Water Egypte In elk land hebben mensen hun eigen gewoontes. Dat merk je als je veel reist. Ik zal een voorbeeld geven. Ik ga naar een restaurant in Nederland. Daar bestel ik een glas water. De ober vraagt dan: Wilt u water met of zonder prik? Ik antwoord: Ik wil graag water uit de kraan. Nee, zegt de ober. Dat kan niet. Dat mogen we niet verkopen. We verkopen alleen water in flesjes. Oké, zeg ik. Geef mij maar water zonder prik. Plat water, noemen we dat. De ober gaat weg om het flesje water te halen. Ik denk na over de woorden van de ober. Ik begrijp de boodschap. Want ik zit in een restaurant. En daar betaal je voor je eten en drinken. Water uit de kraan kost bijna niets. Dat kunnen ze dus niet verkopen. Daarom verkopen ze alleen water in flesjes. 7
Ik weet niet of dit goed of slecht is. Het is gewoon zo. Zo gaan wij met water om. In andere landen gaan mensen anders met water om. Het zegt iets over de mensen in dat land. Ik denk terug aan mijn reis naar Egypte. Het was een warme dag. Ik had dorst. Maar mijn water was al op. Toen ontdekte ik water op straat. Een waterplaats. Een kola, zo heet een waterplaats daar. Ik zag een groot rek. Op het rek stonden grote kruiken. Die kruiken waren gevuld met fris water. Iemand nodigde mij uit. Drinkwater, zei hij. Het is gratis. Voor iedereen die dorst heeft. Ik dronk van het water. Het smaakte heerlijk. Toen ben ik aan de andere kant van de straat gaan zitten. 8
Ik keek naar de waterplaats. Steeds kwamen er mensen. Niet alleen mensen die daar woonden, ook toeristen kwamen er drinken. Iedereen mocht van het water drinken. Vooral midden op de dag kwamen er veel mensen. Het water was heerlijk. Ik zag dat een kruik leeg was. De man zette hem terug op het rek. Alleen nu stond de kruik op zijn kop. Slim, dacht ik. Iedereen ziet zo dat de kruik leeg is. Maar wat als alle kruiken leeg zijn? Ik bleef kijken. Wat zou er gebeuren? Na een tijdje kwam er een vrouw. Zij nam de lege kruik mee. Later kwam ze terug met de kruik. De kruik zat weer vol met water. Gaat dit altijd zo?, vroeg ik aan iemand. Ja, zei hij. Deze waterplaatsen bestaan al heel lang. Vroeger gebruikte men alleen kruiken. Nu zie je ook metalen kasten. In die kasten zitten kranen. 9
Ook daar mag iedereen van drinken. Mensen zetten het water neer. Zij krijgen daar niets voor. Ze doen het gewoon. Omdat ze geloven dat het goed is om zo te leven. Je geeft iets aan een ander mens. En je vraagt er niets voor terug. Zo krijgen ze na hun dood een plekje in het paradijs. Ik knikte. Wat een mooie manier om met water om te gaan. De Nederlandse ober brengt mijn flesje water. Hij opent het flesje aan tafel. En doet wat in mijn glas. Hij gaat weer weg. Ik drink. Het smaakt net als water uit de kraan. 10
Geluid Egypte Ik ben op reis in Egypte. De stad waar ik ben heet Alexandrië. In die stad hoor ik zo veel geluiden. Ik hoor machines die hout zagen en schuren. En het getik van dominostenen. Overal op straat spelen mensen dat spel. Taxi s toeteren naar mensen op de weg. Of naar auto s. In de straten en stegen rijden ook veel koetsen. Koetsen met paarden ervoor. Ze hebben geen toeter maar een bel. Daarmee bellen de mannen op de koetsen steeds. Zo weet iedereen dat ze eraan komen. En met de zweep in hun hand knallen ze op de rug van het paard. Dit zijn niet de enige geluiden die je kunt horen. Ook de mensen zelf maken geluid. Altijd komen ze wel een bekende tegen. Daar maken ze een praatje mee. En overal zijn handelaren. Ze onderhandelen over prijzen. Soms zijn ze het niet eens. Dan gaan ze steeds harder praten. 11
En dan hoor je ook nog de verkopers van eten en drinken. Die verkopers hebben twee metalen bordjes. Ze klappen ze tegen elkaar aan. Zo weet iedereen dat ze er zijn. Tel al deze geluiden bij elkaar op. Dan weet je dat dit samen heel veel geluid is. Maar dat is nog niet alles. Het vuil wordt in de nacht opgehaald. Tussen twaalf uur en drie uur. Je hoort de vuilniswagen komen en weer weggaan. Even rust, denk je. Maar daar hoor je alweer een sirene. Ziekenauto s, politieauto s, de brandweer. Ze gebruiken allemaal hun sirene. Je loopt langs een bar of een groepje mensen. Er klinkt muziek uit radio s of uit luidsprekers. Mijn oren zijn verdoofd van zo veel geluid. Pas om vier uur s nachts wordt het stiller op straat. Eindelijk rust. Maar die stilte duurt maar kort. Om acht uur begint alles weer geluid te maken. Ik wist niet dat een stad zo veel geluid kon maken. Dag in dag uit hoor je al deze verschillende geluiden. Ik dacht na over al dat geluid. 12
Vreemd, dacht ik toen. Voor geluid bestaat geen plaatje. In een atlas kun je heel veel dingen zien. Je kunt zien hoeveel mensen in een land of in een stad wonen. Je kunt zien of er water of land is. Je kunt zien welke dingen je daar in de grond vindt. Je kunt zien of er bergen zijn, woestijnen of bomen. Overal hebben ze plaatjes voor bedacht. Maar voor geluid bestaat geen plaatje. Je kunt niet laten zien dat er zo veel geluid is in Alexandrië. Dat is best vreemd, vond ik. Hoe zou de stad zijn zonder geluid? Dat wilde ik weten. Daarom deed ik een proef. Ik deed oordoppen in. Daarmee ging ik de stad in. Ik moest wel heel goed uitkijken. Want nu hoorde ik de taxi niet toeteren. Verschrikt sprong ik opzij. De taxi reed bijna tegen me aan. Bij het stoplicht moest ik ook heel goed oppassen. Veel auto s rijden gewoon door rood. Maar het lukte me veilig over te steken. Voorzichtig liep ik door. 13
Ik keek om me heen naar al die mensen. En hoorde niets. Het voelde heel vreemd. Ik kwam in een andere wereld. Het leek of er veel minder mensen op straat liepen. Zonder al dat geluid leken de mensen kleiner. Het was of ze minder ruimte nodig hadden. Ik keek naar de lucht. Daar stond de volle maan. Hij scheen op de stad. En op de stilte. Op de straten waar de mensen langs elkaar liepen. Zonder geluid als vissen. 14