VLAAMS PARLEMENT SCHRIFTELIJKE VRAGEN PASCAL SMET VLAAMS MINISTER VAN ONDERWIJS, JEUGD, GELIJKE KANSEN EN BRUSSEL Vraag nr. 73 van 7 november 2012 van MATTHIAS DIEPENDAELE Gaming Opleidingen Recentelijk heeft de Vlaamse Regering besloten om 750.000 euro uit te trekken om de productie van games in Vlaanderen aan te moedigen. Daartoe wordt binnen het Vlaams Audiovisueel Fonds een Gamefonds opgericht, dat steun moet bieden aan de gamesector. Een goede zaak, want er zit heel wat innovatief potentieel in Vlaanderen wat videospelletjes betreft. Voor de aandacht aan de gamingsector in het parlement verwijs ik o.a. naar het voorstel van resolutie betreffende de ondersteuning van de gamesector in Vlaanderen, aangenomen in plenaire vergadering op 9 juli 2008 (Stuk 1735 (2007-2008) Nr. 3). De gamingindustrie is wereldwijd nog steeds aan een opmars bezig en ondertussen blijft ook het belang van ontwikkelaars van videospelletjes, verdelers en aanverwante technische en creatieve functies in Vlaanderen groeien. Het Digimeter-rapport van IBBT (nu iminds) van 2012 spreekt boekdelen over de Vlaming als homo digitalis : 43 % van de Vlamingen bezit minstens één gaming toestel en allicht nog een veel groter aantal zoekt wel eens ontspanning in de vorm van een videospelletje op zijn computer, laptop, tablet of smartphone. We blijven in Vlaanderen wel op onze honger zitten wat betreft integrale opleidingen met betrekking tot gaming. Nederland kent momenteel een twintigtal van dergelijke afzonderlijke studierichtingen in het hoger onderwijs, Vlaanderen geen enkele. Uit het antwoord van de minister op mijn schriftelijke vraag nr. 648 van 29 juni 2012 blijkt dat aan de Hogeschool West-Vlaanderen een aanvraag werd ingediend om er een volwaardige bachelor-opleiding in de Digital Arts and Entertainment op te richten, maar die werd door de erkenningscommissie afgekeurd. Het is echter van groot belang dat ook aan lokaal talent de nodige ontwikkelingskansen worden gegeven. Het Gamefonds en een aangepaste opleiding kunnen hiertoe een goede aanleiding zijn. 1. Kan de minister een uitgebreide verklaring geven voor het feit waarom de erkenningscommissie de oprichting van een volwaardige opleiding Digital Arts and Entertainment aan de Hogeschool West-Vlaanderen negatief beoordeeld heeft? Kan de minister dit advies in zijn volledigheid overmaken? 2. Erkent de minister de nood om werk te maken van afzonderlijke afstudeerrichtingen toegespitst op gaming in het hoger onderwijs? Enkele bestaande opleidingen behandelen wel aspecten van gaming in hun curricula, maar momenteel bestaat er dus nog geen integrale opleiding met betrekking tot gaming. Zal de minister in dit kader een initiatief nemen, eventueel binnen het kader van het Gamefonds? Waarom wel/niet? ANTWOORD 1. In bijlage gaat mijn nota aan de Vlaamse regering met betrekking tot de aanvraag nieuwe opleiding voor de opleiding Digital Arts & entertainment aan de Hogeschool West Vlaanderen. De globale beoordelingen van de erkenningscommissie kan de vraagsteller hier tevens in terugvinden.
2. Zoals in bovengenoemde nota terug te vinden bestaan er dus weldegelijk aparte afstudeerrichtingen specifiek gericht op gaming en 3D toepassingen. Net het verzelfstandigen van deze afstudeerrichtingen tot een volwaardige opleiding werd in vraag gesteld bij het macrodoelmatigheidsonderzoek. Zoals ook in de nota wordt aangehaald staat of valt de wenselijkheid van een aparte opleiding met de verwachte transparantie over de competenties van de afgestudeerden en hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Net op die punten kon men geen afdoende garanties bieden. Zoals het macrodoelmatigheidsonderzoek echter ook uitwijst is het bestaande curriculum nog zeer jong en worden er kanttekeningen gemaakt of het wel opportuun is om zo n jonge disciplines zo snel te verzelfstandigen. Mogelijks heeft de opleiding gewoon wat meer tijd nodig om tot de nodige maturiteit te komen. BIJLAGE Nota aan de Vlaamse regering met betrekking tot de aanvraag nieuwe opleiding voor de opleiding Digital Arts & entertainment aan de Hogeschool West Vlaanderen VLAAMSE REGERING Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel Nota aan de leden van de Vlaamse Regering Betreft: oordeel van de Vlaamse Regering over de macrodoelmatigheid van de door de Hogeschool West-Vlaanderen voorgestelde nieuwe professionele bacheloropleiding bachelor in de digital arts en (het) entertainment en het Engelstalig equivalent Bachelor of Digital Arts and Entertainment 1. Toelichting De Hogeschool West-Vlaanderen heeft op 29 februari 2012, conform artikel 62 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen (Structuurdecreet) een aanvraag nieuwe opleiding ingediend bij de Erkenningscommissie voor volgende professionele bacheloropleiding bachelor in de digital arts en (het) entertainment met een Engelstalig equivalent Bachelor of Digital Arts and Entertainment. De Erkenningscommissie heeft op 29 mei 2012 voor deze opleiding een globaal negatief oordeel gegeven over de macrodoelmatigheid (cf. bijlage).
De Hogeschool West-Vlaanderen heeft overeenkomstig artikel 62, 4, van het Structuurdecreet gebruik gemaakt van de mogelijkheid om bij een negatief oordeel van de Erkenningscommissie een tweede aanvraag voor de toetsing van de macrodoelmatigheid van de voorgestelde opleiding in te dienen bij de Vlaamse Regering. Zij heeft deze tweede aanvraag op 13 juni 2012 ingediend (cf. dossier als bijlage). Vorig jaar werd door de Hogeschool West-Vlaanderen reeds een aanvraag macrodoelmatigheid ingediend voor deze opleidingen, zowel de Erkenningscommissie als de Vlaamse regering (tweede aanvraag) hebben een negatief oordeel gegeven. De Vlaamse Regering moet de macrodoelmatigheid van de opleiding op definitieve wijze beoordelen op grond van de volgende criteria (artikel 62, 3): 1. het bestaande aanbod van opleidingen; 2. het aantal studenten in dezelfde of aanverwante opleidingen; 3. de te verwachten vraag naar afgestudeerden hoger onderwijs in het algemeen en in de betreffende of aanverwante opleidingen in het bijzonder; 4. de maatschappelijke relevantie van de opleiding; 5. de door de instellingen gezamenlijk beschreven domeinspecifieke leerresultaten. De Vlaamse Regering moet haar definitieve oordeel aan het instellingsbestuur meedelen binnen een termijn van 30 kalenderdagen, die ingaat de dag na deze van ontvangst van de tweede aanvraag. Als de Vlaamse Regering het negatieve oordeel van de Erkenningscommissie bevestigt, eindigt de procedure. Als de Vlaamse Regering daarentegen positief over de macrodoelmatigheid oordeelt, kan de procedure voortgezet worden en kan het dossier voor de toets nieuwe opleiding aan de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie worden overgemaakt. Als de Vlaamse Regering haar oordeel niet binnen de termijn verstrekt, wordt het oordeel geacht positief te zijn. De datum van ontvangst van dit dossier is 13 juni 2012. Dit betekent dat de Vlaamse Regering uiterlijk op 13 juli 2012 haar oordeel voor deze aanvraag moet meedelen aan de Hogeschool West-Vlaanderen. 1.1. Oordeel van de Erkenningscommissie Het globaal oordeel over de macrodoelmatigheid voor de professionele bacheloropleiding bachelor in de digital arts en (het) entertainment met een Engelstalig equivalent Bachelor of Digital Arts and Entertainment luidt als volgt: Allereerst wenst de Erkenningscommissie te benadrukken dat zij het ten zeerste heeft gewaardeerd dat de aanvragers op alle vragen en/of opmerkingen die aan de orde zijn geweest naar aanleiding van de aanvraag van vorig jaar, een reactie gegeven hebben. Verder juicht zij ook toe dat het gevraagde overleg met de Karel de Grote- Hogeschool heeft plaatsgevonden. Desalniettemin geeft de Erkenningscommissie over de macrodoelmatigheid van de oprichting (verzelfstandiging) van de professionele Bachelor in de (D)digital (A)arts en (het) (E)entertainment (inclusief het Engelstalige equivalent: Bachelor of Digital
Arts and Entertainment) aan de Hogeschool West-Vlaanderen een globaal negatief eindoordeel. Dit oordeel stoelt op de volgende overwegingen: - de voorgestelde opleiding bestaat al als afstudeerrichting. Ook toen deze aanvraag vorig jaar voorlag, heeft de Erkenningscommissie al te kennen gegeven dat het verzelfstandigen van afstudeerrichtingen niet altijd wenselijk is. De transparantie van het aanbod wordt er immers niet door bevorderd. Dit klemt te meer daar het hier nog een zeer jonge opleiding betreft (sinds 2006-2007). Ook de visitatiecommissie 2009 heeft gewezen op het gevaar van vroege specialisatie; - in dit geval zijn er binnen de bestaande afstudeerrichting nu 467 studenten over het volledige opleidingstraject. De aanvraag gaat uit van in totaal 500 studenten in de nabije toekomst. Dat betekent dat er binnenkort ruim 100 studenten per jaar zullen afstuderen. En hoewel deze sector (game-bedrijvigheid) nieuw is, en daarbij ook sterk gegroeid is, heeft de Erkenningscommissie toch twijfel over de in de aanvraag gesuggereerde verdere doorgroei van de sector en bijbehorende werkgelegenheid voor een hoeveelheid jaarlijks afstuderenden van deze omvang; - hoewel de aanvraag veel aandacht geeft aan de sterk groeiende behoefte aan afgestudeerden op dit terrein, laat het overzicht van (124) afgestudeerden op dit terrein zien dat 16 procent (20 van de 124) van de alumni nog werkzoekend is of verder studeert. Verder werkt slechts 36,5 procent van de alumni in de gamesector. Dit lijkt vrij weinig in een sector waarvan de aanvraag claimt dat de nood hoog is. Deze cijfers vallen in ieder geval niet uit in het voordeel van verzelfstandiging; - hoewel er vanuit de hoek van verwante opleidingen zoals er momenteel een loopt bij de Karel de Grote-Hogeschool, geen fundamentele bezwaren tegen deze nieuwe opleiding komen, maakt de bovengenoemde Karel de Grote-Hogeschool het proviso dat zij niet akkoord is als de aanvrager de opleidingsonderdelen gaming en 3D zou proberen exclusief te claimen in het Vlaamse professionele onderwijslandschap. In het VLUHR-advies worden in de conclusie kritische kanttekeningen gemaakt bij de volgende vier onderwerpen: benaming, overleg, niche, en verzelfstandiging. De VLUHR gaf een positief advies over de domeinspecifieke leerresultaten. 1.2. Tweede aanvraag bij de Vlaamse Regering De Hogeschool West-Vlaanderen heeft op 13 juni 2012 (dag van ontvangst) een tweede aanvraag ingediend bij de Vlaamse Regering voor de toets macrodoelmatigheid voor de professionele bacheloropleiding bachelor in de digital arts en (het) entertainment met een Engelstalig equivalent Bachelor of Digital Arts and Entertainment (DAE). Deze tweede aanvraag omvat volgende documenten: - brief tweede aanvraag; - aanvraagdossier macrodoelmatigheid + bijlagen; - motivering tweede aanvraag;
1.3. Beoordeling van de tweede aanvraag Situering van de opleiding Binnen het studiegebied Industriële Wetenschappen en Technologie biedt de Hogeschool West-Vlaanderen de professionele bacheloropleiding multimedia en communicatietechnologie (MCT) aan. Eén van de afstudeerrichtingen is digital arts and entertainment (ingericht sedert het academiejaar 2006). In november 2010 keurde de Erkenningscommissie de aanvraag tot het inrichten van een Engelstalig equivalent Digital Arts and Entertainment goed. De opleiding concentreert zich exclusief op game development en interactieve 3D. De instelling stelt dat de opleiding zich richt op de interactieve 3D-sector, de gameindustrie en de digitale entertainmentsector. Het bestaande aanbod van opleidingen In Vlaanderen bestaan geen gelijkaardige opleidingen. Volgens de instelling is het aantal gelijkaardige opleidingen in het buitenland zeer beperkt. Een aantal opleidingen in Vlaanderen tonen raakvlakken, maar verdiepen zich niet voldoende in de materie om concurrerend of overlappend zijn. Binnen de Hogeschool West-Vlaanderen: - keuzetraject Digital Design en Media (Devine) binnen de bachelor in de multimedia en de communicatietechnologie: zeer gelijkaardig wat betreft de opbouw van het curriculum, maar de focus ligt hier op interactieve 2D-applicaties voor het web i.p.v. interactieve 3D-applicaties (games). Er is dan ook geen 3D-component aanwezig in het curriculum. Door het fundamentele verschil tussen 2D- en 3Dtechnologieplatforms is er weinig of geen inhoudelijke overlapping tussen beide curricula. De gebruikte werkvormen zijn wel grotendeels gelijkaardig. - bachelor in het industrieel productontwerpen: het ontwerpproces is deels gelijkaardig, maar in IPO wordt er gewerkt met tastbare/fysische prototypes terwijl in DAE alles virtueel is. Dit zorgt er dan ook voor dat IPO en DAE ver genoeg uit elkaar liggen. Binnen Vlaanderen - MAD-faculty Limburg: vanaf volgend academiejaar wordt een traject Game&Play ingericht binnen het hogere kunstonderwijs (audiovisuele kunsten): dit is slechts een beperkt keuzepakket t.o.v. de academische basiskunstopleiding binnen het domein van Media, Arts & Design. Die afstudeerrichting beperkt zich grotendeels tot de vormgeving van games en gaat niet in op het technische productieproces van games. - Traditionele kunstopleidingen bieden animatie aan, maar gezien het binnen DAE specifiek gaat over 3D-animaties voor games en game trailers, is de technische component zodanig verschillend ten opzichte van de traditioneel artistieke benadering, dat hier weinig tot geen overlapping is. De aanvrager is ervan overtuigd dat het DAE-curriculum inhoudelijk dusdanig specifiek is dat er een heel duidelijke profilering is ten opzichte van om het even welke andere opleiding in Vlaanderen. Naast de verzelfstandiging van een reeds
bestaande opleiding gaat het hier dus eigenlijk ook over het beschrijven van nieuwe DLR, die door de NVAO gevalideerd moeten worden. Het aantal studenten in aanverwante opleidingen De aangevraagde nieuwe opleiding is een verzelfstandiging van een al bestaande afstudeerrichting. DAE is in 2006 gestart met ongeveer 180 studenten. Sindsdien is het aantal voortdurend gestegen tot 467 (over de drie opleidingsjaren heen) studenten bij de aanvang van het academiejaar 2011-2012. Evolutie studentenaantallen bachelor MCT 2005-06 2006-07 2007-08 2008-09 2009-10 2010-11 2011-12 DAE 0 182 276 340 360 416 467 IPO 131 153 175 190 188 190 194 MCT 920 784 749 889 872 872 856 Eindtotaal 1051 1119 1200 1419 1420 1478 1517 Bron: Howest, document verzelfstandiging pba, p. 18 De te verwachten vraag naar afgestudeerden De voorgestelde nieuwe opleiding bestaat al sinds het academiejaar 2006-2007 als een afstudeerrichting binnen de PBA multimedia en communicatie en heeft over de hele duur van de driejarige bachelor een eigenstandig curriculum. De aanvraag is dus te zien als een verzelfstandigingsaanvraag. Sinds de start zijn de studentenaantallen sterk gegroeid. HOWEST heeft geen geactualiseerd onderzoek naar behoeften op de markt gedaan, maar verwijst naar de tewerkstellingspagina s bij de grote international game developer-bedrijven. Op regionaal vlak staat deze sector nog in zijn kinderschoenen. Initiatieven om de gamesector in Vlaanderen te ondersteunen bewijzen dat ook van beleidskant uit het potentieel van deze sector naar waarde wordt geschat. De omzet uit de gaming sector is vele malen groter dan die van de filmsector. 3D vindt zoveel toepassingen, onder meer in de filmsector en in vele andere sectoren, dat de behoefte aan hoogopgeleide 3D-specialisten alleen maar zal toenemen. De hooggespecialiseerde 3D-artists en game developers die DAE opleidt zijn breed inzetbaar en beantwoorden aan een reële behoefte van de maatschappij. De maatschappelijke relevantie van de opleiding HET DAE-curriculum biedt een unieke gelegenheid om Vlaanderen op de kaart te zetten van de creatieve, interactieve 3D-bedrijvigheid. Dit past binnen het streven van de regio Kortrijk om een sterke reputatie op het vlak van creatieve bedrijven uit te bouwen. Er is een accentverschuiving gaande van traditionele 3D naar stereoscopische 3D. De competenties die nodig zijn om stereoscopische 3D content en/of -applicaties te maken zijn niet zo fundamenteel verschillend ten opzichte van diegene die nodig zijn voor traditionele 3D. Dit zal de vraag naar studenten met het DAE-profiel verder doen toenemen op volgende vlakken: wetenschappelijke
innovaties op het vlak van nieuwe gebruikersinterfaces en 3D goes Mobile: platformen en technologieën zijn aan het fusioneren en creëren hierdoor nieuwe mogelijkheden. De door de instellingen gezamenlijk beschreven domeinspecifieke leerresultaten De VLUHR heeft een positief advies gegeven bij de beschreven domeinspecifieke leerresultaten. Advies van de associatie De Associatie Universiteit Gent gaf op 8 februari 2012 een positief advies over deze aanvraag. Conclusies op basis van de hiervoor besproken conclusies De Hogeschool West-Vlaanderen heeft op alle vragen en/of opmerkingen die aan de orde zijn geweest naar aanleiding van de aanvraag vorig jaar, een reactie gegeven. Het wordt ook toegejuicht dat het gevraagde overleg met de Karel de Grote- Hogeschool heeft plaatsgevonden. Howest geeft volgende antwoorden op de argumenten van de Erkenningscommissie: - De commissie verwijst naar het visitatierapport van 2009 waarin geadviseerd wordt om voorzichtig te zijn met verzelfstandiging. Helaas vermeldt de commissie niet dat ditzelfde rapport nadrukkelijk stelt dat verzelfstandiging zonder meer kan als blijkt dat de omstandigheden zulks noodzakelijk maken. Welnu: de wervelende ontwikkelingen in de communicatie en multimediasector bewijzen de noodzaak van een eigen curriculum dat specifiek op 3D applicaties gericht is. We maken de vergelijking met de zeer snelle doorbraak van de digitale camera en de gsm, die op minder dan tien jaar volledig en wereldwijd zijn ingeburgerd. De gewone gsm met enkel telefoon en sms-functie is op zijn beurt reeds verdreven door de smartphone met zijn vele applicaties. Het 3D gebeuren is in volle ontwikkeling. Het is cruciaal dat het hoger onderwijs anticipeert op en direct inspeelt op de behoeften van de maatschappij. DAE doet dit, geheel in overeenstemming met het advies van het visitatierapport. - De commissie focust zich op de game sector en betwijfelt de tewerkstellingsmogelijkheden en de verdere groei van de sector. Uit deze uitspraak blijkt helaas nogmaals dat de Erkenningscommissie niet vertrouwd is noch met de gaming sector, noch met de vele toepassingen van 3D. Nu reeds is de omzet uit de gaming sector vele malen groter dan die van de filmsector. 3D vindt bovendien zoveel toepassingen, onder meer in de filmsector, en zoals hierboven reeds aangehaald, ook in vele andere sectoren, dat de behoefte aan hoogopgeleide 3D specialisten alleen maar zal toenemen. We vergelijken het graag met ICT specialisten. Ook aan hun toekomstmogelijkheden werd ooit getwijfeld en heden ten dage hebben ze werk nog voor ze afgestudeerd zijn. - De commissie wijst erop dat 16% van de afgestudeerden nog verder studeert of werkzoekend is.
Howest wijst er met nadruk op dat slechts 6 van 109 afgestudeerden (5%!) die niet verder studeren, in de meting van januari 2012, zijnde vijf maand na afstuderen, werkzoekend zijn. Alle andere studenten hebben werk of hebben een eigen bedrijf opgestart. Howest heeft met bovenstaande argumentatie geprobeerd om het negatief oordeel over de macrodoelmatigheid van de voorgestelde nieuwe opleiding bachelor in de orthopedagogie te weerleggen. In tegenstelling tot de aanvraag vorig jaar heeft Howest nu wel aangegeven waarom door een verzelfstandiging van de afstudeerrichting de beroepsmogelijkheden van de afgestudeerden verbeterd zouden worden. Toch blijven wij er echter bij dat de transparantie van het aanbod hierdoor niet wordt bevorderd, zeker niet als het gaat om een nog zeer jonge opleiding zoals deze hier. Het overzicht van (124) afgestudeerden laat zien dat 16 procent (20 van de 124) van de alumni nog werkzoekend is of verder studeert. Slechts 36,5 procent van de alumni werkt in de gamesector. Toch een vrij klein deel voor een sector waar de nood aan afgestudeerden zo hoog zou zijn. Dit pleit niet voor verzelfstandiging. Ik stel dan ook voor een negatief oordeel te geven over de macrodoelmatigheid van de door de Hogeschool West-Vlaanderen voorgestelde nieuwe professionele bacheloropleiding bachelor in de digital arts en (het) entertainment en het Engelstalig equivalent Bachelor of Digital Arts and Entertainment. 2. Budgettaire weerslag Een oordeel over de macrodoelmatigheid van een voorgestelde nieuwe opleiding, al dan niet positief of negatief, genereert op zich geen nieuwe uitgaven. Een dergelijke beslissing is slechts een tussenstap in een proces dat pas na een positieve afloop van de Toets Nieuwe Opleiding (TNO) uitgevoerd door de NVAO, en enkel in dat geval, kan resulteren in een voorstel aan de Vlaamse Regering om een nieuwe opleiding te erkennen. Indien het oordeel van de Erkenningscommissie over de macrodoelmatigheid positief was geweest, dan wordt het dossier ook niet meer voorgelegd aan de Vlaamse Regering en kan de betrokken instelling de stap onmiddellijk zetten naar de NVAO voor de TNO. De beslissing van de Vlaamse Regering over de macrodoelmatigheid wordt ook niet beschouwd als een voorafname op de beslissing over de erkenning die de Vlaamse Regering eventueel later nog dient te nemen. Na de eventuele erkenning is er ook geen directe budgettaire weerslag. De nieuwe opleiding zal in dat financieringssysteem worden geïntegreerd, binnen de (financiële) contouren zoals die vervat liggen in het decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering van de werking van de hogescholen en universiteiten in Vlaanderen. In eerst instantie is het financieringsmodel een model ter verdeling van een op voorhand vastgesteld budget op het niveau van de instellingen (hogescholen en universiteiten) en, voor wat het onderwijsgedeelte betreft, op basis van studie- c.q. financieringspunten (het gewogen aantal opgenomen en verworven studiepunten
plus diploma's in een instelling). Het mechanisme verdeelt met andere woorden niet op het niveau van individuele opleidingen en voorziet dan ook niet in een automatische verhoging van het budget telkens er een nieuwe opleiding wordt erkend. Aanpassingen van het budget worden alleen gedreven door evoluties in het totale aantal onderwijsvragenden, over alle instellingen heen. De studiepunten c.q. financieringspunten die via deze opleiding worden gegenereerd, zullen overigens maar zeer geleidelijk in het model komen. (in het begrotingsjaar 2016 wordt slechts 1/5de van het aantal genereerde studiepunten meegerekend. De opleiding wordt daarenboven gradueel opgebouwd. Er zijn dus geen bijkomende, niet-voorziene budgettaire gevolgen verbonden aan een beslissing door de Vlaamse Regering over de macrodoelmatigheid van de voorgestelde nieuwe opleiding. De Inspectie van Financiën heeft op 29 juni 2012 een gunstig advies gegeven. Er is geen akkoord van begroting vereist omdat deze beslissing geen nieuwe uitgaven initieert. 3. Kwaliteit van de wetgeving 3.1. Taal- en wetgevingstechnisch advies Een tweede aanvraag voor een oordeel van de Vlaamse Regering over de macrodoelmatigheid moet niet worden voorgelegd voor taal- en wetgevingstechnisch advies. 3.2. RIA Er wordt met deze nota aan de Vlaamse Regering een beslissing gevraagd voor een aangelegenheid waarvoor een RIA-rapport niet noodzakelijk is. Met een oordeel over de macrodoelmatigheid treedt geen stijging of daling op inzake administratieve lasten. 4. Weerslag op de lokale besturen Het voorstel heeft geen weerslag op de financiën van de lokale besturen noch op personeelsvlak, noch op het vlak van de werkingsuitgaven, de investeringen en schuld, en de ontvangsten. 5. Weerslag op het personeel Het voorstel van beslissing heeft geen weerslag op het personeelsbestand en op het personeelsbudget, zodat het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, niet vereist is. 6. Voorstel van beslissing De Vlaamse Regering beslist:
1. een negatief oordeel te geven over de macrodoelmatigheid van de door de Hogeschool West-Vlaanderen voorgestelde nieuwe professionele bacheloropleiding bachelor in de digital arts en (het) entertainment en het Engelstalig equivalent Bachelor of Digital Arts and Entertainment ; 2. de minister te gelasten de Hogeschool West-Vlaanderen onverwijld op de hoogte te stellen van deze beslissing. Pascal Smet Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel