofdichte bak te zijn geplaats, met uitzondering van zgn. gelaccu s. 6.2 Verlichting Minimaal 1 werkend voor én achterlicht verplicht alsook werkende rem- en (achter) knipper lichten. 6.3 Ruitenwissers Bij regen dienen voor ruitenwissers werkend en aanwezig te zijn. 6.4 Killswitch Een werkende killswitch is verplicht. Het doel van de killswitch is het onderbreken van het gehele stroomcircuit met daarmee de brandstofpomp en motor in het geval van een ongeval of brand. De killswitch dient van buiten de auto bedienbaar te zijn. Hierdoor kan de marshall in het geval van een ongeval de stroom, en daarmee de motor en brandstofpomp, uitschakelen. Zowel elektrische (relais) als mechanische (T-pull kabel) bediening van de switch is toegestaan maar moet aangeduid worden met een aan/uit sticker aan de buitenzijde. Einde technisch reglement. Voor vragen neem contact op via timeattack@402automotive.com 7 P a g i n a