De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Vergelijkbare documenten
Minsterie van VWS t.a.v. de heer P.H. Huyts. Ministerie van LNV t.a.v. mevrouw A. Burger. Geachte heer Huyts, geachte mevrouw Burger,

Onderwerp: Adviesaanvragen Q-koorts. Geachte mevrouw Burger, geachte heer Huijts,

Factsheet maatregelen Q-koorts (12 februari :00 uur)

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 14 september 2010 Betreft Stand van zaken Q-koorts

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 augustus 2010 Betreft Q-koorts. Geachte Voorzitter,

Ministerie van EL&I t.a.v. de heer J.P. Hoogeveen Ministerie van VWS t.a.v. de heer P.H. Huijts

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 9 december 2009 Betreft Q-koorts. Geachte Voorzitter,

Informatie over Q-koorts

Aan de Directeur-Generaal van de Volksgezondheid Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Mw. drs. A. Berg Postbus E] DEN HAAG

Factsheet maatregelen Q-koorts 20 mei 2015 (update van versie d.d. 24 november 2011)

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, HANDELENDE IN OVEREENSTEMMING MET DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Kamervragen aan de ministers van VWS en LNV over de explosieve stijging van het aantal Q-koorts gevallen in Brabant

Factsheet maatregelen Q-koorts (d.d. 17 januari 2011)

Factsheet maatregelen Q-koorts (10 augustus 2010), ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter,

Zicht op Q-koorts. Kernboodschap

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Toelichting voor de Staatscourant

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Specifiek bedoeld voor: kinderboerderijen, zorgboerderijen, dierentuinen, en bedrijven met lammetjesaaidagen.

Datum 23 jul Onderwerp Advies n.a.v. het deskundigenberaad Chlamydia abortus 10 juli 2012

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Factsheet maatregelen Q-koorts 24 november 2011 Inleiding

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Hygiëneprotocol voor melkgeiten- en schapenhouderijen

Bijlage I Beleid bij een Q-koortspositief veebedrijf

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, HANDELENDE IN OVEREENSTEMMING MET DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Q-koorts en werk, de geitenhouderij

Statenvoorstel nr. Provinciale Staten/2009/1201

ons kenmerk BAOZW/U Lbr. 09/126

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Vragen en antwoorden over het Schmallenbergvirus Versie 14 februari 2012

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Kamervragen aan de ministers van VWS en LNV over nieuwe gevallen van Q-koorts besmettingen bij mensen in Brabant

Brabant-Zuidoost. Zicht op Q-koorts. Ronald ter Schegget. arts infectieziektebestrijding. GGD Brabant-Zuidoost

Advies van de directeur bureau Risicobeoordeling Aan de minister van LNV en de minister van VWS

Resultaten Q-koorts onderzoek (Q-VIVE) melkgeitensector

Stand van zaken Q-koorts

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport De heer A. Klink Postbus EJ DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de Kamerleden Van Dekken (PvdA) en Leenders (Pvda) over de Q-koortsepidemie (2016Z18051).

Klik om stijl te bewerken

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Veldman (VVD) over het bericht Rijk wist in 2016 al van meningokok-gevaar (2018Z16176).

Datum 23ju!i2O!2 Onderwerp Advies n.a.v. het deskundigenberaad Chlamydia abortus lgjuli 2012

*PDOC01/17086* PDOC01/ De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage

Q-koorts. en de melkgeitenhouderij

Q-koorts overzicht van gebeurtenissen van augustus 2008 tot augustus 2009 Levende Have Augustus 2008

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Vaccinatie Q-fever leidt niet tot positieve (tank)melk. 11 mei 2010 Zaal Verploegen, Wijchen Piet Vellema, Hendrik-Jan Roest

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, Gelet op de artikelen 17 en 31 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; BESLUIT:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

1 Kan de evaluatie van de Q-koortssituatie bij mens en dier van dit voorjaar uiterlijk 1 augustus 2010 naar de Kamer worden verzonden?

-5 FEB Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport VOLKSGEZONDH2TJD WELZIJN EN SPORT

Aflammeren in tijden van Q-koorts

Tele-ARENA (Telefonisch Aangenaam Refereren En Netwerken AMPHI) Zoönose onderzoek

rivm Ministerie van LNV, t.a.v. mevrouw A. Burger Ministerie van VWS, t.a.v. de heer P.1-I. Huijts Adviesaanvraag actuele Q-koortssituatie (mci 2010)

Landelijke onderwijsdag PZ 23 november 2010 Aver Heino. Piet Vellema

1 Kent u het bericht Politiek: Euthanasie asieldieren voorkomen? 1)

*PDOC01/229801* PDOC01/ De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

15 december 2017 Onderwerp Adviesbrief n.a.v. deskundigenberaad-zoönosen (DB-Z): brucellose

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 15 november 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Bezoekadres Kenmerk Bijlage(n) Samenvatting

Onderwerp Ontwikkelingen/ activiteiten Q-koorts besmettingen bij melkgeiten bedrijven.

Rechtbank Den Haag, kamer voor andere zaken dan kantonzaken Zitting van 17 oktober 2016 Rolnr. C/09/ [2015/1271]

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Q-koorts Nederland: 2008 en verwachting voor 2009

De staatssecretaris van Economische Zaken T.a.v. contactpersoon Nationale ombudsman Postbus EK DEN HAAG. Geachte xxx,

TOESTAND BETREFFENDE Q-KOORTS

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 16 december 2009 Betreft Q-koorts. Geachte Voorzitter,

Informatie voor veehouders en medewerkers van bedrijven waar Q-koorts is vastgesteld

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken onderzoek oktober Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Papegaaienziekte. (Psittacose) Informatie over de ziekte en de procedures van de NVWA voor vogelhouders en -handelaren

Datum 13 april 2011 Betreft Feitelijke vragen over stand van zakenbrief m.b.t. het mestonderzoek Q- koorts

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Kuik (CDA) over de snel oprukkende dodelijke bacterie Meningokokken W (2018Z10275).

> Retouradres Postbus EJ Den Haag. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Informatie voor veehouders en medewerkers van bedrijven waar Q-koorts is vastgesteld

overwegende dat er Q-koortspatiënten zijn die jaren niet meer kunnen werken en daardoor met inkomstenderving worden geconfronteerd;

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Arib (PvdA) over het nut van de griepprik (2011Z20885).

*PDOC01/85346* PDOC01/ De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

De Q koorts epidemie in Nederland

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal POSTBUS EA DEN HAAG. Datum 30 september 2010 Betreft Dioxine in paling

Opsporen van chronische Q-koorts. Informatie voor deelnemers

Samenvatting. Q-koorts in Nederland

Hepatitis B Inleiding Hepatitis A Preventie hepatitis B Preventie hepatitis A

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 91 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Spon

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Diergezondheidszorg midden in de samenleving. 25 jaar melkgeitenhouderij in Nederland Landgoed Heerlijkheid Mariënwaerdt

Paratuberculose. in (melk)geiten. Nieuwe inzichten en praktische handvatten

In 2007 en 2008 deed zich in Nederland een epidemie van Q-koorts voor

(On)vruchtbaarheid en abortus bij schapen in Nederland Ledenvergadering Swifter Schapenstamboek, , Nijkerk. Piet Vellema

Gezondheidsraad. Aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Transcriptie:

> Retouradres Postbus 20401 2550 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Directie Voedsel, Dier en Consument Prins Clauslaan 8 2595 AJ Den Haag Postbus 20401 2550 EK Den Haag www.minlnv.nl Onze referentie VDC 09.2949/CPM 6 januari 2010 Betreft activiteiten rond de aanpak van Q-koorts Bijlagen 2 Geachte Voorzitter, Mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) stuur ik u deze brief waarin wij u informeren over de activiteiten rond de aanpak van Q- koorts. Stand van zaken ruimingen d.d. 6 januari 2010 Op dit moment zijn 61 bedrijven besmet op grond van het tankmelkonderzoek. De uitslag van de volgende ronde tankmelkmonitoring verwachten wij over ongeveer één week te ontvangen. Op dit moment zijn op 24 bedrijven de dieren gescand om onderscheid te maken tussen drachtige en niet-drachtige dieren. Vervolgens zijn de drachtige geiten getaxeerd. 21 bedrijven zijn geruimd (8724 dieren). De Welzijnscommissie is tot nu toe bij vijf ruimingen aanwezig geweest. De Commissie heeft vastgesteld dat het dierenwelzijn door alle betrokkenen goed in acht wordt genomen. Het vastgestelde tweestappenprotocol van eerst verdoven en dan euthanaseren voorkomt onrust en pijn bij de dieren, ook bij de niet te ruimen dieren. De verslagen van de Welzijnscommissie worden gepubliceerd op de website van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (www.minlnv.nl). Kleinschalige houderijen met minder dan 50 kleine herkauwers, zoals kinderboerderijen Minister Klink heeft de deskundigengroep onder leiding van het RIVM advies gevraagd over het volkgezondheidsrisico ten aanzien van Q-koorts op kinderboerderijen, andere bedrijven met minder dan 50 kleine herkauwers en bedrijven met een publieksfunctie. Deze adviezen hebben we ontvangen (bijlagen). De deskundigen geven aan dat uit epidemiologisch casuscontrole onderzoek blijkt dat direct contact met geiten of schapen niet als risicofactor naar voren komt. Het advies geeft bovendien aan dat uit recente onderzoekgegevens blijkt dat op kinderboerderijen in Nederland slechts zeer zelden C. burnetii aangetoond wordt. Daarnaast zijn er geen epidemiologische aanwijzingen waaruit blijkt dat kinderboerderijen en andere kleine bedrijven een hoog risico vormen voor de Pagina 1 van 3

gezondheid. Om die reden zien de deskundigen geen noodzaak om aanvullende maatregelen te nemen voor genoemde bedrijven. Het advies om bij kleinschalige houderijen van schapen en geiten nog eens extra aandacht te vragen voor hygiënemaatregelen nemen wij over. Voor kleinschalige houderijen van schapen en geiten wordt een hygiëneprotocol opgesteld met algemene hygiëneadviezen. De genoemde adviezen van de deskundigen, zoals het gescheiden van het publiek laten aflammeren van schapen en geiten worden hierin opgenomen. Alle kleinschalige houders worden geïnformeerd over deze hygiëneprotocollen. De hygiënemaatregelen zijn voor besmette en niet-besmette bedrijven gelijk. Directie Voedsel, Dier en Consument 6 januari 2010 Onze referentie VDC 09.2949/CPM Het advies om wanneer de abortussen gemeld worden in het kader van Brucella Melitensis, ook te testen op Q-koorts, nemen wij over. Het advies van de deskundigen om op kleinschalige bedrijven binnen een straal van 5 km van besmette bedrijven met vaginaalswabs te monitoren, nemen wij niet over. Onderzoek met vaginaalswabs geeft onbetrouwbare informatie over de volksgezondheidsrisico s van bedrijven. De test wordt bijvoorbeeld al positief bij 1 bacterie op een swab, terwijl een dergelijk bedrijf geen risico voor de volksgezondheid hoeft te zijn. De Q-koortsbacterie is endemisch in Nederland en kan eveneens in de omgeving worden aangetoond. Het doen van vaginaalswabs en de uitkomst daarvan is dan ook geen aanleiding om andere of extra maatregelen te nemen. Het advies van de deskundigen om alle schapen en geiten op kleinschalige houderijen op te nemen in het vaccinatieprogramma 2010 is reeds onderdeel van onze vaccinatiestrategie voor 2010. Vleesschapenbedrijven Vleesschapen kunnen ook grootschalig gehouden worden. Op grootschalige vleesschapenbedrijven wordt ook door grote aantallen ooien tegelijk afgelammerd in strostallen. Omdat deskundigen aangeven dat de bron van de humane epidemie gevonden kan worden in de grootschalige melkgeiten- en melkschapenhouderij, zijn de meeste maatregelen op die categorie bedrijven gericht. Deskundigen geven in hun advies van 24 juli 2009 aan dat er geen aanwijzingen zijn dat vleesschapenbedrijven een rol spelen in de epidemie. Het advies van de deskundigen van 24 juli is meegestuurd met onze brief van 28 augustus 2009 (TK 28 286, nr. 314). Uit voorzorg hebben wij besloten om voor grootschalige vleesschapenbedrijven hetzelfde beleid te hanteren als voor de kleinschalige houders. Communicatie Zoals wij u meldden in onze brief van 23 december jl. (TK 28 286, nr. 352) laten wij de berichtgeving op internet over Q-koorts monitoren. De online monitoring laat zien waar burgers zich zorgen over maken. Zo blijkt dat er veel discussie is over de noodzakelijkheid van het doden van gezonde drachtige dieren. Ik heb daarom in een persoonlijk (weblog)bericht op www.minlnv.nl uitgelegd waarom we deze drastische maatregelen moesten nemen. Het bericht is ook via twitter@qkoorts verspreid. Pagina 2 van 3

Zoals toegezegd in onze brief van 16 december jl. (TK 28 286, nr. 350) zijn de betrokken bestuurders van de gebieden met besmette bedrijven geïnformeerd in bijeenkomsten per regio (noord, zuid, oost, west). Verder worden bestuurders regulier rechtstreeks op de hoogte gehouden over de planning van de ruimingen en beleidswijzigingen en wordt naar behoefte overlegd. Ook hebben in de afgelopen weken verschillende informatiebijeenkomsten over Q- koorts voor burgers plaatsgevonden, vooral in het oosten van het land. Het initiatief voor de bijeenkomsten werd genomen door de burgemeester, veelal op basis van vragen van verontruste burgers uit de gemeente. Conform onze toezeggingen heb ik, samen met de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD), medewerking daaraan verleend. Deze bijeenkomsten en communicatiemogelijkheden zullen desgewenst ook de komende periode worden benut. Directie Voedsel, Dier en Consument 6 januari 2010 Onze referentie VDC 09.2949/CPM DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR, EN VOEDSELKWALITEIT, G. Verburg Pagina 3 van 3

Postbus 1 3720 BA Bilthoven A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Tel (030) 274 91 11 Fax (030) 274 29 71 info@rivm.nl www.rivm.nl Minsterie van VWS t.a.v. de heer P.H. Huyts Ministerie van LNV t.a.v. mevrouw A. Burger Onderwerp Advies kinderboerderijen e.a. Geachte heer Huyts, geachte mevrouw Burger, 23 december 2009 853/2009/LCI/JvS/LI 1/5 Behandeld door Leslie Isken Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding Tel (030) 274 7000 Fax (030) 274 4455 lci@rivm.nl Op 16 december 2009 ontving ik uw verzoek om advies ten aanzien van het Q- koortsbeleid op kinderboerderijen, andere bedrijven met minder dan 50 kleine herkauwers en bedrijven met een publieksfunctie. De vragen heb ik aan een aantal veterinaire deskundigen en een GGD-arts voorgelegd 1. Ik geef u puntsgewijs een onderbouwing en antwoord op uw vragen. De recent afgekondigde maatregelen op melkgeiten- en melkschapenbedrijven zijn bedoeld om tijdens het lammerseizoen van 2010 de enorme hoeveelheden extra uitscheiding van Coxiella burnetii zo veel mogelijk te voorkomen. Tegelijkertijd is bekend dat veel andere dieren incidenteel bron kunnen zijn voor Q-koorts bij de mens. De melkgeiten - en in mindere mate de melkschapenhouderijen - met abortusproblematiek worden in Nederland als de belangrijkste bron gezien van de unieke Q-koortsepidemie vanaf 2007 tot op heden. De maatregelen zijn er daarom nu vooral op gericht om in deze categorie bedrijven abortus en aflammeren van besmette dieren te voorkomen. Het streven is om terug te keren naar de situatie van voor 2007 waarbij Q-koorts slechts incidenteel aanleiding geeft tot ziekte bij de mens. In onderstaand advies gaan de deskundigen in op eventueel aanvullend beleid voor kinderboerderijen, andere bedrijven met minder dan 50 kleine herkauwers en bedrijven met een publieksfunctie. In 2009 zijn de meeste van deze bedrijven in het vaccinatiegebied gevaccineerd. Alle houders van schapen en geiten die niet meedoen met het tankmelkonderzoek, kunnen het keurmerk zoönosen van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) aanvragen. Bezoekers kunnen voorafgaand aan het bezoek informeren naar de Q-koortsstatus van het bedrijf. 1) Wat is de mate van risico van bedrijven met minder dan 50 schapen en geiten, kinderboerderijen en andere dierhouderijen met een publieksfunctie? Overweging Uit een epidemiologisch casuscontroleonderzoek kwam direct contact met geiten of schapen niet als risicofactor naar voren, wel contact met hooi en stro. Wanneer mensen op een kinderboerderij of op een ander klein bedrijf met geiten of schapen in contact komen met dieren die besmet zijn met Q-koorts, bestaat er een potentieel kleine kans dat zij besmet raken en mogelijk ziek worden. De kans daarop is in het winterseizoen minimaal. In Nederland zijn ongeveer 500 kinderboerderijen geregistreerd. In 2009 is op verzoek van de VWA door het CIb (dr. A. de Bruin en dr. B. van Rotterdam) bij 97 1 Een conceptadvies is voorbereid door deskundigen van CIb, CVI. Daarna is het concept per e-mail voorgelegd aan de overige leden van het deskundigenberaad, van wie de namen in bijlage 1 weergegeven zijn.

23-12-2009 853/2009/LCI/JvS/LI 2/5 kinderboerderijen, verspreid over het hele land, onderzoek gedaan naar het voorkomen van Q-koorts. Er zijn 1384 monsters (vaginaalswabs) van diverse diersoorten genomen (kleine herkauwers hadden voorrang in de bemonstering). Bij dit onderzoek blijkt 96% van de monsters PCR-negatief. Twee van de 1384 monsters (van twee verschillende bedrijven) waren duidelijk PCR-positief. De overige monsters waren zwak positief, wat aangeeft dat er geen grote hoeveelheden werden uitgescheiden. In 2008 is een cluster Q-koortspatiënten geïdentificeerd gerelateerd aan een psychiatrische inrichting in Nijmegen waarbij de daar gehouden kleine herkauwers de waarschijnlijke bron waren. Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen dat andere clusters patiënten door kinderboerderijen of andere bedrijven met minder dan 50 kleine herkauwers besmet zijn geraakt. In de wetenschappelijke literatuur zijn meerdere clusters beschreven van Q-koortspatiënten waarbij de aanwezigheid bij het lammeren van een geïnfecteerd dier de bron is geweest. Antwoord Er zijn geen gegevens beschikbaar waaruit is af te leiden wat de mate van risico is voor omwonenden of recreanten bij bedrijven met minder dan 50 schapen en geiten en andere dierhouderijen met een publieksfunctie. Uit recente onderzoeksgegevens blijkt dat op kinderboerderijen in Nederland slechts zeer zelden C. burnetii wordt uitgescheiden. Daarnaast zijn er geen epidemiologische aanwijzingen waaruit blijkt dat kinderboerderijen en andere kleine bedrijven een hoog risico vormen voor de volksgezondheid. Uit de wetenschappelijke literatuur is bekend dat het aanwezig zijn bij het aflammeren van geïnfecteerde dieren en het in de nabijheid verblijven, een risico is op het krijgen van Q-koorts. Dit geldt nu in Nederland evenzeer als in de periode voor 2007. a) Wij adviseren u om nu in algemene zin geen aanvullende maatregelen te nemen voor genoemde groepen bedrijven. Het was en blijft van belang om alle bedrijven met een publieksfunctie uit voorzorg te wijzen op hygiënemaatregelen, met name rond aflammeren 2. 2) Hoe kunnen we besmette bedrijven in beeld brengen, wetende dat een deel van deze bedrijven niet melkleverend is, waardoor tankmelkmonitoring niet mogelijk is. Overweging Het identificatie- en registratiesysteem (I&R) voor kleine herkauwers zal per 1 januari 2010 operationeel worden. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2010 alle bedrijven en bedrijfjes met kleine herkauwers zijn opgenomen in de I&R-database van LNV. De nu reeds geregistreerde kleine bedrijven en hobbyhouders zijn geïnformeerd over Q- koorts en de te hanteren hygiënemaatregelen. Wanneer twee of meer Q-koortspatiënten woonachtig zijn in de buurt van een geregistreerd bedrijf of hobbyhouder met kleine herkauwers, verricht de VWA op verzoek van de GGD onderzoek op het betreffende bedrijf. Dit is een probleemgestuurde inventarisatie waardoor niet structureel alle eventueel positieve dieren bekend zijn. Juist van die bedrijven met een verdenking van Q-koorts op basis van de aanwezigheid van Q-koortspatiënten in de omgeving, is de status nu wel bekend. Dit beleid wordt in 2010 voortgezet. De abortusmeldingsplicht is ook van toepassing op alle niet melkleverende bedrijven (vanwege brucellose). De VWA bezoekt en bemonstert in dat geval het bedrijf op Brucella melitensis. Zoals mensen in een 5-kilometerzone rond een tankmelkpositief bedrijf een verhoogd risico hebben op Q-koorts, geldt dat ook voor de daar verblijvende dieren. Met name de 2 Zie hiervoor ook de bestaande richtlijn Code voor hygiëne op kinderboerderijen in Nederland 2004 : http://www.vwa.nl/cdlpub/servlet/cdlservlet?p_file_id=10549

23-12-2009 853/2009/LCI/JvS/LI 3/5 kleine herkauwers in dat gebied kunnen bij abortus of aflammeren weer een bron zijn van ziekte bij de mens. Antwoord a) De bedrijven en bedrijfjes met kleine herkauwers die vanaf 1 januari 2010 nieuw worden opgenomen in de I&R-database van LNV moeten geïnformeerd worden over Q-koorts en de te hanteren hygiënemaatregelen. b) Wanneer de VWA in het kader van de abortusmeldingsplicht niet melkleverende bedrijven bezoekt en bemonstert op Brucella melitensis adviseren wij de VWA om ook altijd te onderzoeken op aanwezigheid van C. burnetii. Als na onderzoek blijkt dat de Q-koortsbacterie aanwezig is, wordt het bedrijf besmet verklaard. c) Wij geven u in overweging om alle bedrijven met minder dan 50 schapen en geiten, kinderboerderijen en andere dierhouderijen met een publieksfunctie binnen de 5-kilometerzone van tankmelkpositieve bedrijven te laten onderzoeken op de aanwezigheid van C. burnetii, bijvoorbeeld door vaginaalswabs. 3 3) Welke aanvullende maatregelen kunnen worden genomen op deze bedrijven om het risico voor de volksgezondheid te verkleinen en welk effect kan verwacht worden van deze maatregelen? Overweging Het ontbreekt aan voldoende epidemiologische verbanden om te spreken van een sterk verhoogd risico voor de volksgezondheid op Q-koorts door genoemde bedrijven en bedrijfjes. Niettemin kunnen aborterende en aflammerende dieren op kleine bedrijfjes een bron worden voor ziekte bij de mens. Gezien de massale verontreiniging met C. burnetii in het milieu in de voorgaande drie jaren, is de kans reëel dat er ook op deze bedrijven dieren geïnfecteerd zijn geraakt. In het vaccinatiegebeid 2009 zijn niet alle bedrijven met kleine herkauwers gevaccineerd. Op positieve bedrijven kunnen aanvullende preventieve maatregelen toegepast worden om overdracht naar de mens te beperken. Daarbij is het wenselijk om maatwerk te leveren waarbij de GGD en VWA in overleg met de dierenartspracticus op de situatie toegespitst beleid aan de lokale bestuurders kunnen adviseren. Antwoord Voor bedrijven met minder dan 50 schapen en geiten, kinderboerderijen en andere dierhouderijen met een publieksfunctie adviseren wij: a) geen ingrijpende maatregelen te nemen, zoals het ruimen van dieren dat nu is afgekondigd voor de grote melkleverende geiten- en schapenbedrijven, gezien het beperkte risico voor 2010 en het ontbreken van epidemiologische verbanden; b) te waarborgen dat deze bedrijven hygiënemaatregelen hanteren; c) de kleine herkauwers op al deze bedrijven op te nemen in het vaccinatieprogramma 2010. Uit voorzorg adviseren wij aanvullend beleid voor de bedrijven binnen de 5- kilometerzone van tankmelkpositieve melkgeiten- of schapenbedrijven door 3 : a) er zorg voor te dragen dat drachtige dieren afgezonderd van het publiek aflammeren; b) bedrijven te onderzoeken op aanwezigheid van de verwekker van Q-koorts. 3 De deskundigen van de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zijn in tegenstelling tot de andere deskundigen van mening dat bij de bedrijven in de 5-kilometerzone rond bewezen tankmelkpositieve bedrijven geen aanvullend onderzoek verricht hoeft te worden als zo n onderzoek ook niet wordt uitgevoerd bij andere dieren die een bron kunnen zijn van C. burnetii.

23-12-2009 853/2009/LCI/JvS/LI 4/5 Indien deze bedrijven positief worden bevonden kan geen algemene regelgeving van toepassing verklaard worden. Wij adviseren per bedrijf: a) met de dierenartspracticus te onderzoeken of dieren die positief blijken antibiotisch behandeld kunnen worden om de kans op abortus te verlagen en de uitscheiding bij een voldragen partus te verminderen; b) een bezoekerswaarschuwing in te stellen met specifieke aandacht voor risicogroepen; c) om positieve van negatieve dieren te scheiden. Hoogachtend, prof.dr. R.A. Coutinho directeur Centrum Infectieziektenbestrijding Bijlage: geraadpleegde deskundigen

23-12-2009 853/2009/LCI/JvS/LI 5/5 Bijlage 1 Deelnemerslijst deskundigen aanvullende vragen 16 december Voorzitter: Dhr. R. Coutinho, directeur, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM Deelnemers Dhr. G. van Dinther, dierenarts, Diergeneeskundig centrum de Overlaet Oss Dhr. H.J. Roest, dierenarts, hoofd Cluster Algemene Bacteriologie en Visziekten CVI Wageningen UR Dhr. F. G. van Zijderveld, divisiehoofd bacteriologie & TSE s en plaatsvervangend directeur CVI Wageningen UR Dhr. O. Stenvers, dierenarts LCI/CIb/RIVM Dhr. P. Vellema, afdelingshoofd Small Ruminant Health, GD Deventer Dhr. D. Dercksen, dierenarts, specialist in Small Ruminant Health Care, GD Deventer Dhr. R. ter Schegget, arts Maatschappij en Gezondheid, GGD Brabant-Zuidoost Secretaris Dhr. J. van Steenbergen, arts infectieziektebestrijding, epidemioloog, hoofd LCI Notulist Mw. L. Isken, beleidsmedewerker, LCI/CIb/RIVM

Postbus 1 3720 BA Bilthoven A. van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Tel (030) 274 91 11 Fax (030) 274 29 71 info@rivm.nl www.rivm.nl Ministerie van LNV, t.a.v. mevrouw A. Burger, Minsterie van VWS, t.a.v. de heer P.H. Huyts Onderwerp Aanvullend advies kinderboerderijen e.a. 5 januari 2010 03/2010/ LCI/ JvS/TO 1/3 Behandeld door T. Oomen Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding Tel (030) 274 7000 Fax (030) 274 4455 ton.oomen@rivm.nl Geachte heer Huijts, geachte mevrouw Burger, Op 31 december ontving ik van u vragen naar aanleiding van het advies over het Q-koortsbeleid op kinderboerderijen wat ik u op 23 december stuurde. De aanvullende vragen heb ik opnieuw aan een aantal veterinaire deskundigen voorgelegd. Ik geef u puntsgewijs een antwoord op uw vragen. 1. Hoeveel inzicht geven swabs? Op niet-melkgevende bedrijven zoals hobbyhouderijen en kinderboerderijen zijn vaginaalswabs het enige monstermateriaal dat genomen kan worden om de besmettingsstatus van een dier vast te stellen. Om de besmettingsstatus van een dier vast te stellen zal herhaald bemonsteren en testen nodig zijn om met een steeds groter wordende zekerheid vast te stellen of een dier met C. burnetii besmet is. Hoe vaak er bemonsterd en getest zal moeten worden is niet aan te geven omdat gegevens over de voorspellende waarde van de test in dit stadium van de infectie, vlak voor het aflammeren, ontbreken. Door middel van het herhaald testen wordt de kans groter dat positieve dieren worden geïdentificeerd. 2. Hoe effectief is de antibioticabehandeling? De werkzaamheid van antibiotica bij de behandeling van Q-koorts bij kleine herkauwers is onduidelijk. In vitro is Coxiella gevoelig voor verschillende antibiotica. Over de effectiviteit van een behandeling in vivo zijn weinig gegevens beschikbaar. Ook dient rekening gehouden te worden met residuen-problematiek en de economische haalbaarheid van een behandelingspoging. Om uitscheiding van Coxiella tijdens abortus en lammeren te voorkomen bestaat een Frans regime van een tweemalige behandeling in de laatste maand van de dracht met oxytetracycline. In een recente publicatie is dit regime niet effectief gebleken. Bij de behandeling van hobbydieren, zoals op een kinderboerderij, zijn er principe meer opties dan de kortdurende tweemalige behandeling. De dieren worden immers niet voor de voedselproductie gehouden en de te behandelen aantallen dieren zijn laag. Bij gebrek aan literatuurgegevens is het, in analogie met wel beschikbare humane data, redelijk te veronderstellen dat een behandelingspoging bij kleine herkauwers de meeste kans op 1

5 januari 2010 3/2010/LCI/JvS/TO 2/3 succes maakt vlak na ontstaan van de infectie. Behandeling van een chronische infectie is een langdurige aangelegenheid. Het probleem is dat een recente infectie bij kleine herkauwers niet herkend wordt. De uitkomst van een therapiepoging is daardoor moeilijk te voorspellen. Een maandenlange behandeling van dieren is vanwege de kans op resistentie-ontwikkeling niet wenselijk. Antibioticumbehandeling kan effectief zijn als het wordt ingezet als vroegbehandeling van recent positief geworden dieren, dus alleen als het gecombineerd wordt met regelmatige bemonstering. 3. Wat betekent de gescheiden bevalling/het aflammeren precies? Is dat effectief? Vindt aflammeren plaats in gesloten ruimte? In het advies van 23 december adviseer ik aan u aanvullend beleid voor kleine bedrijven binnen de 5-kilometerzone van tankmelkpositieve bedrijven. Een van de adviezen is om er zorg voor te dragen dat drachtige dieren afgezonderd van het publiek kunnen aflammeren. In de praktijk geldt dit vooral voor de kinderboerderijen die een actieve publieksfunctie vervullen. Kinderboerderijen beschikken altijd over een stal waar de drachtige dieren kunnen aflammeren. Deze ruimte kan (gedeeltelijk) worden afgesloten en dient in deze situatie niet toegankelijk te zijn voor het publiek. Dit geeft voor de beheerder de mogelijkheid om beter toe te zien op een normaal verlopende geboorte en het zorgvuldig opruimen van het geboortemateriaal. De hygiënecode voor kinderboerderijen 1 geeft hiervoor concrete aanwijzingen, evenals voor de persoonlijke beschermingsmaatregelen voor de betreffende medewerker. Het vanaf vier maanden na dekking in afzondering plaatsen (in een gesloten ruimte) en aflammeren van kleine herkauwers op kinderboerderijen binnen de 5-kilometerzone van tankmelkpositieve bedrijven, beperkt de kleine kans op verspreiding van potentieel aanwezige C. burnetii. 4. Als swabs niet doeltreffend zijn en/of antibiotica onvoldoende effectief is, is het dan überhaupt niet zinvol in gesloten ruimten af te lammeren? Door het aflammeren in afgescheiden ruimten te laten plaatsvinden, neemt de controle op het aflammeren cq het aborteren toe. Tevens kan de nageboorte effectief worden verwijderd. Als er C. burnetii vrij zou komen wordt dit ook beperkt tot een kleiner afgebakend gebied. Het is niet noodzakelijk om aanvullende maatregelen (zoals het afgezonderd aflammeren) te nemen voor genoemde groepen bedrijven buiten de 5- kilometerzone rond tankmelkpositieve bedrijven. 5. Is het voldoende om de aanvullende maatregelen, zoals een bezoekersverbod, te beperken tot de besmette (5-kilometerzone) gebieden? U geeft aan dat het begrenzen van de aanpak tot besmette bedrijven/gebieden de afgelopen jaren niet effectief is gebleken. Dat betreft de aanpak voor de grote melkgeitenbedrijven met abortusproblematiek die worden gezien als de belangrijkste bron voor de Q-koortsepidemie. Het criterium voor het besmet zijn van een bedrijf was gebaseerd op melding van >5% abortus en positieve identificatie van C. burnetii. Hierdoor zijn besmette bedrijven gemist. Er was tot voor kort geen vervoersverbod voor dieren vanaf positieve bedrijven, waardoor nieuwe bedrijven besmet zijn geraakt. Inmiddels is het meldcriterium verscherpt en een vervoersverbod ingesteld, waardoor 1 Zie hiervoor ook de bestaande richtlijn Code voor hygiëne op kinderboerderijen in Nederland 2004 : http://www.vwa.nl/cdlpub/servlet/cdlservlet?p_file_id=10549 2

5 januari 2010 3/2010/LCI/JvS/TO 3/3 bij veel bedrijven (eerder) aanvullende maatregelen genomen zullen worden. Hoge effectiviteit van de vaccinatie mocht niet verwacht worden vanwege de beperkte beschikbaarheid van vaccin en het vertraagde effect (pas een lammerseizoen later). Tot op heden zijn er geen epidemiologische aanwijzingen waaruit blijkt dat kinderboerderijen, vleesschapenbedrijven en andere kleine bedrijven een hoog risico vormen voor de volksgezondheid. De deskundigen zien nu geen argumenten om een bezoekersverbod of andere aanvullende maatregelen te nemen voor genoemde groepen bedrijven buiten de 5-kilometerzone rond tankmelkpositieve bedrijven. Mocht er naar aanleiding van dit advies inhoudelijke verduidelijking of toelichting nodig zijn, dan kan daarvoor direct contact op worden genomen met de deskundigen van het Centraal Veterinair Instituut. Hoogachtend, prof.dr. R.A. Coutinho directeur Centrum Infectieziektenbestrijding Bijlage: Geraadpleegde deskundigen 3