ADVIES Voorontwerp van besluit betreffende de erkenning van producenten- en brancheorganisaties SALV, 15 juli 2013 (nr. 2013-16) Contactpersoon SALV: Dirk Van Guyze
SALV-advies over een voorontwerp besluit betreffende de erkenning PO en BO 2
1 Inleiding Tijdens haar vergadering van 7 juni 2013 hechtte de Vlaamse regering haar principiële goedkeuring aan het voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van producenten- en brancheorganisaties. De SALV ontving op 12 juni 2013 de aanvraag voor een advies binnen een termijn van 30 dagen. Op basis van een hoorzitting georganiseerd op 13 juni 2013 werd door Isabelle Magnus, departement LV, aan de aanwezigen een toelichting gegeven over het voorontwerp van besluit. Op 1 juli 2013 werd een bijkomende werkcommissievergadering georganiseerd. Het advies werd op 15 juli 2013 door de SALV via schriftelijke procedure aangenomen. Piet Vanthemsche Voorzitter SALV SALV-advies over een voorontwerp besluit betreffende de erkenning PO en BO 3
2 Krachtlijnen De SALV verwelkomt het voorontwerp van besluit waarmee een erkenning van een productenorganisatie (PO) of brancheorganisatie (BO) nu mogelijk is voor alle sectoren uit de landen tuinbouw. De Raad merkt op dat het instrument van PO/BO en UPO s niet nieuw is, maar als het ware gehorizontaliseerd wordt: het bestond reeds voor een aantal sectoren (zuivel, groenten, fruit, suiker, visserij) en is vanaf nu mogelijk voor alle sectoren. De Raad merkt op dat PO s/bo s gezien moeten worden als een instrument binnen het bestaande vrijwillig georganiseerde interprofessioneel en ketenoverleg. Het dient dan ook gezien te worden in die context, en niet als een doel op zich. Het ontwikkelen van een sterkere onderhandelingspositie voor de producenten naar de afnemer, via het oprichten van (U)PO s en BO s, kan bijdragen tot een beter functioneren van het prijsvormingsmechanisme in alle schakels en het versterken van het overleg rond meerkwaliteit als onderdeel daarvan. Naast de erkenning van PO s vindt de SALV het zeer belangrijk om ervoor te zorgen dat bedrijven slechts bij 1 PO met een erkenning op basis van dezelfde doelstellingen zijn aangesloten. Gezien het interregionale en internationale karakter van de erkenning wijst de SALV op de nood aan controles op de daartoe geëigende niveaus. De SALV vraagt na te denken over goede corporate governance want goede afspraken over correcte informatie, transparantie en inspraak zijn van groot belang om mee te stappen in een coöperatief verhaal. Bovendien moet de instap in deze structuren laagdrempelig zijn. Hoewel beide argumenten algemeen geldig zijn, gelden ze a fortiori voor jonge land- en tuinbouwers die mee de toekomst zullen maken van samenwerking in de landbouw op velerlei vlak binnen (U)PO's en BO's. De Raad is van mening dat de verdergaande samenwerking van PO's binnen een UPO binnen de grenzen van de mededinging voor specifieke doelstellingen een belangrijke meerwaarde kan opleveren. Alhoewel geen voorwerp van dit advies wijst de SALV er tot slot op dat in de toekomst een level playing field moet gewaarborgd blijven tussen PO s en andere ondernemingen over de verschillende beleidsinstrumenten heen. SALV-advies over een voorontwerp besluit betreffende de erkenning PO en BO 4
3 Situering 3.1 Algemeen [1] Een definitie voor PO s en BO s op Europees niveau wordt tot op heden gegeven in de bestaande integrale GMO-verordening. 1 2. Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ( integrale GMO-verordening ) bestaat uit 7 delen: inleidende bepalingen, interne markt, handelsverkeer met derde landen, mededingingsregels, specifieke bepalingen voor afzonderlijke sectoren, algemene bepalingen en uitvoerings- overgangs- en slotbepalingen. Het Deel II Interne Markt uit deze verordening is verder onderverdeeld volgens 2 titels: Titel I Marktinterventies en Titel II Productie- en Afzetvoorschriften. Artikels 122 tot en met 126 vormen een apart hoofdstuk Producentenorganisaties, Brancheorganisaties en organisaties van marktdeelnemers binnen Titel II. Volgens artikel 122 van de integrale GMO)verordening worden PO s als volgt gedefinieerd. De lidstaten erkennen producentenorganisaties die: a) Zijn opgericht door producenten van een van de volgende sectoren: i) Hop; ii) iii) iv) Olijfolie en tafelolijven; Groenten en fruit voor zover het gaat om landbouwers die één of meer producten van de sector groenten en fruit en/of dergelijke, uitsluitend voor verwerking bestemde producten telen; Melk en zuivelproducten v) Zijderupsen b) Zijn opgericht op initiatief van de producenten zelf; c) een specifiek doel nastreven, dat met name betrekking kan hebben en, voor de sector groenten en fruit, betrekking heeft op een of meer van de volgende doelstellingen: i) verzekeren dat de productie wordt gepland en aan de vraag wordt aangepast, met name wat de omvang en kwaliteit betreft; ii) iii) het aanbod en het op de markt brengen van de producten van haar leden te concentreren; optimaliseren van de productiekosten en stabiliseren van de producentenprijzen te stabiliseren. Artikel 123 van dezelfde integrale GMO-verordening definieert BO s als volgt. De lidstaten erkennen brancheorganisaties die: a) bestaan uit vertegenwoordigers van een aantal van de verschillende beroepsgroepen die betrokken zijn bij de productie, afzet of verwerking van producten van de volgende sectoren: 1 Definitie PO : artikel 122 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ( integrale GMO-verordening ) 2 Definitie BO: artikel 123 van de Integrale GMO-verordening SALV-advies over een voorontwerp besluit betreffende de erkenning PO en BO 5
i) de sector olijfolie en tafelolijven, ii) de tabaksector; b) zijn opgericht op initiatief van alle of een deel van de aangesloten verenigingen of groeperingen; c) een specifiek doel nastreven, dat met name betrekking kan hebben op: het concentreren en coördineren van het aanbod en het in de handel brengen van de producten van de leden, het gezamenlijk aanpassen van de productie en de verwerking aan de eisen van de markt en het verbeteren van het product, het bevorderen van de rationalisatie en de verbetering van de productie en de verwerking, het verrichten van onderzoek op het gebied van duurzame productiemethoden en marktontwikkelingen. Figuur 1 geeft een schematisch beeld van een PO weer en de relatie tot de afnemers. Figuur 1 - producenten kunnen zich groeperen in een PO (bron departement LV, PowerPoint Guy Lambrechts) Figuur 2 toont schematisch het groeiproces van een PO tot een UPO uitgaande van de oprichting van een rechtspersoon en een producentengroepering (PG) 3. 3 producentengroeperingen kunnen als rechtspersoon of een duidelijk omschreven deel van een rechtspersoon, worden gevormd op initiatief van landbouwers die één of meer producten van de sector groenten of fruit en/of dergelijke, uitsluitend voor verwerking bestemde producten, telen (uit artikel 125 sexies van de integrale GMO-verordening). SALV-advies over een voorontwerp besluit betreffende de erkenning PO en BO 6
Figuur 2 - groeiproces van een organisatie (bron: departement LV, PowerPoint presentatie Guy Lambrechts ) Na oprichting van een rechtspersoon (coöperatie) wordt meestal onmiddellijk overgegaan tot de erkenningsaanvraag als PO en wordt de stap PG overgeslagen. Naast de samenwerking tussen de telers in een PO en samenwerking van afzonderlijke PO s in een Unie van Producentenorganisaties (UPO) kan de samenwerking tussen de verschillende schakels in de afzetketen uitmonden in brancheorganisaties (BO). SALV-advies over een voorontwerp besluit betreffende de erkenning PO en BO 7
Figuur 3 - schematische voorstelling samenstelling brancheorganisatie (bron: departement LV, PowerPoint presentatie Guy Lambrechts) [2] Daarenboven hebben lidstaten op basis van nationale wetgeving en in overeenstemming met communautaire bepalingen, de mogelijkheid om producentenorganisaties (PO s) en brancheorganisaties (BO s) te erkennen. Artikel 124 vermeldt dat de lidstaten op basis van nationale wetgeving en in overeenstemming met communautaire wettelijke bepalingen, producenten- en brancheorganisaties kunnen erkennen in volgende sectoren: granen, rijst, gedroogde voedergewassen, zaaizaad, hop, olijfolie en tafelolijven, natuurlijke vezels van vlas en hennep, bananen, wijn, levende planten en producten van de bloementeelt, ruwe tabak, rundvlees, varkensvlees, schapen- en geitenvlees, eieren, vlees van pluimvee, bijenteelt, aardappelen, chicorei, konijnen. [3] Het nieuwe GLB na 2014 heeft als belangrijke doelstelling om de rol van producentenorganisaties (PO s) en brancheorganisaties (BO s) te versterken en uit te breiden naar alle sectoren onder de integrale GMO. In het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad (Com(2011) 626 definitief) van 12.10.2011 tot vaststelling van een integrale marktordening voor landbouwproducten wordt bij de toelichting vermeld Voorts zullen de lidstaten voortaan niet slechts enkele, maar in alle sectoren die onder de integrale GMO vallen, producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties kunnen erkennen. Verder wordt in de overwegenden aangegeven De producentenorganisaties en de unies daarvan kunnen een nuttige bijdrage leveren tot de concentratie van het aanbod en de bevordering van de beste praktijken. Brancheorganisaties kunnen een belangrijke rol spelen door de dialoog tussen de in de bevoorradingsketen actieve partijen mogelijk te maken en zowel beste praktijken als markttransparantie te stimuleren. De bestaande voorschriften inzake de omschrijving en de erkenning van producentenorganisaties en unies daarvan die in bepaalde sectoren actief zijn, moeten derhalve worden geharmoniseerd, gestroomlijnd en uitgebreid teneinde deze organisaties en unies SALV-advies over een voorontwerp besluit betreffende de erkenning PO en BO 8
daarvan op verzoek te erkennen op grond van in alle sectoren vastgestelde statutaire bepalingen van de EU. De land- en tuinbouw produceert de grondstoffen die vervolgens door de voedingsindustrie en handel be- en verwerkt worden. Via verschillende distributiekanalen belandt het voedsel dan bij de consument. Het geheel wordt de agro-voedingsketen genoemd. Het doorrekenen van kosten en het omgaan met prijsvolatiliteit in de agro-voedingsketen is niet altijd een evidentie, en a fortiori voor de land- en tuinbouw. Kosten kunnen niet of onvoldoende doorgerekend worden, de verwachtingen van de consument zijn te weinig gekend en de individuele boer staat in zijn onderhandelingen niet sterk genoeg tegenover zijn (vaak veel grotere) afnemers. [4] Ontwikkeling op Belgisch niveau: het ketenoverleg. Een structureel overleg tussen de verschillende schakels in de Belgische agrovoedingsketen 4 ( om onderlinge problemen op interprofessioneel niveau uit te klaren werd opgezet: het ketenoverleg 5. Het ketenoverleg bereikte o.a. ook een akkoord over een richtlijn voor algemene sectorale Interprofessionele Akkoorden (IPA s). Interprofessionele Akkoorden kunnen een kader vormen waarbinnen de verschillende partijen ( al dan niet op individuele of collectieve basis) in de agrovoedingsketen overeenkomsten kunnen sluiten die voor elk van hen bevredigend zijn. Dit leidt tot betere en stabielere relaties tussen de verschillende partijen 6. Een producentenorganisatie wordt in Vlaanderen erkend als ze de juridische rechtsvorm heeft van een Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid (CVBA) 7. Hierdoor kan de PO als eigenaar van het product zonder problemen onderhandelen over de prijs. In België is er een lange traditie van afzetcoöperaties in sectoren zoals de groente- en fruitsector (de veilingen) en de zuivelsector. De zuivelsector vormt vandaag een uitzondering op de Europese eigenaarsregel: daar onderhandelt de PO over prijs en volume zonder effectieve eigenaar ervan te zijn. In het document Samenwerking in de keten: producentenorganisaties en brancheorganisaties van het beleidsdomein Landbouw en Visserij 8 wordt verwezen naar de nieuwe voorstellen voor een Gemeenschappelijk Landbouwbeleid na 2014 met de ontwikkeling van producentenorganisaties (PO) en brancheorganisaties (BO) en de uitbreiding ervan naar alle landbouwsectoren. [5] Mededingingsregels. Samen met de nationale overheden handhaaft de Europese Commissie de EU-mededingingsregels (artikels 101-109 van het Verdrag betreffende de werking van de EU 9. Het 4 Boerenbond (BB), Algemeen Boerensyndicaat (ABS), Fédération Wallonne de l Agriculture (FWA), Beroepsvereniging van mengvoederfabrikanten (Bemefa), Federatie van de Belgische voedingsindustrie (Fevia), Unie van zelfstandige ondernemers (Unizo), Union des Classes Moyennes (UCM), Belgische handel en diensten (Comeos), 5 Bron: http://www.boerenbond.be/home/ketenoverleg 6 Eindverslag ViA-rondetafel 13 januari 2011, samenwerking en innovatie in de agrovoedingsketen 7 Een coöperatie is een onderneming die eigendom is van haar leden ( user-owned ), door haar leden wordt gecontroleerd ( member-controlled ) en werkt ten voordele van haar leden ( member-benifit ) (bron: CoopFocus 04/06/2013) 8 Nota PO en BO, 21/02/2012, departement LV, ALVB, dienst Market 9 Artikel 101 van het Verdrag SALV-advies over een voorontwerp besluit betreffende de erkenning PO en BO 9
mededingingsbeleid is bedoeld om kartels te voorkomen en ervoor te zorgen dat een onderneming op een markt geen misbruik zou maken van zijn dominante positie 10. 3.2 Voorwerp van advies Het voorontwerp van besluit heeft de intentie om aan de bevoegde minister de bevoegdheid te geven om producentenorganisaties (PO s) en brancheorganisaties (BO s) te erkennen in alle landbouwsectoren, met uitzondering van de sector groenten en fruit, de zuivelsector, suiker, suikerbieten en de visserijsector 11, waar reeds aparte regelingen voor bestaan binnen het huidige Europees kader, maar anticiperend op het toekomstige Europees kader waarop op 26 juni 2013 een politiek akkoord werd bereikt. Het voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenningen van producentenen brancheorganisaties omvat 7 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 (artikels 1-2) omvat de definities en het toepassingsgebied van het besluit. Hoofdstuk 2 (artikels 3-12) werkt de erkenning van producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties uit. Hoofdstuk 3 (artikels 13-21) gaat over de erkenning van brancheorganisaties. Hoofdstuk 4 (artikels 22-28) beschrijft de uitbreiding van regels en de financiële bijdragen voor niet-leden. In hoofdstuk 5 (artikel 29) kan de minister de bevoegde diensten aanwijzen. Hoofdstuk 6 (artikel 30-31) gaat over algemene intrekkings- en schorsingsbepalingen. De slotbepaling (artikel 32) is opgenomen onder hoofdstuk 7 Alhoewel de integrale GMO-verordening in principe rechtstreeks in de lidstaten van toepassing is, wordt in het voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering als rechtsgrond verwezen naar de Wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw en zeevisserijproducten. Dit komt omdat Vlaanderen verder wil gaan dan de Europese bepalingen voorschrijven door bijvoorbeeld op te leggen dat de minister zelf criteria kan vastleggen. In de overwegenden van de Integrale GMO-verordening is vermeld Het is mogelijk dat lidstaten op basis van hun nationale wetgeving en zover verenigbaar met het gemeenschapsrecht, producentenen brancheorganisaties wensen te erkennen in een aantal andere sectoren dan die waarvoor de huidige voorschriften in een dergelijke erkenning voorzien. Artikel 4, 1, van de Wet van 28 maart 1975 stelt dat de Vlaamse Regering, wat betreft landbouwbevoegdheden van het Vlaams Gewest, de voorwaarden kan bepalen waaronder de Vlaamse minister, bevoegd voor Landbouw en Zeevisserij, representatieve beroepsorganisaties van producenten, kopers of verwerkers van bepaalde producten erkent. Tevens kan de Vlaamse Regering volgens hetzelfde artikel, regels goedkeuren die deze representatieve organisaties vaststellen inzake de productie en het op de markt brengen van bepaalde producten. In de persmededeling van de minister-president naar aanleiding van de principiële goedkeuring van het voorontwerp van besluit door de Vlaamse Regering op 7 juni 2013 is vermeld Door dit besluit 10 Mededeling en integrale GMO, producenten- en brancheorganisaties, publicatie departement LV 11 SALV- advies: herbevestiging op 13/07/2009 door schriftelijke procedure van het advies dat reeds eerder door het Visserijcomite werd gegeven betreffende het "ontwerp van Besluit van de Vlaamse Regering tot vastlegging van de erkenningsvoorwaarden voor een producentenorganisatie en tot algemeen verbindendverklaring voor niet-aangeslotenen van de door een erkende producentorganisatie vastgestelde regels in de sector visserijproducten SALV-advies over een voorontwerp besluit betreffende de erkenning PO en BO 10
hoeven initiatieven die samenwerking in de keten bevorderen niet langer te wachten om hun activiteiten uit te voeren en de marktwerking binnen de keten te versterken. Er tot slot is ook gesteld dat een sterke ketenreflex de positie van de Vlaamse spelers op de Europese en wereldmarkt verbetert. Daarom werd proactief een wettelijk kader uitgewerkt, dat deze samenwerkingsvormen mogelijk maakt in Vlaanderen. 4 Advies 4.1 Algemeen De SALV verwelkomt het voorontwerp van besluit waarmee een erkenning van een productenorganisatie (PO) of brancheorganisatie (BO) nu mogelijk is voor alle sectoren uit de landen tuinbouw. De Raad meent dat hiermee de werking en het functioneren van de (agro-) voedingsketen, van primaire producent tot aan de consument, verbeterd kan worden. De Raad merkt op dat het instrument van PO/BO en UPO s niet nieuw is, maar als het ware gehorizontaliseerd wordt: het bestond reeds voor een aantal sectoren (zuivel, groenten, fruit, suiker, visserij) en is vanaf nu mogelijk voor alle sectoren. Het ontwikkelen van een sterkere onderhandelingspositie voor de producenten naar de afnemer, via het oprichten van (U)PO s en BO s, kan bijdragen tot een beter functioneren van het prijsvormingsmechanisme in alle schakels en het versterken van het overleg rond meerkwaliteit als onderdeel daarvan. Wel merkt de raad op dat PO s/bo s gezien moeten worden als een instrument binnen het bestaande vrijwillig georganiseerde interprofessioneel en ketenoverleg. Het dient dan ook gezien te worden in die context, en niet als een doel op zich. Naast de erkenning van PO s vindt de SALV het zeer belangrijk om ervoor te zorgen dat bedrijven slechts bij 1 PO met een erkenning op basis van dezelfde doelstellingen zijn aangesloten. Gezien het interregionale en internationale karakter van de erkenning wijst de SALV op de nood aan controles op de daartoe geëigende niveaus. De SALV vraagt na te denken over goede corporate governance want goede afspraken over correcte informatie, transparantie en inspraak zijn van groot belang om mee te stappen in een coöperatief verhaal. Bovendien moet de instap in deze structuren laagdrempelig zijn. Hoewel beide argumenten algemeen geldig zijn, gelden ze a fortiori voor jonge land- en tuinbouwers die mee de toekomst zullen maken van samenwerking in de landbouw op velerlei vlak binnen (U)PO's en BO's. De Raad is van mening dat de verdergaande samenwerking van PO's binnen een UPO binnen de grenzen van de mededinging voor specifieke doelstellingen een belangrijke meerwaarde kan opleveren. Alhoewel geen voorwerp van dit advies wijst de SALV er tot slot op dat in de toekomst een level playing field moet gewaarborgd blijven tussen PO s en andere ondernemingen over de verschillende beleidsinstrumenten heen. 4.2 Enkele specifieke opmerkingen 4.2.1 Hoofdstuk 1. Definities en toepassingsgebied In artikel 2 van het voorontwerp worden alle sectoren opgesomd die onder het toepassingsgebied vallen van het voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering houdende erkenning van PO en BO. Binnen elke sector vermeld in dit artikel kunnen deelsectoren worden aangeduid die omwille van specifieke eigenschappen een duidelijk af te baken onderdeel van de sector vormen. SALV-advies over een voorontwerp besluit betreffende de erkenning PO en BO 11
De Raad merkt op dat de opsplitsing van sectoren in subsectoren een opportuniteit kan zijn (bijvoorbeeld het Belgisch Witblauw binnen de rundvleessector) maar stelt dat rekening dient gehouden te worden met mogelijke interacties tussen de subsectoren. 4.2.2 Hoofdstuk 2. Erkenning van producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties Artikel 3 uit het voorontwerp maakt melding van het feit dat producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties waarvan de hoofdzetel gevestigd is in het Vlaams Gewest en ten minstens 1/X van hun leden of omzet hebben in het Vlaams Gewest in geval van X betrokken lidstaten of regio s, kunnen erkend worden door de minister. Voor wat betreft België (met regio s Vlaanderen en Wallonië) betekent dit concreet dat 50% van de leden van de PO in het Vlaams Gewest gevestigd zijn of 50% van de omzet van de PO in het Vlaamse gewest moet gebeuren alvorens ook in Vlaanderen erkend te worden. De Raad vraagt te verduidelijken hoe dit artikel moet geïnterpreteerd worden bij een transregionale PO, waarin bijvoorbeeld Vlaanderen en 2 regio s in Duitsland zijn vertegenwoordigd. Tevens wordt in artikel 4 gesteld dat de minister per sector bijkomende erkenningsvoorwaarden vast stelt met betrekking tot het minimum aantal leden of minimale volume aan vermarktbare productie dat de leden moeten vertegenwoordigen, om zo versnippering te voorkomen en een efficiënte marktwerking te bevorderen. De Raad meent dat het voor Vlaanderen in sommige sectoren waarvan de markt op vandaag de facto Europees georganiseerd is (bijvoorbeeld aardappelen), niet eenvoudig lijkt om bepaalde specifieke doelstellingen te bereiken die een PO kan nastreven. De Raad stelt daarom voor dat de afweging voor de formulering van de erkenningsvoorwaarden dient rekening te houden met de marktrealiteit van de lokale markt en de beoogde doelstellingen. Een aanvraag tot erkenning van een producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties bevat volgens artikel 8 van het voorontwerp van besluit onder andere het statuut van een PO of UPO. Een van de elementen met betrekking tot het statuut gaat over de duur van het lidmaatschap van de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties, die minimaal één jaar bedraagt, en over de opzegtermijn van het lidmaatschap. Het is volgens de SALV belangrijk dat naast de opzegtermijn ook de specifieke voorwaarden om het lidmaatschap op te zeggen, bij de erkenningsvraag worden geëxpliciteerd. Hierbij moet een goed evenwicht gezocht worden tussen het recht van het individu uit te treden en de belangen van het samenwerkingsverband. Artikel 9 uit het voorontwerp van besluit van de Vlaamse regering stelt De producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties bieden bij de aanvraag tot erkenning aan de bevoegde diensten voldoende garanties ten aanzien van de verwezenlijking, de duur en de doelmatigheid van hun optreden. Ze tonen aan dat hun werking bijdraagt tot een meer efficiënte werking en concentratie van het aanbod. De Raad meent dat dit artikel te algemeen geformuleerd is, hetgeen kan leiden tot onduidelijkheid. Een duidelijke timing en elementen om deze garanties te verwoorden lijkt hier volgens de SALV aangewezen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen zijn een uitgewerkt business plan, het in huis halen van de noodzakelijk kennis, aanwerving van competente medewerkers en andere vormen van garanties. De uitwerking van meer expliciete richtlijnen over vorm en inhoud van de te bieden garanties dringt zich dus op. 4.2.3 Hoofdstuk 3. Erkenning van brancheorganisaties De minister kan brancheorganisaties erkennen die voldoen aan een aantal voorwaarden. de te erkennen brancheorganisatie bestaat uit vertegenwoordigers van beroepsgroepen die betrokken zijn bij het produceren en betrokken zijn bij ten minste een van de volgende stadia van de bevoorradingsketen met name verhandelen of verwerken van producten uit een of meer sectoren vermeld in artikel 2; de brancheorganisatie is opgericht op initiatief van alle of een deel van de aangesloten verenigingen of groeperingen; SALV-advies over een voorontwerp besluit betreffende de erkenning PO en BO 12
de brancheorganisatie streeft een specifiek doel na. De Raad merkt op dat PO s eerder vanuit commercieel oogpunt (ze onderhandelen over prijs en hoeveelheid) moeten worden bekeken, terwijl BO s eerder betrekking hebben op de werking in de keten (een meer beroepspolitieke werking ). Rekening houdend met deze specificiteit is het voor de SALV niet logisch om producentenorganisaties (te vergelijken met ondernemingen) rechtstreeks te laten participeren in een BO. Volgens de Raad is het wel perfect mogelijk dat representatieve verenigingen van PO s deel uitmaken van een BO. De Raad meent dat BO s op zich een interessant instrument kunnen zijn, maar ze moeten bekeken worden in functie van het interprofessioneel overleg. Binnen dit interprofessioneel overleg heeft de BO volgens de Raad een 2-delige troef. Enerzijds maakt een BO interprofessionele afspraken compatibel met de mededingingsvoorwaarden, anderzijds kunnen afspraken die interprofessioneel binnen een BO gemaakt worden, veralgemeend worden naar de niet-leden. Dit voorkomt free riders, een aantal producenten die zouden profiteren van bepaalde goederen en diensten, zonder daarvoor bij te dragen. De Raad wijst er op dat in de bepalingen van het voorliggend voorontwerp van besluit de consument niet vertegenwoordigd is. Het voorontwerp maakt onder artikel 14, 1 immers duidelijk dat de te erkennen brancheorganisaties uit vertegenwoordigers van beroepsgroepen bestaan die betrokken zijn bij het produceren en ten minste het verhandelen of verwerken van producten. Net als voor ondernemers, is ook voor consumenten duidelijke en correcte informatie in verband met kwaliteit en prijsvorming van voedingsproducten zeer belangrijk. De Raad suggereert na te gaan of consumentenorganisaties meer betrokken kunnen worden in het verhaal van de brancheorganisaties. 4.2.4 Hoofdstuk 4. Uitbreiding van regels en verplichte betalingen van niet-leden In artikel 22 1 uit het voorontwerp is weergegeven dat een producentenorganisatie, een unie van producentenorganisaties of een erkende brancheorganisatie kan verzoeken om bepaalde regels uit te breiden voor niet leden. Als voorwaarde geldt dat de organisatie representatief is, met andere woorden: de totale productie is minstens 2/3 van de totale productie in het Vlaams Gewest en ze vertegenwoordigt meer dan 50% van de producenten in kwestie. Indien een individu of een organisatie zich benadeeld voelt, kan er bezwaar worden ingediend bij de Belgische mededingingsautoriteit 12. Deze autoriteit heeft als taak het bevorderen en verzekeren van het bestaan van daadwerkelijke mededinging in België en neemt ook deel aan de uitvoering van het Europees mededingingsbeleid. De Raad is van oordeel dat dergelijk bezwaar niet opschortend mag werken. De Raad gaat akkoord met de mogelijkheid tot uitbreiding van regels en verplichte betalingen van niet-leden maar vraagt om rekening te houden met een voorafgaand advies van de mededingingsautoriteiten zodat een bezwaar niet opschortend hoeft te werken. 12 http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/mededinging/belgische_mededingingsautoriteit/ SALV-advies over een voorontwerp besluit betreffende de erkenning PO en BO 13