Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011

Vergelijkbare documenten
PROVINCIAAL BLAD. Wijziging Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011

Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011

Maken bekend dat zij op 19 februari 2012 de volgende regeling hebben vastgesteld

De Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap 2013 wordt gewijzigd als volgt:

wordt een subsidie verleend van 90% van de subsidiabele kosten. De eigenaar moet dan 10% van de subsidiabele kosten zelf dragen.

Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011

PROVINCIAAL BLAD. Wijziging Regels subsidieverordening Vitaal Gelderland 2011

besluiten: vast te stellen de Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering regio en topsectoren Noord- Nederland 2016 luidende als volgt:

PROVINCIAAL BLAD. Negende wijziging Regels Ruimte voor Gelderland 2016

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009

@ SUBSIDIEREGELING GRONDAANKOOP EHS Subsidieregeling voor grondverwerving ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur

PROVINCIAAL BLAD. 15e wijziging Regels ruimte voor Gelderland 2016

Subsidieregeling natuur en samenleving Noord-Brabant

Nr. 2012/ september 2012 ISSN: X HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH

PROVINCIAAL BLAD. Provincie Noord-Holland; Uitvoeringsregeling subsidie bedrijfsverplaatsing Groene Uitweg Noord-Holland 2016

Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer. Indeling Subsidieregeling natuur en landschapsbeheer:

Gedeputeerde Staten van Flevoland;

PROVINCIAAL BLAD. Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

Model-Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011; De Uitvoeringsregeling groen Noord-Holland 2013 wordt als volgt gewijzigd:

PROVINCIAAL BLAD. Subsidieregeling Verplaatsing Grondgebonden Agrarische Bedrijven Drenthe

Gelet op artikel 11, derde lid, van de Wet Inrichting landelijk gebied;

Algemene Subsidie Verordening gemeente Heerhugowaard 2014

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING Hendrik-Ido-Ambacht

Uitvoeringsregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap Noord-Holland (SKNL)

PROVINCIAAL BLAD. Provincie Noord-Holland; wijziging van de Uitvoeringsregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Holland (SVNL )

Algemene subsidieverordening gemeente Scherpenzeel 2018

Provinciaal blad 2009, 49

Beleidsregel Operationeel Programma EFRO Oost-Nederland

Bijlage 2 - Model Raadsbesluit wijziging Algemene subsidieverordening update zomer 2016

Gelet op de artikelen 11, derde lid, en 93 van de Wet inrichting landelijk gebied;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 4 augustus 2015, nummer /c; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Kwaliteitsimpuls voor natuur en landschap. Subsidie voor investering en functieverandering

PROVINCIAAL BLAD. Hoofdstuk 2 Natuur- en landschapsbeheer binnen een natuurterrein

Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer

SUBSIDIEVERORDENING NATUUR- EN LANDSCHAPSBEHEER

Algemene subsidieverordening gemeente Harlingen 2015

PROVINCIAAL BLAD. Provincie Noord-Holland; wijziging van de Uitvoeringsregeling subsidie groen Noord-Holland 2013.

Algemene subsidieverordening 2014

Gelet op artikel 105, eerste lid, juncto artikel 143, eerste lid, van de Provinciewet;

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE MAASTRICHT 2015

Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 7 juli 2015, nr. 814D4BF6, tot vaststelling van de Vergoedingsregeling

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

PROVINCIAAL BLAD. Herdruk Openstellingsbesluit Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht begrotingsjaar 2016

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

Uitvoeringsregeling Natuur- en Landschapsbeheer Noord-Holland

SUBSIDIEREGELING NATUUR- EN LANDSCHAPSBEHEER

Provinciaal blad van Noord-Brabant

besluiten de Subsidieregeling kavelruil Fryslân 2015 vast te stellen als volgt:

PROVINCIAAL BLAD. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Provinciaal blad 2009, 48

Onderwerp : Algemene Subsidieverordening Bergeijk 2016

CVDR. Nr. CVDR93151_11

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 4.1 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Utrecht 2016;

Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer 2010

CVDR. Nr. CVDR410747_2

PROVINCIAAL BLAD. Artikel 1 De Uitvoeringsregeling Natuur- en Landschapsbeheer Noord-Holland (SVNL) wordt als volgt gewijzigd: A

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

PROVINCIAAL BLAD. Zesde wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

Gedeputeerde staten van Noord-Holland; Besluiten vast te stellen: Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Flevoland Versie 2014/2015

STADSREGIO AMSTERDAM ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING

Algemene Subsidieregeling 2008

Onderwerp Zevende wijzigingsregeling Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV

Algemene subsidieverordening Gelderland 1998

PROVINCIAAL BLAD. Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 22 augustus 2017, DOS , PZH tot vaststelling van de

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

c. Meerjarige subsidie: subsidie die voor twee kalenderjaren 5. Europees steunkader: een mededeling, richt-

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 oktober 2016, BWV ;

Algemene subsidieverordening Heerenveen 2017

PROVINCIAAL BLAD. Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Limburg

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen.

(Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer 2013)

Algemene Subsidieverordening gemeente Bunnik 2017

Algemene subsidieverordening gemeente Harlingen overwegende dat het gewenst is voor subsidiering algemene regels vast te stellen;

Subsidieverordening kwaliteitsimpuls natuur en landschap Gelderland

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

Gelet op artikel 145 van de Provinciewet en artikel 11, derde lid, van de wet Inrichting Landelijk Gebied

PROVINCIAAL BLAD. Provincie Zeeland Wijziging Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Zeeland 2016

PROVINCIAAL BLAD JAARGANG: 2013

Gedeputeerde staten van Drenthe, Fryslân en Groningen. gelet op de ASV SNN 2016;

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2010/80

Subsidieregeling Technologische Milieu Innovatie Noord-Holland 2014

Deelverordening Subsidie Zonnepanelen Kellen

d. Aanpassing van bijlage 3 "de koppeltabel" naar aanleiding van ervaringen uit het eerste beheerjaar.

Uitvoeringsregeling subsidie natuur- en landschapsbeheer Noord-Holland

lil PROVINCIE FLEVOLAND Provinciaal Blad Eerste wijziging Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Flevoland 2016

Gelet op artikel 1.2 van de Uitvoeringsregeling Natuur- en Landschapsbeheer Noord- Holland;

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE HOUTEN

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Houten

Paragraaf 3 fysieke investeringen in verduurzaming van agrarische ondernemingen van jonge landbouwers

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

Gelet op artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Kwaliteitsimpuls natuur en landschap Noord- Holland;

Transcriptie:

CVDR Officiële uitgave van Gelderland. Nr. CVDR365345_3 6 december 2016 Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Gelet op artikel 1.2, tweede lid, in samenhang met artikel 5.9.1, tweede lid, van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011; BESLUITEN Vast te stellen de volgende gewijzigde regeling: Regels subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen Artikel 1.1.1.1 Begripsomschrijvingen In deze regels wordt verstaan onder: a. AsG: Algemene subsidieverordening Gelderland 1998; b. business case: een document waarin, in samenhang met de planning, de haalbaarheid, een exploitatiemodel en de risico's, het doel en de realisatie van een project wordt beschreven; c. eigenaar: natuurlijk persoon of rechtspersoon die de eigendom heeft over een zaak als bedoeld in artikel 5:1 Burgerlijk Wetboek; d. experimentele ontwikkeling: het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten. Dit kan ook activiteiten omvatten die gericht zijn op de conceptuele formulering, de planning en documentering van alternatieve producten, procedés of diensten, zoals verder beschreven in randnummer 86. van artikel 2 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014; e. fundamenteel onderzoek: experimentele of theoretische werkzaamheden die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een directe commerciële toepassing of een direct commercieel gebruik wordt beoogd; f. grote onderneming: een onderneming die gelet op de grootte niet behoort tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van Bijlage 1 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen; g. haalbaarheidsstudie: het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico's in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn; h. industrieel onderzoek: planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de creatie van onderdelen voor complexe systemen en kan ook de bouw omvatten van prototypes in een laboratoriumomgeving en/of in een omgeving met gesimuleerde interfaces voor bestaande systemen, alsmede pilotlijnen, wanneer dat nodig is voor het industriële onderzoek en met name voor de validering van generieke technologie; i. innovatie: het proces waarbij kennis en technologie, worden samengebracht met het benutten van marktkansen voor nieuwe of betere producten, diensten en zakelijke processen ten opzichte van wat al op de markt beschikbaar is; j. innovatiecluster: structuur of georganiseerde groepering van onafhankelijke partijen (zoals innovatieve starters, kleine, middelgrote en grote ondernemingen, maar ook organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, niet-commerciële organisaties en andere verwante economische spelers) die tot doel hebben innovatieve activiteiten te stimuleren door het delen van faciliteiten en de uitwisseling van kennis en deskundigheid te bevorderen, en door daadwerkelijk bij te dragen aan technologieoverdracht, netwerking, informatieverspreiding en samenwerking tussen de ondernemingen en andere organisaties binnen het cluster; k. innovatieve onderneming: een onderneming a) die aan de hand van een door een externe deskundige uitgevoerde evaluatie kan aantonen dat zij in de voorzienbare toekomst producten, diensten of procédés zal ontwikkelen die in technologisch opzicht nieuw zijn of een wezenlijke verbetering inhouden ten opzichte van de huidige stand van de techniek in deze sector, en die een risico op technologische of industriële mislukking inhouden, of b) waarvan de kosten voor onderzoek en ontwikkeling ten minste 10% bedragen van haar totale exploitatiekosten in ten minste één van de drie jaren voorafgaande aan de toekenning van de steun of, in het geval van een startende onderneming zonder enige financiële voor- 1

geschiedenis, bij de audit van haar lopende belastingjaar, gecertificeerd door een onafhankelijke accountant; l. onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd; m. onderzoeksinfrastructuur: faciliteiten, middelen en verwante diensten die door de wetenschappelijke gemeenschap worden gebruikt om op hun respectieve vakgebied onderzoek te verrichten. Hierbij gaat het om: wetenschappelijke uitrusting of sets wetenschappelijke instrumenten; kennisgebaseerde hulpbronnen zoals verzamelingen, archieven of gestructureerde wetenschappelijke informatie; ict-gebaseerde enabling infrastructuur zoals gridnetwerken, computers, software en communicatie, of iedere andere entiteit met een uniek karakter die onontbeerlijk is om onderzoek te kunnen verrichten. Dit soort infrastructuur kan zich op één enkele locatie bevinden (single-sited) dan wel verspreid zijn (distributed) (een georganiseerd netwerk van hulpbronnen) in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009 betreffende een communautair rechtskader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC); n. op arm s lenght: de voorwaarde van de transactie tussen de contractpartijen wijken niet af van die welke zouden zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, en behelzen geen enkele vorm van heimelijke verstandhouding. Iedere transactie die voortvloeit uit een open, transparante en niet-discriminerende procedure wordt geacht te voldoen aan het arm s lenghtbeginsel; o. startende onderneming: een kleine onderneming tot vijf jaar na haar registratie, die nog geen winst heeft uitgekeerd en niet uit een fusie is ontstaan. Voor een onderneming die zich niet hoeft te laten registreren, kan de periode van vijf jaar geacht worden aan te vangen op het tijdstip dat de onderneming ofwel haar economische activiteiten aanvangt of belastingplichtig wordt voor haar economische activiteiten; p. SvG: Subsidieverordening vitaalgelderland 2011; q. onderneming in moeilijkheden: een onderneming als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder 18, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening; r. Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 (PbEU van de Europese Commissie van 17 juni 2014; s. Landbouw groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014. Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen Artikel 2.1.1.1 Communautaire toetsingskader 1 Indien de verstrekking van subsidie als een steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet worden aangemerkt, wordt de subsidie slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun (PbEU L 352). 2 Indien tegen een subsidieontvanger een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard, is betaling daarvan uitgesloten (Deggendorfclausule). 3 Subsidie wordt niet verstrekt met toepassing van de Algemene groepsvrijstellingsverordening of de Landbouw groepsvrijstellingsverordening aan ondernemingen in moeilijkheden. Artikel 2.1.1.2 Aanvragen bij tenders Indien Gedeputeerde Staten hebben bepaald dat bij de verdeling van het beschikbare bedrag die activiteiten voorrang krijgen die het meest overeenstemmen met het doel waarvoor dat bedrag ter beschikking is gesteld, wordt de aanvraag om subsidie geweigerd indien de aanvraag niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen en voorwaarden in de SvG of in deze regels. Hoofdstuk 3 Natuur en Leefomgeving Titel 3.1 Natuur en Landschap Paragraaf 3.1.1 Landschap en Landgoederen Artikel 3.1.1.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. bos- of landgoed: een voor het publiek opengestelde onroerende zaak, geheel of gedeeltelijk bezet met bossen, natuurterreinen of landschapselementen; 2

b. bos- of landgoedeigenaar: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die rechthebbende is op een bos- of landgoed en de instandhouding daarvan nastreeft; c. cultuurhistorische landschapselementen: elementen die kenmerkend zijn voor de lokale ontstaansgeschiedenis van het landschap; d. EHS: ecologische hoofdstructuur, zijnde een samenhangend netwerk van grote en kleine natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen, zoals begrensd door Provinciale Staten bij besluit van 1 juli 2009 (PS2009-260) of een daarvoor in de plaats tredende begrenzing; e. erfbeplanting: beplanting binnen het agrarisch bouwblok; f. EVZ: ecologische verbindingszone, aangeduid in het Natuurbeheerplan Gelderland; g. hagen en heggen: opgaande lijnvormige elementen bestaande uit loofhoutsoorten, niet zijnde vlecht-, knip- of scheerheggen; h. klein historisch water: wielen en kolken; i. landschapselementen: groene opgaande elementen bestaande uit inheemse loofhoutsoorten; j. Nationale Landschappen: Nationale Landschappen zoals aangewezen in de Uitwerking streekplan Gelderland 2005; k. poel: waterelement gelegen in een EVZ met als doeltype "kamsalamander" of waterelement dat bijdraagt aan instandhouding van de boomkikker, heikikker en kamsalamander; l. Programma Buiten Gewoon Groen: programma waarin uitvoering wordt gegeven aan de Beleidsuitwerking natuur en landschap zoals vastgesteld door Provinciale Staten op 27 juni 2012 (PS2012-401); m. rijks beschermde buitenplaatsen: buitenplaatsen aangewezen als rijksonument. n. rode lijst soorten: soorten die zijn vastgesteld bij besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 augustus 2009, nr. 25344, houdende vaststelling van geactualiseerde Rode lijsten flora en fauna. Artikel 3.1.1.2 Subsidiabele activiteit 1 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor: a. de aanleg van nieuwe en het herstel van bestaande landschapselementen en cultuurhistorische landschapselementen; b. de aanleg van poelen; c. het wegwerken van achterstallig onderhoud aan de volgende elementen: i. poelen; ii. hagen en heggen en klein historisch water voor zover deze als identiteitsbepalend element zijn aangemerkt in het gemeentelijke landschapsbeleid; iii. lanen ouder dan 60 jaar gelegen op landgoederen; d. de aanleg van eenvoudige openbaar toegankelijke onverharde paden; e. de aanleg van kleinschalige recreatieve voorzieningen; f. de aanleg van eenvoudige houten loopbruggetjes in openbaar toegankelijke routes wanneer de oorspronkelijke brug verdwenen is; g. burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap; h. educatieve natuur- en landschapsvoorlichting gericht op jongeren. 2 Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die plaatsvinden op terreinen in eigendom van een publiekrechtelijke rechtspersoon met uitzondering van de terreinen in eigendom van Staatsbosbeheer. Artikel 3.1.1.3 Criteria 1 Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. de activiteiten, als bedoeld in artikel 3.1.1.2, passen binnen een (inter)gemeentelijk landschapsbeleid-, landschapsontwikkel- of landschapuitvoeringsplan of een daarmee vergelijkbaar plan dat door de gemeenteraad is vastgesteld; b. de nieuw aan te leggen landschapselementen, niet zijnde heggen en hagen, aan de volgende omvangscriteria voldoen: i. de aan te leggen houtopstanden omvatten tenminste 10 are; ii. de aan te leggen rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, omvatten tenminste 20 bomen; iii. de aan te leggen hoogstamfruitgaarden omvatten tenminste 15 en maximaal 50 bomen. c. poelen een minimale omvang hebben van 3 are en de poelen gelegen zijn op een locatie met grondwatertrap 3 of ondieper; d. heggen en hagen gelegen zijn buiten de EHS; 3

e. de kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.1.2, aanhef en onder a tot en met f, voldoen aan de normen uit het Normenboek Alterra. 2 Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie voor activiteiten die worden uitgevoerd op een bosof landgoed slechts verstrekt indien: a. het bos- of landgoed tenminste 50 jaren bestaat; b. de activiteiten passen binnen een vastgesteld toekomstplan voor het bos- of landgoed en aantoonbaar en duurzaam bijdragen aan het behoud en de versterking van de in dat plan opgenomen landschappelijke kernkwaliteiten. Artikel 3.1.1.4 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen niet in aanmerking kosten voor: a. natuurontwikkeling binnen de EHS; b. projectleiding, coördinatie, rapportage, verantwoording; c. planvorming; d. aankoop of verkoop van onroerende goederen en waardedaling van grond; e. ambtelijke inzet. Artikel 3.1.1.5 Aanvrager 1 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder a tot en met g wordt verstrekt aan: a. gemeenten; b. bos- of landgoedeigenaren. 2 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder h wordt verstrekt aan: a. gemeenten; b. bos- of landgoedeigenaren; c. stichtingen met als statutaire doelstelling educatieve natuur- en landschapsvoorlichting. Artikel 3.1.1.6 Hoogte van de subsidie 1 De subsidie aan gemeenten bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten binnen de begrenzing van de Nationale Landschappen. Voor activiteiten buiten de begrenzing van de Nationale Landschappen bedraagt de subsidie aan gemeenten ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. 2 Voor de subsidie aan gemeenten geldt een minimum van 25.000,- per subsidieaanvraag en een maximum van 200.000,- per gemeente. 3 De subsidie aan bos- en landgoedeigenaren bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten, met een minimum van 7.500,- per subsidieaanvraag en een maximum van 200.000,- per bosen landgoedeigenaar; 4 De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder h bedraagt ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten, met een minimum van 7.500,- per subsidieaanvraag en een maximum van 25.000,- per stichting. Artikel 3.1.1.7 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien het activiteiten betreft: a. binnen de begrenzing van een rijks beschermde buitenplaats met uitzondering van activiteiten gericht op het instandhouden van rode lijstsoorten; b. op agrarische bouwpercelen (erfbeplanting). Artikel 3.1.1.8 Verplichtingen 1 De subsidieontvanger is verplicht een voortgangsrapportage, als bedoeld in artikel 4.4 van de AsG, te voorzien van een topografische kaart waarop de activiteiten op een topografische ondergrond zijn vastgelegd. 2 Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor subsidie ontvangen voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.1.2, eerste lid, aanhef en onder g en h. Paragraaf 3.1.2 Vervallen per 1 januari 2015 4

Paragraaf 3.1.3 Natuurbeheer met schaapskuddes en schaapskooien Artikel 3.1.3.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 7 van de Subsidieverordening Kwaliteitsimpuls natuur en landschap Gelderland; b. gehoede schaapskudde: een schaapskudde, bestaande uit minimaal 100 ooien van een zeldzaam schapenras, die wordt gehoed door een herder met gebruik van één of meer honden; c. beheersequivalent: een rekeneenheid bedoeld om de effectiviteit van het beheer te kunnen bepalen en gedefinieerd als het quotiënt van de per jaar gevraagde subsidies en het aantal hectares dat in die periode wordt begraasd; d. schaapskooi: een potstal die dient als onderkomen voor een gehoede schaapskudde die een nabijgelegen heidegebied begraast; e. natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009; f. gebied: natuurgebied waarop een natuurbeheerplan van toepassing is; g. zeldzaam schapenras: Drents heideschaap, Kempisch heideschaap, Schoonebeker heideschaap, Veluws heideschaap en Groot heideschaap. Artikel 3.1.3.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor: a. het inzetten van een gehoede schaapskudde voor het begrazen van één of meerdere gebieden; b. het gebruik van een schaapskooi door een gehoede schaapskudde. Artikel 3.1.3.3 Criteria 1 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, wordt slechts verstrekt indien het inzetten van de gehoede schaapskudde bijdraagt aan het verwezenlijken van de doelstellingen uit het Natuurbeheerplan; 2 Subsidie als bedoeld onder artikel 3.1.3.2, aanhef en onder b, wordt slechts verstrekt indien de schaapskooi is opengesteld voor publiek en door de subsidieontvanger in of rond de schaapskooi publieksactiviteiten worden georganiseerd die bijdragen aan natuurbeleving en natuureducatie. Artikel 3.1.3.4 Rangschikking 1 Bij de verdeling van het beschikbare budget voor subsidies als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, krijgen die activiteiten voorrang die de laagste beheersequivalent hebben. 2 Gedeputeerde Staten plaatsen de aanvragen in een prioriteitsvolgorde. 3 De prioriteitsvolgorde wordt bepaald door de mate waarin de aanvragen aan het selectiecriterium voldoen. 4 Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit. Artikel 3.1.3.5 Aanvrager 1 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, wordt verstrekt aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die middels eigendom of erfpacht zeggenschap uitoefent over het gebied. 2 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder b, wordt verstrekt aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon die middels eigendom of erfpacht zeggenschap uitoefent over de schaapskooi. Artikel 3.1.3.6 Aanvraag Aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, in worden ingediend voor 1 mei 2014. Artikel 3.1.3.7 Hoogte van de subsidie 1 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, bedraagt voor een gehoede schaapskudde van ten minste 100 en maximaal 249 ooien, maximaal 16.000,- per jaar. 2 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a, bedraagt voor een gehoede schaapskudde van ten minste 250 ooien maximaal 28.000,- per jaar. 3 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder b, bedraagt 5.000,- per jaar. 4 De subsidie kan worden aangevraagd voor een periode van minimaal één kalenderjaar tot een maximum van zes aaneengesloten kalenderjaren. Artikel 3.1.3.8. Weigeringsgronden Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2, aanhef en onder a wordt geweigerd indien: 5

a. aan de aanvrager voor het gebied geen subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009 of de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000; b. het gebied niet op de ambitiekaart in het natuurbeheerplan is begrensd als Gelders Natuurnetwerk met voor ten minste 70% natuurtype N06 Voedselarme venen en vochtige heiden, N07 Droge heiden of N11 Droge schraalgraslanden. Artikel 3.1.3.9 Communautair toetsingskader Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.3.2 aanhef en onder a wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met beschikking N 376/2010 van de Europese Commissie van 20 april 2011. Paragraaf 3.1.4 Faunavoorzieningen Artikel 3.1.4.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. bedreigde diersoorten: soorten als genoemd in de bijlagen bij het Besluit Rode lijsten flora en fauna van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 4 november 2004, nummer TRCJZ/2004/5727; b. EHS: Ecologische hoofdstructuur, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland de in Structuurvisie Aanpassing EHS 2012, op 29 mei 2013; c. EHS verbindingen: verbindingen tussen de Ecologische hoofdstructuur, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland de in Structuurvisie Aanpassing EHS 2012, op 29 mei 2013; d. faunavoorziening: een voorziening inclusief toeleidende rasters die het dieren mogelijk maakt openbare infrastructuur veiliger over te steken; e. knelpunt: een locatie waarvan door onderzoek is gebleken dat daar regelmatig dieren worden aangereden of verdrinken of waarbij het voor ter plaatse levende dieren onmogelijk is om de overkant van infrastructuur te bereiken. Artikel 3.1.4.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van een faunavoorziening. Artikel 3.1.4.3 Criteria Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2 wordt slechts verstrekt: a. voorzover de subsidiabele activiteit op een locatie wordt gerealiseerd die gelegen is binnen de aandachtsgebieden die zijn opgenomen in het vigerende programma Ontsnippering Natuur; indien openbare infrastructuur een knelpunt vormt voor fauna; b. op locaties binnen de EHS: indien openbare infrastructuur een knelpunt vormt voor fauna; c. op locaties buiten de EHS: indien openbare infrastructuur een knelpunt vormt voor bedreigde diersoorten en dassen; d. op locaties binnen de EHS verbindingen: indien openbare infrastructuur een knelpunt vormt voor bedreigde diersoorten en dassen. Artikel 3.1.4.4 Subsidiabele kosten Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor: a. de aanleg van de faunavoorziening; b. de kosten voor procesondersteuning en begeleiding. Artikel 3.1.4.5 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. het Rijk: voor locaties genoemd in artikel 3.1.4.3 aanhef en onder d waarbij het Rijk eigenaar of beheerder is van openbare infrastructuur; en b. aan andere eigenaren en beheerders van openbare infrastructuur: voor locaties als genoemd in artikel 3.1.4.3 aanhef en onder a, b en c. Artikel 3.1.4.6 Aanvraag Onverminderd artikel 2.1, tweede lid, van de AsG worden bij de aanvraag in elk geval een GIS kaart met daarop de faunavoorziening en het onderzoek waaruit blijkt dat er sprake is van een knelpunt gevoegd. 6

Artikel 3.1.4.7 Hoogte van de subsidie a. De subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van 25.000,- en een maximum van 150.000,-. b. De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.4.4 aanhef en onder b bedraagt ten hoogste 10% van de subsidie met een maximum van 15.000,-. Artikel 3.1.4.8 Weigeringsgrond Subsidie wordt niet verstrekt indien de faunavoorziening wordt aangelegd op grond van een verplichting tot mitigatie of compensatie. Artikel 3.1.4.9 Verplichtingen De subsidieontvanger is verplicht na de realisatie van de subsidiabele activiteit een GISkaart te overhandigen waarop de aangelegde faunavoorziening staat aangegeven. Paragraaf 3.1.5 Grondverwerving ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur Artikel 3.1.5.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. Ambitiekaart: kaart behorende bij het vigerende Natuurbeheerplan Gelderland; b. EHS: ecologische hoofdstructuur zoals begrensd door Provinciale Staten bij besluit van 1 juli 2009 of een daarvoor in de plaats tredende begrenzing; c. terrein: gronden waaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, alsmede de op die gronden gelegen objecten die van belang of potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden; d. natuurbeheer: beheer van grond met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten; e. Natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Land-schapsbeheer Gelderland 2009; f. natuurbeheertype: in bijlage 1, tweede kolom, van de Subsidieverordening Natuur- en LandschapsbeheerGelderland 2009 opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap; g. natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond waarop natuurbeheer wordt uitgeoefend; h. onafhankelijke taxateur: persoon die voldoet aan de eisen gesteld in de Mededeling van de Commissie betreffende staatssteunelementen bij verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties(97/c/209/03); i. reële marktwaarde: de waarde van grond in het vrije economische verkeer vastgesteld door een onafhankelijk taxateur; j. verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of het recht van erfpacht. Artikel 3.1.5.2 Subsidiabele activiteiten Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor: a. de verwerving van terreinen die zijn opgenomen op de ambitiekaart en zijn aangeduid als N00.01 en waarvoor onder indicatieve verhouding beheertypen is aangegeven welke beheertypen op dezegronden van toepassing zijn; en b. de beëindiging van pachtovereenkomsten ten aanzien van terreinen die zijn opgenomen op de ambitiekaart en zijn aangeduid als N00.01 en waarvoor onder indicatieve verhouding beheertypen is aangegeven welke beheertypen op deze gronden van toepassing zijn. Artikel 3.1.5.3 Criteria Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, wordt slechts verstrekt voor: a. de beëindiging van pachtovereenkomsten die reeds waren gevestigd op het moment waarop het terrein door de aanvrager is verworven; en b. waarvoor in het licht van het Natuurbeheerplan beëindiging van de op het terrein gevestigde pachtovereenkomst gewenst is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische waarden of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling. Artikel 3.1.5.4 Subsidiabele kosten 1 Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder a, komen in aanmerking de kosten voor: 7

a. verwerving van een terrein tegen de reële marktwaarde; b. een taxatie door een onafhankelijke taxateur; c. het kadastraal recht en het registratierecht; d. veiling; e. notaris; f. inschrijving in de openbare registers; g. overdrachtsbelasting; h. schenkingsrecht; i. het afkopen van landinrichtingsrente voor het verworven terrein; j. vooronderzoek of historisch bodemonderzoek volgens NEN 5725; en k. milieukundig bodemonderzoek volgens NEN 5740. 2 Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, komen in aanmerking de kosten voor: a. het vrijmaken van pacht van genoemd terrein, blijkend uit een taxatie door een onafhankelijketaxateur; b. een taxatie door een onafhankelijke taxateur. Artikel 3.1.5.5 Aanvrager 1 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder a, wordt verstrekt aan eenieder die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten. 2 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, wordt verstrekt aan een eigenaar van een terrein die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten. Artikel 3.1.5.6 Aanvraag Een subsidieaanvraag voor de subsidiabele activiteit als bedoel in artikel: a. 3.1.5.2, aanhef en onder a, wordt uiterlijk op de dag voor het passeren van de notariële akte van leveringingediend; b. 3.1.5.2, aanhef en onder b, wordt uiterlijk op de dag voor de beëindiging van de pachtovereenkomstingediend. Artikel 3.1.5.7 Hoogte van de subsidie 1 De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste: a. 80% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.1.5.4, eerste lid, aanhef en onder a; b. 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.1.5.4, eerste lid, aanhef en onder b tot en met j; c. 4.500,- voor de kosten als bedoeld in artikel 3.1.5.4, eerste lid, aanhef en onder k. 2 De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 3.1.5.4, tweede lid. 3 Voor zover voor verwerving of pachtvrij maken van grond subsidie is verstrekt door GedeputeerdeStaten op grond van een andere regeling of door een bestuursorgaan van een ander overheidslichaam, wordt de subsidie zoveel lager verstrekt als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese regels of deze regeling te voorkomen. Artikel 3.1.5.8 Verplichtingen 1 De subsidieontvanger is verplicht: a. zorg te dragen voor de verwerving dan wel pachtvrij maken van het terrein waarvoor hij subsidie ontvangt binnen twaalf weken na de subsidieverlening; b. het verworven dan wel pachtvrij gemaakte terrein direct na verwerving dan wel pachtvrij maken als natuur te beheren; c. het verworven dan wel pachtvrij gemaakte terrein binnen twee jaar na verwerving dan wel pachtvrij maken overeenkomstig de indicatieve verhouding beheertypen dat ingevolge het natuurbeheerplan op dit terrein in stand moet worden gehouden te beheren; d. zorg te dragen dat het terrein tenminste 358 dagen per jaar wordt opengesteld en toegankelijk blijft voor het publiek, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing wordt verleend; e. eventuele opbrengsten van het terrein uitsluitend aan duurzaam natuurbeheer te besteden; en 8

f. bij het bevoegd gezag een aanvraag in te dienen tot aanpassing van de bestemming inhoudende dat het terrein enkel als natuur mag worden gebruikt. 2 Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen de termijnen genoemd in het eerste lid, aanhef enonder a, b en c worden verlengd. 3 Ontheffing als bedoeld in het eeste lid, aanhef en onder d, wordt verleend indien: a. gehele of gedeeltelijke sluiting van het natuurterrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Flora- en faunawet gestelde regels voor soortenbescherming of de krachtens de artikelen 10, 10a, 19, 19a en 21 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor beschermde natuurmonumenten of Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen; b. het natuurterrein door buiten de macht van de subsidieontvanger gelegen oorzaken blijvend geheelof gedeeltelijk niet bereikbaar of naar zijn aard niet begaanbaar is; c. sluiting van ten hoogste één hectare van het natuurterrein wenselijk is vanwege de beschermingvan de persoonlijke levenssfeer; of d. andere belangen gehele of gedeeltelijke sluiting rechtvaardigen. 4 Het is de subsidieontvanger niet toegestaan om het terrein te vervreemden, te verpachten of daaropzakelijke rechten te vestigen, behoudens toestemming van Gedeputeerde Staten. 5 De subsidieontvanger is bij vervreemding, verpachting of vestigen van zakelijke rechten verplicht ingevolge deze regeling verstrekte subsidie binnen een termijn van zes maanden terug te betalen aan de provincie Gelderland, tenzij hiervan in de toestemming als bedoeld in het vierde lid ontheffingis verleend. 6 Binnen twaalf weken na verlening van de subsidie sluit de subsidieontvanger met de provincie Gelderland een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen: a. de verplichting, inhoudende dat de subsidieontvanger het terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van de ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort; en b. dat de verplichting, als bedoeld onder a, zal overgaan op al degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn al degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het terrein zullen krijgen. 7 De overeenkomst als bedoeld in het zesde lid wordt uiterlijk binnen vier weken na totstandkoming daarvan op last van de subsidieontvanger als kwalitatieve verplichting ten aanzien van het terrein ingeschreven in de openbare registers. 8 Indien de subsidieontvanger ook andere economische activiteiten verricht dan de verwerving van terreinen ten behoeve van natuurbeheer als bedoeld in deze regeling, is hij verplicht een gescheiden boekhouding te voeren overeenkomstig punt 41 van de EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2012/C 8/03). 9 Een subsidieontvanger bewaart de administratie en alle documenten inzake een aan hem verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste twintig jaar nadat de subsidie is verleend. Artikel 3.1.5.9 Verplichtingen bij aanvraag subsidievaststelling 1 Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2 wordt een afschrift van deovereenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.5.9, zevende lid in de openbare registers ingeschreven kwalitatieve verplichting overlegd. 2 Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2 aanhef en onder a, wordende volgende gegevens verstrekt: a. een afschrift van de notariële akte van levering van het terrein of een afschrift van de notariële akte vanvestiging van het erfpachtrecht op het terrein; en b. in voorkomend geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van het recht van opstal, vruchtgebruik, erfdienstbaarheden of een de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraakvan de pachtkamer tot ontbinding als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek. 3 Bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie als bedoeld in artikel 3.1.5.2, aanhef en onder b, wordtin elk geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomstof een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeldin artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek verstrekt. 4 Artikel 5.3, derde lid, van de AsG is niet van toepassing op een aanvraag als bedoeld in dit artikel. 5 In afwijking van artikel 5.1, eerste lid, van de AsG dient aanvrager binnen 13 weken na inschrijving vande kwalitatieve verplichting in de openbare registers een aanvraag in tot vaststelling van de subsidieals bedoeld in artikel 3.1.5.2. 9

Paragraaf 3.1.6 Verplaatsing landbouwbedrijfsgebouwen ten behoeve van het Gelders Natuurnetwerk Artikel 3.1.6.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. begrensde grond: binnen de provincie gelegen grond die in het vigerende Natuurbeheerplan is begrensd met als hoofdfunctie om te vormen naar natuur; b. gebruiksgerechtigde: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die op grond van pacht of erfpacht zeggenschap heeft over het landbouwbedrijf; c. GNN: Gelders natuurnetwerk zoals begrensd door Provinciale Staten bij vaststelling van de omgevingsverordening provincie Gelderland bij besluit van 24 september 2014 dan wel de op basis van artikel 2.7.3.1 van de Omgevingsverordening provincie Gelderland door Gedeputeerde Staten gewijzigde begrenzing van het Gelders natuurnetwerk; d. grondstrategieplan: een door Gedeputeerde Staten vastgesteld plan waarin is vastgelegd de wijze waarop ruiling, aan- en verkoop van gronden plaatsvindt ten behoeve van het bereiken van provinciale doelen in een bepaald gebied; e. landbouwbedrijf: een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt als bedoeld in de Landbouw groepsvrijstellingsverordening, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf; f. landbouwbedrijfsgebouw: een gebouw met bijbehorende voorzieningen dat gebruikt wordt ten behoeve van de uitoefening van een landbouwbedrijf; g. modernisering: vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw of van bestaande voorzieningen op de nieuwe locatie door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie, of technologie fundamenteel wordt gewijzigd; h. Natura 2000 doelstellingen: instandhoudings- en ontwikkeldoelstellingen van het betreffende Natura 2000 gebied; i. natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer Gelderland 2009; j. verhoging van de productiecapaciteit: indien het landbouwbedrijfsgebouw na verplaatsing in staat is om meer producten voort te brengen; k. voorzieningen: installaties, machines en uitrusting in of aan een landbouwbedrijfsgebouw ten behoeve van de uitoefening van het landbouwbedrijf. Artikel 3.1.6.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011 kan worden verstrekt voor de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw. Artikel 3.1.6.3 Criteria Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.6.2 wordt slechts verstrekt indien door verplaatsing van het landbouwbedrijfsgebouw: a. ten minste 5 hectares begrensde grond gelegen binnen een Natura 2000 gebied beschikbaar komen die daarna ingericht kunnen worden ten behoeve van de Natura 2000 doelstellingen van dat gebied; of b. ten minste 15 hectares begrensde grond gelegen in het GNN beschikbaar komen in een gebied waarvoor door Gedeputeerde Staten een grondstrategieplan is vastgesteld, welke gronden daarna ingericht kunnen worden ten behoeve van de doelstellingen genoemd in het natuurbeheerplan. Artikel 3.1.6.4 Subsidiabele kosten Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.6.2 komen in aanmerking: a. de kosten voor het demonteren, verhuizen en weer opbouwen van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw; b. de kosten voor het aanpassen van een landbouwbedrijfsgebouw of het oprichten van een landbouwbedrijfsgebouw op de nieuwe locatie, ter vervanging van een bestaand landbouwbedrijfsgebouw op de bestaande locatie. Artikel 3.1.6.5 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of gebruiksgerechtigde van het te verplaatsen landbouwbedrijfsgebouw. 10

Artikel 3.1.6.6 Hoogte van de subsidie 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten. 2 Als de verplaatsing gepaard gaat met modernisering van voorzieningen of verhoging van de productiecapaciteit, bedraagt de subsidie naast het bepaalde in het eerste lid ten hoogste 40% van de met de modernisering of verhoging van de productiecapaciteit gepaard gaande kosten. 3 De subsidie bedraagt maximaal 400.000,-. Artikel 3.1.6.7 Verplichtingen 1 De subsidieontvanger is verplicht binnen 12 maanden na subsidieverlening: a. zijn landbouwbedrijfsgebouw te verplaatsen; b. op de als gevolg van de verplaatsing vrijkomende begrensde grond gelegen binnen het Natura 2000 gebied en het GNN een kwalitatieve verplichting te vestigen of te doen vestigen, inhoudende dat het perceel niet gebruikt zal worden als landbouwgrond. 2 Op verzoek van de subsidieontvanger kan de termijn genoemd in het eerste lid aanhef en onder a worden verlengd. 3 Het bepaalde in het eerste lid aanhef en onder b geldt niet voor zover de provincie binnen 12 maanden na de subsidieverlening de gronden aankoopt. Artikel 3.1.6.8 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 16 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening. Paragraaf 3.1.7 Behoud van prioritaire soorten Artikel 3.1.7.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. Beleidsnota Actieve Soortenbescherming: de Beleidsnota Actieve Soortenbescherming Gelderland zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten bij besluit van 6 januari 2015, inclusief de nadien aangebrachte wijzigingen; b. gebruiksgerechtigde: degene die krachtens overeenkomst of zakelijk recht gerechtigd is tot het gebruik van de grond; c. GNN: Gelders natuurnetwerk zoals begrensd door Provinciale Staten bij vaststelling van de omgevingsverordening provincie Gelderland bij besluit van 24 september 2014 dan wel de op basis van artikel 2.7.3.1 van de Omgevingsverordening provincie Gelderland door Gedeputeerde Staten gewijzigde begrenzing van het Gelders natuurnetwerk; d. inrichtingsmaatregelen: maatregelen die er toe strekken de fysieke conditie of kenmerken van het terrein te wijzigen; e. leefgebied: gebied waarin alle fasen in de levenscyclus van een of meer prioritaire soorten zich kunnen afspelen; f. prioritaire soorten: soorten als genoemd in bijlage 3 bij de Beleidsnota Actieve Soortenbescherming. Artikel 3.1.7.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor: a. kweek in combinatie met introductie van een prioritaire soort in een leefgebied; b. introductie van een prioritaire soort in een leefgebied; c. handmatig bestuiven van een prioritaire plantensoort in een leefgebied; d. onderzoek gericht op het in kaart brengen van het voorkomen van een prioritaire soort in een leefgebied; e. onderzoek gericht op de effectiviteit van een maatregel ten aanzien van het behoud van een prioritaire soort; f. onderzoek gericht op het bepalen van maatregelen die noodzakelijk zijn voor het behoud van een prioritaire soort in een leefgebied; g. inrichtingsmaatregelen ten behoeve van het behoud of versterking van het leefgebied van een prioritaire soort. Artikel 3.1.7.3 Criteria 1 Subsidie wordt slechts verstrekt ten behoeve van activiteiten en locaties die zijn opgenomen in de Beleidsnota Actieve Soortenbescherming. 2 In afwijking van het eerste lid kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten waarvan op basis van onderzoek of gedocumenteerde veldervaringen aannemelijk is dat zij bijdragen aan het behoud 11

van prioritaire soorten in Gelderland en dat deze activiteiten aanvullend dan wel gelijkwaardig zijn ten opzichte van de activiteiten bedoeld in het eerste lid. 3 Subsidie wordt slechts verstrekt indien de activiteit bijdraagt aan het behoud van een prioritairesoort. 4 Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.7.2 aanhef en onder g wordt slechts verstrekt ten aanzien van maatregelen die worden uitgevoerd op percelen gelegen buiten het GNN. Artikel 3.1.7.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of gebruiksgerechtigde van het leefgebied. Artikel 3.1.7.5 Hoogte van de subsidie De subsidie als bedoeld in artikel 3.1.7.2 bedraagt ten hoogste 95% van de subsidiabele kosten met een minimum van 2.500,- en een maximum van 30.000,- per aanvraag. Artikel 3.1.7.6 Weigeringsgrond Subsidie wordt niet verstrekt ten behoeve van maatregelen die zijn opgelegd op grond van de Floraen faunawet of de Natuurbeschermingswet 1998. Paragraaf 3.1.8 Rustgebieden voor ganzen Artikel 3.1.8.1 Begripsomschrijvingen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. Faunafonds: Faunafonds als bedoeld in artikel 83 van de Flora- en faunawet; b. gebruiksgerechtigde: pachter of erfpachter van landbouwgrond; c. rustgebied: rustgebied voor overwinterende beschermde inheemse ganzen dat door GedeputeerdeStaten als zodanig is vastgesteld; d. seizoen: periode van 1 november tot 1 april. Artikel 3.1.8.2 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1 van de SvG kan worden verstrekt voor het gedurende een seizoen niet verjagen van ganzen van percelen die zijn gelegen in een rustgebied. Artikel 3.1.8.3 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt indien: a. door het Faunafonds schade is getaxeerd die is veroorzaakt door overwinterende beschermde inheemse ganzen in het betreffende seizoen; en b. de percelen voldoen aan de in de Beleidsregels tegemoetkoming faunaschade van het Faunafonds gestelde normen om voor schadevergoeding in aanmerking te komen. Artikel 3.1.8.4 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan de eigenaar of gebruiksgerechtigde van de percelen. Artikel 3.1.8.5 Aanvraag Aanvragen om subsidie worden ingediend voor 1 juli van het jaar waarin seizoen eindigt waarop de aanvraag betrekking heeft. Artikel 3.1.8.6 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt maximaal 50,- per hectare per seizoen. Artikel 3.1.8.7 Communautair toetsingskader Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PbEU L 352). Titel 3.2 Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) Paragraaf 3.2.1 Bevordering van toeristische activiteiten (POP 313) Artikel 3.2.1.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 3.2.1 van de SvG kan worden verstrekt voor de aanleg van paden of routes ten behoeve van fietsen, wandelen, varen en paardrijden en daarbij behorende voorzieningen. Artikel 3.2.1.2 Criteria Susidie wordt slechts verstrekt voor zover: 12

a. Voldaan wordt aan het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013; en b. de activiteiten voor 1 april 2015 zullen zijn afgerond. Artikel 3.2.1.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan een publiekrechtelijke rechtspersoon. Artikel 3.2.1.4 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de totale subsidiabele kosten met een minimum van 50.000,-. Titel 3.3 Water Gereserveerd Titel 3.4 Externe Veiligheid Gereserveerd Titel 3.5 Faunabeheer Gereserveerd Hoofdstuk 4 Ruimte en Bereikbaarheid Titel 4.1 Mobiliteit Paragraaf 4.1.1 Algemene bepalingen Artikel 4.1.1.1 Begripsomschrijvingen In deze titel wordt verstaan onder: a. goederenvervoer: vervoer van goederen over de weg en over water; b. halteplaats: punt van het regionet met wacht- en informatievoorziening waar de reiziger kan inen uitstappen; c. mobiliteitsmanagement: alle activiteiten gericht op het afstemmen van vraag en aanbod van verkeer en vervoer gericht op het keuzeproces en bewustwording van de reiziger en goederen; d. openbaar vervoer: vervoer per trein, bus, tram of regiotaxi dat wordt verzorgd door een vervoerder waaraan op grond van de Wet personenvervoer 2000 een concessie is verleend; e. regionet: netwerk van buslijnen, buurtbusvervoer en regiotaxi ter ontsluiting van dorpen, steden en regio's met een inwonertal; f. snelnet: netwerk van snelle buslijnen en regionale railverbindingen die zowel de belangrijkste relaties binnen regio's als de relaties met belangrijke bovenregionale centra binnen en buiten de provincie op hoogwaardige manier verbinden; g. sociale veiligheid: objectieve veiligheid en het gevoel van veiligheid onder reizigers en personeel, ten aanzien van misdaad en wangedrag binnen het openbaar vervoer, bij transferpunten en halteplaatsen; h. toegankelijkheid: toegankelijkheid van voertuigen, halteplaatsen en de route naar halteplaatsen voor openbaar vervoer voor mensen met een mobiliteitsbeperking; i. transferpunt: punt van het snelnet met wacht- en informatievoorziening waar de reiziger kan in-, uit- of overstappen op andere vormen van vervoer; j. vervoerder: de rechtspersoon die openbaar vervoer verricht, waaronder begrepen regiotaxi; k. snelfietsroute: een door Gedeputeerde Staten als zodanig aangewezen samenhangend geheel van voorzieningen en infrastructurele werken ten behoeve van de fiets; l. Beter Benutten Vervolg: programma zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten bij besluit van 20 januari 2015 inzake het gebied van de voormalige Stadsregio Arnhem-Nijmegen. Paragraaf 4.1.2 Gemeentelijke projecten in het kader van de Brede Doeluitkering (BDU) Artikel 4.1.2.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder a, van de SvG kan worden verstrekt voor: a. infrastructuur projecten; b. intergemeentelijke niet-infrastructuur projecten. 13

Artikel 4.1.2.2 Criteria Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.2.1 wordt slechts verstrekt voor projecten die zijn opgenomen in het Bestedingsplan Brede Doeluitkering als bedoeld in artikel 6 van de Wet BDU Verkeer en Vervoer. Artikel 4.1.2.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten en gemeenschappelijke regelingen die rechtspersoonlijkheid bezitten. Artikel 4.1.2.3 Hoogte van de subsidie 1 De subsidie bedraagt ten hoogste: a. 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van 50.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.2.1, aanhef en onder a; b. 75% van de subsidiabele kosten met een minimum van 5.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.2.1, aanhef en onder b. 2 Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten. Paragraaf 4.1.3 Verkeersveiligheid Artikel 4.1.3.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder b, van de SvG kan worden verstrekt voor niet-infrastructurele verkeersveiligheidsactiviteiten. Artikel 4.1.3.2 Criteria Subsidie wordt slechts verstrekt als de niet infrastructurele activiteiten voldoen aan eisen vermeld in het werkplan van het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Oost-Nederland. Artikel 4.1.3.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die zich krachtens hun statutaire doelstellingen en feitelijke werkzaamheden inzetten voor de verkeersveiligheid in Oost-Nederland. Artikel 4.1.3.5 Hoogte van de subsidie 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van 1.000,-. 2 Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten. Paragraaf 4.1.4 Openbaar vervoer waaronder begrepen regiotaxi Artikel 4.1.4.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder e, van de SvG kan worden verstrekt voor het verrichten van: a. openbaar vervoer; of b. vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Artikel 4.1.4.2 Criteria Subsidie voor het verrichten van openbaar vervoer wordt slechts verstrekt voor de duur van de concessie of voor de duur van de overeenkomst tussen de provincie en vervoerder. Artikel 4.1.4.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan: a. vervoerders voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.4.1, aanhef en onder a; b. gemeenten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.4.1, aanhef en onder b. Artikel 4.1.4.4 Hoogte van de subsidie De subsidie, als bedoeld in artikel 4.1.4.1, aanhef en onder a, bedraagt maximaal het bedrag zoals is overeengekomen in de concessie. De subsidie wordt jaarlijks geïndexeerd. Paragraaf 4.1.5 Infrastructurele openbaarvervoervoorzieningen Artikel 4.1.5.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder f, van de SvG kan worden verstrekt voor: 14

a. de aanpassing van bestaande treinstations; b. de aanpassing van de omgeving van bestaande treinstations; c. nieuwe of te verplaatsen treinstations; d. planstudies voor nieuwe of te verplaatsen treinstations; e. het verbeteren van de doorstroming van het openbaar vervoer op het snelnet; f. de aanleg of verbetering van transferpunten op de routes van het snelnet; g. de aanleg of verbetering van halteplaatsen op de routes van het regionet; h. de plaatsing van zuilen en panelen voor reisinformatie voor reizigers van het openbaar vervoer bij transferpunten en halteplaatsen; i. uitbreiding van fietsenstallingen bij stations in het kader van het programma van Ruimte voor de Fiets van Prorail. Artikel 4.1.5.2 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen, vervoerders en rechtspersonen die zich krachtens hun statuten inzetten voor het openbaar vervoer in Gelderland. Artikel 4.1.5.3 Hoogte van de subsidie 1 De subsidie bedraagt ten hoogste a. 66% van subsidiabele kosten tot een maximum van 350.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder a tot en met d; b. 90% van subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder e; c. 50% van subsidiabele kosten tot een maximum van 45.000,- per transferpunt voor activiteiten als bedoeld artikel 4.1.5.1, aanhef en onder f; d. 35% van subsidiabele kosten voor tot een maximum van 10.000,- per halteplaats voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder g; e. 100% van subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder h; f. 40% van subsidiabele kosten voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.5.1, aanhef en onder i. 2 Kosten ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht worden tot maximaal 15% meegerekend in de subsidiabele kosten. Paragraaf 4.1.6 Sociale veiligheid en toegankelijkheid Artikel 4.1.6.1 Subsidiabele activiteit Subsidie als bedoeld in artikel 4.1.1, aanhef en onder g en h, van de SvG kan worden verstrekt voor activiteiten ter verbetering van de: a. sociale veiligheid; en b. toegankelijkheid. Artikel 4.1.6.2 Criteria Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die plaatsvinden in gebieden waar en ten behoeve van busen treinlijnen waarvoor de provincie Gelderland bij of krachtens de Wet personenvervoer 2000 verantwoordelijk is voor het openbaar vervoer. Artikel 4.1.6.3 Aanvrager Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten en vervoerders. Artikel 4.1.6.4 Hoogte van de subsidie 1 Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.6.1, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten. 2 Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.1.6.1, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste: a. 80% van de subsidiabele kosten voor vervoerders; b. 90% van de subsidiabele kosten tot een maximum van 5.400,- per halteplaats voor gemeenten; c. 90% van de subsidiabele kosten tot een minimum van 5.400,- en een maximum van 13.500,- per moeilijk aanpasbare halte voor gemeenten; d. 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van 250,- per geplaatst bankje bij een halteplaats. 15