Citation for published version (APA): de Jongh, C. M. (2008). Individual susceptibility to chronic irritant contact dermatitis.

Vergelijkbare documenten
Biodiversity responses to climate and land-use change: A historical perspective Aguirre Gutierrez, J.

The diagnosis and prognosis of venous thromboembolism : variations on a theme Gibson, N.S.

Bedrijfsovername en milieurecht : een onderzoek naar juridische aspecten van bedrijfsovername en milieu Mellenbergh, R.

Citation for published version (APA): Oderkerk, A. E. (1999). De preliminaire fase van het rechtsvergelijkend onderzoek Nijmegen: Ars Aequi Libri

Rondon de mondingen van Rijn & Maas: landschap en bewoning tussen de 3e en 9e eeuw in Zuid-Holland, in het bijzonder de Oude Rijnstreek

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Genetic variation in Helicobacter pylori Pan, Z. Link to publication

Symptom monitoring and quality of life of patients with cancer in the palliative phase Hoekstra, J.

"Our subcultural shit-music": Dutch jazz, representation, and cultural politics Rusch, L.

Eerste hulp bij tweede taal: experimentele studies naar woordenschatdidactiek voor jonge tweede-taalverwervers Bacchini, S.

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication

Gezinskenmerken: De constructie van de Vragenlijst Gezinskenmerken (VGK)

Citation for published version (APA): Oderkerk, A. E. (1999). De preliminaire fase van het rechtsvergelijkend onderzoek Nijmegen: Ars Aequi Libri

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Vascular factors in dementia: prevention and pathology Richard, E. Link to publication

Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland Hooghiemstra, B.T.J.

Published in: Aansluitmonitor wiskunde VO-HO: Zicht op de cursusjaren en

Schaal in het primair onderwijs : een studie naar de relatie tussen schaal en organisatie-effectiviteit van de Venne, L.H.J.

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Op en in het web: Hoe de toegankelijkheid van rechterlijke uitspraken kan worden verbeterd van Opijnen, M.

Citation for published version (APA): Peters, B. D. (2010). Diffusion tensor imaging in the early phase of schizophrenia

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Tuberculosis case finding in South Africa Claassens, M.M. Link to publication

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Nasal epithelial cells : effector cells in allergy Vroling, A.B. Link to publication

The effects of meniscal allograft transplantation on articular cartilage Rijk, P.C.

Gezinskenmerken: De constructie van de Vragenlijst Gezinskenmerken (VGK) Klijn, W.J.L.

Network of networks: Uncovering the secrets of entrepreneurs' networks

Professionalisering van de personeelsfunctie: Een empirisch onderzoek b twintig organisaties Biemans, P.J.

Operational research on implementation of tuberculosis guidelines in Mozambique

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Consequences of success in pediatrics: young adults with disability benefits as a result of chronic conditions since childhood Verhoof, Eefje

Trouwen over de grens. Achtergronden van partnerkeuze van Turken en Marokkanen in Nederland Hooghiemstra, B.T.J.

Citation for published version (APA): Oderkerk, A. E. (1999). De preliminaire fase van het rechtsvergelijkend onderzoek Nijmegen: Ars Aequi Libri

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Controlled light exposure microscopy Hoebe, R.A. Link to publication

Some issues in applied statistics in clinical restorative dental research Tobi, H.

Citation for published version (APA): Bullens, L. (2013). Having second thoughts: Consequences of decision reversibility

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Improving the preoperative assessment clinic Edward, G.M. Link to publication

Physical activity in a multi-ethnic population: measurement and associations with cardiovascular health and contextual factors de Munter, J.S.L.

Behouden beleid: Naar decentrale arbeidsvoorwaarden in het voortgezet onderws van Schoonhoven, R.

Bezwaar en beroep in de praktijk van NWO : een empirische verkenning naar de oordeelsprocessen binnen NWO van der Valk, L.J.M.

Problem behavior during early adolescence and child, parent, and friend effects : a longitudinal study Reitz, E.

UvA-DARE (Digital Academic Repository) The potency of human testicular stem cells Chikhovskaya, J.V. Link to publication

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Tissue microarray in prognostic studies on vulva cancer Fons, G. Link to publication

Onder moeders paraplu? Determinanten en effecten van merkportfoliostrategieën Cramer, K.V.B.

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Anxiety, fainting and gagging in dentistry: Separate or overlapping constructs? van Houtem, C.M.H.H.

Bacterial meningitis in adults: clinical characteristics, risk factors and adjunctive treatment Brouwer, M.C.

Citation for published version (APA): Oderkerk, A. E. (1999). De preliminaire fase van het rechtsvergelijkend onderzoek Nijmegen: Ars Aequi Libri

Citation for published version (APA): Schijf, G. M. (2009). Lees- en spellingvaardigheden van brugklassers Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Fertility treatment in obese women Koning, A.M.H. Link to publication

Planhiërarchische oplossingen : een bron voor maatschappelijk verzet

Melatonin treatment and light therapy for chronic sleep onset insomnia in children van Maanen, A.

Gevaarlijke kinderen - kinderen in gevaar: De justitiële kinderbescherming en de veranderende sociale positie van jongeren, Komen, M.M.

Citation for published version (APA): De Sousa E Melo, F. (2013). Colon cancer heterogeneity: Stem cells, signals and subtypes

De belofte van vitamines: voedingsonderzoek tussen universiteit, industrie en overheid Huijnen, P.

Aspects of protein metabolism in children in acute and chronic illness Geukers, Vincent

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Het sociaal plan van der Hulst, J. Link to publication

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Een dynamische driehoek. Gezinsvoogd, ouder en kind een jaar lang gevolgd Schuytvlot, A.H.

Ficino en het voorstellingsvermogen : phantasia en imaginatio in kunst en theorie van de Renaissance van den Doel, M.J.E.

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Meer voorzorg bij DNA-onderzoek M'charek, A.A.; Toom, V.H. Published in: Het Tijdschrift voor de Politie

Worshipping the great moderniser : the cult of king Chulalongkorn, patron saint of the Thai middle class Stengs, I.L.

Herdenken in Duitsland. De centrale monumenten van de Bondsrepubliek

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Inquiry-based leading and learning Uiterwijk-Luijk, E. Link to publication

Werelden van verschil : hoe actoren in organisaties vraagstukken in veranderprocessen hanteren en creëren Werkman, R.

Citation for published version (APA): van Houdt, R. (2009). Molecular epidemiology of hepatitis B in the Netherlands

Liefde, solidariteit en recht. Een interdisciplinair onderzoek naar het wederkerigheidsbeginsel. Pessers, D.W.J.M.

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Nederland en het verhaal van Oranje Huijsen, J. Link to publication

Citation for published version (APA): Piersma, N., & Stam, R. (2017). Kencijfers laadinfrastructuur Den Haag. Amsterdam: HVA Publicaties.

Acute and chronic pancreatitis: epidemiology and clinical aspects Spanier, B.W.M.

Amsterdam University of Applied Sciences. Leren redeneren en experimenteren met concept cartoons Kruit, P.M. Link to publication

"In dienste vant suyckerenbacken." De Amsterdamse suikernijverheid en haar ondernemers, Poelwijk, A.H.

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Use and Appreciation of Mycenaean Pottery outside Greece van Wijngaarden, G.J.M. Link to publication

Piratenbibliotheken en hun rol in de kenniseconomie: 'ignoti et quasi occulti' Bodó, B.

Professionalisering van de personeelsfunctie: Een empirisch onderzoek b twintig organisaties Biemans, P.J.

Gevaarlke kinderen - kinderen in gevaar: De justitiële kinderbescherming en de veranderende sociale positie van jongeren, Komen, M.M.

Bedrijfsovername en milieurecht : een onderzoek naar juridische aspecten van bedrijfsovername en milieu Mellenbergh, R.

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Citation for published version (APA): Brudin, S. S. (2010). One- and two-dimensional analysis of complex anionic mixtures

UvA-DARE (Digital Academic Repository) : Peeters-Podgaevskaja, A.V. Link to publication

The expression of modifiers and arguments in the noun phrase and beyond van Rijn, M.A.

De slimme gemeente nader beschouwd: Hoe de lokale overheid kan bijdragen aan het oplossen van ongetemde problemen Gerritsen, E.

The impact of paediatric inflammatory bowel disease. Epidemiology, disease activity and quality of life Loonen, H.J.

Pediatric acute respiratory distress syndrome: Host factors in Down syndrome and the general population Bruijn, M.

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

The human figure as method : study, sculpture and sculptors in the Academie Royale de Peinture et de Sculpture ( )

Disease oriented work ability assessment in social insurance medicine Slebus, F.G.

Factsheets Dam tot Dam FietsClassic Voor iedereen een app van der Werf, J.E.; Dallinga, J.M.; Deutekom, M.

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Constitutionele rechtspraak vanuit rechtsfilosofisch perspectief van Dommelen, S.T. Link to publication

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Health-related quality of life and comorbidity in COPD patients in general practice van Manen, J.G.

Clinimetrics, clinical profile and prognosis in early Parkinson s disease Post, B.

Understanding the non-thyroidal illness syndrome from in vivo and in vitro studies Kwakkel, G.J.

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Eerste hulp bij tweede taal: experimentele studies naar woordenschatdidactiek voor jonge tweede-taalverwervers Bacchini, S.

Bacterial meningitis in adults: Host and pathogen factors, treatment and outcome Heckenberg, S.G.B.

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Keeping youth in play Spruit, A. Link to publication

Transcriptie:

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Individual susceptibility to chronic irritant contact dermatitis de Jongh, C.M. Link to publication Citation for published version (APA): de Jongh, C. M. (2008). Individual susceptibility to chronic irritant contact dermatitis. General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http://dare.uva.nl) Download date: 28 Jul 2019

Individuele gevoeligheid voor chronische irritatieve contact dermatitis Beroepsgerelateerde chronische irritatieve contact dermatitis (CICD) is een veel voorkomende huidaandoening, die veroorzaakt wordt door herhaaldelijk contact van de huid met irriterende stoffen. Het is een vorm van eczeem die zich in de meeste gevallen op de handen en onderarmen bevindt en veelal gepaard gaat met roodheid, schilfering en droogheid van de huid, kloofjes en pijn. Werknemers hebben een hoog risico op het krijgen van CICD in beroepen waarin veelvuldig huidcontact is met water ( nat werk ) of met irriterende stoffen, zoals bij kappers, verpleegkundigen en metaalbewerkers. De prognose van CICD is vaak slecht en kan leiden tot verminderde kwaliteit van leven en verlies aan werkvermogen. CICD is een multifactoriële aandoening waarbij zowel genetische als omgevingsfactoren een rol spelen. Over het ontstaansmechanisme van CICD is weinig bekend, evenals over de factoren die de individuele gevoeligheid voor deze ziekte bepalen. Een van de weinige bekende factoren die het risico op CICD verhoogt is het hebben (gehad) van atopische dermatitis. Kennis over factoren die individuele gevoeligheid bepalen is van belang voor de bedrijfsgeneeskunde bij het ontwikkelen van een voorspellende test welke gebruikt kan worden als hulpmiddel bij beroepskeuze advies voor leerlingen en werknemers in beroepen met een hoog risico op CICD. Tevens zou een dergelijke test gebruikt kunnen worden voor diagnostische doeleinden en voor therapieadvies. In dit proefschrift wordt een aantal studies beschreven met het doel om meer inzicht te krijgen in factoren die gevoeligheid voor het krijgen van CICD bepalen. Deze onderzoeken richtten zich op een drietal gebieden: de doorlaatbaarheid van de huid (Hoofdstuk 2), veranderingen van cytokinen in de huid als gevolg van irritatie (Hoofdstuk 3) en de rol van genetische polymorfismen (Hoofdstuk 4). 191

Hoofdstuk 2 betreft de betekenis van de doorlaatbaarheid van de huid voor de individuele gevoeligheid. In Hoofdstuk 2.1 wordt de relatie onderzocht tussen enerzijds de penetratiesnelheid van de irriterende stof natriumlaurylsulfaat (SLS) in het stratum corneum (SC) en anderzijds de verslechtering van de barrièrefunctie voor water en de ontstekingsreactie van de huid. De penetratiesnelheid van SLS werd onderzocht met behulp van een tapestrip techniek. Bij 20 gezonde vrijwilligers werd de huid aan de binnenkant van de onderarm gedurende 4 uur blootgesteld aan een 1% SLS-oplossing door middel van een blootstellingskamertje met een diameter van 18 mm. Na het einde van de blootstelling werd het SC laag voor laag met behulp van strookjes plakband geheel verwijderd en werd op elke tape de hoeveelheid SLS en eiwit gemeten. De penetratieparameters, d.w.z. de diffusie- en de partitiecoëfficiënt van SLS tussen het SC en water, werden bepaald door middel van een aanpak die gebaseerd is op de tweede diffusiewet van Fick d.w.z. regressie van de concentratie SLS als functie van de relatieve diepte van het SC. De diffusie- en de partitiecoëfficiënt voor SLS bedroegen respectievelijk 1.4 x 10-8 ± 0.6 x 10-8 cm 2 h -1 (gemiddelde ± SD) en 93 ± 22. Dezelfde vrijwilligers werden tevens gedurende 24 uur blootgesteld aan 1% SLS, waarna de schade aan de huidbarrière en de mate van ontsteking bepaald werd door meting van respectievelijk het transepidermaal waterverlies (TEWL) en de roodheid van de huid (erytheem). 24 uur na blootstelling was de TEWL gestegen van 9.0 ± 3.0 (basaal) naar 81 ± 42 g m -2 h -1 en het erytheem van 7.8 ± 2.1 naar 12.2 ± 3.2 eenheden. De mate van barrièreverslechtering bleek afhankelijk te zijn van de TEWL basaalwaarde, de dikte van het SC en de diffusie- en partitiecoëfficiënt. De mate van ontsteking werd voornamelijk beïnvloed door de dikte van het SC. De penetratiesnelheid van SLS en de na blootstelling optredende toename in TEWL en erytheem waren hoger bij de atopici dan bij de niet-atopici onder de vrijwilligers. De atopische status werd bepaald met behulp van de Erlangen Atopie Vragenlijst. Dit onderzoek bevestigt de veronderstelling dat de huid vatbaarder is voor effecten van irriterende stoffen naarmate de doorlaatbaarheid groter is. Hoofdstuk 2.2 beschrijft een studie waarin de penetratie van SLS in het SC van symptoomvrije huid van patiënten met atopische dermatitis vergeleken werd met de penetratie in de huid van gezonde vrijwilligers. De diffusie van SLS door het SC van de patiënten bedroeg circa tweemaal de diffusie door het SC van gezonde controlepersonen, terwijl de partitiecoëfficiënt van SLS 30 procent lager was. Een tendens werd gevonden dat de verhoogde diffusiecoëffi- 192

ciënt en de verlaagde partitiecoëfficiënt meer uitgesproken waren bij patiënten met actuele huidlaesies t.g.v. atopische dermatitis dan bij degenen waarbij de atopische dermatitis tot rust gekomen was. De TEWL basaalwaarde van de patiënten was 33% hoger dan van de controlepersonen. Dit betekent een minder effectieve waterbarrière bij de patiënten. Alle bevindingen in dit onderzoek wijzen op een (constitutioneel) minder goede barrièrefunctie bij patiënten met atopische dermatitis. Hoofdstuk 3 betreft de mogelijke betekenis van cytokinen in de huid voor de individuele gevoeligheid. In het onderzoek beschreven in Hoofdstuk 3.1 werd de toepasbaarheid onderzocht van de tapestrip methode voor het bepalen van het cytokinengehalte in het SC. Op tapes afkomstig van verschillende lagen in het SC werd de hoeveelheid cytokinen en eiwit bepaald. Hierbij werden drie verschillende soorten tape vergeleken: D-squame tape, welke veelvuldig gebruikt wordt in dermatologisch onderzoek, Diamond tape, welke gebruikt is voor een aantal studies van onze onderzoeksgroep; en Sentega tape, welke uitgekozen is vanwege de wateroplosbare lijm die mogelijk gunstig zou kunnen zijn voor de cytokinenopbrengst vanaf de tape. Toegepast op de huid aan de binnenkant van de onderarm bleek dat de drie soorten tape gelijke hoeveelheden oplosbaar eiwit en interleukine-1 (IL-1 ) opleverden. Diamond tape leverde de grootste hoeveelheid totaal eiwit (oplosbaar en onoplosbaar). De drie soorten tape zijn alle geschikt voor tapestrippen van het SC. De hoeveelheid totaal eiwit per strip daalde naarmate de diepere lagen in het SC bereikt werden, terwijl de hoeveelheid oplosbaar eiwit en het gehalte IL-1 genormaliseerd voor oplosbaar eiwit niet verschillend waren tussen verschillende dieptes in het SC. Het totaal eiwit bestaat voor meer dan 85% uit onoplosbare corneocyten, terwijl het oplosbaar eiwit en de cytokinen voornamelijk afkomstig zijn uit de extracellulaire matrix. Derhalve werd normalisatie van de hoeveelheid cytokinen op basis van oplosbaar eiwit beschouwd als de voorkeursmethode. In normale, niet-blootgestelde huid was de cytokinenconcentratie in de bovenste laag van het SC gelijk aan de concentratie in de onderliggende lagen van het SC. Voor de bepaling van cytokinenconcentraties in nietblootgestelde huid kan volstaan worden met het strippen van enkel de oppervlakkige lagen van het SC, waardoor tijd bespaard kan worden. 193

Hoofdstuk 3.2 beschrijft een onderzoek waarin gekeken is naar veranderingen in de cytokinenconcentraties in het SC na irritatie. Bij twintig gezonde vrijwilligers werd op de binnenkant van de onderarm een 3-weekse irritatietest (0.1% SLS, 6 uur per dag, 4 dagen per week) uitgevoerd. Deze herhaalde blootstelling veroorzaakte de volgende veranderingen in cytokinenconcentraties in het - gehele - SC: IL-1 daalde met 30%, IL-1RA en CXCL8 namen toe met respectievelijk een factor 10 en 4. De verhouding tussen IL-1RA en IL-1 steeg met een factor 15. In zowel de herhaaldelijk aan SLS blootgestelde huid als de niet-blootgestelde huid waren aanzienlijke interindividuele verschillen in cytokinenconcentraties te zien. In de aan SLS blootgestelde huid verschilden de cytokinenconcentraties tussen de verschillende lagen in het SC. IL-1 was lager in de diepste laag ten opzichte van de middelste en de buitenste laag, terwijl IL-1RA afnam in de richting van de buitenkant van het SC. Beide gradiënten weerspiegelen een verschuiving in de tijd van inflammatoire (IL-1 ) naar anti-inflammatoire (IL-1RA) dominantie. CXCL8 was verhoogd in de middelste laag vergeleken met de buitenste laag. Deze resultaten laten zien dat het noodzakelijk is om de cytokinenconcentraties in de verschillende lagen of het gehele SC te bepalen wanneer recent geïrriteerde huid onderzocht wordt. De vrijwilligers werden in dit onderzoek tevens eenmalig 24 uur blootgesteld aan 1% SLS. Degenen met hogere basale IL-1RA en CXCL8 concentraties in het SC vertoonden een grotere stijging in TEWL en erytheem als gevolg van de blootstelling. Dit suggereert dat de basaalwaarden van IL-1RA en CXCL8 indicatoren zijn voor de gevoeligheid voor acute huidirritatie. Hogere basaalwaarden van IL-1RA waren ook gerelateerd aan een sterkere toename in erytheem na herhaalde blootstelling aan SLS. Om te zien of huidreacties na een eenmalige blootstelling aan SLS een voorspellende waarde hebben t.o.v. de reacties na een herhaalde blootstelling werden deze vergeleken. Er werd geen relatie gevonden tussen de toename in TEWL na de eenmalige blootstelling en de toename na de 3-weekse blootstelling (r = 0.06). Dit bevestigt eerdere bevindingen dat de toename in TEWL na een eenmalige blootstelling aan SLS niet gebruikt kan worden als een voorspellende parameter voor de toename in TEWL na een langdurige blootstelling. In tegenstelling tot de TEWL, werd voor erytheem een verband gevonden tussen de score na de eenmalige en de 3-weekse SLS blootstelling (r = 0.72). Tijdens de 3-weekse SLS blootstelling werd een aanzienlijke tussenpersoonvariatie gevonden in zowel de mate van schade aan de barrière en van ontsteking van de huid als in de veranderingen in de intensiteit van de reacties in de tijd. Bij zes personen werd herstel van de huidbarrière voor water waargenomen ( har- 194

dening ), ondanks dat de huid nog steeds dagelijks blootgesteld werd aan SLS. Wij veronderstellen dat hardening van de huid een belangrijke factor zou kunnen zijn voor de individuele gevoeligheid voor chronische irritatie. Daarnaast is dit fenomeen waarschijnlijk voor een deel verantwoordelijk voor het gebrek aan correlatie tussen de TEWL stijging na een eenmalige en herhaalde blootstelling aan SLS. Het optreden van herstel van de huidbarrière werd bevestigd in een tweede vrijwilligersonderzoek beschreven in Hoofdstuk 3.3. Hoofdstuk 3.3 beschrijft een onderzoek waarin gekeken is naar de aanwezigheid van inflammatoire markers en mediatoren in de epidermis. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een nieuwe sampling techniek. Met deze techniek worden eerst met een laserapparaat vier microporiën in het SC gemaakt en vervolgens wordt transdermale vloeistof aangezogen met behulp van een draagbaar pompsysteem. Bij negen vrijwilligers werd transdermale vloeistof afgenomen van niet-blootgestelde huid, na een eenmalige irritatietest (4 uur, 10% SLS) en na een 3-weekse irritatietest (4 dagen/week, 0.1% SLS). Deze sampling techniek leverde voldoende transdermale vloeistof op voor de bepaling van 27 cytokinen d.m.v. een multiplexassay en de bepaling van IL-1, eosinophil cationic protein en myeloperoxidase d.m.v. ELISA. Eenmalige en herhaalde blootstelling aan SLS induceerde een toename in de hoeveelheid eosinophil cationic protein, die gecorreleerd was met de toename aan myeloperoxidase. Deze eiwitten, afkomstig van eosinofiele en neutrofiele leukocyten, worden beschouwd als ontstekingsmarkers. In de transdermale vloeistof afkomstig van de drie huidlocaties werden 17 van de 28 inflammatoire mediatoren gedetecteerd. Net als in de tapestrip experimenten werd ook een grote tussenpersoonvariatie gevonden in de hoeveelheden inflammatoire mediatoren in niet-blootgestelde en in aan SLS blootgestelde huid. Ondanks deze variatie kon van een aantal mediatoren een duidelijke verhoging t.g.v. de irritatie aangetoond worden: CC chemokine ligand (CCL)11, CXCL10 en vascular endothelial growth factor na zowel eenmalige als herhaalde blootstelling, IL-1 en basic fibroblast growth factor na eenmalige blootstelling en IL- 1RA na herhaalde blootstelling. Na herhaalde blootstelling waren CCL5 en de ratio IL- 1RA/IL-1 beiden verhoogd vergeleken met een eenmalige blootstelling. Dit onderzoek liet zien dat eenmalige en herhaalde huidirritatie een differentiële expressie van verscheidene inflammatoire mediatoren en markers induceren. 195

Hoofdstuk 4 betreft de mogelijke betekenis van genetische polymorphismen bij de individuele gevoeligheid voor CICD. Hoofdstuk 4.1 beschrijft een onderzoek waarin gekeken is naar de associatie tussen polymorfismen in het IL1 gencluster en de concentratie IL-1 en IL-1RA in het SC. In het IL1 gencluster, dat o.a. de genen bevat die coderen voor IL-1, IL-1 en IL-1RA, werd in genetische studies een sterk gekoppelde overerving ( linkage disequilibrium ) gevonden tussen verschillende polymorfe loci. Door middel van DNA geïsoleerd uit wangslijmvlies werden 124 patienten met CICD gegenotypeerd voor de IL1A -889 en IL1B -31 single nucleotide polymorfismen (SNPs). De concentratie IL-1 en IL-1RA werd bepaald op tapestrips afkomstig van symptoomvrije huid op de onderarm. De IL-1 concentratie in het SC was 23% en 47% lager bij personen met respectievelijk het variante IL1A -889 C/T en T/T genotype vergeleken met het wildtype genotype (C/C). Bij personen met het variante IL1B -31 C/C genotype was de IL-1 concentratie 51% lager vergeleken met het C/T en wildtype genotype (T/T). De ratio tussen IL-1RA/IL-1 was verdubbeld bij personen met het variante IL1A -889 C/T genotype en verdriedubbeld bij het T/T genotype vergeleken met het wildtype genotype (C/C). Dit onderzoek liet een duidelijk effect zien van IL1 genotype op de cytokinenexpressie in het SC van symptoomvrije huid van CICD patiënten. Deze genotype-gebonden expressie is mogelijk verantwoordelijk voor de tussenpersoonverschillen in de inflammatoire respons van de huid. Hoofdstuk 4.2 beschrijft een patiënt-controle onderzoek waarin gekeken is of polymorfismen in cytokinengenen bijdragen aan het vóórkomen van beroepsgebonden CICD. In de Dermatologiekliniek van de Universiteit van Osnabrück werden bij 197 patiënten met CICD negen SNPs bepaald in genen die coderen voor IL-1, IL-1, IL-8, IL-10 en TNF-. Als controlegroep fungeerden 217 leerlingen in opleiding voor beroepen met een hoog risico op CICD. Hoewel de cijfers enigszins tendeerden in de verwachte richting werden er geen duidelijke verschillen in genotype distributie gevonden tussen de patiënten- en de controlegroep als geheel. Mogelijkerwijze is dit een onderschatting van de werkelijke samenhang doordat in de gebruikte onderzoeksopzet de personen gemist worden met een - door een SNP veroorzaakte - verhoogde gevoeligheid, die hun beginnende dermatitis genezen hebben door hun blootstelling te verminderen. Toch lieten drie resultaten interessante effecten van cytokine SNPs zien. (i) Bij patiënten met een relatief lage blootstelling aan nat werk en irritantia kwamen de variante TNFA -308 genotypen (G/A en A/A) vaker voor in vergelijking tot patiënten met een hogere blootstelling of controles. Dit gegeven duidt op een door TNFA -308 geïnduceerde 196

verhoogde gevoeligheid. (ii) Patiënten met een variant TNFA -308 genotype (G/A and A/A) hadden vaker flexuraal eczeem in hun voorgeschiedenis (respectievelijk 48% en 57%) vergeleken met patiënten met het wildtype genotype (30%; G/G). Deze bevinding suggereert een causale relatie tussen het TNFA -308A allel en het vóórkomen van flexuraal eczeem, een kenmerkend symptoom van atopische dermatitis. (iii) 40% van de leerlingen rapporteerde dat zij op het moment van het onderzoek één of meerdere symptomen hadden van dermatitis aan de handen. De prevalentie van symptomen van dermatitis was lager in leerlingen met het variante IL1A -889 T/T en C/T genotype (32% en 36% respectievelijk) vergeleken met het wildtype genotype (54%; C/C). Dit duidt op een beschermend effect van het variante IL1A -889T allel voor handeczeem. Het in Hoofdstuk 4.1 beschreven verband tussen het variante IL1A -889T allel en een verlaagd IL-1 gehalte in het SC ondersteunt de bevinding van het beschermende effect van dit variante allel. De bevindingen in dit patiënt-controle onderzoek vormen een aanwijzing dat de genetische polymorfismen TNFA -308 en IL1A -889 de gevoeligheid voor (chronische) dermatitis beïnvloeden. Hoofdstuk 4.3 beschrijft een onderzoek waarin gekeken is of twee loss-of-function polymorfismen in het filaggrine (FLG) gen bijdragen aan het vóórkomen van beroepsgebonden CICD. Hierbij is gebruik gemaakt van dezelfde onderzoekspopulatie als in Hoofdstuk 4.2. Beide polymorfismen, R501X en 2282del4, dragen bij aan een verhoogd risico op atopische dermatitis en leiden tot een minder goede huidbarrière. In het onderzoek werd geen duidelijk verschil gevonden tussen de patiënten- en controlegroep in de frequentie van dragers van deze zogenoemde FLG nul-allelen (9.7% vs. 7.4%; odds ratio = 1.35, 95%-betrouwbaarheidsinterval 0.68-2.69). Net als in het cytokinen SNP onderzoek (Hoofdstuk 4.2) is dit mogelijkerwijze een onderschatting van de werkelijke samenhang. Het aantal dragers van een FLG nul-allel onder CICD patiënten met een atopische huid (11.9%) neigde naar een hogere frequentie dan bij patiënten zonder atopie (3.6%; P = 0.08). In de CICD-patiëntenpopulatie hadden de dragers van een FLG nul-allel vaker flexuraal eczeem in hun voorgeschiedenis dan niet-dragers (60% vs. 32%; P = 0.014); ook bij de controlepersonen werd een dergelijk verschil gevonden (36% vs. 19%; P = 0.13). Deze studie suggereert dat de onderzochte FLG polymorfismen geen sterke risicofactor voor CICD zijn. Het verhoogde risico voor dragers van een FLG nul-allel op flexuraal eczeem, een kenmerk van atopische dermatitis, is in overeenstemming met bevindingen van andere onderzoekers. 197

In Hoofdstuk 5 worden de belangrijkste bevindingen van dit proefschrift besproken, worden aanbevelingen voor nader onderzoek gedaan en wordt de relevantie voor de bedrijfsgezondheidszorg beschouwd. Dit proefschrift liet zien dat de huid vatbaarder is voor effecten van irriterende stoffen naarmate de doorlaatbaarheid groter is. Dit benadrukt de noodzaak voor het instandhouden van een adequate huidbarrière bij werknemers die blootgesteld worden aan huidirritantia, in het bijzonder bij personen met atopische dermatitis in de voorgeschiedenis. Tijdens de 3- weekse irritatietest werd bij een aantal vrijwilligers herstel van de huidbarrière waargenomen, ondanks dat de huid nog steeds blootgesteld werd aan SLS. Verder onderzoek dient zich te richten op de mechanismen die betrokken zijn bij het herstel van de huidbarrière bij een lage blootstelling en op de tussenpersoonverschillen in deze herstelcapaciteit. Door middel van het tapestrippen van het SC en het bemonsteren van transdermale vloeistof, werden veranderingen gevonden in de concentraties van een groot aantal inflammatoire mediatoren na blootstelling aan SLS. Verder onderzoek is nodig om vast te stellen of de in transdermale vloeistof aangetoonde mediatoren een rol spelen bij de individuele gevoeligheid voor huidirritatie. Een aantal parameters, te weten de barrièrefunctie voor water, de huidreactie na een eenmalige irritatietest en de basaalwaarden van cytokinen in het SC hadden een beperkte waarde als voorspeller van de huidreactie na een 3-weekse irritatietest. Onderzoek naar aanvullende voorspellende parameters is noodzakelijk om personen at-risk tijdig te kunnen herkennen. Uit het patiënt-controle onderzoek bleek dat negen SNPs in cytokinengenen en twee lossof-function polymorfismen in het FLG gen waarschijnlijk geen duidelijke risicofactoren voor CICD zijn. Toch lieten de resultaten enkele andere interessante conclusies toe: (i) het variante TNFA -308A allel bevordert waarschijnlijk de gevoeligheid voor CICD, (ii) het variante TNFA -308A allel en het FLG nul allel zijn beide bevorderend voor flexuraal eczeem en (iii) het variante IL1A -889T allel heeft een beschermende invloed op handeczeem. In toekomstig epidemiologisch onderzoek gericht op het vinden van voorspellende parameters voor de individuele gevoeligheid voor CICD heeft een prospectieve cohort design de voorkeur om meer inzicht te krijgen in de bijdrage van zowel genetische factoren als huidblootstelling. De in dit proefschrift beschreven onderzoeken leveren interessante resultaten die het inzicht vergroten met betrekking tot de relatie tussen enerzijds individuele gevoeligheid voor CICD en anderzijds de huidbarrière, cytokinen in de huid en genetische polymorfismen. Op 198

dit moment leveren de bevindingen nog geen nieuwe toepassingen voor de bedrijfsgezondheidszorg bij het identificeren van gevoelige personen. Verdere onderzoeken zijn nodig waarbij gebruik gemaakt kan worden van de bevindingen en aanbevelingen beschreven in dit proefschrift. 199