Tekst liederen 31-10 Machtig God, sterke Rots (het geheel 2x zingen) Machtig God, sterke Rots, U alleen bent waardig. Aard' en hemel prijzen U. Glorie voor uw naam. Lam van God, hoogste Heer, heilig en rechtvaardig, stralend Licht, Morgenster, niemand is als U. Prijst de Vader, prijst de Zoon, prijst de Geest, die in ons woont, prijst de Koning der heerlijkheid, prijst Hem tot in eeuwigheid. 213 Dit huis, een herberg onderweg 1 Dit huis, een herberg onderweg voor wie verdwaald in heg en steg geen rust, geen ruimte meer kon vinden, een toevluchtsoord in de woestijn voor wie met olie en met wijn pijnlijke wonden liet verbinden, dit huis, waarin men smarten deelt, weet hoe Gods liefde harten heelt. 2 Dit huis, waarin een gastheer is wiens zachte juk geen last meer is, dit huis is tot ons heil gegeven: een herberg voor wie moe en mat terzijde van het smalle pad struikelt en langer niet wil leven - plaats tegen de neerslachtigheid, een pleister van barmhartigheid. 3 Dit huis, met liefde opgebouwd, dit gastenhuis voor jong en oud, ligt langs een weg als een oase; hier kan men putten: nieuwe kracht, hier is beschutting voor de nacht, hier is het elke zondag Pasen! Gezegend alwie binnengaat, en hier zijn lasten liggen laat.
Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Vergeef mijn zonden nu en reinig mijn hart. Met Uw liefde, Heer, kom mij tegemoet, nu ik mij tot U keer, en maak alles goed. Zie mij voor U staan, zondig en onrein. O, Jezus raak mij aan, van U wil ik zijn. Jezus op Uw woord, vestig ik mijn hoop. U leeft en U verhoort, mijn bede tot U. Evl 244 Een vaste burcht is onze God, Een vaste burcht is onze God, een toevlucht voor de Zijnen! Al drukt het leed, al dreigt het lot, Hij doet zijn hulp verschijnen! De vijand rukt vast aan met opgestoken vaan; hij draagt zijn rusting nog van gruwel en bedrog, maar zal als kaf verdwijnen! Geen aardse macht begeren wij, die gaat welras verloren. Ons staat de sterke Held ter zij, dien God ons heeft verkoren. Vraagt gij zijn naam? Zo weet, dat Hij de Christus heet, Gods eengeboren Zoon, verwinnaar van de troon: de zeeg' is ons beschoren! Al trekken op van alle kant de helse legerscharen, wij vrezen niet! De Heer houdt stand. Hij zal zijn volk bewaren. Hoe ook de vijand woedt, wij staan hem voet voor voet, wij tarten zijn geweld: zijn vonnis is geveld één woord en hij moet wijken.
Hij kwam bij ons, heel gewoon 1 Hij kwam bij ons, heel gewoon, de Zoon van God als mensenzoon. Hij diende ons als een knecht en heeft zijn leven afgelegd. Refrein: Zie onze God, de Koning-knecht, Hij heeft zijn leven afgelegd. Zijn voorbeeld roept om te dienen iedere dag, gedragen door zijn liefd en kracht. 2 En in de tuin van de pijn verkoos Hij als een lam te zijn, verscheurd door angst en verdriet, maar toch zei Hij: Uw wil geschied. 3 Zie je de wonden zo diep. De hand die aard en hemel schiep, vergaf de hand die Hem sloeg. De Man, die onze zonden droeg. 4. Wij willen worden als Hij. Elkanders lasten dragen wij. Wie is er need rig en klein? Die zal bij ons de grootste zijn.
Jezus leeft in eeuwigheid Jezus leeft in eeuwigheid, zijn sjaloom wordt werkelijkheid. Hij is de Heer van mijn leven. Straks als er een nieuwe dag begint, en het licht het van het duister wint, mag ik bij Hem binnengaan, voor zijn Troon gaan staan. Hef ik daar mijn loflied aan: Jezus leeft in eeuwigheid, zijn sjaloom wordt werkelijkheid. Hij is de Heer van mijn leven. Straks wanneer de grote dag begint, en het licht voor altijd overwint, zal de hemel opengaan, komt de Heer er aan. Heffen wij dit loflied aan: Jezus komt in heerlijkheid, zijn sjaloom wordt wereldwijd. Hij is de Heer van ons leven.
Avonddienst Hier zijn wij, Heer, bij brood en wijn 1 Hier zijn wij, Heer, bij brood en wijn, Gij roept, Gij zult de gastheer zijn voor lammen, doven, blinden; Gij nodigt: Komt en drinkt en eet, komt, alle dingen zijn gereed; wie God zoekt zal Hem vinden! 2 Om ons gebroken in de dood uw lichaam brak gelijk een brood, om ons en onze zonden; de wijn die hier gedronken wordt is als het bloed door U gestort, o Lam, dat wij verwondden! 3 Wij heffen, Heer, ons hart omhoog, o hoofd, dat bloedend voor ons boog, ons leed hebt Gij gedragen. In U is God ons zeer nabij, Gij schenkt oneindig meer dan wij U zouden durven vragen. 4 Hier zijn wij, Heer, bij brood en wijn, Gij roept ons, hoe verdwaald wij zijn, Gij noemt ons uw beminden; Gij brengt uw schapen weer naar huis, Gij schenkt uzelf hier zijn wij thuis; wie God zoekt zal Hem vinden!