(Voor de EER relevante tekst)

Vergelijkbare documenten
Raad van de Europese Unie Brussel, 17 juli 2017 (OR. en)

Hierbij gaat voor de delegaties document D048897/03.

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

(Voor de EER relevante tekst)

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Hierbij gaat voor de delegaties document D048570/03.

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

(3) Het verslag bevat feedback over de ervaringen met de overgangsmaatregelen van Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie (4). In het verslag

Publicatieblad van de Europese Unie VERORDENINGEN

(Voor de EER relevante tekst)

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 juli 2017 (OR. en)

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 2 september 2008 (10.09) (OR. en) 12600/08 Interinstitutioneel dossier: 2008/0030 (COD) LIMITE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 juli 2012 (30.07) (OR. en) 12985/12 AGRILEG 120 CODEC 1993

(Voor de EER relevante tekst)

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 maart 2017 (OR. en)

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

L 165/8 Publicatieblad van de Europese Unie

Voor dierlijke producten verwijst dat begrip naar het land waarin het product geheel is verkregen, hetgeen, toegepast op vlees, betekent: het land waa

Hierbij gaat voor de delegaties document D049730/04.

L 329/26 Publicatieblad van de Europese Unie COMMISSIE

Publicatieblad van de Europese Unie

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Raad van de Europese Unie Brussel, 10 maart 2016 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 13 januari 2016 (OR. en)

Publicatieblad van de Europese Unie L 125/7

Publicatieblad van de Europese Unie L 274/3

Geconsolideerde TEKST

Publicatieblad van de Europese Unie

Raad van de Europese Unie Brussel, 17 mei 2017 (OR. en)

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst)

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

(Voor de EER relevante tekst)

RICHTLIJNEN. (Voor de EER relevante tekst)

Raad van de Europese Unie Brussel, 20 november 2014 (OR. en)

Publicatieblad van de Europese Unie

(Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad van de Europese Unie

Raad van de Europese Unie Brussel, 13 januari 2016 (OR. en)

(Voor de EER relevante tekst)

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

(Voor de EER relevante tekst)

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie L 326/3

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie L 77/25

(Voor de EER relevante tekst)

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Voor de EER relevante tekst)

voor alle diersoorten als toevoegingsmiddel voor diervoeding (Voor de EER relevante tekst)

(Voor de EER relevante tekst)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

L 249/20 Publicatieblad van de Europese Unie

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

(Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad van de Europese Unie VERORDENINGEN

Nr. 2018/775 (PB L 131 van , blz. 8)

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

Raad van de Europese Unie Brussel, 19 mei 2017 (OR. en)

Publicatieblad van de Europese Unie L 289/33

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 27 juli 2011 (OR. en) 13267/11 DE LEG 109

Publicatieblad van de Europese Unie L 266/3

L 330/14 Publicatieblad van de Europese Unie

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

(Voor de EER relevante tekst)

Hierbij gaat voor de delegaties document D043090/01.

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 december 2012 (13.12) (OR. en) 17675/12 DENLEG 120 SAN 328

(Voor de EER relevante tekst)

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 april 2017 (OR. en)

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

UITVOERINGSRICHTLIJN 2014/97/EU VAN DE COMMISSIE

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Raad van de Europese Unie Brussel, 14 februari 2017 (OR. en)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Ontwerp. VERORDENING (EU) nr. / VAN DE COMMISSIE

GEDELEGEERD BESLUIT (EU) / VAN DE COMMISSIE. van

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

(Voor de EER relevante tekst) (6) Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Transcriptie:

L 281/14 VERORDENING (EU) 2017/1972 VAN DE COMMISSIE van 30 oktober 2017 tot wijziging van de bijlagen I en III bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een programma van toezicht op Chronic Wasting Disease (CWD) bij hertachtigen in Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen en Zweden en tot intrekking van Beschikking 2007/182/EG van de Commissie (Voor de EER relevante tekst) DE EUROPESE COMMISSIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Gezien Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën ( 1 ), en met name artikel 23, eerste alinea, Overwegende hetgeen volgt: (1) Bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn voorschriften vastgesteld inzake de preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij runderen, schapen en geiten. Die verordening is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, en in een aantal specifieke gevallen op de uitvoer daarvan. (2) Chronic Wasting Disease (CWD) is een TSE bij hertachtigen, die in Noord-Amerika wijdverbreid is. Tot op heden zijn er geen gevallen van CWD op het grondgebied van de Unie gemeld, maar is de ziekte wel bij een rendier in Noorwegen vastgesteld, de eerste keer in april 2016. Noorwegen heeft vervolgens zijn programma van toezicht op CWD bij hertachtigen geïntensiveerd en heeft een aantal andere gevallen van CWD geconstateerd bij rendieren en elanden. (3) Op 2 december 2016 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies uitgebracht over Chronic Wasting Disease (CWD) bij hertachtigen (hierna het EFSA-advies genoemd) ( 2 ). Het EFSA-advies bevat aanbevelingen voor de tenuitvoerlegging van een driejarig programma van toezicht op CWD bij hertachtigen in landen van de Unie en van de EER met een rendier- en/of elandpopulatie (Estland, Finland, IJsland, Letland, Litouwen, Noorwegen, Polen en Zweden). Het EFSA-advies benadrukt dat een dergelijk driejarig programma van toezicht op CWD dient ter bevestiging of uitsluiting van de aanwezigheid van CWD in landen waar de ziekte nooit is aangetoond en in landen waar CWD is geconstateerd (tot op heden alleen Noorwegen), teneinde een schatting te maken van de prevalentie en geografische spreiding van CWD. (4) In artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is bepaald dat elke lidstaat op basis van actief en passief toezicht overeenkomstig bijlage III bij die verordening een jaarlijks programma voor toezicht op TSE's uit moet voeren. (5) De vereisten voor een driejarig programma van toezicht op CWD in Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen en Zweden moeten derhalve worden toegevoegd aan bijlage III, hoofdstuk A, bij Verordening (EG) nr. 999/2001, op basis van de aanbevelingen in het EFSA-advies. Die vereisten moeten worden beschouwd als het minimum waaraan de betrokken lidstaten moeten voldoen. Deze lidstaten kunnen evenwel hun respectieve programma's van toezicht op CWD verder verfijnen door ze aan te passen aan hun specifieke situatie. (6) Bovendien moeten de in het programma van toezicht op CWD te gebruiken laboratoriumprotocollen en testmethoden en de na de CWD-tests te nemen maatregelen worden toegelicht in bijlage III, hoofdstuk A, deel III. (7) Zoals aanbevolen in het EFSA-advies moet het driejarig programma van toezicht op CWD aan de ene kant gericht zijn op als landbouwdier gehouden en in gevangenschap levende hertachtigen, en anderzijds op wilde en semigedomesticeerde hertachtigen. Met het oog op de rechtszekerheid moeten definities van als landbouwdier gehouden en in gevangenschap levende hertachtigen, wilde hertachtigen en semigedomesticeerde hertachtigen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden ingevoegd. ( 1 ) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. ( 2 ) Scientific Opinion on Chronic wasting disease (CWD) in cervids, The EFSA Journal (2017);15(1):46.

L 281/15 (8) In artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 999/2001 is bepaald dat de lidstaten jaarlijks een verslag over hun activiteiten op het gebied van toezicht op TSE's bij de Commissie moeten indienen. In bijlage III, hoofdstuk B, deel I.A, bij die verordening is bepaald welke informatie de lidstaten in hun jaarverslag moeten opnemen, via regelmatige invoer in de TSE-databank van de EU en/of opname in het jaarverslag. Deel II van dat hoofdstuk bepaalt dat de EFSA de informatie moet analyseren die de lidstaten in hun jaarlijkse verslag opnemen, en jaarlijks een verslag moet uitbrengen over de trends en bronnen van overdraagbare spongiforme encefalopathieën in de Unie. Om ervoor te zorgen dat de desbetreffende gegevens door de betrokken lidstaten in de TSE-databank van de EU worden ingevoerd, en dus kunnen worden geïntegreerd en geanalyseerd in het overeenkomstig deel II van dat hoofdstuk jaarlijks door de EFSA te produceren syntheseverslag over TSE-bewaking, moeten rapportagevereisten met betrekking tot het driejarig programma van toezicht op CWD worden opgenomen in bijlage III, hoofdstuk B, deel I.A. (9) Beschikking 2007/182/EG van de Commissie ( 1 ) bevat voorschriften voor een onderzoek naar CWD bij hertachtigen dat van 2007 tot en met 2010 werd uitgevoerd. Aangezien dit onderzoek is afgerond, en om verschillen tussen de in bijlage I bij die beschikking vastgestelde definities in verband met toezicht op CWD en de definities in deze verordening te voorkomen, dient Beschikking 2007/182/EG te worden ingetrokken. De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 De bijlagen I en III bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. Beschikking 2007/182/EG wordt ingetrokken. Artikel 2 Artikel 3 Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 30 oktober 2017. Voor de Commissie De voorzitter Jean-Claude JUNCKER ( 1 ) Beschikking 2007/182/EG van de Commissie van 19 maart 2007 betreffende een onderzoek naar Chronic Wasting Disease bij hertachtigen (PB L 84 van 24.3.2007, blz. 37).

L 281/16 BIJLAGE De bijlagen I en III bij Verordening (EG) nr. 999/2001 worden als volgt gewijzigd: 1) In bijlage I wordt in punt 2 het volgende toegevoegd: o) als landbouwdier gehouden en in gevangenschap levende hertachtigen : dieren van de familie Cervidae die door de mens worden gehouden in een gesloten gebied; p) wilde hertachtigen : dieren van de familie Cervidae die niet door de mens worden gehouden; q) semigedomesticeerde hertachtigen : dieren van de familie Cervidae die door de mens worden gehouden, maar niet in een gesloten gebied.. 2) Bijlage III wordt als volgt gewijzigd: a) In hoofdstuk A wordt deel III vervangen door: III. TOEZICHT OP HERTACHTIGEN A. Driejarig programma van toezicht op Chronic Wasting Disease (CWD) 1. Algemeen 1.1. De lidstaten met wilde en/of als landbouwdier gehouden en/of semigedomesticeerde eland- en/of rendierpopulaties (Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen en Zweden) voeren een driejarig programma uit van toezicht op CWD bij hertachtigen, van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2020. De in het kader van dit programma uit te voeren TSE-tests vinden tussen 1 januari 2018 en 31 december 2020 plaats; de verzameling van monsters met het oog op het programma van toezicht kan evenwel in 2017 van start gaan. 1.2. Het driejarig programma van toezicht op CWD heeft betrekking op de volgende soorten hertachtigen: Noord-Europese rendieren (Rangifer tarandus tarandus); Finse bosrendieren (Rangifer tarandus fennicus); elanden (Alces alces); reeën (Capreolus capreolus); witstaartherten (Odocoileus virginianus); edelherten (Cervus elaphus). 1.3. In afwijking van punt 1.2 kan een lidstaat op basis van een aan de Europese Commissie voorgelegde gedocumenteerde risicobeoordeling een subset van de in dat punt vermelde soorten selecteren voor het driejarig programma van toezicht op CWD. 2. Steekproefopzet 2.1. De in punt 1.1 genoemde lidstaten moeten primaire steekproefeenheden vaststellen, die van toepassing zijn op alle gebieden waar populaties hertachtigen aanwezig zijn, met gebruikmaking van ten minste de volgende elementen: a) voor als landbouwdier gehouden en in gevangenschap levende hertachtigen wordt elk bedrijf en elke faciliteit waar hertachtigen in een ingesloten gebied worden gehouden, beschouwd als een primaire steekproefeenheid; b) voor wilde en semigedomesticeerde hertachtigen worden primaire steekproefeenheden geografisch gedefinieerd op basis van de volgende criteria: i) de gebieden waar wilde en semigedomesticeerde dieren van de onder het programma van toezicht vallende soorten in ten minste een bepaalde periode van het jaar zich verzamelen;

L 281/17 ii) in geval van soorten die zich niet verzamelen, de door natuurlijke of kunstmatige barrières begrensde gebieden waar de onder het programma van toezicht vallende soorten aanwezig zijn; iii) de gebieden waar op dieren van de onder het programma van toezicht vallende soorten worden gejaagd en gebieden die verband houden met andere relevante activiteiten met betrekking tot de onder het programma van toezicht vallende soorten. 2.2. De in punt 1.1 genoemde lidstaten selecteren de op TSE te testen als landbouwdier gehouden, in gevangenschap levende, wilde en semigedomesticeerde hertachtigen in twee fasen, als volgt: a) in de eerste fase moeten de betrokken lidstaten: i) voor als landbouwdier gehouden en in gevangenschap levende hertachtigen: een aselecte keuze maken van honderd tijdens de periode van drie jaar van het programma van toezicht te bemonsteren primaire steekproefeenheden die de geografische representativiteit waarborgt, waarbij indien relevant rekening wordt gehouden met relevante risicofactoren zoals door de lidstaat in kaart gebracht bij een gedocumenteerde risicobeoordeling, of alle primaire steekproefeenheden selecteren, indien de lidstaat niet in staat was honderd primaire steekproefeenheden vast te stellen voor als landbouwdier gehouden en in gevangenschap levende hertachtigen; ii) voor wilde en semigedomesticeerde hertachtigen: een aselecte keuze maken van honderd tijdens de periode van drie jaar van het programma van toezicht te bemonsteren primaire steekproefeenheden die de geografische representativiteit waarborgt, waarbij indien relevant rekening wordt gehouden met relevante risicofactoren zoals door de lidstaat in kaart gebracht bij een gedocumenteerde risicobeoordeling, of alle primaire steekproefeenheden selecteren, indien de lidstaat niet in staat was honderd primaire steekproefeenheden vast te stellen voor wilde en semigedomesticeerde hertachtigen; b) in de tweede fase: i) voor als landbouwdier gehouden en in gevangenschap levende hertachtigen: moeten lidstaten die een keuze van honderd primaire steekproefeenheden heeft gemaakt, binnen elke gekozen primaire steekproefeenheid gedurende de periode van drie jaar monsters nemen van alle dieren die behoren tot de in punt 2.4 onder a), vermelde doelgroepen tot er in totaal dertig dieren per primaire steekproefeenheid zijn bemonsterd. Indien het in bepaalde primaire steekproefeenheden echter niet mogelijk blijkt binnen de periode van drie jaar het streefdoel van dertig geteste dieren te halen omdat de populatie hertachtigen te klein is, mag de bemonstering van hertachtigen behorende tot de in punt 2.4, onder a), vermelde doelgroepen in grotere primaire steekproefeenheden voortgezet geworden, zelfs na het bereiken van het streefdoel van dertig geteste dieren, teneinde op nationaal niveau tijdens de periode van drie jaar van het programma van toezicht een totaal van 3 000 als landbouwdier gehouden en in gevangenschap levende hertachtigen te testen, indien mogelijk; moeten lidstaten die minder dan honderd primaire steekproefeenheden hebben geïdentificeerd, in alle primaire steekproefeenheden alle dieren die behoren tot de in punt 2.4, onder a), vermelde doelgroepen over een periode van drie jaar te bemonsteren, teneinde op nationaal niveau tijdens de periode van drie jaar van het programma van toezicht een totaal van 3 000 als landbouwdier gehouden en in gevangenschap levende hertachtigen te testen, indien mogelijk. ii) voor wilde en semigedomesticeerde hertachtigen: moeten lidstaten die honderd primaire steekproefeenheden hebben geselecteerd binnen elke geselecteerde primaire steekproefeenheid gedurende de periode van drie jaar monsters nemen van alle dieren die behoren tot de in punt 2.4, onder b), vermelde doelgroepen tot er in totaal dertig dieren per primaire steekproefeenheid zijn bemonsterd, teneinde op nationaal niveau tijdens de periode van drie jaar een totaal van 3 000 wilde en semigedomesticeerde hertachtigen te testen; moeten lidstaten die minder dan honderd primaire steekproefeenheden hebben geïdentificeerd in alle primaire steekproefeenheden alle dieren die behoren tot de in punt 2.4, onder b), vermelde doelgroepen over een periode van drie jaar bemonsteren, teneinde op nationaal niveau tijdens de periode van drie jaar van het programma van toezicht een totaal van 3 000 wilde en semigedomesticeerde hertachtigen te testen.

L 281/18 2.3. Alle geselecteerde hertachtigen moeten ouder zijn dan twaalf maanden. De leeftijd wordt geschat aan de hand van het gebit, duidelijke tekenen van volgroeidheid of andere betrouwbare informatie. 2.4. De hertachtigen moeten worden gekozen uit de volgende doelgroepen: a) voor als landbouwdier gehouden en in gevangenschap levende hertachtigen: i) gestorven/gedode als landbouwdier gehouden of in gevangenschap levende hertachtigen, waaronder worden verstaan als landbouwdier gehouden of in gevangenschap levende hertachtigen die op het ingesloten gebied waar zij worden gehouden, tijdens het vervoer of in het slachthuis dood zijn aangetroffen en als landbouwdier gehouden of in gevangenschap levende hertachtigen die om gezondheidsredenen of vanwege hun leeftijd zijn gedood; ii) klinische/zieke als landbouwdier gehouden of in gevangenschap levende hertachtigen: als landbouwdier gehouden of in gevangenschap levende hertachtigen met afwijkend gedrag en/of stoornissen van het bewegingsapparaat en/of een slechte algemene gezondheidstoestand; iii) geslachte als landbouwdier gehouden hertachtigen die ongeschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie; iv) indien een lidstaat minder dan 3 000 als landbouwdier gehouden en in gevangenschap levende hertachtigen identificeert uit de onder i) tot en met iii) genoemde groepen: geslachte als landbouwdier gehouden hertachtigen die consumptiegeschikt worden geacht. b) voor wilde en semigedomesticeerde hertachtigen: i) gestorven/gedode wilde of semigedomesticeerde hertachtigen, waaronder worden verstaan hertachtigen die in het wild dood zijn aangetroffen of semigedomesticeerde hertachtigen die dood zijn aangetroffen of om gezondheidsredenen of vanwege hun leeftijd zijn gedood; ii) door aanrijding of roofdier verwonde of gedode dieren waaronder worden verstaan wilde of semigedomesticeerde hertachtigen die door wegvoertuigen of treinen zijn verwond of gedood of die door roofdieren zijn aangevallen; iii) klinische/zieke wilde en semigedomesticeerde hertachtigen, waaronder worden verstaan wilde en semigedomesticeerde hertachtigen met afwijkend gedrag en/of stoornissen van het bewegingsapparaat en/of een slechte algemene gezondheidstoestand; iv) wilde hertachtigen die in het kader van de jacht zijn gedood en geslachte semigedomesticeerde hertachtigen die ongeschikt zijn verklaard voor menselijke consumptie; v) indien een lidstaat minder dan 3 000 wilde en semigedomesticeerde hertachtigen identificeert uit de onder i) tot en met iv) genoemde groepen: wilde hertachtigen die in het kader van de jacht zijn gedood en geslachte semigedomesticeerde hertachtigen die geschikt worden geacht voor menselijke consumptie. 2.5. Als TSE bij een hertachtige wordt vastgesteld, moet het aantal in het gebied waar het TSE-geval is vastgesteld te verzamelen monsters van hertachtigen worden verhoogd op basis van een beoordeling door de betrokken lidstaat. 3. Bemonstering en laboratoriumonderzoek 3.1. Van elke hertachtige die overeenkomstig punt 2 is geselecteerd wordt een monster van de obex genomen en op TSE's getest. Bovendien moet, indien mogelijk, een monster van een van de onderstaande weefsels worden verzameld, volgens de onderstaande volgorde van voorkeur: a) retrofaryngeale lymefeknopen; b) tonsillen; c) andere lymefeknopen in de kop. Voor de uitvoering van snelle tests moet een hemisectie van de obex worden ingediend in verse of bevroren toestand. De resterende hemisectie moet worden gefixeerd. Eventueel verzamelde tonsillen en lymefknopen moeten worden gefixeerd.

L 281/19 Een gedeelte van het verse weefsel uit elk soort monster moet in bevroren toestand worden bewaard tot een negatieve uitslag is verkregen, voor het geval een bioassay nodig is. 3.2. Tot de publicatie van richtsnoeren van het EU-referentielaboratorium voor TSE's voor tests op TSE's bij hertachtigen wordt de volgende analytische methode voor de uitvoering van het programma van toezicht op CWD gebruikt: a) snelle tests: snelle tests zoals bedoeld in bijlage X, hoofdstuk C, punt 4, die worden gebruikt voor de opsporing van TSE's in de obex van runderen of kleine herkauwers worden geschikt geacht voor de opsporing van TSE's in de obex van hertachtigen. Snelle tests zoals bedoeld in bijlage X, hoofdstuk C, punt 4, die worden gebruikt voor de opsporing van TSE's in de lymefeknopen van runderen of kleine herkauwers worden geschikt geacht voor de opsporing van TSE's in de lymefeknopen van hertachtigen. De lidstaten mogen voor screeningsdoeleinden ook gebruikmaken van immunohistochemische tests, indien zij aan een door het EU-referentielaboratorium voor TSE's georganiseerde proficiencytest voldoen; b) bevestigende tests: wanneer het resultaat van de snelle test onduidelijk of positief is, moet het monster worden onderworpen aan bevestigende onderzoeken waarbij gebruik wordt gemaakt van ten minste een van de volgende methoden en protocollen van de meest recente uitgave van het Manual for diagnostic tests and vaccines for Terrestrial Animals van de Wereldorganisatie voor diergezondheid: de immunohistochemische (IHC) methode; de westernblot. Indien een lidstaat een positieve uitslag van een snelle test niet kan bevestigen, zendt hij voor de bevestiging het nodige weefsel naar het referentielaboratorium van de Europese Unie; c) isolaatkarakterisering: in geval van een positief resultaat van TSE, moet verdere karakterisering van het isolaat worden uitgevoerd, in overleg met het EU-referentielaboratorium voor TSE's. 3.3. Voor elke positieve TSE-testuitslag bij hertachtigen moet het prioneiwitgenotype worden bepaald. Daarnaast moet voor elke op TSE onderzochte en negatief bevonden hertachtige, hetzij: het prioneiwitgenotype worden bepaald van het op TSE onderzochte en negatief bevonden dier, hetzij een weefselmonster, bv. van de obex, in bevroren toestand worden bewaard tot ten minste 31 december 2021, met het oog op eventuele genotypering. B. Ander toezicht bij hertachtigen De lidstaten zorgen voor aanvullend toezicht op TSE's bij hertachtigen op grond van een risicobeoordeling die in voorkomend geval rekening houdt met de constatering van TSE bij hertachtigen in dezelfde of naburige regio's. Andere lidstaten dan die bedoeld onder deel A, punt 1.1, kunnen op vrijwillige basis toezicht houden op TSE's bij hertachtigen. Na de afloop van het driejarig programma van toezicht als bedoeld in deel A kunnen de in punt 1.1 vermelde lidstaten op vrijwillige basis toezicht houden op TSE's bij hertachtigen. b) In hoofdstuk A wordt het volgende deel IV toegevoegd: IV. TOEZICHT OP ANDERE DIERSOORTEN De lidstaten kunnen op vrijwillige basis toezicht houden op TSE's bij andere diersoorten dan runderen, schapen, geiten en hertachtigen.

L 281/20 c) Hoofdstuk B, deel I.A, punt 7 wordt vervangen door: 7. Bij andere dieren dan runderen, schapen en geiten, alsmede bij andere hertachtigen dan die waarop het driejarig programma van toezicht op CWD als bedoeld in hoofdstuk A, deel III.A, van deze bijlage, het aantal monsters en het aantal bevestigde gevallen van TSE per diersoort. d) In hoofdstuk B, deel I.A, wordt het volgende punt 9 toegevoegd: 9. Voor lidstaten waarop het driejarig programma van toezicht op CWD als bedoeld in hoofdstuk A, deel III.A, van deze bijlage van toepassing is, omvat het jaarverslag voor de jaren 2018, 2019 en 2020: a) het aantal monsters van hertachtigen waarop tests zijn uitgevoerd, per doelgroep al naargelang van de volgende criteria: primaire steekproefeenheid, diersoort, beheersysteem: als landbouwdier gehouden, in gevangenschap levend, wild of semigedomesticeerd, doelgroep, geslacht; b) de uitslagen van de snelle tests en bevestigingstests (aantal positieve en negatieve uitslagen) en van verder onderzoek in verband met karakterisering van isolaten, waar van toepassing, het bemonsterde weefsel en de voor de snelle en bevestigingstests gebruikte methoden; c) de geografische ligging, met inbegrip van het land van oorsprong, indien dat niet de rapporterende lidstaat is, van positieve TSE-gevallen; d) het genotype en de diersoort van elke TSE-positief bevonden hertachtige; e) indien getest, het genotype van de hertachtigen die op TSE's zijn getest en negatief zijn bevonden..