Meditatie over Sefanja 3:5 op zondagmorgen 4 december 204 (derde adventszondag en viering Heilig Avondmaal)
de orde van dienst: zingen Psalm 65:,2 stil gebed votum en groet openingstekst Hef o poorten, uw hoofden omhoog, verhef u, aloude ingangen: de koning vol majesteit wil binnengaan. (Psalm 24:7) zingen Gezang 20:,3 gebed om de verlichting met de Heilige Geest verhaaltje voor de kinderen Kijk wat ik weer meegenomen heb. Wie weet wat het is? Een lampion. Die heb ik gisteren gebruikt. Het was bij de Lichtjesparade. Daarmee liepen we door de stad, met nog honderden andere mensen: kinderen, grote mensen, oude mensen. Het was heel bijzonder. Ik dacht: dat past ook wel heel mooi wat Jezus ooit zei: jullie zijn het licht voor de wereld. Wij mogen allemaal lichtjesdragers zijn. Niet alleen met zo n lampion door de stad. Maar elke dag. We mogen laten zien aan anderen dat we bij God horen en dat in Hem geloven, met Hem leven, het allermooiste is voor iedereen. Nu dreigt dat lichtje van ons wel eens uit te gaan. Maar gelukkig is Jezus zelf het licht en dat blijft schijnen. En juist hier in de kerk wordt het lichtje van ons telkens weer aangestoken. Als we zingen. Als we bidden. Bij de mensen die hier straks het Avondmaal vieren jullie mogen daar straks ook nog wat van zien en ook bij de 2
kindernevendienst horen jullie van de Here Jezus en zijn licht. Zodat jullie en wij allemaal lichtjesdragers zullen zijn en zullen blijven. Een goede kindernevendienst en tot straks. schriftlezingen Sefanja 3:-5 en Matteüs 5:43-48. zingen Psalm :,2 tekstlezing Maar de HEER is in haar midden, Hij is rechtvaardig, Hij doet geen onrecht. Iedere ochtend wanneer het licht wordt spreekt Hij recht, en nooit ontbreekt Hij. Maar wie onrecht doet, kent geen schaamte. (Sefanja 3:5) meditatie Gemeente van Jezus Christus, Stel je voor. Je loopt in een donker bos. Stikdonker. Zoals bij zo n naaldbomenbos. De takken worden daar niet kaal; dus er dringt haast geen daglicht door. Donker en unheimisch is het. Totdat er opeens een open plek is. Daar staan geen bomen en het daglicht valt zo op de grond. Wat een contrast. Zo voelt het als je na die eerste vier verzen uit Sefanja 3 onze tekst leest. Die eerste vier verzen tekenen een aardedonkere wereld, zoals die in Jeruzalem heerst. Ze hebben God de rug toegekeerd. De leiders zijn hebzuchtig. De rechters zijn ook alleen maar uit op eigen gewin. De profeten spreken alles behalve de waarheid. En de priesters, die God moeten vertegenwoordigen, nemen een loopje met de dienst van God en zijn wil. Kortom: het is een soort duistere jungle geworden waarin ieder doet wat goed is in zijn of haar eigen ogen. En dan onze tekst. Niet voor niets begint die met het woordje maar. Dan weet je dat er een tegenstelling komt. Die kan ook niet groter zijn. Als die open plek in dat aardedonkere bos. Als een streep verblindend licht in een inktzwarte duisternis. Het 3
contrast kan niet groter zijn: Maar de HEER is in haar midden, Hij is rechtvaardig, Hij doet geen onrecht. Wat een tegenstelling. Na al dat onrecht, al die onheiligheid, al die duisternis van de mensen in Jeruzalem, is hier Iemand die rechtvaardig is, die geen enkel onrecht doet. Maar het meest bijzondere is dat Hij toch in het midden is van Jeruzalem, middenin die duistere jungle waar het recht met voeten getreden wordt, waar ze doen alsof God er niet is, er in ieder geval niet toe doet. Maar Hij is in haar midden. Het is alsof je hier een vroege echo hoort van Jezus latere woorden in de Bergrede we lazen ze: God laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Daarmee wordt niet zozeer gedoeld op Gods geduld. Dat Hij nog even niets doet. Nog niet oordeelt. Nee, het gaat er juist om wat Hij wel wat doet: licht en regen geven aan goede en slechte mensen, aan rechtvaardigen en onrechtvaardigen. God doet dus niet aan vriendjespolitiek, zoals die mensen in Jeruzalem wel, zoals zo vaak gebeurt in onze mensenwereld. Maar God is anders, heel anders. Hij laat de zon opgaan over iedereen. En daarin is Hij ons tot voorbeeld. Zoals Jezus het zegt: om niet alleen diegenen lief te hebben die jou ook liefhebben, diegenen die je toch wel mag, maar ook je vijanden, diegenen die je niet liggen of nog erger. Ook die liefhebben. Net zoals God dat doet. Zoals Hij toch in het midden van Jeruzalem is, te midden van al die duisternis met zijn licht, met zijn recht. En zelfs nooit ontbreekt, zegt de profeet. Ongekend. De HEER is in haar midden. Die woorden krijgen vanmorgen in ons midden nog een extra lading. Want de HEER is in ons midden als een Gastheer die nodigt, die ons laat delen in zijn genade, in de tekenen van brood en wijn, die ons vertellen van zijn onvoorwaardelijke liefde. Daardoor brengt de Heilige Geest ons op een diepe wijze in verbinding met de Here Jezus, de Rechtvaardige, die alleen maar goed deed, en aan ons kwaad en onrecht is gestorven, maar juist om dat zo te verzoenen, om ons rechtvaardig te maken. Over een contrast gesproken! Die liefde bewijst Hij ons, die vanuit onszelf vijanden van God zijn. Hij maakt ons tot vrienden, tot kinderen van de Vader. 4
En die liefde is ook aanstekelijk. Hij wil ons daarin tot voorbeeld zijn. Om anderen lief te hebben, niet alleen gelijkgezinden, niet alleen mensen waar je een klik mee hebt, maar ook mensen die anders zijn, die een andere godsdienst hebben, of areligieus zijn. Mensen die je totaal niet liggen, vanwege hun overtuiging, vanwege hun daden, vanwege hun persoon. Hen liefhebben, vanuit die ongekende liefde van Christus. Vindt u dat moeilijk? Vind jij dat eigenlijk niet te doen? Kijk dan naar de HEER die in ons midden is, die u nodigt aan zijn tafel, die jou als zijn kind aan zijn hart drukt. Als Hij zo voor jou is, zou jij dat een ander dan misgunnen? Ben je dan wel eens echt onder de indruk geraakt van Gods liefde en vergeving? Hoe Hij niet aan vriendjespolitiek doet, maar goed is voor ons allen, voor u, jou en mij?! Als je dat werkelijk beseft, juist ook aan zijn tafel, dan word je klein, dan schaam je je vanwege jezelf. Ik weet nog goed dat mijn moeder voor het eerst aanging aan het Heilig Avondmaal. Ik was nog een kleine jongen. Ze had daar van tevoren veel strijd mee gehad: kan ik wel aangaan? Eet en drink ik mijzelf geen oordeel? U weet wel, die ene zin uit het oude avondmaalformulier die ook bij haar als een slagboom functioneerde. Totdat de liefde van de Heer haar teveel werd en ze niet meer kon blijven zitten: de Heer zelf riep haar. Hij nodigde. En dan kun je toch niet wegblijven?! Ik zag haar zitten aan de tafel. Met gebogen hoofd. En toen ze terugkwam, keek ze ernstig, een soort bedroefd ook. Ik vroeg haar thuis: Mama, waarom was je nu zo verdrietig en keek je zo ernstig? Het is toch juist een feest om zo dichtbij de Here Jezus te zijn?! Zeker, Kees, antwoordde ze, maar ik bedacht ook dat het vanwege mijn zonden is dat Hij daar zo onnoemlijk moest lijden en sterven. Ik bedacht ook dat ik eigenlijk veel te laat aan zijn tafel terechtkwam. Wat ik Hem daarin tekort heb gedaan. Dat is dus schaamte, gemengd met dankbaarheid. Het is verdriet met vreugde. Het is je eigen kleinheid en zijn grootheid. Het is donker, waardoor zijn licht alleen maar meer kan schijnen. Of zoals een dichter het verwoordde: Ik kom tot U met vrezen en met beven, 5
ik schaam mij dood, wat heb ik U te geven? Ik sta in t rood, de duivel mag mij halen. Wie zal betalen? U schenkt mij wijn, U schenkt mij uw vergeven, U biedt mij brood, het ware brood van leven. Om Jezus wil slaat U mij gade, God van genade. Amen zingen Evangelische Liedbundel 203 lezing avondmaalsformulier tot en met gebed zingen Gezang 7:,3,4 nodiging, uitdeling en communie aan tafel werd gelezen Jesaja 25:-9 en gezongen Gezang 9:,2,4,5 dankgebed en voorbeden inzameling van de gaven slotlied Lied wij delen zegen 6