De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Overzicht reacties consultatie accountancy. Inhoudsopgave

Datum 15 juli 2013 Betreft Hervorming accountantsmarkt en voortgang Europese onderhandelingen

Praktijkhandreiking 1106 INTERNE ROULATIE BIJ NIET-OOB S Vastgesteld in de bestuursvergadering van 16 december Ingetrokken per dec '14

Datum Onderwerp Referentie Bijlage(n) Doorkiesnummer 11 juni 2015 Herziening van de Code

Ref: Betreft: voorstel van wet op het accountantsberoep (kamerstukken )

Doorlopende tekst van Verordening gedrags- en beroepsregels (VGBA) uitgaande van aanvaarding van door het bestuur ingediende amendementen 1

7. Welke criteria hebt u gehanteerd bij de beantwoording van de vragen 4 tot en met 6?

Dit document maakt gebruik van bladwijzers.

Datum 13 mei 2014 Betreft Aanvullende informatie ten behoeve van algemeen overleg accountancy

Tweede Kamer der Staten-Generaal

HEIJMANS N.V. REGLEMENT AUDITCOMMISSIE

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants,

Ref: B13.32 Betreft: Eumedion-reactie op NBA Consultatiedocument onafhankelijkheid en VGBA

Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA)

Datum 25 september 2014 Betreft AFM rapport Big 4, voorstellen accountancysector en rapport evaluatie Wta

Wetgeving voor accountantsorganisatie van OOB s Verplichte kantoorroulatie (ingangsdatum: 1 januari 2016) en scheiding van controle en advies (einde

CONSULTATIEDOCUMENT ACCOUNTANCY. Doelstelling consultatiedocument

NIEUWE REGELGEVING VOOR ORGANISATIES VAN OPENBAAR BELANG De gevolgen voor uw organisatie op een rij

Datum Onderwerp Referentie Bijlage(n) Doorkiesnummer 24 juni 2016 Reactie op consultatie. VS Tekstsuggesties T

26 mei secretaris - mr. C. Heck-Vink - Postbus BA Den Haag - tel fax c.heck@knb.nl

Concept NBA-handreiking Publicatie kwaliteitsfactoren 17 april 2015

Gezien de commentaren ontvangen op deze openbare raadpleging;

II. VOORSTELLEN VOOR HERZIENING

L 120/20 Publicatieblad van de Europese Unie AANBEVELINGEN COMMISSIE

Den Haag 15 april 2014

naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet op het Accountantsberoep

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Praktijkhandreiking 1115 Aanpassing van het oordeel in de controleverklaring bij materiële tekortkomingen in de toelichting op de jaarrekening

INTERNATIONALE CONTROLESTANDAARD 260 COMMUNICATIE OVER CONTROLE-AANGELEGENHEDEN MET HET TOEZICHTHOUDEND ORGAAN

Toezicht en transparantie

CONTROLEVERKLARING VAN DE ONAFHANKELIJKE ACCOUNTANT i

5. Beschrijving van het onderzoek

Convenant inzake samenwerking op het gebied van toezicht op accountantsorganisaties. tussen

Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants t.a.v. Adviescollege voor Beroepsreglementeting Postbus AD AMSTERDAM

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij hebben kennis genomen van het Ontwerp Wet op het accountantsberoep (Ontwerp) en de Memorie van toelichting (MvT) hierop.

Besluit tot wijziging van de Nadere voorschriften controleen overige standaarden Vastgesteld 18 december 2008

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Raad van Bestuur Postbus DB Amsterdam. Reactie KPMG op Consultatiedocument Accountancy

Concept Praktijkhandreiking 1119 Nadere toelichtingen in de goedkeurende controleverklaring

Reglement auditcommissie NSI N.V.

Ons oordeel Wij hebben de jaarrekening 2016 van Lavide Holding N.V. te Alkmaar gecontroleerd.

AFM. Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants t.a.v. de heer drs. P.J.A.M. Jongstra RA Postbus AD AMSTERDAM

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

De kwaliteit van governance, verslaggeving en accountantscontrole gaat omhoog

Verordening Onafhankelijkheid

De reactie van de NBA Young profs op het consultatiedocument Transparant over de controle' van 17 november 2014

Prof dr Philip Wallage 2 JUNI 2010 AMSTERDAM SEMINAR EUMEDION, NIVRA EN VBA

AUTEUR Corporate Control VERSIE finale versie 31 oktober 2012 PAGINA 1 van 5. Audit Charter TenneT

INGETROKKEN PER 6 DECEMBER 2016

GOVERNANCE CODE WONINGCORPORATIES

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Naleving overgangsregeling scheiding controle en advies. 27 maart 2013

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Overzicht aanvullende waarborgen bij OOB-controle

Consultatiedocument Standaard 4400N Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden (2 e ontwerp) 21 juli 2016

I. Naleving en handhaving van de code. Geschrapt - Verwerkt in de Preambule en in de paragraaf over Naleving van de. de Code.

Dit document maakt gebruik van bladwijzers

Consultatiedocument Standaard 4400N Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden 30 juli 2015

Aan: de aandeelhouders en de Raad van Commissarissen van Lavide Holding N.V.

RJ-Uiting : Nadere guidance verslag raad van commissarissen op basis van de Nederlandse Corporate Governance Code.

Datum 21 december 2015 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Ronnes en Oskam (beiden CDA) over binaire opties

De accountant en het bestuursverslag Visie NBA Young Profs

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

PRORAIL B.V. REGLEMENT VAN DE AUDITCOMMISSIE

Hierbij ontvangt u onze controleverklaring d.d. 30 november 2017 bij de jaarrekening 2016 van uw vennootschap.

Corporate governance code Caparis NV

Controleprotocol Gemeente Loon op Zand

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA s-gravenhage

Dit document maakt gebruik van bladwijzers. Consultatiedocument Nadere voorschriften NOCLAR 9 februari 2018

RvC-verslagen geven weinig inzicht

Het assurance-raamwerk De accountant en het verstrekken van zekerheid

1.2 Besluiten over de interpretatie van dit reglement worden genomen door de Raad van Commissarissen.

NBA T.a.v. de heer J. Scheffe RA RO CIA Postbus AD AMSTERDAM. Per Geachte heer Scheffe,

In de bijlage treft u onze reactie per vraag aan. Wij willen twee punten graag in het bijzonder onder uw aandacht brengen:

HOEBERT HULSHOF & ROEST

Kan ik procesbijstand verlenen bij een fiscale procedure van een audit cliënt van een geassocieerde accountant?

REGLEMENT RISK- EN AUDITCOMMISSIE N.V. NEDERLANDSE SPOORWEGEN

Controleprotocol verantwoording van subsidies vanaf ,- provincie Utrecht mei 2017

Een kwestie van principes

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

scheiding controlediensten en andere werkzaamheden verplichte kantoorroulatie

VRAGENLIJST MONITORING ACCOUNTANTSKANTOREN. Introductie vragenlijst monitoring accountantskantoren. Vertrouwelijk

Bijlage 11 bij de agenda voor de ledenvergadering op donderdag 11 december 2008

Consultatiedocument Aanpassingen vertaling Standaarden NV COS in verband met Non-Compliance with Laws and Regulations (NOCLAR) 09 februari 2018

Herziening van ISA 580 Schriftelijke bevestigingen: Ondersteuning van andere controle-informatie

Praktijkhandreiking Toegang tot relevante informatie voor de opvolgende accountant in het kader van een controle

Aan de Koning. 1. Geschiktheidstoets

Reglement voor de Audit Commissie Woonstichting Vooruitgang

Kwaliteit van de accountantscontrole

Reglement auditcommissie Woningstichting Simpelveld

de Koning > Retouradres Postbus EE Den Haag Directie Financiele Markten

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Controleverklaringen. Nieuwe stijl, heldere taal

INTERNATIONALE CONTROLESTANDAARD 550 VERBONDEN PARTIJEN

(Voor de EER relevante tekst)

Consultatiedocument Evaluatie VGBA en ViO Wat hebben wij tot nu toe gehoord

Meer duidelijkheid over samenstellingsopdrachten met komst Standaard 4410

Convenant inzake de samenwerking bij het tegengaan van ontoelaatbaar gedrag van (i) externe

Transcriptie:

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Uw brief (kenmerk) Datum 2 april 2012 Betreft Uitkomsten consultatie accountancy en definitief kabinetsstandpunt voorstellen Europese Commissie Bijlagen Overzicht reacties consultatie accountancy Geachte voorzitter, Voor het wetgevingsoverleg over het tweede FM-pakket op 6 februari jl. heb ik u bij brief van 2 februari 2012 een eerste indruk verschaft van de ontvangen reacties op de consultatie accountancy. In deze consultatie zijn door de Europese Commissie voorgestelde maatregelen om het vertrouwen in de wettelijke controletaken van accountants te herstellen publiekelijk geconsulteerd. Een aantal aspecten is hierbij in overleg met de AFM en de NBA 1 in breder verband geconsulteerd. Alle reacties zijn inmiddels verwerkt en als bijlage bij deze brief vindt u een overzicht van de consultatiereacties. In deze brief vindt u de uit de consultatie voortvloeiende conclusies en de invloed die deze uitkomsten hebben op het eerder in het fiche Verordening en richtlijn op het terrein van accountancy aangegeven kabinetsstandpunt over de voorstellen van de Europese Commissie. De voorstellen van Europees Commissaris Barnier op het terrein van accountancy zijn al een paar keer besproken in de hiervoor aangewezen Raadswerkgroep. Zoals het er nu naar uitziet zullen deze voorstellen niet eerder dan in de tweede helft van dit jaar en wellicht pas in 2013 voor besluitvorming in de EU-Raad worden aangeboden. Op een aantal punten bevatten deze voorstellen vergaande maatregelen om de onafhankelijkheid van de accountant te versterken. Juist op deze punten heeft uw Kamer onlangs bij de behandeling van de Wet op het accountantsberoep een aantal amendementen aangenomen. Deze behelzen een verplichte roulatie van accountantsorganisaties voor organisaties van openbaar belang (hierna: OOB s), een scheiding van controlediensten en andere werkzaamheden voor accountantsorganisaties die wettelijke controles verrichten bij OOB s en het door OOB s informeren van de AFM over de accountantskeuze. Ik constateer dat uw Kamer hiermee, vooruitlopend op de onderhandelingen in Brussel, richting heeft gegeven aan het Nederlandse standpunt op deze aspecten. 1 Het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) en de Nederlandse Orde van Accountants- Administratieconsulenten (NOvAA) gaan fuseren en werken thans al samen als de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA). Pagina 1 van 29

Tegelijkertijd stel ik vast dat de behandeling van het wetsvoorstel Wet op het accountantsberoep in de Eerste Kamer nog moet plaatsvinden. De vaste commissie voor financiën in de Eerste Kamer heeft op 21 februari jl. besloten om voorlichting te vragen aan de Raad van State over het wetsvoorstel Wet op het accountantsberoep zoals het nu in geamendeerde vorm voorligt. Deze adviesaanvraag is op 6 maart jl. plenair vastgesteld. Wanneer en of de door uw Kamer aangenomen regelgeving op het terrein van accountancy in werking kan treden blijft daarmee vooralsnog onduidelijk. Dit betekent, dat het ingenomen kabinetsstandpunt nog aan verandering onderhevig kan zijn. Uitkomsten consultatiereacties Gebruikers van jaarrekeningen verwachten van de externe accountant een onafhankelijk oordeel over de financiële verslaggeving van ondernemingen. Uit de consultatiereacties blijkt ten enenmale, dat het maatschappelijk verkeer niet is overtuigd van de onafhankelijkheid van de accountant vandaag de dag. Daar waar accountants en ondernemingen dit vooral wijten aan perceptie en aangeven dat het dichten van de vertrouwenskloof meer een zaak is van cultuur dan van regelgeving, wijzen gebruikers erop dat de accountancy de afgelopen decennia zodanig is vercommercialiseerd, dat de bestaande waarborgen onvoldoende vertrouwen geven aan de gebruiker dat deze afdoende zijn. De uitkomsten van de consultatie bieden dan ook voldoende draagvlak voor het versterken van de bestaande onafhankelijkheidswaarborgen. Alle consultatiereacties wijzen erop, dat voor de vraag welke diensten een externe accountant aan een OOB mag leveren naast de wettelijke controle, een onderscheid moet worden gemaakt tussen aan de controle gerelateerde diensten en overige dienstverlening. Uit de consultatiereacties vloeit - de in ieder geval door vertegenwoordigers van gebruikers van jaarrekeningen duidelijk gesteunde maatstaf - voort, dat diensten die zijn gericht op het verschaffen van zekerheid aan externe gebruikers van informatie van de controlecliënt kunnen worden beschouwd als aan de controle gerelateerde diensten. Deze diensten liggen zodanig in het verlengde van de controle, dat deze geen bedreiging hoeven te vormen voor de onafhankelijkheid van de accountant. Vrijwel alle consultatiereacties lijken het erover eens dat de verlening van aan de controle gerelateerde diensten dan ook niet door een percentage ten opzichte van de omzet uit de wettelijke controle of anderszins hoeft te worden gelimiteerd. Wat betreft de overige dienstverlening wordt gedacht aan diensten ten behoeve van de controlecliënt zelf. Vertegenwoordigers van gebruikers van jaarrekeningen hechten aan een verbod op het verrichten van deze diensten naast de wettelijke controle. Ook de AFM vindt een verbod gepast. Anderen, waaronder accountants en ondernemingen, pleiten meer voor een beperking naar de aard van de dienstverlening, waarbij de auditcommissie van betrokken controlecliënten zou moeten beslissen welk overige diensten al dan niet verleend mogen worden. Een puur kwantitatieve beperking wordt ook hier door weinigen gesteund. Pagina 2 van 29

Uit de consultatiereacties blijkt dat het lastig is om alle dienstverlening van accountants op eenduidige wijze te definiëren en vervolgens te categoriseren. Veel respondenten pleiten voor een principle based benadering waarmee het beste kan worden ingespeeld op specifieke situaties en waarbij het publieke belang bepaalt welke overige dienstverlening verboden dan wel is toegestaan of verwijzen naar in internationaal verband gehanteerde definities zoals die wordt gehanteerd door de IFAC. De AFM kan zich overigens vinden in de wijze waarop controle gerelateerde diensten en overige diensten zijn gecategoriseerd in de voorstellen van de Europese Commissie. Met het oog op de proportionele toepassing van regelgeving in het licht van het ermee gediende maatschappelijke belang stellen de meeste respondenten, dat voor niet-oob s de bestaande regelgeving op dit terrein gehandhaafd moet worden. De meeste respondenten hebben moeite met het sponsoren van OOBcontrolecliënten, al was het maar omdat hierdoor een schijn van betrokkenheid en het zich identificeren met de OOB-controlecliënt ontstaat. Vooral vertegenwoordigers van gebruikers van jaarrekeningen staan ook sceptisch tegenover zakelijke relaties met controlecliënten. Deze zouden slechts bij hoge uitzondering mogen zijn toegelaten. Volgens anderen zijn zakelijke relaties toelaatbaar, mits deze passen binnen de gewone bedrijfsuitoefening en geen bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis vormen voor de onafhankelijkheid. Het oordeel over de toelaatbaarheid zou als uitvloeisel van de consultatiereacties in ieder geval moeten liggen bij de auditcommissie. Verder zou er op dit terrein geen onderscheid moeten worden gemaakt tussen OOB-controlecliënten en niet-oobcontrolecliënten. Uit de consultatiereacties volgt verder dat er veel scepsis bestaat ten aanzien van een verplichte kantoorroulatie. Er wordt daarbij gewaarschuwd voor een mogelijk negatieve invloed op de kwaliteit van de accountantscontrole. Volgens meerdere respondenten kan met de bestaande verplichte roulatie van externe accountants bij OOB-controlecliënten worden volstaan. In aanvulling daarop bestaat er veel draagvlak voor een periodieke verplichte aanbesteding van de controleopdacht en een prominente rol van de auditcommissie van de controlecliënt hierbij. Over hoe vaak een dergelijke aanbesteding moet plaatsvinden en voor welke periode een accountantsorganisatie bij OOB-controlecliënten telkens moet worden benoemd lopen de meningen uiteen. Algemene richtlijn is dat de duur van de relatie tussen de accountantsorganisatie en de controlecliënt niet zodanig wordt dat die de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie bedreigt. Daarnaast wordt geopperd om voor de vaststelling van deze termijn aan te sluiten bij de roulatietermijn van externe accountants (thans elke zeven jaar). Met betrekking tot niet-oob-controlecliënten lijken de meeste respondenten te willen vasthouden aan de bestaande situatie. Voor het verplicht stellen van een joint audit bestaat onvoldoende draagvlak. Daarnaast lijkt niemand te begrijpen waarom volgens de voorstellen van de Europese Commissie in geval van een joint audit de voorgestelde verplichte kantoorroulatie pas na een langere periode zou moeten plaatsvinden dan wanneer geen sprake is van een joint audit. Pagina 3 van 29

Iedereen is het er wel over eens, dat de auditcommissie een prominente rol moet hebben bij de selectie en aansturing van de externe accountant en dat het belangrijk is dat de leden van de auditcommissie ook in dit kader voldoende betrokken en deskundig zijn. Er lijkt daarentegen weinig draagvlak te bestaan voor een rol van de publieke toezichthouder(s) bij de accountantskeuze. Er bestaat vooral een angst dat hiermee de onafhankelijkheid van de AFM als toezichthouder op de accountantsorganisaties onder druk komt te staan. De AFM spreekt zich hierover in haar consultatiereactie overigens niet uit. De opvatting dat transparantie over de kwaliteit van de dienstverlening bijdraagt aan de keuze voor een bepaalde accountantsorganisatie wordt door iedereen gedeeld. Het door accountantsorganisaties te publiceren transparantieverslag wordt hiertoe als een belangrijk middel gezien. Alle respondenten zijn van mening dat kantoorspecifieke onderzoeksrapporten van de toezichthouder gedeeld moeten worden met de (auditcommissie van de) raad van commissarissen van de desbetreffende controlecliënt. Een grote meerderheid vindt dat kantoorspecifieke rapporten van de AFM openbaar moeten worden gemaakt. De AFM plaatst hierbij wel een paar kanttekeningen. Ten aanzien van de transparantie van de niet-oobkantoren zijn de meningen verdeeld. Iedereen is van mening dat accountantsorganisaties transparant moeten zijn over hun onafhankelijkheid. Veel respondenten vinden dat dit, meer dan thans veelal het geval is, opgenomen kan worden in het transparantieverslag. Veruit de meeste respondenten zijn van mening dat er ten aanzien van de transparantie over de onafhankelijkheid geen verschil zou moeten zijn in de regelgeving voor OOBkantoren en niet-oob-kantoren. Voornamelijk gebruikers van jaarrekeningen en enkele grote accountantsorganisaties hechten eraan dat in de controleverklaring meer informatie wordt verschaft over de verrichtte controle. Zeker wanneer de accountant meer aanvullende informatie zou verschaffen door gebruik te maken van de toelichtende paragrafen, lijkt er weinig behoefte te zijn aan het opnemen van een eigen rapportage van de accountant over zijn controle in de vorm van een Auditor Discussion & Analysis bij de jaarrekening van de controlecliënt. Een veelgehoord geluid is dat in ieder geval vermeden moet worden dat accountants in de accountantsverklaring en de toelichtende paragrafen gebruik maken van standaardformuleringen, de zogenaamde boilerplate teksten. Ook is gewezen op de noodzaak waarborgen aan te brengen zodat vertrouwelijke informatie die geen verband houdt met het oordeel van de accountant niet zomaar via de accountant naar buiten gaat. Het in het consultatiedocument en door de NBA voorgestelde model waarbij de accountant rapporteert aan de raad van commissarissen en deze de relevante informatie al dan niet voorzien van commentaar naar buiten brengt, wordt breed gedragen. Vertegenwoordigers van gebruikers van jaarrekeningen als ook meerdere accountantsorganisaties verklaren zich voorstander van het door de accountant laten rapporteren aan het maatschappelijk verkeer over onderdelen van het jaarverslag, als ook over het bestuursverslag inclusief het verslag van de raad van commissarissen. Het door de accountant in de management letter Pagina 4 van 29

verplicht aandacht laten besteden aan zaken als risicobeheersing, financiering en continuïteit, schattingen management en belangrijke waarderingsgrondslagen, lijkt aan te sluiten op staande praktijk. Een verdergaande harmonisering van het Europees toezicht kan ten slotte op veel steun rekenen, zeker waar het gaat om internationale netwerken en het creëren van een gelijk speelveld binnen de Europese Unie. Aan de Europese toezichthouder zouden verschillende taken kunnen worden toebedeeld, uiteenlopend van het bevorderen van consistentie in de toepassing van regelgeving en coördinatie tussen de nationale toezichthouders tot het stellen van normen inzake de kwaliteit en onafhankelijkheid van de accountants. Kabinetsstandpunt over voorstellen van de Europese Commissie In het BNC-fiche Verordening en richtlijn op het terrein van accountancy 2 heeft het kabinet aangegeven de voorstellen van de Europese Commissie op hoofdlijnen te steunen. Zo vindt het kabinet het belangrijk dat binnen de EU dezelfde minimumstandaarden voor de kwaliteit van de accountancy gelden. Het kabinet is daarom voorstander van maatregelen die gericht zijn op het harmoniseren van materiële normen voor de accountantscontrole, het versterken van toezicht op EUniveau en de introductie van een Europees paspoort. Voor het kabinet staat voorop dat maatregelen op een effectieve en proportionele wijze moeten bijdragen aan de kwaliteit van de accountantscontrole. In dit verband steunt het kabinet de voorstellen voor zover deze de onafhankelijkheid en de professioneel-kritische houding van de accountants versterken. Het kabinet heeft in het fiche aangegeven in het bijzonder nog vraagtekens te hebben bij het door de Europese Commissie voorgestelde verbod op het leveren van non audit diensten aan wettelijke controlecliënten en ook de voorgestelde verplichte roulatie van accountantsorganisaties als punt van aandacht te beschouwen. In de hierna volgende nadere invulling van het kabinetsstandpunt wordt aan deze aspecten aandacht besteed, alsmede aan de andere onderwerpen die in het consultatiedocument aan de orde zijn gesteld, te weten: de selectie en aansturing van de externe accountant, transparantie over kwaliteit en onafhankelijkheid, informatiebehoefte van de gebruiker en Europese harmonisatie en toezicht. Onafhankelijkheid van de accountant De voorstellen van de Europese Commissie bevatten een aantal maatregelen om de onafhankelijkheid van de accountant te versterken. Het gaat hierbij onder meer om een (vrijwel volledig) verbod op het leveren van niet-controlediensten aan wettelijke controlecliënten: niet-controlediensten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een aantal in de betreffende ontwerpverordening gespecificeerde aan de wettelijke controle gerelateerde diensten, die zijn toegestaan tot een plafond van 10% van de totale omzet bij dezelfde controlecliënt, en van een aantal in de ontwerpverordening gespecificeerde niet-controlediensten, die alleen zijn toegestaan met voorafgaande goedkeuring van de toezichthouder of de auditcommissie van de betreffende onderneming. Hierbij geldt voor de 2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 22 112, nr. 1305, Fiche 12 Pagina 5 van 29

allergrootste accountantsorganisaties een totaalverbod op het verlenen van nietcontrolediensten. Het kabinet is in lijn met vrijwel alle consultatiereacties geen voorstander van het creëren van zogenaamde 'audit only firms' waarbij een accountantsorganisatie naast de wettelijke controle en een aantal daaraan gerelateerde controlediensten in het geheel geen andere diensten mag verlenen. Wel moet duidelijk zijn welke dienstverlening al dan niet in combinatie met de wettelijke controle mag worden verricht. In het door uw Kamer aangenomen amendement Plasterk c.s. 3 is de regel dat een accountantsorganisatie die wettelijke controles verricht bij een OOB naast de wettelijke controle een aantal gespecificeerde controlediensten mag verrichten. Tot de controlediensten worden volgens de toelichting bij het betreffende amendement gerekend: - de wettelijke controles, - de controle van de jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening, - de controle van (tussentijdse) financiële overzichten, - de waarmerking van staten ten behoeve van de toezichthouder zoals bedoeld in de Pensioenwet (artikel 147, lid5) en de Wet op het financieel toezicht (artikel 3:72, lid7), - de verstrekking van assurance met betrekking tot het directieverslag, het verslag corporate governance, het verslag risicomanagement en het verslag maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook in de voorstellen van de Europese Commissie wordt een opsomming gegeven van wat onder gerelateerde financiële controlediensten moet worden verstaan: - de controle of beoordeling van tussentijdse financiële overzichten, - de verstrekking van betrouwbaarheidsverklaringen met betrekking tot corporate governance, - de verstrekking van betrouwbaarheidsverklaringen met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen, - de verstrekking van betrouwbaarheidsverklaringen met betrekking tot of attestatie van de verslaggeving aan regelgevers van financiële instellingen uit hoofde van het regelgevingskader die verder gaat dan de wettelijke controle van financiële overzichten en bedoeld is om regelgevers bij te staan bij het vervullen van hun taak, zoals verklaringen over kapitaalvereisten of specifieke solvabiliteitsratio s die bepalen hoe waarschijnlijk het is dat een onderneming aan haar schuldverplichtingen zal kunnen blijven voldoen, - de verstrekking van certificering inzake de naleving van belastingvoorschriften indien een dergelijke attestering door de nationale wetgeving wordt voorgeschreven en - elke andere wettelijke taak die verband houdt met controlewerkzaamheden die door de wetgeving van de Unie is opgelegd aan de wettelijke accountant of het accountantskantoor. Hoewel ook de Europese Commissie de werkzaamheden die een externe accountant naast de wettelijke controle mag verrichten zoveel mogelijk wil indammen, omvat de door de Commissie opgesomde lijst van aan de controle 3 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33 025, nr. 18 Pagina 6 van 29

gerelateerde diensten materieel meer dan de opsomming van controlediensten in het amendement van Plasterk c.s. Het kabinet constateert dat de opsomming van de Europese Commissie lijkt te voldoen aan de uit de consultatiereacties voortvloeiende en in ieder geval door vertegenwoordigers van gebruikers van jaarrekeningen duidelijk gesteunde maatstaf dat onder aan controle gerelateerde diensten worden verstaan diensten die zijn gericht op het verschaffen van zekerheid aan externe gebruikers van informatie van de controlecliënt. In lijn met vrijwel alle consultatiereacties hoeven deze aan de controle gerelateerde werkzaamheden wat het kabinet betreft overigens niet in kwantitatief opzicht te worden gelimiteerd. Het kabinet zal haar definitieve standpuntbepaling ten aanzien van toegestane controle gerelateerde diensten laten afhangen van de behandeling van het amendement van Plasterk c.s. door de Eerste Kamer. Overige dienstverlening, dat wil zeggen dienstverlening waarvan duidelijk is dat deze enkel ten behoeve van de controlecliënt zelf wordt verricht, moet volgens het kabinet worden verboden. Dit is in lijn met het aangenomen amendement van Plasterk c.s. en met de consultatiereacties van gebruikers van jaarrekeningen en de AFM. Daar ook uit de consultatiereacties blijkt dat het lastig is om alle door accountants aangeboden diensten eenduidig te definiëren en te categoriseren, heeft het kabinet twijfels bij een lijst van diensten die al dan niet verleend mogen worden. Het kabinet is van mening, dat voor het verrichten van diensten waarvan bij voorbaat niet duidelijk is onder welke categorie deze vallen, voorafgaand goedkeuring van de auditcommissie moet worden verkregen. Dit laatste is in lijn met de meeste consultatiereacties. Bij twijfel zou een auditcommissie te rade kunnen gaan bij de toezichthouder. Met dit laatste komt het kabinet in zekere mate tegemoet aan het voorstel van de Europese Commissie waarin is bepaald dat bepaalde niet-controlediensten enkel met voorafgaande goedkeuring van de toezichthouder mogen worden verleend. Met de voorstellen van de Europese Commissie wordt een verplichte roulatie van accountantsorganisaties bij wettelijke controlecliënten geïntroduceerd. Hierbij is de maximale loopduur van een opdracht voor de wettelijke controle negen jaar wanneer sprake is van een zogenaamde joint audit door twee accountants(organisaties) (N.B. na een onafgebroken opdracht van zes jaar, bedraagt de maximumduur van de opdracht van elke betrokken accountant(sorganisatie) negen jaar) en anders zes jaar (te weten een oorspronkelijk overeengekomen duur tussen minimaal twee en maximaal vijf jaar met optioneel een eenmalige verlenging tot in totaal zes jaar). Moet het oog op de rechtszekerheid en om een soepele overgang te waarborgen is in de voorstellen van de Commissie overigens voorzien in een overgangsregeling. Wat de joint audit betreft volgt uit de ontwerpverordening dat lidstaten mogen besluiten dat in bepaalde gevallen een minimum aantal accountants(organisaties) moet worden benoemd voor de controle van een OOB. Het kabinet is geen voorstander van een verplichte joint audit. Daarnaast ziet het kabinet niet in waarom een verplichte roulatie in het geval van een joint audit minder frequent zou moeten plaatsvinden dan wanneer er geen sprake is van een joint audit, te meer daar hier volgens respondenten geen objectief aantoonbare reden voor is. Het kabinet is van mening dat er gekozen moet worden voor één en Pagina 7 van 29

dezelfde roulatietermijn en deze zou wat het kabinet betreft in lijn met het door uw Kamer aangenomen amendement Van Vliet 4 gesteld moeten worden op acht jaar met een afkoelingsperiode van minimaal twee jaar (N.B. in de voorstellen van de Europese Commissie wordt uitgegaan van een afkoelingsperiode van minimaal vier jaar). Het kabinet zal in lijn met het amendement Van Vliet inzetten op een verplichte kantoorroulatie (dit wel in afwachting van de behandeling van het amendement door de Eerste Kamer). Het kabinet steunt de in de voorstellen van de Europese Commissie opgenomen overgangsregeling teneinde een ordelijk verloop van de introductie van de verplichte roulatie te kunnen waarborgen. Daarbij moet wel worden aangetekend, dat bij de meeste respondenten veel scepsis bestaat ten aanzien van een verplichte kantoorroulatie. Daarnaast komt uit de eerste bijeenkomsten van de Raadswerkgroep in Brussel het beeld naar voren dat weinig lidstaten voorstander zijn van een dergelijke verplichte roulatie. De ontwerpverordening van de Europese Commissie vergroot de rol van de auditcommissie en stelt hogere (wettelijke) eisen aan diens onafhankelijkheid, deskundigheid en betrokkenheid bij de OOB. Zo is de auditcommissie verantwoordelijk voor de aanbestedingsprocedure van de controleopdracht aan een accountantsorganisatie, monitort zij het werk van de accountantsorganisatie die de wettelijke controle verricht en kan zij toestemming geven voor het verrichten van bepaalde overige diensten. Daarnaast is in de voorstellen van de Europese Commissie neergelegd dat in het geval van een kredietinstelling of verzekeringsonderneming het voorstel voor de beoogde accountantsorganisatie wordt ingediend bij de toezichthouder die hier vervolgens een veto over kan uitspreken. Het kabinet is in lijn met alle consultatiereacties voorstander van een prominente rol van de auditcommissie bij de selectie en aansturing van de accountant zoals voorgesteld in de ontwerpverordening van de Europese Commissie. Mocht blijken dat het voorstel voor de verplichte kantoorroulatie in Brussel op onvoldoende steun kan rekenen, dan ziet het kabinet de in de voorstellen van de Europese Commissie opgenomen verplichte aanbesteding van de wettelijke controleopdracht als goed alternatief. In ieder geval de vertegenwoordigers van de gebruikers van jaarrekeningen en de AFM zijn voorstander van een dergelijke verplichte aanbesteding. Deze zou wat het kabinet betreft minimaal elke acht jaar moeten plaatsvinden, in lijn met de termijn die is gesteld in het amendement Van Vliet. Deze termijn sluit ook goed aan bij de in de Nederlandse Code Corporate Governance opgenomen best practice bepaling waaruit volgt dat het bestuur en de auditcommissie ten minste elke vier jaar een grondige beoordeling maken van het functioneren van de externe accountant; de praktijk zou dan worden dat na vier jaar een grondige beoordeling plaatsvindt en na acht jaar een verplichte aanbesteding. In lijn met het door uw Kamer aangenomen amendement Braakhuis/Irrgang 5 is het kabinet in plaats van het voorgestelde vetorecht voorstander van een mededeling aan de toezichthouder betreffende de voorgenomen accountantskeuze. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat uit de 4 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33 025, nr. 19 5 Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33 025, nr. 12 Pagina 8 van 29

consultatiereacties weinig draagvlak blijkt voor een rol van de toezichthouder bij de accountantskeuze, vooral omdat hiermee de onafhankelijkheid van de toezichthouder onder druk zou komen te staan. Het kabinet steunt overigens de in de ontwerpverordening van de Europese Commissie opgenomen bepalingen aangaande de beoordeling van bedreigingen voor de onafhankelijkheid. Hierin is onder meer opgenomen dat een wettelijke controle niet wordt uitgevoerd, indien er sprake is van enige directe of indirecte financiële, zakelijke, arbeids- of andere relatie tussen accountant(sorganisatie) en controlecliënt op grond waarvan een objectieve, redelijke en geïnformeerde derde partij zou concluderen dat de onafhankelijkheid in het gedrang komt. Betreffende bepalingen zijn grotendeels al opgenomen in de Nederlandse wet- en regelgeving en komen tegemoet aan de consultatiereacties die aangeven dat zakelijke relaties alleen toelaatbaar zijn, als deze passen binnen de gewone bedrijfsuitoefening en geen bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis vormen voor de onafhankelijkheid. Het kabinet is het overigens eens met de door respondenten geuite scepsis ten aanzien van sponsoring van controlecliënten en zal hiervoor aandacht vragen bij de behandeling van de voorstellen van de Europese Commissie. Informatievoorziening Accountantsorganisaties moeten inzicht bieden in de kwaliteit van hun dienstverlening, bijvoorbeeld via het transparantieverslag dat zij op grond van de bestaande auditrichtlijn 6 jaarlijks moeten publiceren. De ontwerpverordening van de Europese Commissie bevat een beperkte uitbreiding van de elementen die het transparantieverslag moet bevatten. Daarnaast kan ook de toezichthouder inzicht bieden in de kwaliteit van accountantsorganisaties. Zo is in de voorstellen van de Europese Commissie opgenomen dat de toezichthouder transparant moet zijn over de bevindingen en conclusies van individuele inspecties. Ten aanzien van de transparantie van de kwaliteit is het kabinet in lijn met de consultatiereacties van mening dat het huidige transparantieverslag een belangrijk middel vormt om inzicht te verkrijgen in de kwaliteit van de accountantsorganisatie. Het kabinet ondersteunt het voorstel van de Europese Commissie dat de toezichthouder het transparantieverslag moet betrekken bij de inspectie van de accountantsorganisatie. Het kabinet verwacht dat een dergelijk onderzoek een disciplinerend effect heeft op de accountantsorganisatie bij het opstellen van het transparantieverslag. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan een aantal consultatiereacties die suggereren om het transparantieverslag door een onafhankelijke derde te laten toetsen. Verder wil het kabinet in navolging van enkele consultatiereacties in overleg met de NBA onderzoeken of het mogelijk is om te komen tot een meer uniforme opzet van de transparantieverslagen. Het vergelijken van de accountantsorganisaties is momenteel lastig doordat de transparantieverslagen nogal verschillend zijn. Uniformering zou onder meer 6 Artikel 40 van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad Pagina 9 van 29

kunnen worden bewerkstelligd door richtsnoeren van ESMA of een praktijkhandreiking van de NBA. In de ontwerpverordening van de Europese Commissie is, evenals in de bestaande auditrichtlijn, onder meer opgenomen dat het transparantieverslag van de accountantsorganisaties een verklaring betreffende de praktijken op het gebied van de onafhankelijkheid moet bevatten. Ook wordt op grond van de ontwerpverordening van accountantsorganisaties verwacht dat zij incidenten die ernstige gevolgen hebben of kunnen hebben voor de integriteit van de wettelijke controlewerkzaamheden melden bij de toezichthouder. In een aantal consultatiereacties is opgemerkt dat de voorstellen van de NBA in de geconsulteerde concept code voor accountantsorganisaties een verbetering vormen ten aanzien van de transparantie van de onafhankelijkheid van accountantsorganisaties. Zo wordt hierin vastgelegd dat interne en externe reviews en een overzicht van klachten, overtredingen en de daarop genomen maatregelen worden opgenomen in het transparantieverslag. Hiermee wordt nader invulling gegeven aan de minder specifieke norm in de auditrichtlijn. Het kabinet is van mening dat deze vorm van zelfregulering bijdraagt aan de transparantie van de kwaliteit. Verder is het kabinet voorstander van het voorstel van de Europese Commissie om de bevindingen en conclusies van kantoorspecifieke onderzoeken van de AFM te publiceren. Dit draagt, naast het bestaande toezichtsregime in Nederland met als sluitstuk het kunnen publiceren van boetebesluiten, bij aan een verdere transparantie over de kwaliteit van accountantsorganisaties. In lijn met veel consultatiereacties vanuit ondernemingen en accountants is het kabinet van mening dat daarbij wel aan enkele randvoorwaarden moet worden voldaan. In de eerste plaats dient voorafgaand aan de openbaarmaking door de AFM hoor en wederhoor plaats te vinden tussen de AFM en de desbetreffende accountantsorganisatie. In de tweede plaats dient de informatie in het onderzoeksrapport niet herleidbaar te zijn tot een controlecliënt. Publicatie van de onderzoeksrapporten kan volgens de AFM leiden tot verdergaande juridisering van het controleproces en meer discussie over de verwoording en gebruikte voorbeelden in het onderzoeksrapport. Het kabinet geeft zich rekenschap van deze kanttekeningen, maar is van mening dat deze niet opwegen tegen de voordelen die met het publiceren van kantoorspecifieke onderzoeken gepaard gaan. In de ontwerpverordening stelt de Europese Commissie nadere regels voor de inhoud van de controleverklaring voor. Dit betreft onder meer voorschriften over de wijze waarop de controle is uitgevoerd en de intensiteit van de controle. Maar ook zaken als risico s met betrekking tot afwijkingen van materieel belang, essentiële schattingen en meetonzekerheden in de jaarrekening, continuïteit van de onderneming, interne beheersing en een verklaring omtrent de consistentie van het oordeel over de controle met het verslag aan de auditcommissie dienen hierin te worden opgenomen. Naast de elementen die de controleverklaring moet bevatten voorziet de ontwerpverordening in een aanvullende verklaring voor de auditcommissie. Deze verklaring moet onder meer gedetailleerde informatie verschaffen over de uitgevoerde controlewerkzaamheden. Pagina 10 van 29

De consultatiereacties bevatten een grote verscheidenheid aan reacties omtrent de behoefte aan meer informatie. In grote lijnen zijn de vertegenwoordigers van gebruikers van jaarrekeningen van mening, dat zij meer informatie dienen te krijgen van de accountant dan de huidige controleverklaring bevat. Vanuit ondernemingen wordt gesteld dat het vooral de onderneming is die informatie over de jaarrekening verschaft en dat dit geen taak is van de accountant. Vanuit de accountants(organisaties) zijn de reacties hierop verschillend. Het kabinet is van mening dat de voorstellen in de verordening om de inhoud van de controleverklaring uit te breiden in belangrijke mate tegemoetkomen aan de informatiebehoefte van de gebruikers. In de controleverklaring en de daarop toelichtende paragrafen zou nadrukkelijker moeten worden ingegaan op zaken die in het controleproces aan de orde komen, zoals de risico s met betrekking tot materiële afwijkingen, de schattingen en andere onzekerheden in de jaarrekening. In dit kader ondersteunt het kabinet het voornemen van de NBA om binnenkort een praktijkhandreiking uit te brengen waarin het gebruik van de toelichtende paragrafen wordt gestimuleerd en richtlijnen worden gegeven omtrent de praktische toepassing daarvan. Ook acht het kabinet het wenselijk dat er meer inzicht komt in de werkzaamheden die de accountant heeft verricht bij de controle en welke aspecten specifiek de aandacht van de accountant hebben gehad. Het kabinet is er tevens voorstander van dat de accountant op de vergadering van aandeelhouders een (uitgebreide) toelichting geeft op de controlewerkzaamheden. Hiervoor bestaat in de huidige regelgeving voldoende ruimte. Het is veeleer een kwestie van cultuur dat dit meer en nadrukkelijker wordt toegepast. De onderneming en de aandeelhouders spelen hierin een belangrijke rol. Het kabinet is van mening dat de controleverklaring het belangrijkste communicatiemiddel is tussen de aandeelhouder en de accountant. Tevens is het kabinet van mening dat er gedurende het controleproces communicatie mogelijk moet zijn tussen de accountant en de controlecliënt, die niet gedeeld hoeft te worden met het maatschappelijk verkeer. Het resultaat is uiteindelijk de controleverklaring. Die moet zodanig zijn ingericht dat het maatschappelijk verkeer voldoende informatie krijgt over het controleproces en de bevindingen van de accountant. Dit brengt met zich mee dat stukken die gedeeld worden met het bestuur of de auditcommissie, zoals de management letter en een Auditor Discussions & Analysis niet als zodanig hoeven te worden gepubliceerd. Het kabinet is evenals de AFM wel voorstander van het aanvullend rapport aan de auditcommissie, zoals is voorgesteld door de Europese Commissie in de ontwerpverordening. Een dergelijk rapport versterkt de informatiepositie van de auditcommissie, hetgeen ook wordt bepleit in veel consultatiereacties. De raad van commissarissen is zo beter in staat zijn toezichthoudende taak richting de onderneming en zijn rol als opdrachtgever richting de accountant waar te maken. Europese harmonisatie en toezicht In de voorstellen van de Europese Commissie wordt verdergaande harmonisatie van de accountancyregelgeving voorgesteld. Met betrekking tot een Europese toezichthouder stelt de Commissie voor dat de samenwerking tussen de nationale Pagina 11 van 29

toezichthouders wordt belegd bij ESMA. ESMA neemt daartoe ook de taken van de European Group of Auditors Oversight Bodies (EGAOB) over. Daarnaast wordt voorgesteld dat ESMA richtsnoeren vaststelt met betrekking tot verschillende kwesties, waaronder de vorm en inhoud van de controleverklaring, de aanvullende verklaring aan de auditcommissie en de kwaliteitsbeoordelingen. Het kabinet is in lijn met de consultatiereacties voorstander van het ontwikkelen van een Europese toezichthouder en verdere afstemming en coördinatie tussen de verschillende nationale toezichthouders binnen de EU. Het kabinet is van mening dat het onderscheid duidelijk moet zijn tussen de taken en rollen van de nationale toezichthouders en de Europese toezichthouder. De inspecties van (internationale) accountantsnetwerken horen in lijn met de voorstellen van de Commissie te berusten bij de nationale toezichthouder, die ook verantwoordelijk is voor de vergunningverlening aan de accountantsorganisatie. Overige opmerkingen Het kabinetsstandpunt ziet vooral op de standpuntbepaling ten aanzien van de voorstellen van de Europese Commissie. Het consultatiedocument ging op een aantal aspecten echter wat verder in, onder andere op de mogelijkheden om de transparantie te vergroten en de informatie voor de gebruiker te verbeteren. De consultatiereacties die hierop ingaan, zijn gedeeld met de NBA en de AFM. In overleg met hen zal worden bezien hoe deze reacties verder worden verwerkt. In het bijzonder dient hier het onderscheid tussen OOB s en niet-oob s te worden genoemd. De Europese voorstellen beperken zich voornamelijk tot maatregelen gericht op OOB s. In het consultatiedocument is ook stilgestaan bij de vraag in hoeverre bepaalde maatregelen ook van toepassing zouden moeten zijn in het geval van niet-oob-controlecliënten. Het maatschappelijk belang vereist dat voor OOB s in ieder geval goede waarborgen worden neergelegd in regelgeving voor de controle op de jaarrekening. Voor niet-oob s is het maatschappelijk belang wat kleiner. De overheersende mening lijkt dan ook te zijn, dat de diverse maatregelen ten aanzien van niet-oob s een proportionele toepassing vergen, met uitzondering van een aantal aspecten waaronder sponsoring. Met de NBA, vanwege haar normstellende taak voor het accountantsberoep, en de AFM zal worden overlegd op welke wijze de uitkomsten van de consultatie voor controles op niet-oobcontrolecliënten verder kunnen worden opgepakt. Hoogachtend, de minister van Financiën, J.C de Jager Pagina 12 van 29

Overzicht reacties consultatie accountancy Inhoudsopgave Achtergrond Thema 1: Onafhankelijkheid van de accountant - Samenloop tussen de controle van de jaarrekening en overige dienstverlening - Zakelijke relaties en sponsoring - Verplichte roulatie en joint audits - De selectie en aansturing van de externe accountant Thema 2: Informatievoorziening - Vergroten transparantie over kwaliteit - Vergroten transparantie over onafhankelijkheid - Informatiebehoefte van de gebruiker - Informatie over het controleproces - Een frequenter gebruik van toelichtende paragrafen - Rapportering over bevindingen van de accountant aan de raad van commissarissen en de doorvertaling naar het verslag van de raad van commissarissen - Verbetering informatie in het directieverslag en controle daarop door de accountant Thema 3: Europese harmonisatie en toezicht Achtergrond De consultatie accountancy is tot stand gekomen in overleg met de AFM en de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en is gericht op een drietal thema s: onafhankelijkheid van de accountant, informatievoorziening, en Europese harmonisatie en toezicht. De consultatie heeft in totaal 43 reacties opgeleverd. 7 Naast reacties van diverse belanghebbende organisaties (Eumedion, VEB, VNO- NCW/MKB-Nederland, Verbond van Verzekeraars, VEUO) zijn reacties ontvangen van de grootste vier accountantsorganisaties in Nederland (Deloitte, Ernst & Young, KPMG en PwC), van meerdere andere accountantsorganisaties en individuele accountants al dan niet in georganiseerd verband (waaronder SRA, Ledengroepbestuur Accountants in business NBA en Limperg-overleg), van diverse grotere ondernemingen, van een viertal universiteiten (Erasmus Universiteit Rotterdam, Nyenrode Business Universiteit, Universiteit Maastricht en Vrije Universiteit Amsterdam), van de toezichthouder AFM en van enkele overige belanghebbenden. Bij de weergave van de ontvangen reacties worden waar nodig de verschillende belangengroepen onderscheiden (met ondernemingen worden in dit verband de opstellers van jaarrekeningen bedoeld) en waar relevant en mogelijk (niet alle reacties zijn openbaar) worden individuele reacties aangehaald. 7 De openbare consultatiereacties zijn raadpleegbaar via: http://internetconsultatie.nl/consultatiedocument_accountancy/reacties Pagina 13 van 29

Thema 1: Onafhankelijkheid van de accountant Onafhankelijkheid van externe accountants is één van de steunpilaren van de externe accountantsfunctie. Het maatschappelijk verkeer wil een onafhankelijk oordeel horen over de kwaliteit van de jaarlijkse financiële verslaggeving van ondernemingen. Dit oordeel moet afkomstig zijn van een onafhankelijke deskundige, de externe accountant. Relaties met cliënten, bijvoorbeeld het houden van financiële en zakelijke belangen, kunnen een bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid van de accountant. Verschillende vormen van dienstverlening die de externe accountant naast de wettelijke controle verricht kunnen risico s met betrekking tot de onafhankelijkheid met zich meebrengen. Een ander aspect dat de onafhankelijkheid van de accountant kan beïnvloeden is door wie hij wordt benoemd en aangestuurd. Alle respondenten zijn het er over eens dat het maatschappelijk verkeer niet is overtuigd van de onafhankelijkheid van de accountant vandaag de dag. Accountants zelf wijzen erop dat het dichten van deze vertrouwenskloof niet per se moet gebeuren door meer regelgeving, maar door een versterking van de naleving van bestaande regelgeving. Ook wordt er voor gewaarschuwd dat de gedane voorstellen niet moeten gaan leiden tot schijnzekerheid. Ook vanuit ondernemingen wordt aangegeven dat het dichten van de vertrouwenskloof meer een zaak is van cultuur dan van regelgeving. Daar waar accountants en ondernemingen de vertrouwenskloof vooral wijten aan de maatschappelijke perceptie, wordt er vanuit andere kanten op gewezen dat de accountancy de afgelopen decennia ook wel is vercommercialiseerd: beloning is een deel van de winst van de organisatie en daarmee heeft de accountant zo mogelijk belang bij een softe opstelling tijdens de controle om zoveel mogelijk (winstgevende) adviesdiensten binnen te halen. Volgens Eumedion heeft het er vaak veel van weg dat accountants zich meer vereenzelvigen met het bestuur van de onderneming dan met de beleggers en andere gebruikers van de verslaggeving. De VEB wijst erop dat de bestaande waarborgen onvoldoende vertrouwen geven aan de gebruiker van de jaarrekening dat deze afdoende zijn. Al met al vindt de noodzaak voor het versterken van de bestaande onafhankelijkheidswaarborgen voldoende bevestiging in de ontvangen consultatiereacties. Samenloop tussen de controle van de jaarrekening en overige dienstverlening De voorstellen van de Europese Commissie bevatten een aantal maatregelen om de onafhankelijkheid van de accountant te versterken. Het gaat hierbij onder meer om een (vrijwel volledig) verbod op het leveren van niet-controlediensten aan wettelijke controlecliënten: niet-controlediensten zijn niet toegestaan, met uitzondering van een aantal in de betreffende ontwerpverordening gespecificeerde aan de wettelijke controle gerelateerde diensten, die zijn toegestaan tot een plafond van 10% van de totale omzet bij dezelfde controlecliënt, en van een aantal in de ontwerpverordening gespecificeerde niet-controlediensten, die alleen zijn toegestaan met voorafgaande goedkeuring van de toezichthouder of de auditcommissie van de betreffende onderneming. Hierbij geldt voor de allergrootste accountantsorganisaties een totaalverbod op het verlenen van nietcontrolediensten. Pagina 14 van 29

Alle consultatiereacties wijzen erop dat het passend is een onderscheid te maken tussen aan controle gerelateerde diensten en overige dienstverlening bij de vraag welke diensten een accountantsorganisatie mag leveren bij een OOB naast de wettelijke controle. Slecht een enkeling oppert dat accountants zich uitsluitend met controlewerkzaamheden moeten gaan bezighouden en dat er een onderscheid moet komen tussen organisaties die slechts de wettelijk aan de accountant toegewezen diensten verrichten en organisaties die slechts de overige diensten verrichten. De AFM beveelt aan de diensten die accountantsorganisaties verlenen te onderscheiden in twee hoofdcategorieën: 1) diensten gericht op het verstrekken van zekerheid over de door de controlecliënt verstrekte informatie ten behoeve van externe gebruikers van deze informatie en 2) diensten ten behoeve van de controlecliënt zelf. Diensten uit de eerste categorie, die gelijktijdig met de wettelijke controle worden verricht, zijn doorgaans gerelateerd aan die controle en vormen volgens de AFM zelden een bedreiging voor de onafhankelijkheid. De AFM ziet daarom geen noodzaak om de verlening van deze diensten te beperken tot een bepaald percentage van de omzet bij dezelfde controlecliënt. In het door de AFM gemaakte onderscheid kan een overeenkomst worden gezien met het door accountants gemaakte onderscheid tussen assurance en non assurance. Een assurance-opdracht wordt wel gedefinieerd als een opdracht waarbij de accountant een conclusie formuleert die is bedoeld om het vertrouwen van de beoogde gebruiker met betrekking tot het object van onderzoek te versterken. Deze assurance diensten zouden geen bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid van de accountant, omdat deze in het verlengde liggen van zijn taak als controleur van de jaarrekening en de accountant bij het uitvoeren van deze diensten niet in een positie komt dat hij zijn eigen werkzaamheden controleert of besluiten neemt voor zijn cliënt. Hieraan wordt door accountants en ondernemingen toegevoegd dat aan controle gerelateerde diensten ook kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de audit en in dat geval ook het meest efficiënt kunnen worden verleend door de controlerend accountant. De vraag of er een maximum moet worden gesteld aan het percentage van de aan controle gerelateerde dienstverlening, respectievelijk overige dienstverlening ten opzichte van de omzet uit de wettelijke controle leidt bij de meeste respondenten tot weinig enthousiasme. Het stellen van percentages wordt gezien als arbitrair en weinig principieel. Daarbij wordt gewaarschuwd voor verschuivingsgevaar en allerhande noodzakelijk controlemaatregelen. De meeste respondenten lijken in ieder geval geen percentage te willen stellen aan de verlening van aan de controle gerelateerde diensten. Een enkeling doet nog de suggestie van een percentage van 50% ten opzichte van de omzet voor de wettelijke controle. Wat betreft de overige diensten lopen de meningen wat uiteen. Door respondenten genoemde percentages variëren van 0% tot 10% en 30%. Vooral vanuit accountants en ondernemingen wordt erop gewezen dat de beperking naar de aard van de diensten belangrijker is dan een puur kwantitatieve beperking en wordt er meer belang gehecht aan een rol voor de auditcommissie die non assurance diensten vooraf moet goedkeuren. Volgens de AFM vergroten de diensten uit de door haar aangegeven tweede categorie het risico op zelftoetsing, eigenbelang, Pagina 15 van 29

belangenverstrengeling, vertrouwdheid en/of intimidatie. De AFM acht het dan ook gepast dat de Europese Commissie voorstelt om deze diensten naast het verrichten van de wettelijke controle in beginsel geheel te verbieden. Ook Eumedion en de VEB hebben hierin een duidelijk standpunt: dienstverlening van accountants moet zijn gericht op het verschaffen van zekerheid aan de gebruikers over de jaarrekening, jaarverslag en andere informatie van de uitgevende instelling en overige diensten moeten in het geheel niet worden verschaft. De VEB voegt hier nog aan toe dat door het gebruik van standaard uurtarieven de commerciële prikkel van het verkopen van winstgevende nevenactiviteiten grotendeels kan worden voorkomen. Ook over het toepassen van lijsten met respectievelijk toegestane, verboden en overige diensten zijn respondenten niet onverdeeld enthousiast. Er wordt door meerdere respondenten op gewezen dat dergelijke lijsten altijd weer onvolledig blijken te zijn en dat de toepassing ervan kan leiden tot veel discussies tussen accountants, ondernemingen en toezichthouders. Uit de reacties blijkt in ieder geval dat het lastig is om alle dienstverlening van accountants op eenduidige wijze te definiëren en vervolgens te categoriseren. Zo wordt er door verschillende respondenten op gewezen dat de Belastingdienst in het kader van horizontaal toezicht convenanten sluit met OOB s en dat daarmee wordt gesteund op het werk van accountants op basis van gerechtvaardigd vertrouwen. Niet duidelijk is bijvoorbeeld in hoeverre deze dienstverlening van accountants valt onder de in de voorstellen van de Europese Commissie aan de wettelijke controle gerelateerde verstrekking van certificering inzake de naleving van belastingvoorschriften of onder de niet toegestane diensten inzake belastingadvies. Veel respondenten pleiten dan ook voor een principle based benadering waarmee het beste kan worden ingespeeld op specifieke situaties en waarbij het publieke belang bepaalt welke overige dienstverlening verboden dan wel is toegestaan. Ook wordt door meerdere respondenten benadrukt dat zoveel mogelijk moet worden aangehaakt bij Europese en/of mondiale regelgeving. De AFM geeft aan zich te kunnen vinden in de wijze waarop controle gerelateerde diensten en overige diensten zijn gecategoriseerd in de voorstellen van de Europese Commissie. Door andere respondenten wordt ook wel verwezen naar de internationale definitie van controleopdrachten, beoordelingsopdrachten, assurance-opdrachten en aan assurance verwante opdrachten die wordt gehanteerd door de IFAC en naar de begrippenlijst van de IAASB. In de voorstellen van de Europese Commissie blijft een beperkt aantal nietcontrolediensten toegestaan na goedkeuring door de auditcommissie of na goedkeuring door de toezichthouder. De AFM toont zich voorstander van een situatie waarin uitzonderingen op het algemene verbod worden voorgelegd aan de auditcommissie die kan beoordelen over de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie. Ook de meeste andere respondenten wijzen de auditcommissie aan als orgaan dat de beslissing moet nemen over het verlenen van toelaatbare overige diensten aan een controlecliënt in een specifiek geval. Eumedion voegt hieraan toe dat hierover verantwoording zou moeten worden afgelegd in het verslag van de raad van commissarissen en dat het beleid ten aanzien van het goedkeuren van diensten vooraf openbaar moet worden gemaakt Pagina 16 van 29

bijvoorbeeld op de website van de onderneming. De VEB benadrukt dat alleen zeer nauw aan de controle gerelateerde diensten moeten zijn toegestaan en dat bij twijfel de aandeelhoudersvergadering zou moeten beslissen. Vrijwel niemand ziet hier een rol weggelegd voor de publieke toezichthouder. Dit met het oog op de onafhankelijkheid van de toezichthouder en het gescheiden houden van regelgeving en toezicht. De meeste respondenten zijn van mening dat onafhankelijkheidswaarborgen proportioneel moeten worden toegepast en gezien het maatschappelijk belang voor OOB s stringenter zouden moeten zijn dan voor niet-oob s. Zo pleit de SRA ten aanzien het MKB-segment voor handhaving van de huidige regelgeving en ook VNO-NCW/MKB-Nederland ziet geen enkele aanleiding om niet-oob s met meer of strengere regelgeving te belasten dan op dit moment van toepassing. Zakelijke relaties en sponsoring De ontwerpverordening van de Europese Commissie bevat een expliciet verbod op het ontvangen van geld, geschenken of gunsten van personen met wie de externe accountant of de accountantsorganisatie een contractuele relatie heeft. In het rapport Prikkels voor kwaliteit accountantscontrole van 5 oktober 2011 heeft de AFM geconstateerd dat accountants(organisaties) ook geld, giften en gunsten verstrekken aan controlecliënten, bijvoorbeeld in het kader van sponsoring, marketing en relatiebeheer. Vrijwel alle respondenten zijn van mening, dat zakelijke relaties tussen accountantsorganisaties en hun OOB-controlecliënten toelaatbaar zijn, mits deze passen binnen de gewone bedrijfsuitoefening en geen bedreiging van niet te verwaarlozen betekenis vormen voor de onafhankelijkheid. Een aantal specifieke relaties wordt door meerdere respondenten al gauw als ontoelaatbaar beschouwd. Het gaat dan om zakelijke leningen, autolease, huur en verzekeringen. Ook pleiten meerdere partijen in dit kader voor de nodige transparantie bijvoorbeeld door vermelding van de omvang van de relaties in de jaarrekeningen van de accountantsorganisatie en de controlecliënt. De meeste respondenten staan daarentegen sceptisch tegenover het sponsoren van OOB-controlecliënten, al was het maar omdat hierdoor een schijn van betrokkenheid en het zich identificeren met de OOB-controlecliënt ontstaat. Zo geeft KPMG onomwonden aan dat accountantsorganisaties hun OOBcontrolecliënten niet mogen sponsoren, maar dat bij een eventueel verbod wel een eenduidige definitie noodzakelijk is om het onderscheid tussen zakelijke relatie en sponsorrelatie duidelijk te maken. Als het gaat om de te treffen waarborgen verwijzen vooral accountants naar de bestaande Verordening gedragscode accountants (VGC) en de Nadere voorschriften onafhankelijkheid accountant (NVO). Ernst&Young geeft specifiek aan dat accountantsorganisaties voor het aangaan van dit soort relaties beleidsregels moeten ontwikkelen, waaronder een consultatie- en goedkeuringsprotocol, en dat over zakelijke relaties en sponsoring met de auditcommissie/raad van commissarissen moet worden gecommuniceerd. Ook ondernemingen geven aan, Pagina 17 van 29

dat in geval van twijfel het oordeel moet worden gelaten aan de auditcommissie en dat hierover transparantie moet worden betracht. Eumedion geeft aan, dat zakelijke relaties met of sponsoring van controlecliënten bij hoge uitzondering mogelijk zouden moeten zijn en dat het toezichthoudend orgaan en/of de commissie publiek belang in de zin van de conceptcode accountantsorganisaties in voorkomend geval zou moet beoordelen of een uitzondering passend is. De VEB geeft aan dat het oordeel niet bij de accountant moet liggen, maar bij het orgaan dat de accountant benoemt en bij OOB s is dit in het algemeen de algemene aandeelhoudersvergadering. De meeste respondenten zijn van mening dat er in beginsel geen onderscheid is tussen OOB-controlecliënten en niet-oob-controlecliënten op het gebied van het aangaan van zakelijke relaties en sponsorrelaties met betrekking tot de onafhankelijkheid. Opvallend is overigens wel dat de een hierbij aangeeft dat onafhankelijkheid in schijn bij een niet-oob minder zwaar weegt dan bij een OOB, terwijl een ander aangeeft dat bij kleinere organisaties de toezichtstructuren minder adequaat zijn en de risico s op belangenverstrengeling mede daardoor groter. Verplichte roulatie en joint audits Met de voorstellen van de Europese Commissie wordt een verplichte roulatie van accountantsorganisaties bij OOB-controlecliënten geïntroduceerd. Hierbij is de maximale loopduur van een opdracht voor de wettelijke controle negen jaar wanneer sprake is van een zogenaamde joint audit door twee accountants(kantoren) en anders zes jaar. Wat de joint audit betreft volgt uit de ontwerpverordening dat lidstaten mogen besluiten dat in bepaalde gevallen een minimum aantal accountants(organisaties) moet worden benoemd voor de controle van een OOB. Vrijwel alle respondenten achten een kantoorroulatie niet noodzakelijk. Enkel Nyenrode Business Universiteit en de VEB scharen zich in hun reacties achter deze maatregel. Nyenrode geeft hierbij aan dat uit onderzoek is gebleken dat een langere termijn alvorens over te gaan tot roulatie de voorkeur geniet en stelt daarnaast de vraag of een kantoor na het aflopen van de controletermijn wel direct adviesdiensten zou mogen uitvoeren bij dezelfde onderneming. In veel reacties worden vooral de nodige nadelen van een verplichte kantoorroulatie genoemd waarbij wordt gewaarschuwd voor een negatieve invloed op de kwaliteit van de controle. Zo zou een gedwongen kantoorroulatie ontijdig en daarmee schadelijk kunnen zijn bijvoorbeeld ten tijde van een economische recessie, reorganisatie of overname. De ervaring van een controlerend accountant zou met name dan van belang zijn. Ook wordt gewezen op een verwachte kostenstijging voor het bedrijfsleven. Daarnaast zou de bereidheid worden beperkt tot investeren in de controle bij complexe organisaties vanwege de vooraf bekende zeer beperkte terugverdientijd. Verder wordt gewezen op het verhoogde risico van onzekerheid en het niet ontdekken van onjuistheden in de eerste pakweg twee jaar van het controlemandaat, omdat het nieuwe kantoor dan nog niet vertrouwd is met alle bijzonderheden van de betreffende onderneming. Pagina 18 van 29

De SRA geeft nog aan dat met deze maatregel de (door ondernemingen) gepercipieerde deskundigheid van de grote kantoren en het daardoor ontstane oligopolie niet wordt opgelost. VNO-NCW/MKB-Nederland wijst erop dat een verplichte kantoorroulatie, waarbij het zittende kantoor zijn diensten gedurende een bepaalde periode niet mag aanbieden, in feite leidt tot een vermindering van het aantal accountantsorganisaties waaruit een onderneming kan kiezen. Ledengroepbestuur Accountants in business NBA geeft nog aan dat het in de praktijk blijkt voor te komen dat wanneer een cliënt overstapt naar een ander kantoor, het controleteam ook overstapt van het ene naar het andere accountantskantoor. Enkele respondenten geven aan dat in aanvulling op de bestaande verplichte roulatie van externe accountants een kantoorroulatie niet noodzakelijk is en volgens vijf middelgrote kantoren zou dit zelfs niet werkbaar zijn. Daarnaast wijzen meerdere respondenten op de wenselijkheid van een periodieke heroverweging van de accountant door de auditcommissie van de raad van commissarissen. Dit sluit aan bij de reactie van Eumedion, die aangeeft dat een periodieke verplichte aanbesteding van de controleopdracht waaraan ook de huidige controlerende accountantsorganisatie kan deelnemen, te prefereren valt. Ook de AFM geeft aan dat de risico s van vertrouwdheid of vertrouwen kunnen worden gemitigeerd door een prominente evaluerende rol van de auditcommissie en een verplichte periodieke aanbesteding van de controleopdracht. PwC geeft in dit verband aan dat de toezichthouder wettelijk verplicht zou moeten worden om onderzoeksrapporten per accountantsorganisatie openbaar te maken. Dit laatste zou een effectievere maatregel zijn ter bevordering van de kwaliteit. Vooral Eumedion en de VEB lijken uitgesproken voorstander te zijn van een verplichte periodieke aanbesteding van de accountantscontrole voor OOBcontrolecliënten. Eumedion acht een aanbesteding elke zes jaar opportuun waarbij ook het zittende kantoor kan meedingen. Volgens de VEB zou een aanbesteding elke vier jaar moeten plaatsvinden waarbij het contract met het zittende kantoor eenmaal met vier jaar mag worden verlengd. De aanbesteding zou volgens de VEB overigens moeten geschieden door de auditcommissie, waarbij de aandeelhoudersvergadering als benoemend orgaan inzage krijgt in de gevolgde procedure. De meeste andere respondenten zijn van mening dat een aanbesteding van de accountantscontrole eerder een vrije keuze moet zijn van een onderneming. Zo schrijft de Nederlandse Code Corporate Governance voor dat het bestuur en de auditcommissie elke vier jaar een grondige beoordeling van het functioneren van de externe accountant maken waarbij de belangrijkste conclusies worden gedeeld met de algemene vergadering van aandeelhouders. KPMG toont zich in dit kader voorstander van een actievere en uitgebreidere rapportage door de raad van commissarissen aan de aandeelhouders over dit proces, zodat marktwerking wordt geborgd en transparant verslag wordt gedaan van de accountantskeuze waarbij kwaliteit een belangrijke rol zou moeten spelen. Andere respondenten, waaronder de SRA en het Limperg-overleg, wijzen erop dat een verplichte aanbesteding vooral zal leiden tot een neerwaartse druk op de tariefstelling waardoor de kwaliteit van de controle niet zal toenemen. Een Pagina 19 van 29

respondent voorziet dat de verplichte aanbesteding enkel leidt tot een rondtrekkend circus van de ene Big 4 naar de andere Big 4. Vrijwel niemand spreekt zich uit voor het verplichten van joint audits voor de controle van OOB s. Enkel een vijftal middelgrote accountantsorganisaties is van mening dat een verplichte joint audit bij OOB s met de mogelijkheid om de betrokken kantoren op verschillende momenten te wisselen een aanzienlijk betere waarborg biedt voor de kwaliteit en onafhankelijkheid van de controle dan een verplichte kantoorroulatie. Volgens de betreffende kantoren wordt door het verplicht betrekken van minimaal één niet Big 4-kantoor bij de controle van een OOB, de marktwerking bevorderd en ontstaat er geleidelijk een verbreding van de keuzemogelijkheden voor OOB s. Respondenten voeren meerdere nadelen aan van een verplichte joint audit. De AFM wijst erop dat in de praktijk taken en werkzaamheden zullen worden verdeeld, waardoor geen van beide partijen meer het volledige overzicht heeft en geen van de partijen de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de kwaliteitsbeheersing van de gehele controle. De meeste respondenten hebben de verwachting dat, mede gelet op het verhoogde risico van gaten in het controleproces als gevolg van coördinatieproblemen tussen de betrokken accountantsorganisaties, joint audits niet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de controle, maar eerder tot een stijging van de kosten en daarmee tot een stijging van de lasten voor het bedrijfsleven. Door KPMG wordt erop gewezen dat het aantal joint audits de laatste jaren is gedaald vooral, omdat de effectiviteit en efficiency niet is aangetoond en PwC voegt nog toe dat in Denemarken de verplichting tot joint audits in het recente verleden is afgeschaft. Volgens respondenten bestaat er dan ook geen objectief aantoonbare reden waarom in geval van een joint audit de voorgestelde verplichte kantoorroulatie pas na een langere periode zou moeten plaatsvinden dan wanneer er geen sprake is van een joint audit. Volgens de meeste respondenten zouden joint audits overigens ook niet door regelgeving verhinderd moeten worden. Op de vraag voor welke periode een accountantsorganisatie bij OOBcontrolecliënten telkens moet worden benoemd binnen de maximale termijn van aanbesteding lopen de meningen uiteen. De AFM acht het in het belang van de kwaliteit van de accountantscontrole dat de duur van de relatie tussen de accountantsorganisatie en de OOB-controlecliënt niet zodanig lang wordt dat die de onafhankelijkheid van de accountantsorganisatie bedreigt. Een totale gecombineerde opdrachtperiode van maximaal zes jaar lijkt daarom redelijk. De AFM is echter vooralsnog niet overtuigd van de noodzaak om de totale opdrachtperiode te allen tijde te beperken tot maximaal zes jaar: Vanuit het oogpunt van het maatschappelijk verkeer kan het zinvol zijn een meer langdurige betrokkenheid na te streven van de kwalitatief beste accountantsorganisatie, zeker als alternatieven niet voorhanden zijn en een open aanbesteding en kritische beoordeling heeft plaatsgevonden. Andere respondenten noemen verschillende opties zoals: geen termijn, minimumtermijn van één controlecyclus ofwel één jaar, minimumtermijn van benoeming gelijk aan de termijn van de aanbesteding om het terugverdienen van de gemaakte kosten voor de aanbesteding mogelijk te maken, een termijn van drie tot vier jaar om voldoende tijd te hebben om de business van de controlecliënt te doorgronden met het oog op een goede controle of in het Pagina 20 van 29