Nieuwe Nederlandse cijfers voor OESO over beloning artsen

Vergelijkbare documenten
Verhuizingen 0n n van personen tussen Twentse gemeenten, 2007

Verschillen in cijfers over huisartscontacten. en de statistiek tiek Geregistreerde contacten met de huisarts

van de COROP-gebieden Achterhoek en Arnhem/Nijmegen

Prijsindexcijfers 0f Reclamediensten

Stroomschema financiering zorg 2007 Publicatiedatum CBS-website: 3 september 2012

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007

Stroomschema financiering zorg 2006 Publicatiedatum CBS-website: 3 september 2012

Jongeren met een tijdelijk contract in 2009 en 2010

Opkomende e groeimarkten voor Nederland steeds belangrijker

Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom

Bevolkingstrends Bevolkingsgroei in grote steden vooral dankzij Vinex-wijken

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in

Stroomschema financiering zorg 2008 Publicatiedatum CBS-website: 3 september 2012

Stroomschema financiering zorg 2010 Publicatiedatum CBS-website: 3 september 2012

Stroomschema ma financiering zorg 2007

Voortijdig schoolverlaters 0c van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort

Statistisch Bulletin. Jaargang

02 mei Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Einde in zicht voor de VUT

Pensioenfondsen ndsen en hun deelnemers,

VUT-fondsen op weg naar het einde

VUT-fondsen kalven af

3 mei Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Stroomschema financiering zorg 1998 Publicatiedatum CBS-website: 3 september 2012

De Conjunctuurklok; 0t patronen in de Nederlandse e conjunctuur

Stroomschema financiering zorg 2005 Publicatiedatum CBS-website: 3 september 2012

Vernieuwde StatLine-tabel over onderwijsuitgaven

Daling omvang VUT-fondsen in 20060a

Stroomschema financiering zorg 2002 Publicatiedatum CBS-website: 3 september 2012

Statistisch Bulletin. Jaargang

Tijdreeks CAO-lonen

Stroomschema financiering zorg 2012

Rendementen en CO -emissie van elektriciteitsproductie in Nederland, update 2012

Gemeenten voegen 2,3 miljard euro toe aan eigen vermogen

27 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

VUT wordt vervangen door langer werken. Drs. J.L. Gebraad en mw. T.R. Pfaff

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005

De vergrijzing komt, de VUT gaat

Statistisch Bulletin. Jaargang

Locatie van banen, opleiding van niet werkend werkzoekenden, in- en uitstroom van uitkeringen

Ziekteverzuim naar leeftijd en geslacht,

Obligatiemarkt arkt Amsterdam ruimschoots s verdubbeld sinds eeuwwisseling

Breuk in de tijdreeks internationale ale handel in diensten0t

Prijsindexcijfers Zee- en kustvaart

Obligatiemarkt arkt Amsterdam heeft last van crisis

6 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Stroomschema financiering zorg 2011

Statistisch Bulletin. Jaargang

binnen Rotterdam

Statistisch Bulletin. Jaargang

Beleggingen n institutionele beleggers maken pas op de plaats in 2007

Beleggingen institutionele beleggers 1,5 biljoen euro in 2010

Stroomschema financiering zorg 2004 Publicatiedatum CBS-website: 3 september 2012

21 augustus Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang

Rijksbelastingen 0n verdubbeld en vergroend

Nulmeting 60%-doelstelling Uitstroom naar ar werk (voorlopige cijfers)06

Stroomschema ma financiering zorg 2003

Statistisch Bulletin. Jaargang

Nieuwe vacatureindicatoren

Groot vertrouwen onder hoger opgeleiden. Hans Schmeets en Bart Huynen

Stroomschema ma financiering zorg 2000

Statistisch Bulletin. Jaargang

Uitkomsten kwartaal sectorrekeningen

De onzekere toekomst van de pensioengerechtigde leeftijd

Verschillenanalyse methodewijziging Eigendom woningen

grote ondernemingen nemingen in eerste kwartaal aal 2009

Prijsindexcijfers Uitzend- en uitleendiensten

Buitenlandse vrachtwagens op de Nederlandse wegen

Bestedingspakket gepensioneerden erden meest in prijs gestegen

Binnensteden en hun bewoners

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

Statistisch Bulletin. Jaargang

veiligheid en economische zaken, minder voor bijstand en onderwijs

23 december Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Van Werknemer naar Ondernemer r naar Werknemer

Statistisch Bulletin. Jaargang

Banen en zelfstandigen

Uitstroom uit het mbo schooljaar 2006/ 07

21 maart Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Statistisch Bulletin. Jaargang

14 maart Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

Statistisch Bulletin. Jaargang

25 maart Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

het Nederlandse dse spoor?

Statistisch Bulletin. Jaargang

Vrijwillige inzet 2008

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Toelichting op de revisie van de onderwijsuitgaven

Statistisch Bulletin. Jaargang

Resultaten E-commerce Onderzoek Caribisch Nederland

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Statistisch Bulletin. Jaargang

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Hogere zorgkosten, afvlakking premies basisverzekering, stijging vermogens zorgverzekeraars

Jongeren buiten beeld 2013

Transcriptie:

11 0 Nieuwe Nederlandse cijfers voor OESO over beloning artsen Onno van Hilten Marc Aaldijk Jan Smit Publicatiedatum CBS-website: 29 juni 2011 Den Haag/Heerlen

Verklaring van tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer ** = nader voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met 0 (0,0) = het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid niets (blank) = een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen 2010 2011 = 2010 tot en met 2011 2010/2011 = het gemiddelde over de jaren 2010 tot en met 2011 2010/ 11 = oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2010 en eindigend in 2011 2008/ 09 2010/ 11 = oogstjaar, boekjaar enz., 2008/ 09 tot en met 2010/ 11 In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen. Colofon Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Henri Faasdreef 312 2492 JP Den Haag Bestellingen E-mail: verkoop@cbs.nl Fax (045) 570 62 68 Prepress Centraal Bureau voor de Statistiek Grafimedia Internet www.cbs.nl Omslag TelDesign, Rotterdam Inlichtingen Tel. (088) 570 70 70 Fax (070) 337 59 94 Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen, 2011. Verveelvoudiging is toegestaan, mits het CBS als bron wordt vermeld.

1. Inleiding en methode De OESO publiceert cijfers over de beloning van artsen (huisartsen en medisch specialisten) in de OECD Health Database. Voor deze database en de OESO-publicatie van Health at a Glance 2011 heeft het CBS cijfers aangeleverd, die volgens een nieuwe methodiek berekend zijn. Deze nieuwe, voorlopige cijfers van het CBS zijn gebaseerd op de binnengekomen belastingaangiftes van huisartsen en medisch specialisten. De voorheen geleverde cijfers waren gebaseerd op norminkomens van huisartsen en financieringsgegevens over medisch specialisten. De nieuwe cijfers voor medisch specialisten wijken sterk af van de in het verleden door de OESO gepubliceerde cijfers. In deze notitie worden de nieuwe cijfers gepresenteerd en toegelicht, en vervolgens vergeleken met de in het verleden gepubliceerde cijfers. De hier gepresenteerde cijfers hebben betrekking op de volgende doelpopulatie: Personen die ingeschreven staan in het BIG-register voor een bepaald beroep (i.c. huisarts of medisch specialist) en winst/verlies uit onderneming hebben. Bij huisartsen zijn die huisartsen meegenomen die een onderneming hebben die volgens de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI 93) getypeerd is als huisartsenpraktijk. Bij medisch specialisten zijn de ondernemingen geselecteerd die volgens de SBI 93 behoren tot de Gezondheids- en welzijnszorg of enkele zorggerelateerde bedrijfstakken. Tenslotte zijn alleen die artsen geselecteerd voor wie de winstaangifte voor het betreffende jaar reeds bekend was. Het idee achter de gekozen afbakening van het type onderneming is dat getracht wordt hiermee de personen af te bakenen die hun winst behalen met activiteiten waarvoor ze hun artsendiploma nodig hebben. Dit zijn niet alleen personen die direct zorg verlenen, maar bijvoorbeeld ook mensen die onderwijs geven of onderzoek doen. Dit komt zo goed mogelijk overeen met de internationale definitie van professionally active. Deze groep is groter dan de groep die zelf zorg verleent ( practising ) en kleiner dan de groep die geregistreerd is ( licensed ). Voor de als huisarts geregistreerden geldt dat de als zelfstandige werkzamen in overgrote meerderheid te vinden zijn in de SBI huisartsenpraktijken. Voor medisch specialisten geldt echter dat een relatief groot aandeel zich buiten de SBI medisch specialistenpraktijken bevindt, waardoor gekozen is voor de genoemde bredere afbakening. Daarbij komt dat aan de OESO ook gegevens over huisartsen en medisch specialisten in loondienst zijn geleverd, waarbij dezelfde afbakening is gevolgd voor de vergelijkbaarheid. Het BIG-register komt voort uit de Wet BIG (Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg). Het BIG-register verleent duidelijkheid over de bevoegdheid van een zorgverlener, voor een aantal medische en paramedische beroepen (o.a. artsen, tandartsen, apothekers en verpleegkundigen). Er staan meer dan 400 duizend zorgverleners geregistreerd in het BIG-register. In het geval van medisch specialisten maakt het BIG-register gebruik van de registratie van de Medisch Specialisten Registratie Commissie (MSRC). In het BIG-register worden allereerst alle personen met een geldige registratie op de laatste vrijdag in september van elk jaar geselecteerd. Vervolgens wordt van deze personen vastgesteld of ze loon en/of winst/verlies hebben gehad in het betreffende jaar, voortvloeiend uit activiteiten die behoren tot de SBI 85 (Gezondheids- en welzijnszorg) of zorggerelateerde bedrijfstakken (o.a. farmaceutische industrie, onderwijs en overheid). Deze informatie wordt ontleend aan gegevens die het CBS ontvangt van de Belastingdienst en het UWV, en die zijn ondergebracht in het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het CBS. Nieuwe Nederlandse cijfers voor OESO over beloning artsen 3

Bij huisartsen en medisch specialisten komt zowel werken in loondienst als werken als zelfstandige veel voor, en ook de combinatie is niet zeldzaam. Het zelfstandig werken heeft bovendien verschillende verschijningsvormen: men kan een eigen BV oprichten, of als natuurlijk persoon een onderneming voeren. In onderstaande tabel staat aangegeven hoeveel artsen er per categorie zijn. 1.1 Aantal personen naar inkomensbron, 2007 Alleen winst 1) Directeurgrootaandeelhouder BV Alleen loondienst Zowel loon als winst Medische beroepsgroep Huisartsen 5 100 200 1 200 700 Medisch specialisten 2 900 1 100 6 700 600 N.B. Combinaties van bovenstaande kolommen komen ook nog in kleine aantallen voor. De aantallen personen zijn afgerond op honderdtallen. 1) Personen die als natuurlijke persoon een onderneming voeren en daarnaast niet op de loonlijst staan van een bedrijf, ook niet van een eigen BV. Als we willen kijken naar de beloning van zelfstandig werkende artsen, dan is dat het meest zuiver te doen met de categorie alleen winst. Van personen met een eigen BV is wel het loon beschikbaar wat de directeur-grootaandeelhouder krijgt, maar niet het uitgekeerde dividend. Voor deze groep hebben we dus geen compleet beeld van de beloning. Van personen die zowel in loondienst zijn als zelfstandige kan de winstontwikkeling vertekend worden door veranderingen in de mix van loon en winst. Bovendien zijn hun loon en winst niet goed vergelijkbare grootheden. Daarom worden aan de OESO cijfers geleverd over de beloning van zelfstandige artsen die gebaseerd zijn op de categorie personen die alleen winst/verlies uit onderneming hebben als natuurlijk persoon. Het gehanteerde winstbegrip is het fiscaal resultaat, oftewel de winst vóór ondernemersaftrek vermeerderd met het saldo van investeringsaftrek en desinvesteringsbijtelling. 4 Centraal Bureau voor de Statistiek

2. Resultaten 2.1 Gemiddeld fiscaal resultaat naar beroepsgroep Huisartsen Medisch specialisten 1 000 euro Jaar 2001 86,4 141,0 2002 100,7 153,2 2003 108,0 165,6 2004 102,7 174,9 2005 104,0 179,9 2006 125,5 187,9 2007 132,1 207,2 Zowel bij de huisartsen als bij de medisch specialisten zien we in zeven jaar tijd een flinke groei van het gemiddeld fiscaal resultaat per persoon. Zo groeit deze bij de ongeveer 5 000 huisartsen van 86 duizend euro in 2001 naar 132 duizend euro in 2007, een groei over de periode 2001 tot en met 2007 van 53 procent. Bij de ongeveer 3 000 medisch specialisten zien we het gemiddeld fiscaal resultaat per persoon van 141 duizend euro in 2001 naar 207 duizend euro in 2007 groeien. Ook bij de medisch specialisten wordt het gemiddeld fiscaal resultaat anderhalf keer zo groot in de periode 2001 tot en met 2007. Dit komt neer op een gemiddelde jaarlijkse groei van 7,3 procent en 6,6 procent voor respectievelijk de huisartsen en de medisch specialisten. Bij de huisartsen wordt de gemiddelde jaarlijkse groei sterk beïnvloed door de effecten van de introductie van de Zorgverzekeringswet (Zvw) in 2006. Er dienen enige kanttekeningen bij deze resultaten geplaatst te worden. Er blijven artsen (vooral medisch specialisten) ten onrechte buiten de populatie omdat er soms sprake is van een foute typering van de economische activiteit. Dit betreft dus personen waarvan de economische activiteit getypeerd is als zijnde niet-zorggerelateerd, maar waarvan toch het vermoeden bestaat dat ze wel degelijk actief zijn als medisch specialist. Onderzoek heeft uitgewezen dat het mogelijk ten onrechte ontbreken van (een deel van) deze groep niet leidt tot een vertekend beeld. Op basis van de beschikbare informatie is niet met zekerheid te zeggen of de artsen daadwerkelijk hun beroep als arts uitoefenen. Weliswaar is de populatie artsen beperkt tot hen die economisch actief zijn in de zorg en in zorggerelateerde sectoren, maar het is bijvoorbeeld mogelijk dat een medisch specialist ziekenhuisdirecteur is en niet meer actief als medisch specialist. Er is geen informatie over het aantal gewerkte uren van artsen die niet in loondienst werken. Het is daarom ook niet bekend of de gemiddelde deeltijdfactor (anders gezegd: het aandeel part-timers) in de loop van de tijd verandert. Van medisch specialisten is bekend dat de werkweek van fulltimers over het algemeen langer is dan 40 uur (Capaciteitsplan 2011 van het Capaciteitsorgaan). In de arbeidsvoorwaardenregeling van medisch specialisten in algemene ziekenhuizen (AMS, onderdeel van de CAO Ziekenhuizen 2009-2011) staat dat een werkweek van maximaal gemiddeld 52 uur per week (incl. diensten) mogelijk is. Vanwege de nieuwe systematiek die gehanteerd is voor de berekening van de cijfers, hebben de nieuwe cijfers de voorlopige status gekregen. Er wordt onderzoek gedaan naar de gegevens over 2008 en 2009. Nieuwe Nederlandse cijfers voor OESO over beloning artsen 5

3. De oude en nieuwe cijfers vergeleken In de OESO-publicatie Health at a Glance 2009 zijn cijfers opgenomen over de beloning van huisartsen en medisch specialisten in de OESO-landen. De beloning wordt daarin uitgedrukt ten opzichte van het gemiddelde loon in het betreffende land. Uit de resultaten blijkt dat die verhouding voor de Nederlandse zelfstandige huisartsen niet sterk afwijkt van andere OESOlanden. Voor medisch specialisten echter wel. De verhouding beloning zelfstandig werkende medisch specialisten t.o.v. het gemiddelde loon is voor Nederland veruit het hoogst van alle OESOlanden. Voor Nederland is de ratio 7,6; België staat tweede met 6,1; de VS derde met 5,6. Deze cijfers zijn de afgelopen jaren veel geciteerd, met als teneur dat Nederlandse medisch specialisten verreweg het meest verdienen van alle OESO-landen. De Nederlandse cijfers in deze OESO-publicatie zijn destijds door het ministerie van VWS berekend. Voor de medisch specialisten is dat volgens de definitie gebeurd op basis van de beschikbare lumpsum voor de honorering van vrijgevestigde medisch specialisten, een raming van het aantal vrijgevestigden en een correctie voor de praktijkkosten. Voor de huisartsen is dit gebeurd op basis van de norminkomens. In onderstaande tabel worden de oude en nieuwe cijfers met elkaar vergeleken. De oude cijfers zijn alleen beschikbaar voor de jaren 2003 tot en met 2006, daarom wordt alleen voor die jaren de vergelijking gemaakt. 3.1 Vergelijking oude en nieuwe OESO-cijfers Oude OESO-cijfers Nieuwe OESO-cijfers Verhouding nieuw/oud 1 000 euro Huisartsen 2003 104,5 108,0 1,0 2004 107,3 102,7 1,0 2005 108,6 104,0 1,0 2006 111,2 125,5 1,1 Medisch specialisten 2003 233,4 165,6 0,7 2004 259,9 174,9 0,7 2005 259,7 179,9 0,7 2006 273,4 187,9 0,7 Voor medisch specialisten zijn de winsten ongeveer 30 procent lager. Als we in Health at a Glance 2009 het cijfer voor de verhouding beloning zelfstandig werkende medisch specialisten t.o.v. het gemiddelde loon voor Nederland met 30 procent verlagen, dan zit Nederland nog steeds hoog, maar lager dan de VS en België en gelijk met Luxemburg. Wat betreft de huisartsen wijken de nieuwe cijfers lang niet zo veel af, al lijkt in de oude OESOcijfers het effect van de nieuwe Zorgverzekeringswet in 2006 niet meegenomen, terwijl dit wel in de nieuwe cijfers het geval is. 6 Centraal Bureau voor de Statistiek

De verklaring van het grote verschil tussen de oude en nieuwe cijfers voor medisch specialisten is lastig vast te stellen, omdat de samenstelling van de oude cijfers niet exact te achterhalen is. De oude cijfers worden vermoedelijk (sterk) beïnvloed door de schatting van het aantal vrijgevestigde specialisten (waarvan de bron onbekend is) en door de invulling van het begrip praktijkkosten. De nieuwe berekeningsmethode maakt gebruik van feitelijke data over het fiscaal resultaat die op microniveau voor een goed afgebakende groep artsen beschikbaar zijn. De oude methodiek was deels gebaseerd op schattingen. Het winstbegrip dat in de nieuwe cijfers gehanteerd wordt, komt dichter in de buurt van het begrip waar de OESO om vraagt, namelijk: The remuneration of doctors refers to average gross annual income, including social security contributions and income taxes payable by the employee. It should normally include all extra formal payments, such as bonuses and payment for night shifts, on-call and overtime, and exclude practice expenses for self-employed doctors. Nieuwe Nederlandse cijfers voor OESO over beloning artsen 7