ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 17 DECEMBER 2009



Vergelijkbare documenten
ADVIES. 17 december 2015

ADVIES. 10 maart 2014

ADVIES. 17 april 2013

ADVIES. Ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer en de sanering van verontreinigde bodems

A ESR. Aanvrager. Minister Fremault Aanvraag ontvangen op 12 mei 2016 Aanvraag behandeld door

ADVIES. 21 februari 2019

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 16 DECEMBER 2010.

Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 2007 betreffende de erkenning van bedrijfsrevisoren en het openbaar register;

AANVRAAG TOT ERKENNING ALS OPHALER VAN GEVAARLIJKE AFVALSTOFFEN, AFVALOLIEN EN/OF PCB/PCT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGLEMENTERING

ADVIES. Ontwerpbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van XXX betreffende vrije vloot fietsdelen

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het toeristische logies. 17 oktober 2013

ERKENNING ALS EXAMENCENTRUM KOELTECHNIEK

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 20 MAART 2008

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie betreffende de stages voor werkzoekenden. 16 juni 2015

ADVIES. 18 januari 2018

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 18 SEPTEMBER 2008

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 17 FEBRUARI 2011.

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

ADVIES DIENST REGULERING

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie betreffende de handelshuur van korte duur. 18 oktober 2018

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie betreffende de steun voor de economische ontwikkeling van ondernemingen. 21 september 2017

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Betreft: Ontwerp van koninklijk besluit betreffende de mededeling van informaties in het wachtregister. (A/2009/034)

ADVIES. Voorontwerp van besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de premies om het duaal leren te stimuleren.

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 2 3 BRANDBEVEILIGINGSVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG

Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie

AANVRAAGFORMULIER VOOR ERKENNING - ERKEND VERWARMINGSKETELTECHNICUS - - ERKEND VERWARMINGSINSTALLATEUR - - EPB-VERWARMINGSADVISEUR -

A D V I E S Nr Zitting van maandag 19 juli

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

ADVIES. 16 november 2017

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL BOUWVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG 13 E SERIE NA WIJZIGINGEN

Bijlage bij het memorandum over het verkrijgen van een vergunning als onafhankelijk financieel planner naar Belgisch recht

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 27 juni

De toepassing van de Verordening betreffende wederzijdse erkenning op procedures van voorafgaande machtiging

ADVIES. 24 april 2019

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 4.8 BOUWVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG 13 E SERIE NA WIJZIGINGEN

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

AANVRAAGFORMULIER VOOR ERKENNING - ERKEND VERWARMINGSKETELTECHNICUS - - ERKEND VERWARMINGSINSTALLATEUR - - EPB-VERWARMINGSADVISEUR -

mevr. Voornaam : Naam :... Adres :... Mail :. ...

ASBEST. Wijzigingen in de asbestwetgeving in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

1. Uiteenzetting van de feiten

ADVIES. Ontwerpbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende verschillende wijzigingen betreffende tewerkstellingssteun.

A ESR. Minister Gosuin. Aanvrager. Aanvraag ontvangen op 18 mei Aanvraag behandeld door

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL BOUWVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG 13 E SERIE NA WIJZIGINGEN

ADVIES. Ontwerp van milieubeleidsovereenkomst - fotovoltaïsche zonnepanelen. 19 april 2018

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

AANVRAAG TOT INSCHRIJVING VAN EEN RECHTSPERSOON (Terug te sturen per aangetekend schrijven ter attentie van de voorzitter van de Uitvoerende Kamer)

AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

Wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de artikelen 107 tot 122.

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 20 SEPTEMBER 2001

ADVIES. 3 december 2012

EUROPESE UNIE Communautair Bureau voor Plantenrassen

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Kennisgeving van de beslissing van de Geschillendienst van Brugel betreffende uw klacht tegen het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM)

ADVIES DIENST REGULERING. de toekenning van een leveringsvergunning voor elektriciteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan Lampiris NV

A D V I E S Nr Zitting van donderdag 31 mei

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 17 MAART 2011.

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 4.11 BOUWVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG 13 E SERIE NA WIJZIGINGEN

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie betreffende bouwplaatsen op de openbare weg. 21 september 2017

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

ADVIES. Uitgebracht door de Raad van Bestuur van. 1 april 2019

ADVIES. Ontwerp van Milieuovereenkomst betreffende de afgedankte voertuigen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Uw contactpersoon Bati Verspeet

61e jaargang 9 augustus 2018

(Voor de EER relevante tekst)

(B.S.18.V.1997) 1. Hoofdstuk I. Definities en toepassingsgebied

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 5:25 LID 2-3 ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (MELDING VOOR KLEINE EVENEMENTEN) VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 21 december

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL BOUWVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG 13 E SERIE NA WIJZIGINGEN

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie houdende de oprichting van een «stedelijke vrijhandelszone» 17 april 2013

Bijlage 4 bij mededeling NBB_2017_22

ADVIES. met betrekking tot

OVERLEGPLATFOM VAN DE SOCIALE ECONOMIE

UITVOERINGSVERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

TELENET GROUP HOLDING NV

R A P P O R T Nr

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL 5:15 ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING (VENTEN) VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

tot de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVG"); Advies nr. 12/2019 van 16 januari 2019

EUROPEES PARLEMENT Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling

ADVIES. 20 september 2018

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 30 september

De inkomsten uit de deeleconomie

IV.4 PA/E/S IBO MB Dit is een gecoördineerde versie. De datum van de laatste versie is steeds de datum van het laatste wijzigingsbesluit

VOORBEELDNOTIFICATIE VOOR ARTIKEL BOUWVERORDENING VOLGENS DE MODELVERORDENING VNG 13 E SERIE NA WIJZIGINGEN

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

ADVIES. 20 maart 2014

ADVIES. 13 maart 2017

Procedurereglement op de Gemeentelijke administratieve sancties

INITIATIEFADVIES. Aanbevelingen met het oog op de hervorming van de Beroepsinlevingsovereenkomst. 28 maart 2019

(van toepassing vanaf ) HOOFDSTUK I. - Definities.

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

ADVIES. Ontwerpbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de vestigingssteun in de Zones van Economische Uitbouw in de Stad

VR DOC.0160/1

Transcriptie:

ADVIES UITGEBRACHT DOOR DE ECONOMISCHE EN SOCIALE RAAD VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST TIJDENS ZIJN ZITTING VAN 17 DECEMBER 2009 inzake het ontwerpbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning van de bodemverontreinigingsdeskundigen en de registratie van de bodemsaneringsaannemers

ONTWERPBESLUIT VAN DE BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE REGERING BETREFFENDE DE ERKENNING VAN DE BODEMVERONTREINIGINGSDESKUNDIGEN EN DE REGISTRATIE VAN DE BODEMSANERINGSAANNEMERS Advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 17 december 2009 Aanhangigmaking Bij de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd op 10 november 2009 een ontwerpadvies aanhangig gemaakt door de Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die belast is met Leefmilieu en Energie, met betrekking tot het ontwerpbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning van de bodemverontreinigingsdeskundigen en de registratie van de bodemsaneringsaannemers. Na onderzoek door zijn Commissie Leefmilieu tijdens haar zittingen van 18 november en 1 december 2009 brengt de Economische en Sociale Raad het volgend advies uit. Advies Algemene beschouwingen De Raad wijst erop dat er ingevolge een fout bij de verzending van de elektronische versie twee versies van het ontwerpbesluit zijn verspreid. Hij onderstreept dat dit heeft geleid tot interpretatieproblemen en dat hij zijn advies heeft uitgebracht op basis van de gedrukte tekst die hem op officiële wijze is bezorgd. Ook al is de Raad er zich van bewust dat er nog talrijke hindernissen zijn (probleem van de elektronische handtekening, van de validatie van de data van indiening of ontvangst van de dossiers waarop de termijnen ingaan ), toch moedigt hij de Administratie aan om zo snel mogelijk concrete mogelijkheden te voorzien wat betreft deze elektronische procedures, zoals aangegeven in artikel 8 van de Dienstenrichtlijn 1 - Procedures via elektronische middelen. De Raad stelt vast dat de procedures voor de erkenning als bodemverontreinigingsdeskundige (titel II) en voor de registratie van de bodemsaneringsaannemer (titel III) nagenoeg dezelfde zijn. Hij meent dat de administratieve last voor de registratie van de bodemsaneringsaannemers die wordt opgelegd door de bepalingen van titel III niet gerechtvaardigd is. De Raad herinnert in dit verband aan artikel 9 (Vergunningstelsels) van de Dienstenrichtlijn dat bepaalt : «1. De lidstaten stellen de toegang tot en de uitoefening van een dienstenactiviteit niet afhankelijk van een vergunningstelsel, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1 Richtlijn 2006/123/EG 2

a) het vergunningstelsel heeft geen discriminerende werking jegens de betrokken dienstverrichter ; b) de behoefte aan een vergunningstelsel is gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang ; c) het nagestreefde doel kan niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt, met name omdat een controle achteraf te laat zou komen om werkelijk doeltreffend te zijn». De Raad herinnert er tevens aan dat artikel 13 (Vergunningsprocedures) van dezelfde Richtlijn bepaalt dat : «2. De vergunningsprocedures en -formaliteiten mogen geen ontmoedigend effect hebben en de dienstverrichting niet onnodig bemoeilijken of vertragen. Ze zijn gemakkelijk toegankelijk en eventuele kosten voor de aanvragers in verband met hun aanvraag zijn redelijk en evenredig met de kosten van de vergunningsprocedures in kwestie en mogen de kosten van de procedures niet overschrijden.». De Raad is bijgevolg van mening dat de registratieprocedure aanzienlijk zou moeten worden vereenvoudigd. Wel zou verder de mogelijkheid moeten worden voorzien om specifieke en meer gedetailleerde registratieprocedures te bepalen voor de uitvoering van meer complexe werkzaamheden (zoals de behandeling in situ bijvoorbeeld). Bijzondere beschouwingen Artikel 4, 1, 2, 2, 2 De Raad herinnert eraan dat de bevoegdheden van het handelsregister werden overgenomen door de Kruispuntbank van Ondernemingen. Hij vraagt dan ook dat dit artikel hieraan zou worden aangepast. Artikelen 4, 1, 3 en 4, 3, 1 De Raad vestigt de aandacht op het gevaar tot uitsluiting van personen die in België zijn geïntegreerd, maar die niet de vereiste nationaliteit zouden bezitten (bijvoorbeeld : personen die hun studies in België hebben gevolgd). Hij vraagt bijgevolg om deze paragraaf als volgt te wijzigen : «Om als rechtspersoon te worden erkend, moet de aanvrager [ ] onder zijn bestuurders, zaakvoerders of personen, die de vennootschap kunnen verbinden, overwegend personen tellen die voldoen aan de voorwaarden van 3, 1 en uitsluitend personen die voldoen aan de voorwaarden van 3, 2 en 3. De Raad rechtvaardigt deze vraag met het feit dat hij oordeelt dat het mogelijk moet zijn voor onderdanen van landen buiten de Europese Unie om te zetelen in de bestuursorganen van erkende vennootschappen, teneinde rekening te houden met het specifiek multicultureel karakter van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Artikelen 4, 3, 3 Ook al mag het Parket in de praktijk, indien een fout niet als ernstig wordt beschouwd, een strafrechtelijke sanctie vervangen door een administratieve sanctie, toch wenst de Raad te onderstrepen dat het toepassingsveld van de strafrechtelijke sancties een zeer brede waaier van handelingen dekt. Hij is dan ook van mening dat - in theorie - het gevaar reëel is dat een deskundige of aannemer gedurende 10 jaar zijn beroep niet meer zou mogen uitoefenen 3

omwille van een kleine fout (bijvoorbeeld : vergeten om een formulier op te sturen) die strafrechtelijk zou zijn bestraft. De Raad stelt daarom voor om het woord «ernstig» te voegen tussen de woorden «voor» en «overtreding» en om de overtredingen te bepalen waarvan de ernst toelaat om deze bepaling toe te passen. Artikel 5, 3, 2 De Raad stelt voor om in het hele ontwerpbesluit het woord «bouwkunde» te vervangen door het woord «stabiliteit». Artikel 5, 3, 3 Aangezien het buitensporig is om van de bodemverontreinigingsdeskundigen «een grondige kennis te eisen van de milieu- en stedenbouwkundige wetgeving in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest», vraagt de Raad de schrapping van het woord «grondige». Artikel 8, 1 De Raad is van oordeel dat het begrip «voldoende financiële middelen» moet worden gedefinieerd teneinde meer klaarheid te scheppen wat betreft de financiële middelen die van de deskundigen zullen worden gevraagd. De Raad is bovendien de mening toegedaan dat het niet gepast is om dezelfde financiële middelen te verlangen van de deskundigen en de aannemers. Artikel 8, 2 De Raad vindt dat de gestelde voorwaarden absoluut moeten overeenstemmen met de realiteit van de verzekeringspraktijken. Hij onderstreept met name dat de bepaling die voorziet dat : «[een] verzekeringscontract moet bepalen dat de schorsing of ontbinding ervan pas zijn gevolg zal hebben na het verstrijken van een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop het Instituut in kennis is gesteld van de oorzaak van de schorsing of ontbinding» helemaal niet overeenstemt met deze werkelijkheid. Artikel 11 De Raad onderstreept dat de verwijzing naar de bepalingen betreffende de ordonnantie op de milieuvergunningen tot gevolg kan hebben dat een erkenning zonder motivering wordt geweigerd bij gebrek aan een antwoord van de Administratie. Hij oordeelt dat zo n ongunstig vermoeden wat betreft de erkenning onaanvaardbaar is en herinnert aan artikel 13 van de Dienstenrichtlijn : «4. Bij het uitblijven van een antwoord binnen de overeenkomstig lid 3 vastgestelde of verlengde termijn wordt de vergunning geacht te zijn verleend. Andere regelingen kunnen niettemin worden vastgesteld, wanneer dat gerechtvaardigd is om dwingende redenen van algemeen belang, met inbegrip van een rechtmatig belang van een derde partij». Hij onderstreept bovendien dat dit tegenstrijdig zou zijn met artikel 13 van onderhavig ontwerpbesluit dat vereist dat de Minister zich uitspreekt met een gemotiveerde beslissing. 4

Artikel 17 De Raad is over het algemeen van mening dat het technisch karakter van dit artikel uiterst ingewikkeld is. Hij meent bijgevolg dat het noodzakelijk is om een didactische actie te ondernemen bij de betrokken actoren teneinde de reikwijdte van het hoofdstuk «Onverenigbaarheden» te verduidelijken. De Raad vraagt meer bepaald de schrapping van het woord «gefinancierd» in punt 1. Immers, in de mate waarin de relatie tussen de bodemverontreinigingsdeskundige en de houder van de verplichting een relatie leverancier / klant is, zal de houder van de verplichting altijd de bodemverontreinigingsdeskundige financieren. In punt 2 vraagt de Raad de toevoeging van de woorden «en dezelfde» tussen de woorden «door één» en «natuurlijke of rechtspersoon». Artikel 19, 2 De Raad stelt voor dat de bodemverontreinigingsdeskundige zou verduidelijken (bijvoorbeeld in het sanerings- of risicobeheersvoorstel) bij welke belangrijke handelingen en momenten tijdens de werkzaamheden de aanwezigheid is vereist van een studiegelastigde van de erkenninghouder om te vermijden dat zijn aanwezigheid zou worden opgelegd tijdens de volledige duur van de werkzaamheden. Artikel 19, 4 De Raad wijst erop dat het aantal monsternemingen over het algemeen groter is dan noodzakelijk, dit om te beschikken over bijkomende monsternemingen en niet opnieuw te moeten overgaan tot boringen indien de situatie bijkomende analyses zou vereisen. Hij meent bijgevolg dat men niet moet vragen dat alle monsternemingen systematisch worden geanalyseerd. Hij stelt voor om punt 4 te vervangen door de volgende formulering : «alle analyses te laten uitvoeren door een laboratorium dat hiertoe is erkend volgens de wetgeving die van toepassing is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest». Artikel 20, 2 De Raad herhaalt zijn beschouwing wat betreft de aanwezigheid van een studiegelastigde van de erkenninghouder die hij reeds heeft gemaakt wat betreft artikel 19, 2. Artikel 21, 2 De Raad is van oordeel dat het buitensporig is om «het Instituut [ ] op de hoogte te moeten brengen van elke schorsing of intrekking van een erkenning of vergunning [ ] in één van de andere Gewesten of in het buitenland» en stelt voor om deze verplichting te beperken tot elke schorsing of intrekking van een erkenning of vergunning op het Belgisch grondgebied. Hij stelt de volgende formulering voor : «het Instituut [ ] op de hoogte te moeten brengen van elke schorsing of intrekking van een erkenning of vergunning [ ] in één van de andere Gewesten in België». 5

Artikel 23 De Raad stelt voor om de maximumtermijn van de schorsingen te beperken opdat deze de activiteit van een geschorste aannemer niet in gevaar zouden brengen. Artikel 23, 2 en artikel 24, 3 De Raad wenst de nutteloosheid van deze bepaling te onderstrepen en vraagt dan ook de schrapping of op zijn minst de verduidelijking ervan. De Raad wijst er evenwel op dat hij de wil onderschrijft om niet-erkende natuurlijke en rechtspersonen te straffen die een activiteit uitoefenen inzake bodemverontreiniging waarvoor een erkenning is vereist. Hij is echter van oordeel dat dit niet dient te gebeuren in het kader van de artikelen 23 en 24 van dit ontwerpbesluit. Hij stelt dan ook voor om deze doelstelling na te streven in de wetgeving op de milieu-inbreuken. Artikel 23 en artikel 24, 7 De Raad onderstreept dat de procedure voor de indiening van een aanvraag tot opheffing van een schorsing in dit ontwerpbesluit nergens op gedetailleerde wijze is weergegeven. Hij is van mening dat er geen aanvraag tot opheffing van een schorsing moet worden ingediend aangezien zo n schorsing per definitie beperkt is in de tijd en dat de opheffing bijgevolg automatisch zou moeten geschieden. De Raad vraagt daarom de schrapping van punt 7 van artikel 24. Artikel 25, 2 Net zoals voor de duur van de schorsing van de erkenning (artikel 23), is de Raad van oordeel dat de termijn, waarna een aanvrager een nieuwe erkenningsaanvraag kan indienen ingevolge een intrekking van een erkenning of de weigering van de toekenning ervan, de activiteit van een onderneming niet in gevaar mag brengen. Hij vraagt daarom een herziening van deze termijn. Toch is hij zich ervan bewust dat de termijn bepaald in dit artikel niet korter mag zijn dan deze van een schorsing van een erkenning. Artikel 26 De Raad stelt zich vragen over het al dan niet opschortend karakter van het beroep. Hij meent dat een opschortend beroep gerechtvaardigd zou zijn voor de betwistingen van een schorsing of wijziging van een erkenning. Artikel 28 De Raad herhaalt zijn opmerkingen in verband met de Kruispuntbank van Ondernemingen die hij reeds heeft geuit wat betreft artikel 4, 1, 2 en 2, 2. Hij is bovendien van oordeel dat de informatie gevraagd op grond van dit artikel zou moeten worden ontdaan van alle informatie die reeds aan de Administratie moest worden verstrekt voor de registratie als aannemer. Deze eisen zouden kunnen worden vervangen door de verplichting om zijn registratienummer te verstrekken (wat de Administratie zou moeten toelaten om makkelijk alle op dit ogenblik gevraagde informatie terug te vinden). 6

De Raad is tenslotte van mening dat - net zoals voor artikel 4, 3, 1 - het gevaar van een uitsluiting van personen, die in België zijn geïntegreerd maar niet de vereiste nationaliteit bezitten, reëel is. Hij vraagt bijgevolg dat de wijziging, die reeds werd gevraagd voor artikel 4, 3, 1, ook in dit artikel zou worden doorgevoerd. Artikel 28, 3, 3 De Raad herhaalt zijn opmerking in verband met de strafrechtelijke sancties die hij eveneens heeft gemaakt wat betreft artikel 4, 3, 3. Artikel 29, 1 Aangezien de Raad het niet noodzakelijk acht dat men van bodemsaneringsaannemers eist dat zij beschikken over toereikende financiële middelen, vraagt hij de schrapping van deze paragraaf. Artikel 29, 2 De Raad herhaalt zijn opmerking die hij heeft geformuleerd in verband met artikel 8, 2 in verband met de afsluiting van verzekeringscontracten. Artikelen 37 en 38 In de mate waarin de onverenigbaarheden reeds zijn gedefinieerd voor de bodemverontreinigingsdeskundigen en dat dit de onafhankelijkheid verzekert van de bodemsaneringsaannemers vermits het de deskundigen zijn die de beslissingen nemen, is de Raad van mening dat het niet noodzakelijk is om een hoofdstuk «Onverenigbaarheden» te voorzien voor de bodemsaneringsaannemers. De Raad onderstreept bovendien dat zo n bepaling voor de aannemers in een aanzienlijk aantal gevallen de reden zou kunnen zijn om te beslissen niet tot investeringen over te gaan. De Raad vraagt omwille van deze redenen de schrapping van de artikelen 37 en 38. Artikel 40, 5 Aangezien hij de schrapping vraagt van het hoofdstuk «Onverenigbaarheden» voor de bodemsaneringsaannemers, vraagt de Raad eveneens de schrapping van deze paragraaf. Artikel 40, 4, 2 de streepje De Raad onderstreept dat de bodemverontreinigingsdeskundige niet verantwoordelijk is voor «het leiden van de maatregelen» maar wel voor de opvolging van de maatregelen of werken. Deze nuance is belangrijk op het vlak van de verantwoordelijkheid want de deskundige geeft zijn klant enkel advies onder de vorm van aanbevelingen en het is vervolgens wel degelijk de klant die zijn instructies geeft aan de aannemer. De Raad vraagt bijgevolg de vervanging van de woorden «het leiden» door de woorden «de opvolging». 7

Artikel 40, 4, 3 de streepje De Raad herhaalt zijn opmerking in verband met de noodzaak van de aanwezigheid van een studiegelastigde van de bodemverontreinigingsdeskundige tijdens de duur van de werkzaamheden. Hij maakte deze opmerking reeds voor de artikelen 19, 2 en 20, 2. Artikel 40, 6 Om elk misverstand te vermijden, vraagt de Raad dat men verduidelijkt dat men het registratienummer vraagt als bodemsaneringsonderneming. Hij herinnert eraan dat ook alle bouwondernemingen zijn geregistreerd en bijgevolg een «klassiek» registratienummer bezitten. Artikel 41, 3 De Raad herhaalt zijn beschouwing met betrekking tot de noodzaak van de aanwezigheid van een studiegelastigde van de bodemverontreinigingsdeskundige tijdens de duur van de werkzaamheden die hij reeds maakte wat betreft de artikelen 19, 2, 20, 2 en 40, 4, 3 de streepje. Artikel 42, 1 Om onnodige administratieve procedures te vermijden met betrekking tot kleine wijzigingen aan het registratiedossier, vraagt de Raad de toevoeging van het woord «belangrijke» tussen de woorden «elke» en «verandering». Artikel 42, 2 De Raad herhaalt zijn opmerking met betrekking tot de betekening van een schorsing of intrekking van een registratie die hij heeft gemaakt voor de erkenningen in artikel 21, 2. Artikel 43 De Raad vraagt de schrapping van de woorden «of ongemak». Artikel 44 De Raad herhaalt voor de registratieprocedure zijn beschouwing met betrekking tot de maximumtermijn van de schorsingen van artikel 23. Artikel 44, 2 en artikel 45, 3 De Raad herhaalt voor de registratieprocedure zijn beschouwing met betrekking tot de nutteloosheid van deze bepaling die hij eveneens heeft gemaakt wat betreft artikel 23, 2 en 24, 3. Artikel 44 en artikel 45, 7 De Raad herhaalt voor de registratieprocedure zijn beschouwing met betrekking tot de aanvraag tot opheffing van de schorsing die hij heeft gemaakt voor de artikelen 24 en 25, 7 en verzoekt bijgevolg om de schrapping van artikel 45, 7. 8

Artikel 46, 2 De Raad herhaalt voor de registratieprocedure zijn beschouwing met betrekking tot de termijn om een nieuwe aanvraag tot registratie in te dienen die hij heeft geformuleerd voor artikel 25, 2. Artikel 47 De Raad herhaalt voor de registratieprocedure zijn beschouwing met betrekking tot het al dan niet opschortend karakter van het beroep die hij heeft gemaakt voor artikel 26. Bijlage 1 - Formulier aanvraag erkenning als bodemverontreinigingsdeskundige Wat betreft punt 2.3.1., herinnert de Raad eraan dat hij voorstelt om het woord «bouwkunde» te vervangen door het woord «stabiliteit». Wat betreft punt 2.3.2., is de Raad van mening dat het niet noodzakelijk is om een kopij van de samenwerkingsovereenkomst te vragen voor de onderaannemers die niet zijn gebonden door de bekwaamheden van de erkenning. Zo mag deze eis niet worden opgelegd aan laboratoria en boormaatschappijen. Wat betreft punt 2.4.1., vraagt de Raad de schrapping van de woorden «of landen» en de toevoeging van «in België» na de woorden «andere Gewesten». In hetzelfde punt vraagt hij de toevoeging van de woorden «met betrekking tot de wetgeving op de bodemverontreiniging» na het woord «vergunningen». Wat betreft punt 3.1., vraagt de Raad de schrapping van elke vraag tot beschrijving van de gebruikte werkmethoden en methodologieën, in de mate waarin de deskundigen hoe dan ook de besluiten en methodologische handleidingen moeten toepassen die zijn opgelegd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Wat betreft punt 3.2., vraagt de Raad om de eis tot levering van een bewijsstuk, dat aantoont dat de aanvrager beschikt over de vereiste modellen, te vervangen door een verklaring op erewoord. Wat betreft punt 5., vraagt de Raad : - In punt 9, de toevoeging van de woorden «met betrekking tot de wetgeving op de bodemverontreiniging» na het woord «vergunningen»; - In punt 9, de toevoeging van de woorden «in België» na het woord «Gewesten» en de schrapping van de woorden «of landen»; - De schrapping van punt 11; - In punt 12, de vervanging van het woord «bewijs» door «verklaring op erewoord». Bijlage 2 - Jaarverslag van de bodemverontreinigingsdeskundige De Raad is van oordeel dat de gevraagde informatie moet worden beperkt tot de wijzigingen aangebracht aan de informatie die reeds wordt verstrekt in het kader van de erkenningsprocedure. 9

Wat betreft 3.1., stelt de Raad vast dat de Administratie vraagt naar de referentie van het dossier bij het BIM. De Raad onderstreept dat deskundigen niet altijd worden ingelicht over de briefwisseling teruggestuurd door het Instituut en bijgevolg over het dossiernummer. Hij meent eveneens dat deze informatie door de deskundige niet moet worden medegedeeld want deze is - op zich - gekend door de Administratie die deze referentie zelf heeft toegekend. De Raad oordeelt bovendien dat de informatie, die moet worden ingevuld in de tabellen in de punten 3.1. en 3.2. zou moeten worden beperkt tot «het adres van de site», de «bouwheer» en de «vorderingsstaat van het dossier». Bijlage 3 Formulier registratie als bodemsaneringsaannemer Wat betreft punt 2.1.1., vraagt de Raad de schrapping van de woorden «of landen» en de toevoeging van de woorden «in België» na de woorden «andere Gewesten». Nog steeds in punt 2.1.1. vraagt hij de toevoeging van de woorden «met betrekking tot de wetgeving op de bodemverontreiniging» na het woord «vergunningen». Wat betreft punt 2.1.2., vraagt de Raad de toevoeging van de woorden «in België» na het woord «bodemsanering». Wat betreft punt 2.3., stelt de Raad voor om de vraag toe te voegen om het «klassiek» registratienummer te verstrekken. Wat betreft punt 3., vraagt de Raad de volgende wijzigingen : - In punt 5, de schrapping van het woord «andere» na de woorden «Kopie van»; - In punt 5, de toevoeging van de woorden «met betrekking tot de wetgeving op de bodemverontreiniging» na het woord «vergunningen»; - In punt 5, de schrapping van de woorden «of landen»; - In punt 5, de toevoeging van de woorden «in België» na het woord «Gewesten»; - In punt 8, de toevoeging van de vraag om het «klassiek» registratienummer te verstrekken; - In punt 9, de schrapping van het laatste streepje («verzekering voor beroepsaansprakelijkheid») want dit punt vormt een herhaling van punt 7. Bijlage 4 Jaarverslag van de bodemsaneringsaannemer De Raad is van oordeel dat de gevraagde informatie moet worden beperkt tot de wijzigingen aangebracht aan de informatie die reeds wordt verstrekt in het kader van de registratieprocedure. Wat betreft 2.1.1., stelt de Raad vast dat de Administratie vraagt naar de referentie van het dossier bij het BIM. De Raad onderstreept dat de deskundigen niet altijd worden ingelicht over de briefwisseling teruggestuurd door het Instituut en bijgevolg over het dossiernummer. Hij meent eveneens dat deze informatie door de aannemer niet moet worden medegedeeld want deze is - op zich - gekend door de Administratie die deze referentie zelf heeft toegekend. 10

Wat betreft de bijkomende bijlagen die worden gevraagd in punt 5, vraagt de Raad de toevoeging van de woorden «in België» na het woord «vergunningen». * * * 11