Inspectierapport KOM.MIJN (BSO) Prins Frederikstraat 67c 5951BR BELFELD Registratienummer 141474099 Toezichthouder: GGD Limburg-Noord In opdracht van gemeente: Venlo Datum inspectie: 24-02-2015 Type onderzoek: Jaarlijks onderzoek Status: Definitief Datum vaststelling inspectierapport: 27-03-2015
Inhoudsopgave Het onderzoek...3 Observaties en bevindingen...4 Pedagogisch klimaat...4 Personeel en groepen...6 Inspectie-items...7 Gegevens voorziening...9 Gegevens toezicht...9 Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum... 10 2 van 10
Het onderzoek Onderzoeksopzet Dit onderzoek is uitgevoerd op grond van artikel 1.62 lid 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Het betreft een onaangekondigd jaarlijks onderzoek. In dit inspectierapport zijn niet alle items beoordeeld, omdat er sprake is van een zogeheten risicogestuurd toezicht. In dit onderzoek is de nadruk gelegd op voorwaarden die het meest bijdragen aan de kwaliteit van de opvang, zoals de pedagogische praktijk, het aantal beroepskrachten op de groepen en hun diploma s en VOG s. Dit is aangevuld met tekortkomingen/aandachtspunten uit vorige inspecties. Beschouwing Buitenschoolse opvang KOM.MIJN (verder te noemen als bso) heeft 2 basisgroepen; één groep voor 4-8 jarigen en één groep voor 8-13 jarigen. In het gebouw van deze bso is ook nog een basisschool, peuterspeelzaal en kinderdagverblijf gevestigd. Bso KOM.MIJN staat geregistreerd voor 60 kinderen, maar momenteel worden er niet meer dan 2 keer 20 kinderen opgevangen. Inspectiegeschiedenis: Bso KOM.MIJN heeft op 14-10-2014 een nader onderzoek gehad naar aanleiding van de tekortkomingen bij de inspectie van 7-1-2014. Bij dat nader onderzoek zijn 4 voorwaarden betreffende veiligheid en gezondheid, beroepskrachtkindratio en opvang in groepen getoetst. Uit dat onderzoek is gebleken dat de houder de overtredingen heeft hersteld en de zaken goed heeft opgepakt samen met het team. Bij dit huidige onderzoek blijkt dat de bovenstaande items nog steeds voldoen en dat alle getoetste voorwaarden in orde zijn. Advies aan College van B&W Geen handhaving. 3 van 10
Observaties en bevindingen Pedagogisch klimaat Binnen dit domein zijn de volgende competenties geobserveerd en beoordeeld: emotionele veiligheid; persoonlijke competentie; sociale competentie; overdracht van normen en waarden. Tijdens de observatie van de pedagogische praktijk wordt gebruik gemaakt van het Veldinstrument observatie kindercentrum. Om een helder beeld te krijgen van beleid, visie en praktijk wordt het beleidsplan gecontroleerd op inhoud en volledigheid. Pedagogisch beleid De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. Eén onderdeel staat niet in het pedagogisch beleidsplan ten tijde van de inspectie: hoe de houder extra aandacht aan de basisgroep besteedt bij activiteiten in groepen groter dan 30 kinderen. De inspecteur spreekt met de houder een deadline af waarin dit stuk nog beschreven kan worden (overleg en overreding). 25-2-2015: de houder levert de aangepaste versie pedagogisch beleidsplan met de bovenstaande aanpassing aan en het voldoet. Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan door op diverse momenten in het jaar onderdelen van het pedagogisch beleidsplan te bespreken met de beroepskrachten. Emotionele veiligheid: De kinderen worden in vaste basisgroepen ingedeeld. In deze basisgroepen worden de kinderen vanuit school opgevangen. De kinderen worden individueel begroet door de beroepskrachten; ze kennen elkaar allemaal. Er heerst in de verschillende groepen een ontspannen, open sfeer; kinderen spelen hun eigen spel of spelen samen met andere kinderen en met de beroepskrachten. In een groep zit een jonger kind bij de beroepskracht op schoot om samen met haar en andere kinderen een bordspel te spelen. Het kind is voor het eerst op de bso. Persoonlijke competentie: De kinderen kunnen hun eigen spel of werkje kiezen. Er zijn voldoende keuzemogelijkheden. Ten tijde van de inspectie wordt een balspel gespeeld in de speelzaal, knutselen kinderen, spelen een spel met de beroepskracht, spelen op de computer. Ook spelen enkele kinderen 'ziekenhuisje' met de inhoud van oude verbanddozen. Kinderen krijgen ruimte voor zelfsturing maar indien nodig staat de beroepskracht voor de kinderen klaar. Sociale competentie: De beroepskrachten zetten gerichte activiteiten en materialen in om kinderen te laten samenspelen: onder andere balspel, bordspel. 4 van 10
De kinderen zijn deel van de groep. De beroepskrachten stimuleren de kinderen om samen te spelen. Ten tijde van de inspectie is er iets gebeurd waardoor een paar kinderen een meningsverschil hebben. De beroepskracht roept hen bij elkaar en ze praten hier samen over. De uitkomst van het gesprek is zodanig dat men weer op een positieve manier uit elkaar kan gaan. Waarden en normen: Er zijn afspraken met de kinderen gemaakt. Bijvoorbeeld hoe lang men op de computer een spel mag doen. Deze afspraak hangt niet in de groep maar is wel bekend bij de kinderen. Als de beroepskracht aangeeft dat de tijd voorbij is maakt het kind plaats voor een ander kind. De beroepskrachten zijn zich bewust van hun voorbeeldrol: ze zijn vriendelijk, rustig in de omgang, ze luisteren, troosten en helpen. Hun taalgebruik en omgangsvormen zijn goed. Samenvattend kan gezegd worden dat de pedagogische praktijk in orde is en dat de omgevingsfactoren stimulerend zijn voor de spel- en speelmogelijkheden voor de kinderen. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Interview anderen (pedagogisch medewerksters) Observaties Pedagogisch beleidsplan 5 van 10
Personeel en groepen Binnen dit domein zijn de pedagogisch medewerkers steekproefsgewijs gecontroleerd op een passende beroepskwalificatie. De verklaringen omtrent het gedrag zijn steekproefsgewijs getoetst bij de beroepskrachten, stagiaires en huishoudelijk medewerksters. De beroepskracht-kindratio en de stamgroepen zijn gecontroleerd door middel van roosters, presentielijsten en bezettingslijsten. Beoordeeld is of de praktijk met de theorie overeenkomt. Verklaring omtrent het gedrag Alle verklaringen omtrent gedrag, die zijn getoetst hebben een datum ná 1 maart 2013 met de juiste screeningsaspecten. Ze vallen alle onder de continue-screening en ze voldoen Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen. Opvang in groepen Ieder kind behoort bij een basisgroep en de basisgroep is niet groter dan 20 kinderen. Beroepskracht-kindratio De beroepskracht-kindratio is getoetst op 12-2, 13-2, 19-2, 20-2, 23-2 en 24-2-2015, in beide bso-groepen en het voldoet op alle getoetste dagen. Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio. Gebruikte bronnen: Interview houder en/of locatieverantwoordelijke Interview anderen (pedagogisch medewerksters) Observaties Verklaringen omtrent het gedrag Diploma's beroepskrachten Presentielijsten Personeelsrooster 6 van 10
Inspectie-items Pedagogisch klimaat Pedagogisch beleid De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Bij activiteiten in groepen groter dan dertig kinderen besteedt de houder in het pedagogisch beleidsplan aantoonbaar extra aandacht aan de omgang met de basisgroep. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 en art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 7 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Pedagogische praktijk De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Personeel en groepen Verklaring omtrent het gedrag De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die is afgegeven na 1 maart 2013. Indien een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven vóór 1 maart 2013 dan is deze niet ouder dan twee jaar. (art 1.50 lid 3 en art 3.8g lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Een verklaring omtrent het gedrag van een persoon werkzaam bij de onderneming is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd en is op dat moment niet ouder dan twee maanden. (art 1.50 lid 4, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) De verklaring omtrent het gedrag van een stagiaire, uitzendkracht of vrijwilliger werkzaam bij de onderneming is niet ouder dan twee jaar. (art 1.50 lid 4, 8 en 9 en art 3.8g lid 3 en 4 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) 7 van 10
Passende beroepskwalificatie Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1, 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Opvang in groepen Ieder kind behoort bij een basisgroep. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) De basisgroep bestaat uit maximaal twintig kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF De basisgroep bestaat uit maximaal dertig kinderen in de leeftijd van 8 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Beroepskracht-kindratio De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 4 jaar. - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 2 beroepskrachten en een extra volwassene per 30 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio. (art 1.49 lid 1 en 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 8 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 8 van 10
Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening : KOM.MIJN Aantal kindplaatsen : 60 Gegevens houder Naam houder : Kindercentrum KOM.MIJN/ Inie Minie en Maxie BV Adres houder : Prins Frederikstraat 67c Postcode en plaats : 5951BR BELFELD Website : www.kindercentrumkommijn.nl KvK nummer : 12039949 Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD : GGD Limburg-Noord Adres : Postbus 1150 Postcode en plaats : 5900BD VENLO Telefoonnummer : 088-1191200 Onderzoek uitgevoerd door : F. van Bladel Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente : Venlo Adres : Postbus 3434 Postcode en plaats : 5902RK VENLO Planning Datum inspectie : 24-02-2015 Opstellen concept inspectierapport : 19-03-2015 Zienswijze houder : Niet van toepassing Vaststelling inspectierapport : 27-03-2015 Verzenden inspectierapport naar houder : 27-03-2015 en oudercommissie Verzenden inspectierapport naar : 27-03-2015 gemeente Openbaar maken inspectierapport : 03-04-2015 9 van 10
Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum De zienswijze betreft een reactie van de houder op de inhoud van het inspectierapport. De houder heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen. 10 van 10