De Hoeksteen, 11 augustus 2013 Maurits de Ridder Prediker 2 : 1 11 Lucas 12 : 13-21 Gemeente van Christus Jezus onze Heer, Je zou, zo na die woorden van Jezus uit het Lucasevangelie, bijna denken dat Hij vindt dat er iets mis is met het bezitten van geld. En vooral met rijk zijn. Maar is dat nou echt zo? Is er echt iets mis met mensen die rijk zijn? Zijn ze fout bezig, de mensen die op de lijst van Quote staan, de vijfhonderd rijksten van Nederland? Volgens de Bijbel helemaal niet, tenminste niet vanwege hun rijkdom. Abraham, Izaäk en Jakob waren alle drie ook schatrijk. Die zouden zeker in de Quote van de jaren 1800 voor Christus zijn vermeld. En Job was ook gigantisch rijk. En koning Salomo was dat al voordat hij door God werd gezegend en daarna werd hij nog veel rijker. Er is volgens de Bijbel blijkbaar niets mis met geld en met rijkdom op zich. Daar waarschuwt Jezus vanmorgen dan ook niet tegen. Maar Hij waarschuwt wél tegen geldzucht. Tegen hebzucht. Tegen alleen maar goed zijn voor jezelf. Steeds meer willen hebben. Zonder dat je nog oog hebt voor een ander. Net als die twee mannen, elk op hun beurt, waar we net in het Evangelie over hebben gelezen. De eerste, die met zijn vraag bij Jezus komt, is iemand die geld wil zien. Hij schijnt een broer te hebben die moeilijk doet over het verdelen van een erfenis. Zo erg dat ze blijkbaar al niet meer als broers met elkaar praten. Dat kennen we. Zoiets komt ook vandaag de dag in de beste families nog voor. Ruzie om een erfenis. Hete hoofden en koude harten. En soms komt het jammer genoeg nooit meer goed. 1
Maar de man van vanmorgen denkt er wat op gevonden te hebben. Hij klopt met zijn probleem bij Jezus aan. Jezus als een soort rijdende rechter. Hij steekt meteen maar van wal: "Meester, zeg tot mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen. Een vraag waar Jezus niet op in gaat. Behalve dan met een tegenvraag. "Wie heeft Mij tot rechter of bemiddelaar over jullie aangesteld?". Daar moet de man het maar mee doen, al schiet hij daar niet zo veel mee op. Maar meer service hoeft hij op dit moment van Jezus niet te verwachten. Waarom eigenlijk niet? Waarom helpt Jezus deze man niet een beetje door die onwillige broer van hem tot de orde te roepen? Omdat Jezus dat blijkbaar voor zichzelf niet als een taak ziet. Daar is Hij niet voor onder de mensen gekomen. In elk geval niet om een rechter en een scheidsman, verdeler (want dat staat er eigenlijk letterlijk), te zijn tussen twee broers als het gaat om het erfgoed van hun ouders. Jezus is er niet van om dat wat juist één is, en bij elkaar hoort, uit elkaar te halen, te verbrokkelen. Zodat de ene broer niets meer met de ander te maken hoeft te hebben. Jezus is veel meer van het delen tussen mensen, als broeders en zusters van elkaar. Van het liefdevol en barmhartig samen delen, maar niet van het vérdelen. Niet van als jij iets krijgt, dan krijg ik het ook. Of in het negatieve als ik iets niet kan krijgen, dan jij ook niet. Het gaat wat Jezus betreft niet aan als iemand uit hebzucht zo met zijn broer of zus, broeder of zijn zuster, om gaat. Als niet de broer belangrijk is, maar het geld. "Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht!", zegt Jezus daarom tegen die man. Daar word je immers niet echt gelukkig van. En je maakt er al helemaal je broer niet gelukkig mee. En uiteindelijk loopt het ook nog eens op niets uit. "Want iemands leven hangt niet af van diens bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft, zegt Jezus. Om uit te leggen wat Hij daar nou weer mee bedoelt, vertelt Jezus een gelijkenis. Over een schatrijke man, die nog veel rijker zou worden. Een boer, die het wat je noemt helemaal gemaakt had in het leven. Hij moet wel een 2
buitengewoon vruchtbare akker hebben gehad, die hem een enorme oogst heeft opgeleverd. Zo veel graan heeft die akker hem opgeleverd, dat hij het allemaal nauwelijks nog kon bergen. Zijn voorraadschuren waren al snel te klein. Die waren tot de nok toe gevuld en er kon niets meer bij. Maar omdat hij alles voor zichzelf wilde houden en er geen moment over dacht om van al die rijkdom ook maar eens iets samen te delen met medemensen die minder geluk hebben gehad dan hij, ging hij die te kleine voorraadschuren maar slopen, om er veel grotere, met nog veel meer opslagcapaciteit voor in de plaats te laten zetten. Zodat hij daar alles, zijn hele rijkdom, in kon stouwen. Want hij vond dat het allemaal zijn oogst was, van hem alleen. Hij alleen had er recht op en niemand anders. Zo dacht hij er over, en zo praatte hij er ook over. Niet met een ander, maar alleen maar in zichzelf: "Het is allemaal van mij". Hij was wat je noemt "binnen". Hij zag het al helemaal voor zich: geen dag zou hij straks nog langer hoeven te werken. Hij kon zomaar gaan rentenieren. Maar, wat denkt u, zou hij nou echt iemand zijn geweest om jaloers op te zijn? Volgens Jezus in ieder geval niet! Het is alsof Jezus over die man, over zijn succes en over wat hij allemaal bereikt heeft, hetzelfde denkt als over die andere geluksvogel die door de Prediker al eeuwen eerder is beschreven. Ook al iemand die het gemaakt had in het leven. Een keiharde werker zal hij best wel zijn geweest. Misschien zouden we hem tegenwoordig wel een workoholic noemen. Iemand die in elk geval grote dingen heeft gedaan en daar zelf ook groot mee is geworden. Groter en rijker dan al zijn succesvolle voorgangers. Wat zijn ogen begeerden, kregen ze en geen genoegens hoefde hij zichzelf te ontzeggen. Wat wil je nog meer!? Maar toen hij op een bepaald moment terugkeek op al het werk dat hij had gedaan en op het moeizame geploeter dat hij achter de rug had, moet hij zich een ongeluk geschrokken zijn. Want opeens had hij door dat alles waar hij zich zo voor had uitgesloofd en alles wat hij daarmee had bereikt, dat het allemaal lucht was en najagen van wind. Gebakken lucht. Het had geen enkel nut onder de zon, zegt de Prediker er nog bij. Als je nou toch ooit eens zo terug moet kijken op je leven, dan is dat toch wel hele treurig. Vindt u ook niet? 3
Maar zo kijkt Jezus dus blijkbaar ook tegen de manier van leven en denken van die zo succesvolle en schatrijke boer aan. Jezus noemt hem in de gelijkenis met alles wat hij heeft bereikt alleen maar een dwaas. Niet dat de man niet slim genoeg was. Want dat zal hij nou juist wél zijn geweest. Maar als iemand in de taal van de Bijbel een dwaas wordt genoemd, dan is dat iemand die met God geen rekening houdt. Dwazen denken er is geen God, zo begint Psalm 14. En die leven daar ook naar. Zoals die rijke boer dus. Die rekende niet met God. Alsof God voor hem niet bestond. Maar wie heeft er eigenlijk voor gezorgd dat op zijn akker alles zo goed kon groeien als het heeft gegroeid? Heeft hij daar allemaal zélf voor gezorgd, in zijn eentje? Heeft hij zélf de zon kunnen laten schijnen en heeft hij het op zijn tijd ook hoogstpersoonlijk laten regenen en heeft hij zélf de grond zo vruchtbaar kunnen maken? En heeft hij echt zélf het leven, de kiemkracht aan het zaad kunnen geven? Nee, natuurlijk niet. Als je daar goed over nadenkt, wat heeft die man dan geweldig veel gekregen! Wat een erfenis! Wat een zegen! Wat een boel redenen had hij om eigenlijk alleen maar geweldig dankbaar te zijn. Dankbaar voor Gods rijke zegen! En die grote oogst, waar zijn voorraadschuren van uitpuilden, en alles wat hij had verzameld, was dat helemaal alleen maar van hem? Heeft er dan nooit iemand aan hem verteld dat God wil dat wij wat we hebben ook eerlijk delen met een ander die misschien wel niets heeft? Dat staat nota bene in de Bijbel, in de wetten van Mozes. Daar gaat het er telkens over dat je niet alleen maar voor jezelf leeft. Alleen maar voor jezelf leven, is in feite trouwens geen leven. Je leeft pas echt als je leeft voor God als je Schepper en voor elkaar. Als naasten, als medemensen, die in liefde met elkaar weten te delen. Dan pas zijn we echt mensen zoals God ons moet hebben bedoeld. Maar daar had die rijke man schijnbaar geen idee van. Hij voelde zich onafhankelijk. Self supporting. Hij had voor zijn gevoel met niemand iets te 4
maken. Hij dacht zelfs dat hij ook nog eens de baas was over zijn ziel, over zijn eigen leven. Maar wie heeft er iets te zeggen over zijn ziel, over het leven zelf dus? Geen mens toch zeker! Dat weten we maar al te goed. Soms worden we er keihard aan herinnerd hoe broos een mensenleven is. Zo is het toch!? Het kan zomaar voorbij zijn. Jezus vertelt dan ook hoe God op een bepaald moment tegen die man zei "Dwaas! Nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen? Zoals het die rijke man verging, zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf en niet rijk is in God, voegt Jezus er aan toe, in de richting van zijn leerlingen. Alsof Hij hen daarmee zeggen wil: Je kunt al je geluk in dit leven wel van je spullen laten afhangen en van je kapitaal en van je mooie huis en van alles en nog wat. Maar er komt toch, vroeg of laat, een moment waarop het met je leven voorbij is. En dan!!?? Dan gaat het alleen nog maar om die ene vraag: niet wat heb ik aan geld verdiend, hoeveel succes heb ik gehad en wat heb ik voor mezelf allemaal bij elkaar weten te verzamelen. Dat is dan opeens allemaal niet meer belangrijk. Want dan gaat het veel meer om de vraag Wat heb ik van mijn leven gemaakt? Ben ik wel aan God toegekomen? En ben ik wel aan mijn medemensen toegekomen? Heb ik met de gaven en kansen en mogelijkheden en misschien ook wel met het geld en de bezittingen waarmee ik was gezegend ook iets voor anderen en misschien ook wel iets voor de wereld kunnen betekenen? Heb ik, voor zover ik dat tenminste kon, de wereld en het leven van de mensen om mij heen, ook een heel klein beetje mooier en eerlijker en liefdevoller en barmhartiger kunnen maken? Was mijn leven rijk in God, zoals Jezus dat noemt? In de Joodse traditie worden heel wat levenswijze verhalen verteld. Ook over hoe je rijk kan zijn in God, in plaats van alleen maar in jezelf. Zo n verhaal kwam ik tegen bij Nico ter Linden. En wie weet had Jezus dit ook wel in zijn achterhoofd, toen Hij zijn gelijkenis vertelde. Het gaat als volgt: 5
Er waren eens twee broers die samen een stuk land bezaten. De oudste had een vrouw en kinderen, de jongste was niet getrouwd. Het was in de tijd van de tarweoogst. Na het maaien splitsten de broers de oogst in twee gelijke delen. Allebei kregen ze even veel. Maar s nachts kon de oudste broer niet slapen. Hij vond het achteraf geen goed idee om de oogst zo te verdelen. Hij dacht bij zichzelf: ik heb een vrouw en kinderen. Mijn broer is eenzaam, en wie moet dan later voor hem gaan zorgen als hij oud is!?? De oudste broer stond op en liep naar het veld, en droeg honderd schoven graan naar de schoven van zijn broer. Dezelfde nacht kon ook de jongste broer niet slapen. Ook hij had er geen vrede mee dat ze de oogst hadden gehalveerd: zijn oudste broer had een heel gezin te voeden. En hij was maar alleen. Zo stond ook hij op en liep naar het veld, nam honderd schoven graan en schoof die naar de schoven van zijn broer. Beiden verbaasden zich er de volgende morgen over dat zij elk nog steeds hetzelfde aantal schoven hadden. Allebei dachten ze: Hoe kan dat nou, ik had toch honderd schoven aan mijn broer gegeven? De volgende nacht gingen ze weer opnieuw aan de slag: weer stonden ze allebei op en droegen de schoven weer naar de ander. Des te groter was de verbazing de andere ochtend, dat er alweer niets was gebeurd. Ze besloten in de derde nacht nog een keer aan de slag te gaan, maar ook zich dan te verstoppen en te kijken of het raadsel kon worden opgelost. Het was in die derde nacht dat ze elkaar op het veld tegenkwamen, elk met de armen vol schoven op weg naar de ander. De broers omhelsden elkaar en huilden van ontroering. En God? God, vertelt het verhaal, God boven in de hemel, heeft dit toen ook gezien. Toen hij dit zo zag, glimlachte hij, en zei tegen zijn engelen: De akker van de twee broers daar beneden, dat lijkt me wel een mooie plaats voor mijn volk om de tempel te bouwen.. Zou God dat ook van ons hier in Hillegom kunnen zeggen? Wat zou dat mooi zijn! Amen. 6