Richtlijn Visus en oogafwijkingen in relatie tot sportbeoefening



Vergelijkbare documenten
Bril- of refractie-afwijking

refractie-afwijking patiënteninformatie

Orthoptie. Stéphanie Oostrom, orthoptist

Orthoptie bij kinderen

Bril- of refractieafwijking

BDS-protocol. JGZ-richtlijn Herziene Richtlijn Opsporing Visuele Stoornissen 0-19 jaar

Oogheelkunde. Orthoptie

Verwijzing naar de orthoptist

TRANSMURAAL PROTOCOL OOGHEELKUNDE

Herziene Richtlijn Opsporing Visuele Stoornissen 0-19 jaar

Heeft u astigmatisme? U ontdekt het met deze test!

het zien zicht op van uw leerlingen Oogproblemen: U kunt ze vaak bij uw leerlingen herkennen. Zorg dat een vervolgstap geïnitieerd wordt!

Amblyopie. Verminderd gezichtsvermogen

Onderzoek van dieptezicht en oogstand: Wat is zinvol in het CLB? Dr. Cécile GUERIN Wetenschappelijk medewerker VWVJ

Scheelzien, een lui oog en sterkteafwijkingen

Maatschap Oogheelkunde/orthoptie. Verschillende brilsterktes (kinderen)

Brilafwijkingen. Afdeling Oogheelkunde

Kinderoogheelkunde. Duodagen IJsselland Ziekenhuis 7 & 8 april 2016

Refractie. Refractieve afwijkingen. Emmetroop oog. Snel Filip 1. Als emmetroop oog nemen we een totale sterkte van 60D. Emmetroop Myoop Hypermetroop

Amblyopie. Waarom screenen? Wanneer screenen? Dr. Kris Broeckaert VWVJ

Scheelzien is niet enkel een esthetisch probleem

Lees dit eerst als u (bijna) ALLES over de standaard Visus wil weten IN EEN MUM VAN TIJD!

Richtlijn JGZ-richtlijn Opsporing visuele stoornissen

Amblyopie. (lui oog)

Er bestaan verschillende soorten refractie-afwijkingen: Myopie Hypermetropie Astigmatisme Anisometropie

Brilafwijkingen. Afdeling Oogheelkunde. Locatie Purmerend/Volendam

Toetsstation. Diagnostisch refractioneren

4. OOGSTAND 4.1. ALGEMENE DOELSTELLING

Waarom zien veel mensen onscherp?

ONDERZOEK VAN DE OOGSTAND

TOEPASSING VAN DE AANBEVELINGEN OP DE HUIDIGE CLB-CONTEXT

Scheelzien, luie ogen en brillen bij kinderen

Refractie-afwijking. Deze folder biedt in informatie over niet-scherp zien ten gevolge van een refractie-afwijking en de mogelijke correctiemiddelen.

VAARDIGHEIDSTRAINING: ONDERZOEK VAN DE OOGSTAND. VWVJ Standaard Visus. Mirjam VAN LAMMEREN Orthoptist KULeuven Dienst oogziekten - Strabologie

Voorwaarden opdat de richtlijn rond Visus werkt ofwel Wat doen als ze niet werkt

TOEPASSING VAN DE AANBEVELINGEN OP DE HUIDIGE CLB-CONTEXT

Een bril bij kinderen. Oogheelkunde

Wat is scheelzien? Er wordt gesproken van scheelzien wanneer de beide ogen onbedoeld niet op het zelfde punt gericht staan.

Een bril. Oogheelkunde. alle aandacht

Datum 23 november 2018 Betreft Definitief advies als bedoeld in artikel 114 Zorgverzekeringswet Zaaknummer Onze referentie

Richtlijn JGZ-richtlijn Opsporing visuele stoornissen

Een bril. Oogheelkunde. Locatie Hoorn/Enkhuizen

Refractie afwijkingen. Niet scherp zien ten gevolge van refractie afwijkingen

Lees dit eerst als u (bijna) ALLES over de standaard Visus wil weten IN EEN MUM VAN TIJD!

Niet scherp zien Als gevolg van een refractieafwijking. Poli Oogheelkunde

Niet scherp zien door een refractieafwijking.

De weg naar een screeningsprogramma voor de gezichtsscherpte. Karel Hoppenbrouwers JGZ KUL - VWVJ

TOA-dag Oogheelkunde. R.P.W. de Boer, oogarts 13 oktober 2017

De werking van het oog

Catelijne Wierenga GGD Gooi & Vechtstreek Postbus AG BUSSUM. Onderwerp: Rechtstreeks verwijzen door de jeugdartsen.

Refractieafwijkingen vormen de frequentste visuele afwijking bij adolescenten

Wat moet je weten over Femto-LASIK? Ooglaserchirurgie van dichtbij bekeken. Patiënteninformatie

Richtlijn Opsporing visuele stoornissen (2010)

Oogheelkunde. adviezen. refractieafwijking. na een hernia-operatie. (bril, contactlens of operatie) ZorgSaam

LUI OOG AMBLYOPIE 853

Correctie van ons zicht met laserbehandeling

Nystagmus. Poli Oogheelkunde

Scheelzien. Oogheelkundig centrum

Richtlijn Opsporen oogafwijkingen (2019)

Oogheelkunde. Patiënteninformatie. Brilsterkte bij kinderen. Slingeland Ziekenhuis

Slechter zien door een refractieafwijking

Contactlenzen (Algemeen)

NVAB Richtlijn Computer Werk, klachten met zien

Niet scherp zien door een refractieafwijking

Ooglidchirurgie bij ptosis

cvz Ons kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer ZA/ , versie 2 (020)

Een bril Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Richtlijn Opsporing visuele stoornissen (2010)

Aangeboren of op jonge leeftijd verworven cataract (staar)

Lees dit eerst als u (bijna) ALLES over de standaard Visus wil weten IN EEN MUM VAN TIJD!

Ops.visuele stoorn SAMENV :59 Pagina I. jgz-standaard Opsporing visuele stoornissen 0-19 jaar

Refractie-afwijking. Afdeling Oogheelkunde. Locatie Purmerend/Volendam

Oogheelkunde. Refractiechirurgie. Het Antonius Ziekenhuis vormt samen met Thuiszorg Zuidwest Friesland de Antonius Zorggroep

PATIËNTENINFO. Contactlenzen. Oogheelkunde

Lui oog (Amblyopie) Mensen zien. Mensen laten zien.

Rapport /2010 E.J.C. Coenen-van Vroonhoven et al. JGZ-richtlijn Opsporing visuele stoornissen 0-19 jaar Samenvatting

De orthoptische patient in uw stoel

MULTIFOCALE IMPLANTLENZEN

Hangend ooglid bij kinderen (congenitale ptosis)

Inhoudsopgave INLEIDING ACHTERGRONDEN

REFRACTIECHIRURGIE. G. van Rij

Atropine oogdruppels ter voorkoming/afremming van hoge myopie

Visusonderzoek in het buitengewoon onderwijs:

Anamnese en onderzoek

Scheelzien en het luie oog

Myopie (bijziendheid)

INFORMATIEBROCHURE REFRACTIEVE CHIRURGIE

Achterste glasvochtmembraanloslating

Scheelzien. Oogheelkunde. alle aandacht

Een bril. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Keratoconus (kegelvormig hoornvlies)

Monovision. Prof.dr. Dick van Norren UMC Utrecht

St. Antonius Ziekenhuis

INTERVISIE STANDAARD VISUS : Standaard Visus in een notendop

Het OMC licht u graag uitgebreid voor over: Orthoptie

Skillslab handleiding. Academiejaar

Als uw patiënt ze ziet vliegen..

Het rode oog: SPOED of niet spoed?

1 Inleiding Wat is cataract? Ouderdomsstaar Wanneer behandelen Behandeling Voor de operatie...

Rijgeschiktheid TOA 2007

Transcriptie:

Richtlijn Visus en oogafwijkingen in relatie tot sportbeoefening 1. Algemeen Deze richtlijn richt zich op bepaling van de visus en inschatting van oogafwijkingen in relatie tot sportbeoefening als onderdeel van een sportmedisch onderzoek. Doel is om dit onderdeel van een sportmedisch onderzoek te standaardiseren met betrekking tot uitvoering en interpretatie. Daarbij is uitgegaan van bestaande evidence en consensus waardoor een juiste, duidelijke en uniforme advisering en handelwijze mogelijk wordt gemaakt. Wat betreft de ogen kunnen beperkingen bij sportbeoefening voorkomen door: verminderde visus; verhoogd risico (myopie, intraoculaire pathologie, etc.). Bij verminderde visus zal het enthousiasme om aan bepaalde sporten deel te nemen zich meestal zelf reguleren. Over het algemeen zal bij een visus tot tenminste 0,5 op het beste oog normaal kunnen worden deelgenomen aan het onderwijs, de sport en het arbeidsproces. Een verhoogd risico bij sportbeoefening lopen de hoog-myopen (d.w.z. sterker dan S - 6). Sporten, waarbij plotselinge compressie (+ decompressie) kan optreden, zoals bij judo, boksen, waterpolo en duiken van de hoge springplank, moeten worden ontraden i.v.m. het verhoogde gevaar van ablatio retinae. In het algemeen moet zéér intensieve sportbeoefening door hoog-myopen worden vermeden. Als familiair ablatio retinae voorkomt, verdient het aanbeveling ook bij lichtere myopie de toestand van de retina door de oogarts te laten beoordelen, alvorens tot sportadvisering over te gaan. Bij amblyopie (visus van 0,3 of minder en niet corrigeerbaar) zijn eventuele beperkingen gericht op bescherming van het goede oog. Het ontbreken van binoculair dieptezien zal een (lichte) handicap vormen of het spelplezier bederven bij die sporten, waarbij het zuiver schatten van afstanden (op kleiner dan 1 meter) noodzakelijk is, zoals b.v. bij tennissen, badminton enz. Bij het sporten (ook tijdens de gymnastieklessen op school) zouden brildragers verplicht moeten worden een sportbril te dragen (onbreekbare glazen, vervormbaar montuur). Aan het dragen van contactlenzen tijdens sport zijn geen specifieke nadelen verbonden. Mogelijk kan het grotere verliesrisico een probleem worden. 2. Anamnese klachten van de visus of de ogen; informeren naar behandeling (heden, verleden) door een oogarts (intraoculaire afwijkingen, intraoculaire operaties, brilcorrectie bij myopen); familie-anamnese (met name ablatio retinae). 3. Onderzoek 3.1. Inspectie van de ogen 3.1.1. Hulpmiddel Oplaadbaar- of batterijlampje.

3.1.2. Methodiek inspectie van pupil, iris, sclerae, oogleden en slijmvliezen oogbewegingen: a. fixeren b. volgbewegingen: hoofd van de sporter bij de kin vasthouden; sporter moet vinger of voorwerp volgen terwijl deze vinger of dit voorwerp heen en weer en op en neer beweegt op een afstand van ong. 40 cm vóór de ogen (H-beweging, cirkelbeweging, kruisbeweging) c. convergeren: vinger of voorwerp naar de neus van de sporter bewegen; oogstand spontaan; oogstand bij cover-test: sporter moet kijken naar vinger of voorwerp; met de andere hand wordt afwisselend het ene en het andere oog bedekt. Bij scheelzien zal een instelbeweging worden waargenomen van één of beide ogen; lichtreflex; pupilreflex; correctie met positieve glazen wordt alleen verricht bij hoofdpijnklachten en andere hypermetrope klachten. 3.2. Visus 3.2.1. Benodigdheden ruimte van minimaal 5 meter lengte (bij gebruik van spiegels 2,5 meter); goede verlichting (500-1.000 Lux); visuskaart (Landoltringen, E-haken, Amsterdamse plaatjeskaart); stenopeïsche opening en desgewenst pasmontuur met voorzetlenzen; plastic occlusiebril met kleefstrip of ooglapje. NB: Bij het ophangen van de visuskaart moet té contrastrijke omgeving, spiegeling etc. vermeden worden. 3.2.2. Methodiek voor een betrouwbare bepaling van de visus is een gestandaardiseerde meetmethode onontbeerlijk; sporter zit of staat op een afstand van 5 meter van de visuskaart (bij gebruik van spiegels is afstand kindlvisuskaart tot spiegel 2,5 meter); visuskaart is helder en gelijkmatig verlicht door 2x 100 Watt Astraluxlampen met wijde spreidingshoek; sporter wijst stand met optotypen aan met de hand of vinger of instrument, of het benoemt de stand (gat boven, onder raamkant etc.); NB: aanduiding..links" of..rechts" werkt verwarrend. sprongsgewijs naar kleinere figuren gaan; bij foute benoeming is tweede aanbieding toegestaan, maar eerst de rij afmaken en eventueel pas terugkeren als de volgende rij met fouten gepaard gaat; de laatste groep elementen, die geheel foutloos is gelezen, wordt in decimalen genoteerd; eerst wordt het rechter oog beproefd, waarbij het linker oog zonder druk wordt bedekt; daarna volgt het linker oog en tenslotte beide ogen tegelijk. Draagt de sporter een bril dan eerst het onderzoek met de bril op verrichten; desgewenst kan onvoldoende visus worden gecorrigeerd met negatieve voorzetlenzen (te beginnen met S - 1). 3.3. Dieptezien (binoculair) 3.3.1. Benodigdheden TNO test for stereoscopie vision, en/of Fly-test.

3.3.2. Methodiek sporter zet testbril op (bij brildragendesporters over de eigenbril) en krijgt de platen aangeboden op een afstand van 40 cm; belichting: helder daglicht of Philips daglichtlamp of TL-buis no 57; bij de TNO test wordt gevraagd: zie je nog een vlinder, waar zie je de grootste bal?, etc.; bij de Fly-test wordt gevraagd de vleugels van de vlieg te pakken. Bij twijfel meerdere platen aanbieden. NB: Neutrale opstelling is belangrijk, d.w.z. niet laten blijken of de test al of niet goed wordt afgelegd. 3.4. Kleuronderscheidingsvermogen 3.4.1. Benodigdheden Ishiharatest voor oudere en voor jongere sporters. 3.4.2. Methodiek testplaten tonen op een afstand van ong. 75 cm (boek op tafel, proefpersoon laten staan); belichting: helder daglicht of Philips daglichtlamp van 60 Watt of TL-buis no. 57; sporter benoemt getallen of tekent langs de figuurtjes. 4. Overzicht meest voorkomende afwijkingen 4.1. Ogen 4.1.1. Afwijkingen van de oogstand en oogbewegingen 4.1.2. Afwijkingen van pupil, iris en cornea 4.1.3. Ontstekingen (..rood oog") 4.1.4. Afwijkingen van de oogleden 4.1.4.1. ontstekingen 4.1.4.2. afwijkingen van de stand 4.2. Visusafwijkingen 4.2.1. Myopie 4.2.2. Amblyopie 4.2.3. Hypermetropie 4.2.4. Astigmatisme 4.2.5. Intraoculaire oorzaken 4.3. Gestoord dieptezien 4.4. Gestoord kleurenonderscheidingsvermogen NB: Afwijkingen van het gezichtsveld blijven onbesproken; deze worden doorgaans niet door de sportarts onderzocht. 5. Omschrijving van de afwijkingen en het beleid t.a.v. sport Bij pathologie in het oog (zoals ernstige congenitale of erfelijke afwijkingen) en na intraoculaire operaties (na traumata, implantlenzen), zal altijd eerst het advies van de behandelend oogarts moeten worden ingewonnen teneinde tot een verantwoorde sportadvisering te kunnen komen.

Bij refractie-afwijkingen, waarvoor het permanent dragen van een bril noodzakelijk is, moet tijdens het sporten (ook tijdens de gymnastieklessen op school) een sportbril (onbreekbare glazen, vervormbaar montuur) geadviseerd worden. 5.1. Ogen 5.1.1 Afwijkingen van oogstand en oogbewegingen 5.1.1.1. Scheelzien: strabismus convergens; strabismus divergens; Onderscheiden: manifest of latent (covertest); alternerend of niet. Gaat meestal gepaard met hypermetropie. Cave: amblyopie! Actie: manifest strabisme verwijzen, indien nog niet bekend. 5.1.1.2. Afwijkingen van de oogbewegingen: nystagmus; één of beide ogen volgen niet in het horizontale of verticale vlak. Actie: indien nog niet bekend, verwijzen. Sport: advisering in overleg met behandelend oogarts. 5.1.2. Afwijkingen van iris, pupil en cornea iris: vormafwijkingen, kleurafwijkingen; pupil: mydriasis, miosis, pupilreflex; cornea: keratoconus, ontstekingen, troebelingen. Actie: indien nog niet bekend, verwijzen. Sport: bij ernstige afwijkingen advies vragen aan behandelend oogarts. 5.1.3. Ontstekingen ("rood oog") Actie: verwijzen. Sport: na behandeling meestal geen beperkingen. NB: Bij irritatie van de conjunctivae in gechloreerd water in zwembaden wordt het dragen van een "chloorbrilletje" geadviseerd. 5.1.4. Afwijkingen van de oogleden 5.1.4.1. Ontstekingen: hordeolum ("strontje"); dacrocystitis; chalazion; blefaritis: rode schilferige randjes. Actie: bij klachten verwijzen. 5.1.4.2. Afwijking van de stand: ptosis: hangend boven-ooglid, meestal een congenitale afwijking. Actie: afhankelijk van de ernst of bij klachten verwijzen. 5.2. Visusafwijkingen 5.2.1. Myopie of bijziendheid (meestal bij oudere kinderen) de visus verbetert aanzienlijk (factor 2) met kijken door stenopeïsche opening of met negatieve lenzen. Actie: visus op beide ogen kleiner of gelijk aan 0,5: verwijzen

Sport: bij myopie groter dan S - 6, i.v.m. het verhoogde risico van ablatio retinae: géén sporten als judo, boksen, waterpolo; niet duiken van hoge springplank; in het algemeen géén intensieve sportbeoefening (zware, frequente trainingen en/of wedstrijden). Bij lichtere myopie + belaste familie-anamnese wat betreft ablatio retinae (netvliesgaten): sportadvies in overleg met behandelend oogarts. 5.2.2. Amblyopie of "lui oog" niet corrigeerbare visusvermindering van één oog. Actie: visus op één oog kleiner of gelijk aan 0,5: verwijzen. Sport: alle sporten zijn in principe toegestaan: bij diepe amblyopie: risico's voor het niet amblyope oog vermijden; in overleg met behandelend oogarts al dan niet adviseren van een veiligheidsbril tijdens de sportbeoefening. 5.2.3. Hypermetropie of oververziendheid De gebruikelijke visusbepaling is meestal ongestoord. Wordt door de sportarts alleen geconstateerd indien de hypermetropie gepaard gaat met strabismus convergens of met hoofdpijnklachten (t.g.v. te sterke accommodatie bij dichtbij zien). Actie: bij hypermetropie met klachten, indien nog niet bekend bij oogarts, verwijzen. 5.2.4. Astigmatisme Refractie-afwijking, waarbij de breking van de cornea niet in alle richtingen gelijk is. De visusvermindering die hierdoor optreedt kan niet verbeterd worden met Slensjes, wel verbetering bij kijken door stenopeïsche opening. NB: Astigmatisme kan gepaard gaan met myopie of hypermetropie. Actie: visus kleiner of gelijk aan 0,5 op beide ogen: verwijzen. Sport: meestal geen beperkingen. 5.2.5. Intraoculaire oorzaken Afwijkingen van de media en de fundus, al dan niet gepaard gaande met visusafwijkingen, intraoculaire operaties enz. Actie: geen; vrijwel altijd reeds bekend bij oogarts. Sport: advisering in overleg met behandelend oogarts. 5.3. Gestoord dieptezien Hieronder wordt verstaan een stoornis in het binoculair dieptezien. Deze treedt meestal op ten gevolge van strabismus, amblyopie of sterke verschillen in refractie tussen beide ogen. Binoculair dieptezien is vooral nodig op een afstand kleiner dan 6 meter. Actie: geen, indien visus, oogstand, oogbewegingen, etc. normaal zijn; eventueel bij jonge kinderen jaarlijks de visus en oogstand controleren. 5.4. Gestoord kleurenonderscheidingsvermogen Actie: voorlichten over enkele beperkingen met betrekking tot de toekomstige beroepskeuze (piloot, treinconducteur, schilder).

Literatuur Henkes H, Baaien AThM van: Oogheelkunde voor de algemene praktijk (1976). Colenbrander MC, Winning CHOM von: Oogheelkunde (1980). Baaien, AThM van: Hoofdstukken uit de Leer der kinderoogziekten. Ned.Bib.Geneeskunde, 1979.