Kooldioxide CO 2. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de vaststelling van kooldioxide in de emissies



Vergelijkbare documenten
Koolmonoxide CO. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de vaststelling van koolmonoxide in de emissies

Zuurstof O 2. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de monsterneming en meting van zuurstof

Stikstofoxiden NO x. Periodieke metingen. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste

Organische koolstoffen C x. (continue FID) H y. Periodieke metingen. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste

Zware metalen en Hg. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de monsterneming van de totale emissie van

Vocht. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de meting van vocht binnen de VKL.

Gasvormige componenten, Absorptie-emissiemetingen naar HCl, HF, NH 3. en SO 2. Periodieke metingen

Blanco- en doorslagbepalingen. Deze code van goede meetpraktijk geeft een richtlijn. voor het gebruik van blanco- en doorslagbepalingen van

Gassnelheid en volume metingen. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de meting voor gassnelheid en volume

Dioxines Periodieke metingen

Rapportage van emissiemetingen

Bepaling van de concentratie PER (tetrachlooretheen) in de lucht van textielreinigingsmachines die gebruikmaken van PER als reinigingsmiddel

Gericht op de toekomst. Stikstofoxiden. Praktische toepassing van meten van NO x

ExxonMobil. Analyser Wensen. Arno van Adrichem

Stofemissiemetingen Periodieke metingen

Meetmethoden en meetfrequenties per luchtwasser

Bepaling van het totale gehalte (som van de stofvormige- en gasvormige fractie) aan metalen in een gaskanaal

Bemonstering voor rookgassen en analyse van CO, CO2, SO2, NOx, O2 en TOC met monitoren

Parallelmetingen JC Omrin, REC Harlingen april 2012

Bemonstering voor rookgassen en analyse van CO, CO2, SO2, NOx, O2 en TOC met monitoren

LABS contactdag 24 november Debietnorm EN-ISO :2013 Handmatige referentiemethode

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Buiten de gebaande wegen naar meerwaarde van on-line analysers voor uw plants

Memo Meetonzekerheid bij continue metingen - Bepaling meetonzekerheid en correctie van gemiddelden

Samenvatting Validatie meetmethodieken biogas

Kwaliteit en Controle Procesanalyse Vocht en Zuurstof. Marc Schimmel

Bepaling van de concentratie van gasvormige fluoriden in een afgaskanaal, uitgedrukt als HF

GEBRUIKSAANWIJZING (verkort) GT1050/GT1060

Bepaling van het stofgehalte in een gaskanaal

Bepaling van het stofgehalte in een gaskanaal

Kenniscentrum InfoMil Begrippenlijst

Aardgaskwaliteit en het meten van NOx-emissies

Parallelmetingen JC Omrin, REC Harlingen 2015

REC Harlingen Parallelmetingen KBN

Eerste halfjaarrapportage Luchtemissie

Implementatie NEN-EN Emissie stationaire bronnen - Kwaliteitsborging van automatische meetsystemen. Achtergronddocument

13/03/2014. Ervaringen van de labo s met het LUC

RAPPORTAGE BETREFFENDE AST ONDERZOEK OMRIN TE HARLINGEN. september 2016

Bijlage I: Voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening Definitiebepalingen

RAPPORTAGE BETREFFENDE AST ONDERZOEK OMRIN TE HARLINGEN. juni 2017

UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING. Gasmeten Ingangsdatum 3 september 2018 geldig tot 1 januari 2019

UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING. Gasmeten Ingangsdatum 3 september 2018 geldig tot 1 januari 2019

U sluit de drukregelaar aan op een wegwerpfles met nulgas of kalibratiegas. Deze handleiding is bij Priva verkrijgbaar via artikelnummer

Overzicht aanpassingen aan het LUC

Bijlage I. Voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening. Definitiebepalingen

Omrin REC QAL-2 metingen 2018

De kwantitatieve bepaling van op actieve kool geadsorbeerde glycolethers met GC-MS

Bepaling van water in een gasstroom

PEMS KWALITEIT EISEN. Predictive Emission Monitoring Systems

Effectiviteit van mechanische ventilatie met filtertoepassing in scholen langs drukke wegen. Dr. Maciek Strak GGD Amsterdam Afd. Milieu en Gezondheid

BIJLAGE III CONTROLE VAN UITLAATEMISSIES. 1. INLEIDING 1.1. In deze bijlage wordt de testprocedure ter controle van uitlaatemissies uiteengezet.

De kwantitatieve bepaling van op koolstof moleculaire zeef geadsorbeerde alcoholen met GC-MS

Bepaling van de stofvormige fractie van metalen in een gaskanaal

Regeling meetmethoden verbranden afvalstoffen

Parallelmetingen JC Omrin, REC Harlingen 2014

BIJLAGE V. Technische bepalingen inzake stookinstallaties. Deel 1. Emissiegrenswaarden voor de in artikel 32, lid 2, bedoelde stookinstallaties

ONTWERPPROCEDURE LUC/0/001 MEETPLAATS IN HET GASKANAAL

ODS Instrumentatie. Specialist in flow- en analysetechniek Kalibratie - onderhoud - ondersteuning. i n s t r u m e n t a t i e

Meting ter plaatse van temperatuur, ph, elektrische geleidbaarheid, opgeloste zuurstof, vrije chloor en gebonden chloor

Voorbeeld kalibratie procedure voor drukmeters

Natchemische bepaling van SOx in een gaskanaal

Natchemische bepaling van SOx in een gaskanaal

Alles wat bijdraagt of afbreuk zou kunnen doen aan de productkwaliteit of het proces CLEANROOMVALIDATIE DOEL & METHODE

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES

Optische meting van opgelost zuurstof in energie-en koel/ketelwatertoepassingen

12/11/2012 Rendementsbepaling NH 3 -verwijdering van luchtwassers bij stalsystemen G. Otten, W. Swaans

Meetresultaten luchtkwaliteit 2010 Curaçao

Meet- en rekenprotocol Droge remvertraging (middels remproef)

Bepaling van Totaal Organische Koolstof (TOC) en/of Opgeloste Organische Koolstof (DOC) in water

Parallelmetingen KBN-2 NH3 Omrin, REC Harlingen 2011

Aandachtspunten voor en na de meting

Parallelmetingen KBN-2 en JC metingen HCl Omrin, REC Harlingen

Meetonzekerheid. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de vaststelling van meetonzekerheden binnen

Facultatieve Technologies BV Emissieonderzoek 2006 Crematorium Rhijnhof, Leiden

Alles wat bijdraagt of afbreuk zou kunnen doen aan de productkwaliteit of het proces CLEANROOMVALIDATIE DOEL & METHODE

NLD0597 UITGAVE 07-10/ M5030D 12. BIJLAGE B. Zellweger Analytics maakt gebruik van een standaardgarantieverklaring CERTIFICATIEKEURMERKEN

11/10/2010. Meetonzekerheidsberekening op de gasgeneratie bij ringtesten W. Swaans Werkgroep Lucht 1/10/2010

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

CO 2 SENSOR 0661I PPM GEBRUIKERSHANDLEIDING

Continu Emissie Meet Systemen (CEMS) waarom wat hoe. BSG avond Gasanalyse Anjo Ennen - Service Manager

In opdracht van: P.A. Burgos Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur Klein Kwartier 33 Willemstad Curaçao

Bijlage F Voorbeelden bepalingsprotocollen. Monitoringsprotocol voor bepaling van de VOS-emissies door puntbronnen in de chemie

Bijlage I: Voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening Definitiebepalingen. Definitiebepalingen

Bijlage I Voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening. Definitiebepalingen

Bemonstering van individuele vluchtige organische stoffen in een gasstroom

Versie 5 Werkinstructie Januari 2010

Rekentool Veiligheidsklassen werken met verontreinigde grond (versie 4.x, Conform CROW Publicatie 132, 4e druk)

UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN KWALIFICATIE. Gasmeten Ingangsdatum 1 januari 2019

R. Holtkamp. Ankersmid Process Tel:

Grenswaarde benzeen een factor 5 omlaag

Code van Goede Praktijk Meting van Diffuse VOS-emissies

Verhogen van energie efficiëntie in industriële heaters

Wat is een ph meting?

EMISSIE ONDERZOEK BIJ KOMECO IN KETELHAVEN. Meetrapport van 12 mei en 20 juli 2011

Z Naast de gegevens uit het E-PRTR is er gebruik gemaakt van de gegevens uit de vigerende vergunning.

7 redenen om permanent het klimaat in een museum te bewaken

Beheer en onderhoud van de W T W ph-meters

Monitoring luchtkwaliteit van de Vaillantlaan. Rapportage 2016/2017

NEN-EN Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij het toepassen van de NEN-EN 15259:

Transcriptie:

Wat doet de VKL? De Vereniging Kwaliteit Luchtmetingen (VKL) heeft ten doel, binnen de kaders van de Europese en Nationale wet- en regelgeving, een concrete bijdrage te leveren aan het waarborgen, ontwikkelen, toepassen en in stand houden van de kwaliteit van luchtmetingen in Nederland. De vereniging behartigt tevens de gemeenschappelijke belangen van haar leden. De vereniging zal zich daarbij in het bijzonder richten op het bevorderen van: Een correcte en integrale toepassing van Europese richtlijnen en Nationale regelgeving op het gebied van luchtmetingen; Maatregelen gericht op het tegengaan van oneerlijke concurrentie als gevolg van het niet toepassen hiervan. Voor verdere informatie kunt u terecht op de VKL-website www.vkl-online.nl. Kooldioxide CO 2 Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste werkwijze bij de vaststelling van kooldioxide in de emissies van stationaire bronnen binnen de VKL. Deze werkwijze is na afstemming binnen de technische commissie van de VKL tot stand gekomen. 1 5

Achtergrond De monstername wordt uitgevoerd conform NEN-EN 15259 (2007) Luchtkwaliteit Meetmethode emissies van stationaire bronnen Eisen voor meetvlakken en meetlokaties en voor doelstelling, meetplan en rapportage van de meting. De CO 2 -meting wordt uitgevoerd conform NEN-ISO 12039 Emissies van stationaire bronnen - Bepaling van koolmonoxide, kooldioxide en zuurstof Prestatie-eigenschappen en kalibratie van automatische meetsystemen. In dit praktijkblad worden de onderstaande zaken nader beschreven: Monstergasconditionering Controle op juiste werking Uitwerking Rapportage Meetprincipe De metingen worden uitgevoerd op basis van absorptie van infrarood licht met een specifieke golflengte. probe flue gas heated line cooler heated filter condensate 9,6 46 vol ppm % CO O2 Monsterneming flue gas analyser sampling pump and flow adjustment De emissiemetingen worden uitgevoerd met een extractief monsternamesysteem, waarmee een representatief monster uit het afgaskanaal wordt genomen. Monstervoorbehandeling Het gas dient via een sonde met een verwarmd filter te worden onttrokken. Bij het uitvoeren van kooldioxidemetingen is het verplicht dat er gebruik wordt gemaakt van een verwarmd filter, een verwarmde leiding en een koeler, zie figuur 1. In deze paragraaf wordt per onderdeel aangegeven welke eisen eraan worden gesteld. Figuur 1. Meetopstelling referentiemethode Verwarmd filter Het filter dient gemaakt te zijn van een inert materiaal en verwarmd te worden tot boven het dauwpunt van het afgas. Voor de monitor wordt vaak een tweede filter geplaatst om het gas verder te filteren. Verwarmde monsternameleiding De monsternameleiding dient verwarmd te worden tot boven het dauwpunt van het afgas. Bij het aansluiten dienen de koppelstukken te worden verwarmd of geïsoleerd. De binnenleiding dient gemaakt te zijn van teflon. 2 5

Rookgaskoeler De temperatuur direct na de koeler (uitlaat) mag maximaal 4 C zijn. De monstername pomp dient na de koeler te zijn geplaatst. Het is verstandig om na de koeler een vochtalarm te plaatsen die het systeem uitschakelt bij het niet goed functioneren. Permeatiedroger Indien gebruik wordt gemaakt van een droger dient het gas verwarmd te worden tot aan de droger. De temperatuur dient zodanig te worden ingesteld dat deze ten minste 15 K hoger is dan het dauwpunt. Het dauw-punt na de droger mag maximaal 4 C zijn. Tip Bij 4 C koeleruitlaat temperatuur zal het dauwpunt bij 100% relatieve vochtigheid 4 C zijn. Indien een hogere koeler uitlaat temperatuur wordt gemeten kan afhankelijk van de relatieve vochtigheid het dauwpunt alsnog 4 C zijn. Voorbeeld bij 10 C en 66% RV is dauwpunt 4 C. Houd hierbij rekening dat rookgascomponenten het (zuur)dauwpunt doen verlagen. Lektest Voer de vacuum lektest uit. De lekflow dient kleiner te zijn dan 2% van de meetflow. Als alternatief kan onderstaande lektest worden uitgevoerd. Tijdens iedere meetsessie dient aangetoond te kunnen worden dat het systeem lek dicht is. De lektest van het gehele monsternemingssysteem (zover als mogelijk tot aan de sonde) geschiedt door het vrij aanzuigen van stikstof direct uit een gasfles en het meten van de zuurstofconcentratie na het gehele monsternemingssysteem. Let op dat er tijdens het aanbieden van stikstof geen overdruk in het systeem wordt gecreëerd! Wanneer het gemeten zuurstof gehalte kleiner is als 0,2 vol % en er geen overdruk wordt gemeten wordt het systeem als lekdicht gekwalificeerd. Meetvlakbeoordeling Voor beoordeling van een meetvlak wordt verwezen naar de code van goede meetpraktijk (CvGM-002) van de VKL getiteld Meetvlakbeoordeling. 3 5

Controle op juiste werking Om de juiste werking van de monitor te waarborgen dienen de onderstaande handelingen te worden uitgevoerd. Kalibratie Voordat de monitor gebruikt kan worden voor de meting moet deze gekalibreerd zijn. Dit dient te gebeuren met een gas dat herleidbaar is naar (inter)nationale standaarden. De kalibratie dient eerst plaats te vinden op het nulpunt en vervolgens op een span waarde die gelijk is aan de emissie grens waarde (EGW) of gelijk is aan 50 tot 90% van de geselecteerde range. Tijdens de kalibratie dienen 3 waarden te worden vastgelegd (om de minuut) om vast te stellen dat het meetsignaal stabiel is. Het verschil tussen deze waarden dient kleiner te zijn dan 1% van de meetrange. Justeren Indien de zero en span afwijking kleiner of gelijk is aan 2% van de aangeboden spanwaarde, hoeft er niet gejusteerd te worden. Bij afwijkingen groter dan 2% moet er gejusteerd worden met een gas dat herleidbaar is naar (inter)nationale standaarden. 1 e Lijnscontrole Voorafgaand aan de metingen dient er een 1 e lijnscontrole uitgevoerd te worden. Dit betekent dat er met een onafhankelijk controlegas (hoeft geen gecertificeerd kalibratiegas te zijn) een check op het gekalibreerde meetsysteem plaatsvindt. Indien op locatie enkel een 1 e ljjnscontrole plaatsvindt en de kalibratie en justering met referentiegas in het magazijn, dan dient het gebruikte kalibratiegas tijdens de 1 e lijnscontrole herleidbaar te zijn naar (inter)nationale standaarden. Deze check dient over het gehele meetsysteem te worden uitgevoerd. Indien de 1 e lijnscontrole op locatie niet over het gehele meetsysteem plaatsvindt, dan dient periodiek een controle over het gehele meetsysteem uitgevoerd te worden. Stabiliteitscontrole Na afloop van een meting wordt er een controle uitgevoerd op de stabiliteit (drift) van de monitor. Indien de zero en spandrift groter is dan 2% van de aangeboden spanwaarde dient hiervoor bij het uitwerken van de gegevens gecorrigeerd te worden. Indien de zero en/of de spandrift groter is dan 5% van de aangeboden spanwaarde dient de meting te worden afgekeurd. 4 5

Detectielimiet In de norm is aangegeven dat de detectielimiet 2% dient te zijn van de meetrange. Responstijd De responstijd van het meetsysteem dient lager te zijn dan 200 seconden. De responstijd wordt bepaald over het gehele systeem en wordt bepaald totdat de monitor meer dan 90% van de aangeboden concentratie aangeeft. Uitwerking Lineariteitscontrole De lineariteit van de monitor dient minimaal jaarlijks gecontroleerd te worden. Hiertoe dient nulgas en minimaal 4 verschillende concentraties kalibratiegas aan de monitor te worden aangeboden. De afwijking tussen de ingestelde en gemeten waarden dient kleiner te zijn als 2% van de range waarin gemeten is. Bij het uitwerken van de gegevens dienen de resultaten omgerekend te worden naar de juiste eenheden. Indien noodzakelijk dient er gecorrigeerd te worden voor voor de uitgevoerde controles (zero, span, drift en interferentie). De spreadsheets die gebruikt worden voor de berekeningen dienen gevalideerd te zijn en te zijn voorzien van een versienummer. Rapportage Voor de rapportage wordt verwezen naar de code van goede meetpraktijk (CvGM-004) van de VKL getiteld Rapportage van emissiemetingen. Interferentie Mogelijke interferenten voor de metingen zijn CO, SO 2 en HCl. De invloed van de interferentie dient kleiner of gelijk te zijn aan 4% van de range waarin is gemeten. Indien de afwijking groter is dan 4% dient hiervoor gecorrigeerd te worden bij de uitwerking. Indien de afwijking kleiner is dan 4% mag er rekenkundig worden gecorrigeerd. 5 5