Verkennend natuuronderzoek Sherpa terrein, bouwvlak 3, 16, 19+20

Vergelijkbare documenten
Notitie. 1 Inleiding. Referentienummer Datum Kenmerk PN mei Betreft Roofvogel onderzoek (BMP-R methode)

Notitie. 1 Inleiding. Figuur 1.1 Procedureschema wet- en regelgeving Ff-wet. Referentienummer Datum Kenmerk PN juli 2014

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Verkennend natuuronderzoek Zuiderpad 13 Zuidoostbeemster

Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem

Notitie flora en fauna

Verkennend natuuronderzoek Anklaarseweg Apeldoorn

Verkennend natuuronderzoek locatie Smitterijhof te Haaksbergen

Verkennend natuuronderzoek Parklaan / Nieuweweg te Hattem

Verkennend natuuronderzoek De Hoeven Beekbergen

Verkennend natuuronderzoek Handelstraat Apeldoorn

Verkennend natuuronderzoek locatie Loostraat 55a/57 Huissen

Verkennend natuuronderzoek locatie Woonpark Zeist

NATUURTOETS LANGE WEMEN HENGELO VERVOLGONDERZOEK GEMEENTE HENGELO

Verkennend natuuronderzoek herinrichting Venlo-Noord

Notitie. 1 Inleiding. 1.2 Plangebied Het plangebied omvat de percelen op Straatweg 77 en Statenlaan 2 te Rotterdam (figuur 1 en 2).

: QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

TOELICHTING FLORA- EN FAUNAWET

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, opgaande beplanting en watergangen.

Notitie Flora- en faunaonderzoek Apeldoorn

Vleermuisonderzoek locatie Merenhoef te Maarssen

Notitie Flora- en faunaonderzoek Enter

Aanvullend natuuronderzoek voormalig Zoutdepot Breukelen

Toets flora en fauna Herinrichting locatie Spreeuwenstraat 11 te Nijmegen

Saksen Weimar fase 5 en verder Ecologische check

Samenvatting quickscan natuurtoets

Bijlage 1 Onderzoek ecologie

Verkennend natuuronderzoek locatie tennisvereniging Beukersweide te Wierden

Figuur 1: Links: Luchtfoto plangebied (bron: Google Maps, maart 2016). Rechts: foto plangebied (juni 2014).

Verkennend natuuronderzoek 4 locaties in Graft-De Rijp

Quickscan natuuronderzoek bouwblok Kolenbranderweg Haaksbergen

Verkennend natuuronderzoek locatie Hessenweg

Terneuzen. Quickscan Flora en fauna. Wulpenbek 16 te Hoek. <NL.IMRO.Invullen> concept. I. Dekker MSc. identificatiecode: datum: status:

Quickscan natuuronderzoek en aanvullende rapportage verbouwing monumentaalpand Lammerinkweg 102 Enschede

Verkennend natuuronderzoek perceel Steenderen

Notitie Quickscan flora en fauna

Project Status Datum. Sloop en nieuwbouw locatie Emmaschool concept 14 januari Auteur Veldonderzoek Projectcode

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen

- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw,

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

Actualisatie verkennend natuuronderzoek Zeswielentracé Alkmaar

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Quickscan flora en fauna. Deltaweg te Helmond

Verkennend natuuronderzoek locatie Fliermatenweg

Toets flora en fauna Molenstraat 59c te Gemert

Bureauonderzoek flora en fauna

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, gazon, weiland, opgaande beplanting en oppervlaktewater.

Bijlage 1 Ecologisch onderzoek

QUICKSCAN FLORA EN FAUNA

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST

Notitie. 1 Aanleiding

Onderzoek flora en fauna

Toets flora en fauna Kolping te Nijmegen

Flora- en faunascan voor de bouw van een woning aan de Bolenbergweg te Belfeld

P a r a g r a a f e c o l o g i e N i e u w b o u w w o n i n g S c h a p e n d r i f t t e N o r g

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet Van Zuylenlaan 9, Hoevelaken

HABITATSCAN DIEPENBROCKLAAN. Broedvogels & vleermuizen

Quickscan flora en fauna

Memo: Datum: 13 april Quickscan ecologische waarden (Flora en faunawet en EHS) sloop BMV Hoensbroek

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

QUICKSCAN BURGEMEESTER SLANGHENSTRAAT HOENSBROEK

Toets flora en fauna President Verhofstadtstraat Groeskuilenstraat en Virmundtstraat te Gemert

6 Flora- en fauna quickscan

Quickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10

Bureauonderzoek Flora en fauna

Quick scan flora en fauna locatie Torenschouw te Oosterhout

Notitie Flora en faunawet bestemmingsplan Centrum Best; Locatie ten noorden van begraafplaats

Verkennend natuuronderzoek locatie Abbing terrein Zeist

Notitie quickscan Flora en fauna

Quick scan Ecologie Tunnel Leijenseweg Gemeente De Bilt

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

Bijlage 1 Wettelijk kader

Adviesnota. Figuur 1: de geprojecteerde locatie van het Noordgebouw is aangegeven middels de gele lijn. Bron: POS plankaart 2010.

MEMO. Vleermuizen Sportlaan 2 4 te Gemert

Verkennend Natuuronderzoek Oude Baan in Hulten

Briefrapport Flora en fauna

Buro Maerlant. Rotterdam Marinestraat. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g

Actualisatie quick scan in verband met nieuwe Wet natuurbescherming.

Toets flora en fauna Tempeliersweg 46 te Haaren

Buro Maerlant. Groesbeek Cranenburgsestraat. Aanvullende notitie in het kader van de Flora- en faunawet

Verkennend natuuronderzoek locatie Burgemeester de Beaufortplein 5 te Markelo

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Natuurtoets Masterplan centrumgebied Hoogkarspel

Memo. nummer rev 00 datum RvR Limburg C.V. L.E.Dinger kopie project projectnummer Quickscan Flora en Fauna Danielweg te Horst

Ruimtelijke onderbouwing Flora en fauna De Monarch I, II, III en IV

Quickscan Flora- en Faunawet. t.b.v. sloop Opstallen. Oude Maasstraat 18 gemeente Uden

Quickscan samenvatting Flora- en faunawet bomen Hoofdweg, Harderwijk

/ Stadhuisplein, Veghel

Verkennend natuuronderzoek locatie Hobbemakade

Huidige situatie Het plangebied bestaat uit de kom Bleiswijk met bebouwing, tuinen, groenstroken, laanbeplanting en watergangen.

Quickscan Flora- en faunawet Nieuwematenweg 14 te Reutum

Quickscan samenvatting Stephensonstraat Harderwijk

HABITATSCAN BOMENRIJEN RIJKSSTRAATWEG WASSENAAR. Broedvogels & vleermuizen

Briefrapport. Globale ligging plangebied. AANLEIDING EN METHODE. De heer E.J. Overbeek. datum: 16 september quick scan flora en fauna

Buro Maerlant. Veldhoven Zandoerleseweg. Notitie Flora- en faunawet. L a n d s c h a p, E c o l o g i e & R u i m t e l i j k e O r d e n i n g

Quickscan Natuur. Ter plaatse van de voormalige Drusushoeve. Definitief. Nouville Ontwikkeling BV Postbus AB Heerlen

2. Wet- en regelgeving en gemeentelijk groenbeleid. Quickscan Sloop & nieuwbouw in het Marco Poloplantsoen

Transcriptie:

Verkennend natuuronderzoek Sherpa terrein, bouwvlak 3, 16, 19+20 Oriënterend onderzoek in het kader van de wet- en regelgeving voor de natuur Definitief Stichting Sherpa Grontmij Nederland B.V. Houten, 6 februari 2014

Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek Sherpa terrein, bouwvlak 3, 16, 19+20 Subtitel : Oriënterend onderzoek in het kader van de wet- en regelgeving voor de natuur Projectnummer : 335473 Referentienummer : GM-0123397 Revisie : D1 Datum : 6 februari 2014 Auteur(s) : ing. D. van der Veen E-mail adres : david.vanderveen@grontmij.nl Gecontroleerd door : dr. A.M. Mouissie Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd door : dr. A.M. Mouissie Paraaf goedgekeurd : Contact : Grontmij Nederland B.V. De Molen 48 3994 DB Houten Postbus 119 3990 DC Houten T +31 30 634 47 00 F +31 30 637 94 15 www.grontmij.nl Pagina 2 van 17

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 1.1 Kader van het onderzoek... 4 1.2 Aanleiding en doel... 5 2 Flora- en faunawet... 7 2.1 Toetsingkader... 7 2.2 Methode... 8 2.3 Flora... 8 2.4 Grondgebonden zoogdieren... 9 2.5 Vleermuizen... 11 2.6 Vogels... 12 2.7 Reptielen en amfibieën... 13 2.8 Overige soorten... 14 3 Natuurbeleidskaders... 15 3.1 Toetsingskader... 15 3.2 Ecologische Hoofdstructuur... 15 4 Conclusies... 17 4.1 Ecologische Hoofdstructuur... 17 4.2 Flora- en faunawet... 17 Pagina 3 van 17

1 Inleiding 1.1 Kader van het onderzoek Projecten of handelingen dienen te worden getoetst aan de wet- en regelgeving voor natuur. De natuurbescherming in Nederland bestaat uit de volgende kaders: Flora- en faunawet: individuele soorten; Provinciaal beleid: Ecologische Hoofdstructuur; Natuurbeschermingswet 1998: Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten. Deze rapportage richt zich alleen op de wet- en regelgeving voor natuur betreffende de Floraen faunawet en de Ecologische Hoofdstructuur. Onderzoek naar effecten op Natura 2000- gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is niet aan de orde en tevens niet gevraagd door Sherpa. Het verkennend onderzoek is er op gericht om een eerste inzicht te krijgen in de mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden in en om het projectgebied en de mogelijke vervolgstappen die moeten worden genomen met betrekking tot aanvullend veldonderzoek, nader effectonderzoek en nadere procedures betreffende de Flora- en faunawet en de EHS. In figuur 1.1 is aangegeven welke procedures mogelijk moeten worden doorlopen. Het verkennend onderzoek is de eerste stap in de procedure. Afhankelijk van het resultaat moeten de navolgende stappen al dan niet worden doorlopen. Figuur 1.1 Procedureschema wet- en regelgeving Ff-wet en EHS-beleid Pagina 4 van 17

1.2 Aanleiding en doel Stichting Sherpa is voornemens om nieuwbouw te ontwikkelen op de bouwvlakken 3, 16, 19+20. Deze bouwvlakken (voortaan plangebied) zullen opnieuw worden ingericht, waarbij bestaande gebouwen gesloopt worden, een aantal bomen gekapt worden en infrastructuur opnieuw aangelegd wordt (fig. 1.3). Figuur 1.2 globale ligging Sherpa terrein (rode cirkel) Plangebied en voorgenomen ontwikkeling De betreffende bouwvlakken liggen op het Sherpa terrein (figuur 1.3 en 1.4). Het Sherpa terrein ligt aan de Zandheuvelweg te Baarn. Bouwvlak 3 (circa 400 m2) ligt aan de Zwinstraat. Dit vlak betreft in de huidige situatie een grasveld met solitaire bomen. Bouwvlak 16 (circa 800 m2) en 19+20 (circa 3.210 m2) liggen tussen de Diezelaan en de Reggelaan. Deze vlakken betreffen te slopen hoogbouw, laagbouw, houten schuren, solitaire bomen, laanbomen, een bosje, tuintjes en grasveldjes (deels verhard). Figuur 1.3 ligging plangebied (rode vlakken) Pagina 5 van 17

Bouwvlak 3 Bouwvlak 16 Bouwvlak 19 + 20 Figuur 1.3 indruk plangebied Bouwvlak 19 + 20 Pagina 6 van 17

2 Flora- en faunawet 2.1 Toetsingkader De Flora- en faunawet regelt de bescherming van soorten planten en dieren in ons land. De beschermde soorten zijn op grond van het Vrijstellingenbesluit onderverdeeld in verschillende beschermingscategorieën, de zogeheten tabel 1-soorten, tabel 2-soorten en tabel 3-soorten. Vogels zijn niet in deze categorieën ingedeeld. De toetsing in het kader van de Flora- en faunawet vindt plaats aan de hand van de volgende in het kader van ruimtelijke ontwikkeling relevante verbodsbepalingen: Artikel 8: Het is verboden beschermde planten te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen. Artikel 9: Het is verboden beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen. Artikel 10: Het is verboden beschermde dieren opzettelijk te verontrusten. Artikel 11: Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. De zwaarte van toetsing is afgestemd op de gunstige staat van instandhouding van soorten. Hierbij wordt er onderscheid gemaakt in de volgende groepen met een eigen toetsingsregime: Algemene soorten (tabel 1-soorten) Wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling. Er hoeft in dit kader geen ontheffing aangevraagd te worden, hiervoor geldt wel de zorgplicht. Overige soorten (tabel 2-soorten) Wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling, indien wordt gewerkt volgens een door de minister van EZ (voorheen EL&I, LNV) goedgekeurde gedragscode. Indien dit niet het geval is, dan moet ontheffing aangevraagd worden, deze valt onder de lichte toets (geen aantasting van de gunstige staat van instandhouding van de soort). Soorten bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB (tabel 3-soorten) Voor deze soorten moet wat betreft ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing aangevraagd worden. De ontheffingsaanvraag valt onder de zware toets, hetgeen inhoudt dat: er sprake dient te zijn van een bij de wet genoemd belang; er geen andere bevredigende oplossing mogelijk is; er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort(en). Vogels zijn niet ingedeeld in bovengenoemde categorieën. Alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd. Het is daarom bijvoorbeeld verboden nestelende en/of broedende vogels te verstoren, eieren te rapen of nesten en andere vaste rust- en verblijfplaatsen te vernietigen. Uitgangspunt hierbij is dat nesten van vogels alleen beschermd zijn, indien deze in gebruik zijn tijdens het broedseizoen. Pagina 7 van 17

Flora- en faunawet Voor een aantal vogelsoorten (genoemd in de Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten van het ministerie van EZ), die jaarlijks van het zelfde nest gebruik maken of geen eigen nest kunnen bouwen, geldt een uitzondering, Nesten van deze soorten worden beschouwd als vaste rust- en verblijfplaats in de zin van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Deze nesten zijn jaarrond beschermd, mits niet permanent verlaten. Om te voorkomen dat nestelende en/of broedende vogels verstoord worden, dienen verstorende werkzaamheden altijd zo veel mogelijk buiten het broedseizoen te worden uitgevoerd en dient gecontroleerd te worden of mogelijk jaarrond beschermde nesten worden aangetast door de werkzaamheden. Het beschermingsregime voor vogels komt overeen met dat van tabel 3- soorten. Ontheffing kan slechts worden verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Daarnaast kan alleen ontheffing worden verkregen indien er sprake is van een in de wet genoemd belang. Dit betreft voor vogels alleen belangen die te maken hebben met openbare veiligheid, luchtvaartveiligheid, onderzoek en volksgezondheid (geen ruimtelijke ontwikkelingen). 2.2 Methode Bronnenonderzoek De inventarisatie betreft een onderzoek naar de actueel en potentieel voorkomende beschermde soorten in het plangebied en in de directe naastgelegen omgeving van het plangebied. De inventarisatie bestaat uit een bronnenonderzoek, een verkennend veldbezoek en habitatgeschiktheidsbeoordeling. Het bronnenonderzoek heeft als doel een overzicht te verkrijgen van de beschikbare informatie met betrekking tot het voorkomen van beschermde soorten. De geraadpleegde bronnen zijn: Nationale databank Flora en Fauna (NDFF), Grontmij 2010, toetsing aan de EHS en Flora- en faunawet met betrekking tot Bestemmingsplan Drakenburgergracht en bijbehorende bronnen, www.zoogdiervereniging.nl, www.sovon.nl, www.ravon.nl, www.waarneming.nl, www.telmee.nl, www.florafaunacheck.nl, www.provincie-utrecht.nl, www.knnv.nl, www.vlinderstichting.nl, www.drloket.nl, IVN Eemland en IVN vechtplassen. Habitatgeschiktheidsbeoordeling Op basis van een veldbezoek is de geschiktheid van biotopen voor beschermde soorten beoordeeld. Deze beoordeling brengt samen met het bronnenonderzoek de beschermde soorten (groepen) in beeld, die in de voorkeurslocatie transportleiding (kunnen) voorkomen. Het veldbezoek heeft plaatsgevonden op 21 januari 2014 door een ecoloog van Grontmij. Analyse en toetsing van mogelijke effecten Er is vervolgens gekeken of soorten (groepen) beïnvloed kunnen worden door voorgenomen activiteiten. Op basis van deze analyse wordt geconcludeerd voor welke soorten(groepen) een ontheffing in kader van Flora- en faunawet aangevraagd moet worden en of er een nader onderzoek nodig is. 2.3 Flora Bronnenonderzoek Uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) zijn geen waarnemingen van beschermde flora in het plangebied bekend. In de directe omgeving van het plangebied zijn wel beschermde soorten aangetroffen. Het gaat hierbij om de tabel 2 soorten rapunzelklokje en jeneverbes, en de tabel 1 soort brede wespenorchis (fig. 2.3). Verkennend veldbezoek Tijdens het veldbezoek is geen tabel 2/3 beschermde flora aangetroffen in het plangebied. Hierbij dient wel opgemerkt te worden, dat het veldbezoek buiten het groeiseizoen is uitgevoerd en de grasvelden gemaaid aangetroffen zijn. Er is wel geschikt biotoop voor de tabel 2/3 beschermde flora aangetroffen langs de Reggelaan en bosranden. Hierbij dient wel opgemerkt te worden, dat het voorkomen van potentieel biotoop sterk afhangt van het maairegime en bosrandenbeheer. Het voorkomen van de jeneverbes kan uitgesloten worden in het plangebied, omdat deze tijdens de winter goed te inventariseren is en daarmee niet aangetroffen is in het plangebied. Pagina 8 van 17

Flora- en faunawet Effecten Een aantal bermen worden vergraven ten behoeve van het leidingwerk voor de nieuwbouw, maar de locatie is nog niet definitief vastgelegd. Voor zover nu bekend zullen ten behoeve van het leidingwerk de bermen aan de Diezelaan worden vergraven (mondelinge toelichting van de heer C. van den Brink, Sherpa). Omdat het veldbezoek buiten het groeiseizoen is uitgevoerd, kon het voorkomen van het rapunzelklokje niet uitgesloten worden. Maar zolang er geen bermen langs de Reggelaan worden vergraven met potentieel biotoop voor het rapunzelklokje zijn geen negatieve effecten voorzien en hoeven geen vervolgprocedures in gang te worden gezet. Nader onderzoek of ontheffing of werken met een gedragscode voor het rapunzelklokje is daarom niet aan de orde. Figuur 2.3 NDFF vaatplanten (melding vanaf 2006 t/m 2013) 2.4 Grondgebonden zoogdieren Bronnenonderzoek In de NDFF en waarneming.nl zijn, behalve de das en eekhoorn, geen waarnemingen bekend van tabel 2 en/of 3 zoogdieren van de Flora- en faunawet in het plangebied. Uit deze bronnen blijkt wel dat algemene zoogdiersoorten zoals konijn, vos en bunzing aangetroffen zijn in en in de omgeving van het plangebied. Uit eerdere onderzoeken uit 2008 1,2009 2 en 2010 3 van Stichting Das & Boom, Oranjewoud, Grontmij en uit de NDFF (fig.2.4a) blijkt dat de das (Ff-wet, tabel 3) aangetroffen is in de omgeving van het plangebied. Dit betreft een dassenburcht, bijburchten en vluchtpijpen in een bosgebied ten oosten van het plangebied. Tijdens deze onderzoeken zijn tevens sporen van de eekhoorn en dassen aangetroffen in de omgeving van het plangebied. Volgens de NDFF en uit eigen waarnemingen (D. van der Veen, ecoloog Grontmij) is tevens de boommarter in de omgeving aangetroffen. 1 Stichting Das & Boom, 2008. Onderzoek dassenburchten Parkwijk de Zandheuvel (een second opion) 2 Oranjewoud en Stichting Das & Boom, 2009. Gezamenlijk veldonderzoek dassenholen Sherpa terrein 3 Grontmij, 2010. Bestemmingsplan Drakenburgergracht toetsing EHS en Flora- en faunawet. Rapport Grontmij. In opdracht gemeente Baarn. Pagina 9 van 17

Flora- en faunawet Verkennend veldbezoek Tijdens het verkennend veldbezoek is het plangebied beoordeeld op habitatgeschiktheid voor grondgebonden zoogdieren. Daarbij zijn alle bomen gecontroleerd op mogelijke vaste verblijfplaatsen voor tabel 2/3 grondgebonden zoogdieren. Daaruit blijkt dat de bomen in het plangebied geen gaten bezitten, die een vaste verblijfplaats kan bieden voor de eekhoorn of de boommarter. Er zijn geen sporen (zoals vraat, latrine of krabsporen) van de boommarter aangetroffen in het plangebied. Er zijn wel diverse wroetsporen van de das aangetroffen (fig. 2.4b). Dit vooral op het oostelijk gelegen grasveld van bouwvlak 19+20. Op bouwvlak 3 zijn ook wroetsporen van de das aangetroffen en latrinesporen, die waarschijnlijk afkomstig zijn van de vos (fig. 2.4b). Effecten Omdat er geen vaste verblijfplaatsen van tabel 2/3 grondgebonden zoogdieren in het plangebied zijn aangetroffen en de afstand tot de dichtstbijzijnde burcht meer dan 200 meter is en er natuurlijke geluidswallen in de vorm van bosjes en zandheuvels aanwezig zijn tussen het plangebied en de burcht, kan aantasting van verblijfplaatsen uitgesloten worden. Als er bovendien niet gewerkt wordt tussen zonsondergang en zonsopgang zal er geen significante verstoring optreden. In dit kader zijn dan ook geen negatieve effecten voorzien en hoeven geen vervolgprocedures in gang te worden gezet. Nader onderzoek of ontheffing is daarom niet nodig. Voor de aanwezige algemene soorten van tabel 1 van de Flora- en faunawet, zoals mol, vos, konijn en bunzing geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Hiervoor geldt wel de zorgplicht. Figuur 2.4a NDFF grondgebonden zoogdieren (vanaf 2006 t/m 2013) Pagina 10 van 17

Flora- en faunawet Figuur 2.4b Graafsporen das, en latrine waarschijnlijk van een vos 2.5 Vleermuizen Bronnenonderzoek Uit de NDFF (fig. 2.5a) zijn recente waarnemingen bekend van de gewone dwergvleermuis, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis (Ff-wet, tabel 3) in de directe omgeving van het plangebied. Verkennend veldbezoek De habitatcheck is op basis van de checklist van het Vleermuisprotocol 4 uitgevoerd. Tijdens het verkennend veldbezoek (van 21 januari 2014) is vastgesteld dat geen potentiële verblijfplaatsen in de (mogelijk) te kappen bomen aanwezig zijn. Maar de te slopen gebouwen vormen wel geschikte potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen. Tussen de gevelplaten en de muren van de hoogbouw zit ruimte dat als potentieel zomer- of baltsverblijf kan dienen. Daarnaast zitten er scheuren in de hoeken van de gevelbetimmering van de hoogbouw die ofwel toegang tot de spouwmuur kunnen bieden ofwel als geschikte verblijfplaats kunnen dienen. Zowel de laagbouw als de hoogbouw biedt via de spouwgaten toegang tot de spouwmuur, die ook potentiële verblijfplaatsen kan bieden voor (overwinterende) vleermuizen. De lanen in het plangebied vormen geschikte vliegroutes voor vleermuizen. De omliggende weilanden en vrijwel het gehele Sherpa terrein vormen geschikt foerageergebied voor vleermuizen. Effecten en nader onderzoek Aangezien in de te slopen gebouwen potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen zijn aangetroffen, is aanvullend onderzoek noodzakelijk naar het voorkomen van vleermuizen in verband met mogelijke vaste verblijfplaatsen (fig. 2.5b). Afhankelijk van de resultaten van het aanvullend onderzoek dient eventueel een ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. Om effecten te voorkomen, dient rekening te worden gehouden met overvliegende en foeragerende vleermuizen. Dit betekent dat in de periode maart tot en met oktober, geen directe verlichting mag uitstralen op groenelementen (bomen, bosjes, struwelen en dergelijke) tussen zonsondergang en zonsopkomst. 4 Vleermuisvakberaad Netwerk Groene Bureaus, Zoogdiervereniging en. Gegevensautoriteit Natuur 2013. Vleermuisprotocol 2013, maart 2013 Pagina 11 van 17

Flora- en faunawet Figuur 2.5a NDFF vleermuizen (vanaf 2010 t/m 2013) Figuur 2.5b Potentiële vleermuisverblijven 7 2.6 Vogels Bronnenonderzoek Uit de NDFF (fig. 2.6a) zijn in de directe omgeving van het 6 plangebied waarnemingen gedaan van een aantal vogels als ekster, koolmees, buizerd, gierzwaluw, sperwer etc. Verkennend veldbezoek Tijdens het verkennend veldbezoek zijn geen gaten in bomen aangetroffen in het plangebied. Wel zijn diverse kauw-, merel- en houtduifnesten en vogelkastjes aangetroffen in het plangebied. De bomen in het plangebied kunnen wel worden gebruikt door broedende vogels, waaronder jaarrond beschermde vogels en daarbij jaarrond beschermde verblijfplaatsen (nesten) van vogels. De bomen zijn daarom specifiek onderzocht op nesten, horsten en roestplaatsen van jaarrond beschermde vogels, zoals sperwer, ransuil en buizerd. Tijdens het verkennend veldonderzoek zijn geen jaarrond beschermde vogels en nesten aangetroffen in het plangebied. Wel zijn vraatsporen (fig. 2.6b) van een roofvogel (vermoedelijk sperwer) aangetroffen. Tijdens het veldbezoek zijn ook geen individuen of nesten van de categorie 2, jaarrond beschermde huismus en gierzwaluw waargenomen. Deze soorten nestelen over het algemeen onder/tussen de dakpannen. De te slopen gebouwen vormen geen geschikt habitat voor beide soorten. Effecten Alle vogels genieten bescherming onder de Flora- en faunawet. Hierbij geldt dat verstoring van broedende vogels en broedsel niet is toegestaan. Verstoring van broedvogels kan optreden, wanneer tijdens de broedperiode werkzaamheden plaatsvinden. Wanneer de werkzaamheden Pagina 12 van 17

Flora- en faunawet worden uitgevoerd buiten het broedseizoen (wat loopt van circa half maart t/m half juli met uitloop tot in augustus) of als maatregelen worden getroffen om verstoring te voorkomen, is er geen overtreding van de Flora- en faunawet. In de te kappen bomen en de te slopen gebouwen zijn geen nesten van jaarrond beschermde vogels aangetroffen. De huismus en gierzwaluw zijn jaarrond beschermd, maar zijn niet aangetroffen. Indien bij de sloop of bij kap onverhoopt toch nesten van deze soorten verwijderd moeten worden, dan is ontheffing van Flora- en faunawet noodzakelijk. Figuur 2.6a NDFF jaarrond beschermde vogels (vanaf 2008 t/m 2013) Figuur 2.6b Vraatsporen roofvogel 2.7 Reptielen en amfibieën Bronnenonderzoek De NDFF maakt melding van de Flora- en faunawet, tabel 2/3 soorten: ringslang, hazelworm en levendbarende hagedis in de wijde omgeving van het plangebied, maar niet in het plangebied. Ringslang, hazelworm, levendbarende hagedis en zandhagedis zijn de enige soorten reptielen die in Noord-oost Utrecht voorkomen. De zandhagedis komt niet voor in het gebied waar het Sherpa terrein is gelegen. Het dichtstbijzijnde gebied ten opzichte van het plangebied waar de tabel 3 soorten rugstreeppad, heikikker en poelkikker voorkomen, betreft de overzijde van de A27 (D. van der Veen, ecoloog Grontmij, IVN Eemland). Uit de NDFF en Waarneming.nl zijn verder waarnemingen gedaan in de omgeving van het plangebied van algemene beschermde tabel 1 soorten (zoals de bruine kikker en gewone pad). Pagina 13 van 17

Flora- en faunawet Verkennend veldbezoek Er zijn geen geschikte vaste verblijfplaatsen (zoals broeihopen) van ringslangen aangetroffen in het plangebied. In het plangebied komt (met betrekking tot beschermde reptielen en amfibieën) ook geen open water voor. In de omgeving van het plangebied liggen wel sloten langs de omliggende weilanden en er ligt een sloot met een steil talud langs de Zandheuvelweg. De bosjes vormen geen geschikte (winter)verblijfplaats voor de levendbarende hagedis, ringslang, zandhagedis en hazelworm door ontbreken van voldoende dekking (zoals bladerdek) in het plangebied. Effecten In het plangebied komt geen open water voor. In de omgeving van het plangebied liggen wel sloten langs de omliggende weilanden en een sloot langs de Zandheuvelweg. De bosjes vormen door ontbreken van voldoende dekking tevens geen geschikt habitat voor beschermde flora en fauna. Bovendien vindt er teveel menselijke verstoring plaats langs de bosjes. Tijdens het verkennend veldbezoek is daarmee geen geschikt habitat voor beschermde amfibieën en ringslang in het plangebied aangetroffen. In dit kader zijn dan ook geen negatieve effecten voorzien en hoeven geen vervolgprocedures in gang te worden gezet. Nader onderzoek of ontheffing wordt daarom niet nodig geacht. Voor de overige algemene soorten dient de zorgplicht in acht te worden genomen. Het plangebied blijkt verder een geschikt habitat voor tabel 1 amfibie soorten. Voor tabel 1 soorten geldt een vrijstelling van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Hiervoor geldt wel de zorgplicht (zie par. 2.4). De rugstreeppad is tijdens het veldbezoek niet aangetroffen en komt in de wijdere omgeving van het plangebied niet voor. Het is daarom niet te verwachten dat deze pioniersoort zal opduiken tijdens de bouwwerkzaamheden. Figuur 2.7 NDFF reptielen en amfibieën (vanaf 2005 t/m 2013) 2.8 Overige soorten Er zijn geen waarnemingen bekend van overige beschermde diersoorten (zoals vissen, libellen of ongewervelden) van tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet en er is ook geen geschikt habitat aangetroffen van overige beschermde soorten. In dit kader zijn dan ook geen negatieve effecten voorzien en hoeven geen vervolgprocedures in gang te worden gezet. Pagina 14 van 17

Natuurbeleidskaders 3 Natuurbeleidskaders 3.1 Toetsingskader Het provinciaal beleidskader van de overheid dat niet in wetgeving is vastgelegd bestaat uit: Ecologische Hoofdstructuur (EHS). 3.2 Ecologische Hoofdstructuur Toetsingskader De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is op provinciaal niveau uitgewerkt tot de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) met kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden, beheergebieden en robuuste ecologische verbindingszones. De wettelijke bescherming (Wro) van de EHS is geregeld via het bestemmingsplan. De Ecologische Hoofdstructuur voor de provincie Utrecht is vastgelegd in de structuurvisie Utrecht. De afweging voor ingrepen in de EHS gaat volgens het nee, tenzij-principe. In onderstaand schema is dit stapsgewijs weergegeven. Ingrepen met een significant negatieve invloed op de wezenlijke kenmerken en waarden mogen niet plaatsvinden, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang en indien er geen alternatieven zijn. Indien bij een ingreep schade wordt aangericht aan een EHS-gebied, dan dient dit in ieder geval gemitigeerd te worden. De resteffecten aan verlies van kwaliteit en/of oppervlakte dient te worden gecompenseerd. Daarnaast kan salderen van positieve en negatieve effecten op de EHS uitkomst bieden om projecten in de EHS te realiseren. Het verkennend natuuronderzoek geeft inzicht in de ligging van EHS gebieden in de omgeving van de voorkeurslocatie transportleiding en de noodzaak voor het doorlopen van nee, tenzij, procedure. In de provincie Utrecht is de externe werking van de EHS niet van toepassing. Een nee, tenzij-toets behoeft alleen te worden doorlopen, indien er sprake is van een RO-procedure met betrekking tot wijziging van de bestemming van het plangebied. Schema: Het nee, tenzij"-principe van het compensatiebeginsel. Inventarisatie, analyse en toetsing effecten In het verleden maakte het Sherpa terrein onderdeel uit van de EHS (Grontmij, 2010), maar in de Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 is de EHS herbegrensd en is het terrein uit de EHS gehaald (fig. 3.2). De voorgenomen ontwikkelingen van bouwvlak 3, 16, 19+20 vinden plaats buiten de begrenzing van EHS gebied. Nadere toetsing is niet noodzakelijk, omdat het beleid van de provincie Utrecht ten aanzien van de EHS geen strikte bepalingen ten aanzien van externe werking kent. Conform het toetsingsschema nee, tenzij uit de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie van de provincie dienen alleen ingrepen in de EHS getoetst te worden. De pro- Pagina 15 van 17

Natuurbeleidskaders vincie is hiermee in lijn met het landelijke EHS beleid. In paragraaf 6.5.1.3 van de Structuurvisie vraagt de provincie aan gemeentes om voor ontwikkelingen in de nabijheid van de EHS het effect op wezenlijke kenmerken en waarden van de kwetsbare elementen te beschouwen. Met kwetsbare elementen bedoelt de provincie hier verdrogingsgevoelige elementen. De ontwikkelingen op het Sherpa terrein brengen echter geen diepe graafwerkzaamheden met zich mee, zodat verdroging van EHS elementen in de omgeving is uitgesloten. De ontwikkelingen zijn verder ook zo kleinschalig, dat significante effecten op de EHS in de omgeving uitgesloten kan worden. Figuur 3.2 Ligging EHS-gebied (helder groene vlakken), de rode cirkel betreft het plangebied Pagina 16 van 17

4 Conclusies 4.1 Ecologische Hoofdstructuur De voorgenomen ontwikkelingen van bouwvlak 3, 16, 19+20 vinden plaats buiten de begrenzing van EHS gebied. Nadere toetsing is niet noodzakelijk, omdat het beleid van de provincie Utrecht ten aanzien van de EHS geen strikte bepalingen ten aanzien van externe werking kent. Verdroging van gevoelige EHS elementen of andere significante effecten op de EHS in de nabijheid van het plangebied kan overigens uitgesloten worden. 4.2 Flora- en faunawet Uit het uitgevoerde onderzoek kan geconcludeerd worden dat beschermde soorten in het plangebied kunnen voorkomen of tijdens de werkzaamheden op de werklocaties kunnen verschijnen. Het gaat hierbij om vleermuizen, vogels en de das (zie tabel 4.2). Er is in de periode (afhankelijk van weersomstandigheden) begin april t/m begin augustus nader vleermuisonderzoek (5 bezoeken) nodig rond de te slopen gebouwen om vast te stellen of er in deze gebouwen vleermuisverblijfplaatsen aanwezig zijn. Indien er vaste verblijfplaatsen worden aangetroffen, zullen mitigerende maatregelen uitgevoerd moeten worden, om effecten zoveel mogelijk te beperken. De maatregelen hebben betrekking op de wijze en periode van sloop en het plaatsen van vleermuiskasten. Om verstoring van vleermuizen en overige zoogdieren te voorkomen dienen de werkzaamheden overdag uitgevoerd te worden en dient tussen zonsondergang en zonsopgang geen bouwverlichting toegepast te worde, die op bomen en stuiken kan schijnen. Om verstoring van vogelnesten te voorkomen wordt aanbevolen de werkzaamheden buiten het broedseizoen (grofweg half maart tot eind augustus) uit te voeren. Als er toch in deze periode gewerkt moet worden, dient het bouwterrein voorafgaand aan de werkzaamheden geïnspecteerd te worden door een deskundig ecoloog. Deze ecoloog kan passende maatregelen opstellen om verstoring van vogelnesten te voorkomen. Dit zal veelal inhouden dat in een deel van het werkgebied tijdens het broedseizoen niet gewerkt kan worden. Tabel 4.2: Conclusies Ff-wet Soortgroep Soort Ff-wet Mogelijk effect Effecten te voorkomen? Zoogdiereblijfplaatsen, vleermuizen tabel 3 verstoring en vernietiging ver- mogelijk, afhankelijk foerageergebied en van resultaten nader vliegroutes bij bomenkap. Verstoring onderzoek en vernietiging verblijf- plaatsen bij sloop gebouwen Zoogdierezaamheden das tabel 3 verstoring foeragerende dassen ja, geen bouwwerk- of bouw verlichting tussen zonsondergang en zonsopgang Vogels broedvogels verstoring en vernietiging beschermde ja, zolang niet in het nesten bij bomenkap broedseizoen wordt gewerkt Aanvullend onderzoek nodig? ja, rond de te slopen gebouwen nee, zolang geen dassen verstoord worden nee, zolang niet in het broedseizoen wordt gewerkt Ontheffing nodig? afhankelijk van aanvullend onderzoek nee, zolang geen dassen verstoord worden nee, zolang niet in het broedseizoen wordt gewerkt Pagina 17 van 17