ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884



Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBZUT:2012:BV2125

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBGEL:2013:4039

ECLI:NL:GHARL:2014:3064

Het hoger beroep De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

ECLI:NL:GHDHA:2016:3990

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:GHARL:2015:2577

ECLI:NL:RBZUT:2005:AU3810

ECLI:NL:GHARN:2006:AX3957

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:GHAMS:2016:709

ECLI:NL:GHARL:2014:9415

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:RBNNE:2016:5552

ECLI:NL:GHARL:2013:4611

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBOBR:2014:1214

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBOVE:2015:3340

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733

ECLI:NL:GHARL:2014:9416

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9656

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:RBMNE:2017:469

ECLI:NL:RBALK:2010:BN9788

ECLI:NL:RBOVE:2017:1209

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

ECLI:NL:RBMNE:2015:5690

ECLI:NL:RBOVE:2015:1985

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:RBNNE:2014:2799

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBROT:2014:2715

ECLI:NL:GHDHA:2014:3838

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:GHARL:2013:4611

Uitspraak ECLI:NL:GHAMS:2012:BV9608

ECLI:NL:RBZUT:2008:BD0696

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBOVE:2016:5140

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:GHSGR:2011:BR4575

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBASS:2012:BW6312

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX4733

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:GHAMS:2011:BQ1659

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:RBMAA:2010:BN4824

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

ECLI:NL:GHSGR:2010:BN3621

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

ECLI:NL:RBZUT:2012:BX2401

ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ5655

Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622

ECLI:NL:RBNHO:2017:2863

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ4976

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

3 Eis officier van justitie De officieren van justitie mr. I.M. Muller en mr. M. Kappeyne van de Coppello hebben gevorderd:

ECLI:NL:GHSGR:2000:AD9850

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:RBGEL:2014:2835

ECLI:NL:GHARL:2014:10095

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid:

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

ECLI:NL:RBZUT:2010:BM8951

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek

ECLI:NL:GHAMS:2017:1213

ECLI:NL:RBSHE:2008:BG5264

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1193

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

ECLI:NL:RBUTR:2012:BV6656

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:RBGEL:2013:1486

ECLI:NL:GHDHA:2014:2351

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372

ECLI:NL:GHARL:2014:2223

Transcriptie:

ECLI:NL:RBZUT:2011:BT8884 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 21-10-2011 Datum publicatie 21-10-2011 Zaaknummer 06/940112-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig Inhoudsindicatie Rechtbank spreekt een drietal mannen vrij van mensenhandel en dwingen tot prostitutie van een vrouw uit Doetinchem. De vrouw heeft twee keer onder ede verklaard dat ze vrijwillig werkzaamheden in de prostitutie heeft verricht en daartoe niet is gedwongen door de verdachten. Hierdoor acht de rechtbank de beschuldigingen niet wettig en overtuigend bewezen. Zie uitspraken LJN BT8882 en BT8902 voor verdachten A en C. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK ZUTPHEN Sector Straf Meervoudige kamer Parketnummer: 06/940112-11 Uitspraak d.d.: 21 oktober 2011 Tegenspraak / dip VONNIS in de zaak tegen: [verdachte B], geboren te [plaats, 1980], wonende te [adres]. Raadsman: mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 oktober 2011. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: 1.

hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 13 februari 2011 te Doetinchem te Zwolle te Deventer, in elk geval (telkens) in Nederland in Duitsland, (lid 3 sub 1) tezamen en in vereniging met een ander of anderen een ander, te weten, [slachtoffer] (lid 1, onder 1 ) door dwang geweld één of meer (andere) feitelijkheden door dreiging met geweld andere feitelijkheden, door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht door misbruik van de kwetsbare positie, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer], (lid 1, onder 4 ) (telkens) met één of meerdere van de onder 1 van dit artikel genoemde middelen, te weten door dwang geweld één of meer (andere) feitelijkheden door dreiging met geweld andere feitelijkheden, door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht door misbruik van de kwetsbare positie die [slachtoffer] heeft gedwongen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid diensten de onder 1 van dit artikel genoemde omstandigheden enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte diens mededader(s) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid diensten, (lid 1, onder 6 ) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer], (lid 1, onder 9 ) (telkens) met één of meerdere van de onder 1 genoemde middelen, te weten door dwang geweld één of meer (andere) feitelijkheden door dreiging met geweld andere feitelijkheden, door fraude, afpersing, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht door misbruik van de kwetsbare positie

die [slachtoffer] heeft bewogen hem, verdachte diens mededader(s) te bevoordelen uit de opbrengst van haar seksuele handelingen met voor een derde, immers heeft verdachte diens mededader(s) (één of meermalen) -terwijl die [slachtoffer] een relatie met een medeverdachte had, -tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij altijd wel zin had dat ze daarmee veel geld kon verdienen dat hij, verdachte diens mededader(s) een miljoen wilden en dat hij, verdachte dat die [slachtoffer] dat geld voor hem kon verdienen -voorgesteld om op de tippelzone te gaan werken voorgesteld om in een club in Zwolle te gaan werken -tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze achter de ramen moest gaan werken gezegd dat die [slachtoffer] op de Bokkingshang (prostitutiegebied) nog meer geld kon verdienen dat het op de Bokkinghang veiliger was -die [slachtoffer] mishandeld -die [slachtoffer] naar (seks)club [naam club] de Bokkingshang gebracht gehaald -gecontroleerd hoeveel klanten die [slachtoffer] had en hoeveel geld ze daarmee had verdiend tegen die [slachtoffer] gezegd dat ze te weinig geld had verdiend -het door die [slachtoffer] verdiende geld ingenomen beheerd (deels) aangewend voor zijn/hun eigen gebruik -tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij, verdachte diens mededader(s) een boekhouder voor haar (die [slachtoffer]) zouden regelen dat ze hiervoor 1800 euro, althans een geldbedrag, af moest staan die [slachtoffer] mishandeld bedreigd -tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij diens mededader(s) nog een geldbedrag van 10.000 euro wilden hebben voor hun hulp -de mobiele telefoon privé-contacten privé-bezigheden van die [slachtoffer] gecontroleerd (teneinde haar privé-leven te kunnen beheersen) -die [slachtoffer] in een of meer woningen ondergebracht gehuisvest; art 273f lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 273f lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht art 273f lid 1 ahf/sub 6 Wetboek van Strafrecht art 273f lid 1 ahf/sub 9 Wetboek van Strafrecht

art 273f lid 3 Wetboek van Strafrecht art 273f lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 273f lid 3 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij in of omstreeks de periode van 20 december 2010 tot en met 31 december 2010 in de gemeente Doetinchem in de gemeente Oude IJsselstreek in de gemeente Montferland, althans in Nederland in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 1800 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte zijn mededader(s), welk geweld welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte diens mededader(s) (terwijl verdachte diens mededaders die [slachtoffer] zich in een auto bevonden waarbij die [slachtoffer] zich op de achterbank van die auto bevond) - tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze een bedrag van 1800 euro moest betalen voor de boekhouder die hij, verdachte diens mededader(s) had(den geregeld) - die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in haar gezicht heeft/hebben geslagen gestompt met kracht bij haar keel heeft/hebben gegrepen - aan die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft/hebben toevoegd: "We laten je ergens achter." "Ik ga je ergens in Duitsland dumpen.", althans woorden van gelijke dreigende aard strekking - (daarbij) de deuren van de auto heeft/hebben vergrendeld met die auto is/zijn weggereden; art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht Overwegingen ten aanzien van het bewijs Aanleiding van het onderzoek Op 9 februari 2011 heeft [moeder slachtoffer] telefonisch de politie in Doetinchem geïnformeerd dat haar dochter [slachtoffer] seksueel was misbruikt. [moeder slachtoffer] heeft zich vervolgens onder meer in gezelschap van haar dochter [slachtoffer] bij de politie in Doetinchem gemeld. Beiden vertelden dat [slachtoffer] door haar vriend [verdachte A] was geprostitueerd in Deventer. Verbalisant heeft daarop het onderzoek overgedragen aan de afdeling Mensenhandel en Prostitutie

(Mepro) in Apeldoorn. Tijdens een intakegesprek aldaar heeft [slachtoffer] verklaard dat ze door [verdachte A] in het gezicht was geslagen. In de periode van oktober 2010 tot 9 februari 2011 werd ze bovendien door hem gedwongen om in de prostitutie te werken. Ze moest haar verdiende geld afstaan en veertien uur per dag werken. Ze mocht geen contacten onderhouden met vrienden en ze werd losgeweekt van haar familie. Ook moest ze zich bij de Kamer van Koophandel laten inschrijven en een postadres nemen om te voorkomen dat haar familie argwaan zou krijgen omtrent haar werkzaamheden. Ze werd door [verdachte A] mishandeld en bedreigd, aldus [slachtoffer]. [verdachte A] had twee vrienden, genaamd [verdachte B] (verdachte) en [verdachte C]. Ze heeft deze twee personen 1.800,- moeten geven voor het leveren van diensten. Dit betrof het inhuren van een boekhouder, van wie ze geen gebruik wilde maken. Beide personen hebben haar ook wel naar haar werkplek in de prostitutie gebracht. [slachtoffer] heeft vervolgens aangifte van mishandeling en mensenhandel gedaan tegen verdachte en de medeverdachten [verdachte A] en [verdachte C]. Standpunt van het Openbaar Ministerie Ten aanzien van feit 1 meent de officier van justitie dat [slachtoffer] weliswaar verschillende verklaringen heeft afgelegd, maar dat haar uitleg over de intrekking van haar verklaring niet overtuigend is. Haar aangifte kan daarom worden gebruikt voor het bewijs. De aangifte wordt volgens de officier van justitie bovendien in voldoende mate ondersteund door hetgeen de verschillende getuigen verklaren over wat zij van [slachtoffer] hebben gehoord of over wat zij zelf hebben waargenomen betreffende de relatie tussen [slachtoffer] en [verdachte A] gedurende de ten laste gelegde periode. De officier van justitie heeft voorts betoogd dat voor een bewezenverklaring de volgende elementen van belang zijn: middelen, handelingen en het oogmerk van uitbuiting. Uitgaande van de aangifte en de bedoelde getuigenverklaringen meent de officier van justitie, dat voldaan is aan deze drie elementen: - middelen: er is gebruik gemaakt van dwang, misleiding, geweld en misbruik vanuit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht door verdachte en de medeverdachten [verdachte A] en [verdachte C] en afpersing door verdachte en [verdachte C]. Voor zover [slachtoffer] vrijwillig met de prostitutiewerkzaamheden is begonnen, is vervolgens de druk bij haar zodanig opgevoerd, dat zij daaraan geen weerstand kon bieden. - handelingen: [verdachte A] heeft [slachtoffer] geworven, verdachte en [verdachte C] hebben haar vervoerd. - oogmerk van uitbuiting door werken in de prostitutie en afdragen van het daarmee verdiende geld. De officier van justitie meent verder dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde bewezen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie betoogd dat [slachtoffer] bij haar verklaring is gebleven dat [verdachte C] haar tegen haar hoofd heeft geslagen, haar bij haar keel heeft vastgepakt en dat zij aan hem en verdachte geld moest betalen. Verdachte heeft haar niet fysiek aangeraakt, maar bestuurde de auto, gehoorzaamde [verdachte C] dat hij moest gaan rijden en sloot centraal de portierdeuren. De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde eveneens bewezen. Standpunt van de verdachte / de verdediging De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft betoogd dat [slachtoffer] onbetrouwbaar heeft verklaard. Hij vindt het onbegrijpelijk dat het Openbaar Ministerie tot vervolging is overgegaan en hij meent dat de tenlastelegging onder de maat en ondoordacht is. Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] bij de politie verklaringen heeft afgelegd met een verschillende strekking. Zo heeft zij tijdens het intakegesprek en vervolgens in haar aangifte verklaard dat zij zou zijn gedwongen tot prostitutie door verdachte en de medeverdachten [verdachte A] en [verdachte C]. Daarbij zou geweld zijn gebruikt en moest zij geld, een bedrag van 1.800,-, afstaan aan [verdachte C]. Op 19 februari 2011, enkele dagen na haar aangifte, is [slachtoffer] teruggekomen op haar aangifte en heeft ze verklaard dat ze in de zomer van 2010 het idee kreeg om in de prostitutie te gaan werken. Ze wilde veel geld verdienen. Ze heeft [verdachte A] over haar plannen verteld en [verdachte A] heeft contact gezocht met verdachte die in het wereldje van de prostitutie zou zitten en die hij kende uit de gevangenis. Tijdens een etentje heeft ze van verdachte en diens vriend [verdachte C] informatie gekregen. [slachtoffer] heeft de verklaring dat ze een bedrag van 1.800.- moest afstaan aan [verdachte C] en dat ze door [verdachte C] is geslagen ook ter terechtzitting gehandhaafd. Op 13 april 2011 heeft [slachtoffer] in het kader van een mini-instructie onder ede een verklaring afgelegd bij de rechter-commissaris. Ook is zij op de terechtzitting van 7 oktober 2011 onder ede als getuige gehoord. Haar verklaringen bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting houden kort samengevat in dat zij vrijwillig de prostitutie is ingegaan. Ze is daartoe niet gedwongen door verdachte noch door een van de medeverdachten. [slachtoffer] bleef bij haar verklaring dat ze twee dagen voor Oud & Nieuw door [verdachte C] is geslagen en 1.800,- aan hem moest afgeven. Mede gelet op het feit dat [slachtoffer] twee keer onder ede heeft verklaard dat ze vrijwillig werkzaamheden in de prostitutie heeft verricht en daartoe niet is gedwongen door verdachte en de medeverdachten, acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt dat er ten aanzien van de aangifte geen ondersteunend bewijs is. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de verklaringen van de getuigen telkens zijn gebaseerd op hetgeen [slachtoffer] heeft verteld ten tijde van het doen van aangifte terwijl zij later heeft verklaard dat de aangifte niet overeenkwam met de werkelijkheid. Met betrekking tot het verwijt van de officier van justitie dat omstreeks Oud & Nieuw 2010 in de auto van verdachte door [verdachte C] geweld is gebruikt tegen [slachtoffer] en zij onder dwang een bedrag van 1.800,- moest afgeven, overweegt de rechtbank dat ook dat niet kan worden bewezen. De verklaring van [slachtoffer] wordt ook hier wederom niet door andere bewijsmiddelen ondersteund. Verdachte en medeverdachte [verdachte C] hebben het geweld en het onder dwang afgeven van geld ontkend. Dat getuige [moeder slachtoffer], moeder van [slachtoffer], heeft verklaard dat ze een dikke plek bij het rechteroog van haar dochter heeft gezien, leidt niet tot een ander oordeel nu uit haar verklaring niet naar voren komt wanneer zij dat letsel heeft gezien. Nu een causaal verband niet zonder meer kan worden aangenomen tussen het incident in de auto omstreeks Oud & Nieuw en het door de moeder waargenomen letsel, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor dwang. De rechtbank acht gelet op het voorgaande de onder 2 ten laste gelegde afpersing evenmin bewezen. Vordering tot schadevergoeding De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van 3.827,49 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Beslissing De rechtbank: verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;

verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering. Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, Van der Mei en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2011.