Gedragscode Flora- en faunawet voor de Waterschappen Werkprotocollen Definitief Waterschap Zuiderzeeland Grontmij Nederland bv Lelystad, 28 november 2007
Verantwoording Titel : Gedragscode Flora- en faunawet voor de Waterschappen Subtitel : Werkprotocollen Projectnummer : PN 230158 Referentienummer : L701403 Revisie : Datum : 28 november 2007 Auteur(s) : M. Kolen E-mail adres : marloes.kolen@grontmij.nl Gecontroleerd door : P. Korstanje Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd door : A. Hekman Paraaf goedgekeurd : Contact : Gondel 36-15 8243 DG Lelystad Postbus 45 8200 AA Lelystad T +31 320 28 91 92 F +31 320 23 17 22 noordwest@grontmij.nl www.grontmij.nl Pagina 2 van 15
Inhoudsopgave Voorwoord... 4 1 Beheer en onderhoud... 5 1.1 Werkprotocol: Maaien van kruidachtige vegetaties op bermen, dijken en schouwpaden... 5 1.2 Werkprotocol: Schonen van waterlopen en oevers (het natte profiel).... 6 1.3 Werkprotocol: Baggeren van bodems, herprofileren en herstelwerkzaamheden aan oevers... 7 1.4 Werkprotocol: Snoeien en dunnen van opgaande beplanting... 8 1.5 Werkprotocol: Onderhoud aan waterkeringen... 9 1.6 Werkprotocol: Onderhoud verhardingen... 10 2 Ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting... 11 2.1 Werkprotocol: Verwijderen bovengrond en andere graafwerkzaamheden (ontwikkeling duurzame en natuurvriendelijke oevers)... 11 2.2 Werkprotocol: Sloop van kunstwerken en gebouwen... 12 2.3 Werkprotocol: Bouwactiviteiten... 13 2.4 Werkprotocol: Afdammen, dempen van wateren en verleggen of aanleg van nieuwe wateren... 14 Pagina 3 van 15
Voorwoord Waterschap Zuiderzeeland is de gedragscode die de Unie van Waterschappen heeft opgesteld voor de waterschappen aan het implementeren in het dagelijkse werk. De gedragscode is van toepassing op een breed scala van werkzaamheden die de waterschappen uitvoeren, zoals het maaien van walkanten, baggeren, schonen van waterlopen, etc. Als volgens de gedragscode van de waterschappen wordt gewerkt, dan voldoen de waterschappen aan de voorwaarden die verbonden zijn aan de vrijstellingen van een aantal verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Zonder de gedragscode dient een ontheffing te worden aangevraagd. De gedragscode maakt het voor het waterschap eenvoudiger op een zorgvuldige manier om te gaan met de belangen van de flora en fauna. Om de gedragscode op een goede wijze te implementeren in het dagelijkse werk heeft het Waterschap Zuiderzeeland aan Grontmij gevraagd werkprotocollen op te stellen. In deze werkprotocollen wordt, per activiteit die het waterschap uitvoert, beschreven welke maatregelen het waterschap zal treffen om schade aan het duurzaam voortbestaan van soorten bij beheer, onderhoud en bij nieuwe werken te voorkomen. Er zijn werkprotocollen gemaakt voor het beheer en onderhoud wat het waterschap uitvoert en voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Pagina 4 van 15
1 Beheer en onderhoud 1.1 Werkprotocol: Maaien van kruidachtige vegetaties op bermen, dijken en schouwpaden Ten aanzien van bestendig beheer en onderhoud dient een voldoende gebiedsdekkend beeld inzicht te verschaffen in de aanwezigheid van juridisch zwaardere (tabel 2 en 3) soorten. Wanneer deze beschermde soorten op basis van dit beeld aanwezig zijn, dient gehandeld te worden conform de gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Broedvogels komen in het plangebied voor Werkzaamheden kunnen tot 15 maart en vanaf 1 juni (niet in de periode 15 maart-1 juni) worden uitgevoerd, mits tijdens de werkgang goed wordt gelet op broedende vogels, hun eieren en jongen. Een strook van vijf meter rond het nest wordt niet gemaaid. Beschermde flora komt in het plangebied voor Werkzaamheden kunnen vanaf 1 juni worden uitgevoerd (niet in de periode 15 maart-1 juni), mits tijdens de werkgang goed wordt opgelet op bloeiende juridisch zwaar beschermde soorten (flora). Op groeiplaatsen van beschermde plantensoorten wordt niet gemaaid voordat deze zich voldoende hebben kunnen vermeerderen. Bij een oppervlakte kleiner/gelijk aan 1000 m 2 wordt de beschermde flora uitgerasterd met behulp van piketpalen. Bij een oppervlakte groter dan 1000 m 2 wordt minimaal 25% van de groeiplaatsen later gemaaid (na 15 juli). Wanneer, wegens het kunnen handhaven van de minimale primaire waterschapstaken, niet gewerkt fotomateriaal dienen het afwijkend handelen ten aanzien van. het werkprotocol te onderbouwen. Maaien van vegetatie. Pagina 5 van 15
Beheer en onderhoud 1.2 Werkprotocol: Schonen van waterlopen en oevers (het natte profiel). Ten aanzien van bestendig beheer en onderhoud dient een voldoende gebiedsdekkend beeld inzicht te verschaffen in de aanwezigheid van juridisch zwaarder (tabel 2 en 3) soorten. Wanneer deze beschermde soorten op basis van dit beeld aanwezig zijn, dient gehandeld te worden conform de gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Broedvogels komen in het plangebied voor Schoning kan plaats vinden vanaf 1 juni, mits goed wordt gelet op broedende vogels. Plaatsen waar nesten van vogels voorkomen worden bij het schonen ruim gespaard. Dit wil zeggen minimaal drie meter rond het nest ongemoeid laten. Indien gemaaid wordt met een kraan (gebruik van open maaikorf) dan dient het schoonsel minimaal 48 uur binnen vijf meter naast de watergang te liggen. Beschermde vissen/amfibieën komen in het plangebied voor Schoning kan plaats vinden vanaf 1 juni. Delen (25%) van de slootvegetatie ( de baard ) worden gespaard, door het werkgebied gefaseerd te schonen, opdat de functie van het leefgebied van te beschermen soorten behouden blijft en vissen en amfibieën zich kunnen hervestigen. Wateraanvoer sloten Noordoostpolder, kwelsloten en D-tochten Maaien van de wateraanvoersloten, kwelsloten en D-tochten kan vóór 1 juni plaats vinden als op basis van een visuele inspectie geconstateerd is, dat bedekking van waterplanten >30% is. Bij een hogere bedekking komt het voldoen aan de primaire waterschapstaken in het geding (OOM, Grontmij 2006). De gangbare waterschapstochten fungeren op dat moment als ecologische refugium (terugtrekplaats)/herkolononisatie habitat voor beschermde vissoorten. Eens in de vijf jaar voert de ecoloog van het Waterschap een veldinspectie uit, inclusief het maken van ondersteunend fotomateriaal, om dit vast te leggen. Schonen van waterlopen en oevers. Pagina 6 van 15
Beheer en onderhoud 1.3 Werkprotocol: Baggeren van bodems, herprofileren en herstelwerkzaamheden aan oevers Ten aanzien van bestendig beheer en onderhoud dient een voldoende gebiedsdekkend beeld inzicht te verschaffen in de aanwezigheid van juridisch zwaarder (tabel 2 en 3) soorten. Wanneer deze beschermde soorten op basis van dit beeld aanwezig zijn dient gehandeld te worden conform de gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Beschermde vissen/amfibieën/vogels/flora komen in het plangebied voor Baggeren kan plaats vinden tussen 15 juli-1 november. Baggeren kan plaats vinden tussen 1 juni-15 juli en 1 november-15 maart, als minimaal 25% van het leefgebied van beschermde soorten wordt gespaard. Bij het afzetten van bagger op het talud/land wordt rekening gehouden met beschermde flora & fauna. Er wordt altijd naar het refugium toe gewerkt. Bij een oppervlakte kleiner/gelijk aan 1000 m 2 wordt de beschermde flora uitgerasterd met behulp van piketpalen. Bij een oppervlakte groter dan 1000 m 2 wordt minimaal 25% van de groeiplaatsen later gemaaid (na 15 juli). Bovenstaande laat de ontvangstplicht van aangelanden onverlet. Baggeren van waterbodems. Pagina 7 van 15
Beheer en onderhoud 1.4 Werkprotocol: Snoeien en dunnen van opgaande beplanting Ten aanzien van bestendig beheer en onderhoud dient een voldoende gebiedsdekkend beeld inzicht te verschaffen in de aanwezigheid van juridisch zwaarder (tabel 2 en 3) soorten. Wanneer deze beschermde soorten op basis van dit beeld aanwezig zijn dient gehandeld te worden conform de gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Broedvogels komen in het plangebied voor Tijdens het broedseizoen (15 maart tot 15 juli) vinden géén snoei en dunningswerkzaamheden plaats, tenzij uit controle is komen vast te staan, dat zich in de directe omgeving geen broedende vogels of nesten bevinden. Vleermuizen komen in het plangebied voor (met verblijfplaats) Oudere bomen (> 50 jaar) met spleten en holen dienen te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van vleermuizen. Dergelijke bomen en de bomen in de directe omgeving daarvan dienen zodanig te worden verzorgd dat de verblijfplaats in stand blijft en de aanwezige dieren niet worden verstoord. Snoeien van de aanwezige vegetatie Pagina 8 van 15
Beheer en onderhoud 1.5 Werkprotocol: Onderhoud aan waterkeringen Hieronder wordt verstaan het reguliere, periodieke onderhoud. Grootschalige ingrepen zoals het op hoogte brengen van dijken, valt onder de categorie nieuwe werken. Ten aanzien van bestendig beheer en onderhoud dient een voldoende gebiedsdekkend beeld inzicht te verschaffen in de aanwezigheid van juridisch zwaarder (tabel 2 en 3) soorten. Wanneer deze beschermde soorten op basis van dit beeld aanwezig zijn dient gehandeld te worden conform de gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Broedvogels komen in het plangebied voor De werkzaamheden vinden plaats buiten het broedseizoen (15 maart 15 juli) tenzij door onderzoek is vastgesteld dat zich op het terrein geen broedende vogels bevinden. Als het niet mogelijk is buiten het broedseizoen te werken, dan wordt voorafgaande aan het broedseizoen het terrein tijdelijk ongeschikt gemaakt voor vogels door maaien of frezen. Beschermde vissen/amfibieën komen in het plangebied voor Stortsteen kan worden aangebracht als minimaal 25% van het leefgebied van de beschermde soorten wordt gespaard. Onderhoud aan waterkeringen. Pagina 9 van 15
Beheer en onderhoud 1.6 Werkprotocol: Onderhoud verhardingen Ten aanzien van bestendig beheer en onderhoud dient een voldoende gebiedsdekkend beeld inzicht te verschaffen in de aanwezigheid van juridisch zwaarder (tabel 2 en 3) beschermde soorten. Wanneer deze beschermde soorten op basis van dit beeld aanwezig zijn dient gehandeld te worden conform de gedragscode Flora- en faunawet voor waterschappen. Onkruidbestrijding wordt toegepast in gebieden waar leefgebieden voorkomen van juridisch zwaar beschermde soorten. Bij een oppervlakte kleiner/gelijk aan 1000 m 2 wordt geen onkruidbestrijding toegepast, de beschermde flora wordt uitgerasterd met behulp van piketpalen. Bij een oppervlakte groter dan 1000 m 2 wordt minimaal 25% van de groeiplaatsen van beschermde soorten niet bestreden (na 15 juli). Onderhoud aan verhardingen. Pagina 10 van 15
2 Ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting 2.1 Werkprotocol: Verwijderen bovengrond en andere graafwerkzaamheden (ontwikkeling duurzame en natuurvriendelijke oevers). Nagegaan dient te worden (inventarisatie) of beschermde soorten zich in het plangebied (in en nabij het werk) bevinden. Wanneer op basis van deze inventarisatie tabel 3 soorten (onder andere de bever en de rugstreeppad) aanwezig zijn dient ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Ten aanzien van tabel 2 soorten zijn de werkprotocollen van toepassing. Broedvogels komen in het plangebied voor De werkzaamheden vinden plaats buiten het broedseizoen (15 maart 15 juli) tenzij door onderzoek is vastgesteld dat zich op het terrein geen broedende vogels bevinden. Als het niet mogelijk is om buiten het broedseizoen te werken, wordt voorafgaande aan het broedseizoen het terrein tijdelijk ongeschikt gemaakt voor vogels door maaien of vrezen. Beschermde flora komt in het plangebied voor Nagegaan wordt hoe de instandhouding van de beschermde flora kan worden gewaarborgd. Afhankelijk van de ecologie en voortplanting van de soort (bollen, knollen, zaad) worden planten opgenomen, eventueel eerst in depot gezet en (naderhand) op adequate wijze uitgezet. Beschermde amfibieën, reptielen of zoogdieren komen in het plangebied voor De werkzaamheden vinden plaats buiten de overwinteringperiode (1 november-1 april) van de soorten. Ontwikkeling natuurvriendelijke oevers Pagina 11 van 15
Ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting 2.2 Werkprotocol: Sloop van kunstwerken en gebouwen Nagegaan dient te worden (inventarisatie) of beschermde soorten zich in het plangebied (in en nabij het werk) bevinden. Wanneer op basis van deze inventarisatie tabel 3 soorten (onder andere de bever en de rugstreeppad) aanwezig zijn dient ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Ten aanzien van tabel 2 soorten zijn de werkprotocollen van toepassing. Beschermde zoogdieren, amfibieën, reptielen en broedvogels komen in het plangebied voor Voorafgaande aan de ingreep worden gebouwen en kunstwerken gecontroleerd op het voorkomen van (gier)zwaluwen, vleermuizen, steenmarters, overwinterende juridisch zwaarder beschermde amfibieën en reptielen. Bij positief resultaat worden geen werkzaamheden uitgevoerd tijdens het broed- of nestelseizoen, noch tijdens de winterslaap van overwinterende vleermuizen. Bij aanwezigheid van vleermuiskolonies dient een ontheffing te worden aangevraagd. Bij substantiële aantasting van groeiplaatsen en verblijfplaatsen van juridisch zwaarder beschermde soorten worden maatregelen genomen om bij herontwikkeling van de locatie nieuw leefgebied voor de betreffende soort te creëren. Beschermde flora komt in het plangebied voor Groeiplaatsen van beschermde muurplanten en muurvegetaties worden zoveel mogelijk in stand gehouden. Wanneer vernietiging onvermijdelijk is, dan worden de muurplanten en muurvegetaties uitgestoken en elders in een geschikte biotoop teruggeplaatst. Bij substantiële aantasting van groeiplaatsen van juridisch zwaarder beschermde soorten worden maatregelen genomen om bij herontwikkeling van de locatie nieuwe leefgebied voor de betreffende soort te creëren. Sloop van kunstwerken. Pagina 12 van 15
Ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting 2.3 Werkprotocol: Bouwactiviteiten Bouwactiviteiten vinden plaats bij daglicht. Bij verlichting van de bouwplaats wordt lichtuitstraling zoveel mogelijk voorkomen. Nagegaan dient te worden (inventarisatie) of beschermde soorten zich in het plangebied (in en nabij het werk) bevinden. Wanneer op basis van deze inventarisatie tabel 3 soorten (o.a. bever en rugstreeppad) aanwezig zijn dient ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Ten aanzien van tabel 2 soorten zijn de werkprotocollen van toepassing. Broedvogels komen in het plangebied voor Werkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen van vogels (15 maart-15 juli). Beschermde amfibieën komen in het plangebied voor Werkzaamheden uitvoeren buiten de periode 15 maart-15 juli. Werkzaamheden kunnen vanaf 1 juni worden uitgevoerd, als de werkzaamheden worden uitgevoerd bij droog weer, er mag niet worden geklepeld en de snijhoogte dient te worden aangepast. Beschermde flora komt in het plangebied voor Werkzaamheden kunnen vanaf 1 juni worden uitgevoerd (niet in de periode 15 maart-1 juni), mits tijdens de werkgang goed wordt gelet op bloeiende juridisch zwaar beschermde soorten (flora). Op groeiplaatsen van beschermde plantensoorten worden geen bouwactiviteiten uitgevoerd voordat deze zich voldoende hebben kunnen vermeerderen. Bij een oppervlakte kleiner/gelijk aan 1000m 2 wordt de beschermde flora uitgerasterd met behulp van piketpalen. Bij een oppervlakte groter dan 1000m 2 wordt minimaal 25% van de groeiplaatsen later bebouwd (na 15 juli). het betreffende teamleider en de ecoloog van het Waterschap. Veldinspectie en ondersteunend fotomateriaal dienen het afwijkend handelen t.a.v. het werkprotocol te onderbouwen. Bouwactiviteiten. Pagina 13 van 15
Ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting 2.4 Werkprotocol: Afdammen, dempen van wateren en verleggen of aanleg van nieuwe wateren Nagegaan dient te worden (inventarisatie) of beschermde soorten zich in het plangebied (in en nabij het werk) bevinden. Wanneer op basis van deze inventarisatie tabel 3 soorten (onder andere de bever en de rugstreeppad) aanwezig zijn dient ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Ten aanzien van tabel 2 soorten zijn de werkprotocollen van toepassing. Werkzaamheden kunnen plaats vinden tussen 15 juli en 1 november. Werkzaamheden kunnen plaats vinden tussen 1 november en 15 juli als rekening wordt gehouden met beschermde broedvogels, vissen, amfibieën en flora. Broedvogels komen in het plangebied voor Werkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen van vogels (15 maart-15 juli). Werken tijdens het broedseizoen is mogelijk door het werkgebied voorafgaande aan de broedperiode tijdelijk ongeschikt te maken voor broeden (onder andere door de vegetatie voor het broedseizoen zeer kort te maaien, dagelijks betreden van het gebied). Beschermde vissen/amfibieën komen in het plangebied voor Juridisch zwaarder beschermde vissen/amfibieën worden weggevangen en elders teruggeplaatst in geschikte biotopen in de omgeving. Bij leefgebieden van soorten van tabel 3 dient vooraf een nieuw habitat te worden ingericht dat ecologisch functioneert voordat de dieren worden overgezet. Bij het dempen van een watergang dient het water een richting uitgedreven te worden naar de naastliggende sloot, zodat de aanwezige vissen en amfibieën kunnen ontsnappen. Beschermde flora komt in het plangebied voor Juridisch zwaarder beschermde planten worden ruim uitgestoken en elders teruggeplaatst in geschikte biotopen in de omgeving (thans alleen op de Knardijk). Bij leefgebieden van soorten van tabel 3 dient vooraf een nieuwe habitat te worden ingericht dat ecologisch functioneert voordat de dieren worden overgezet. Aanleg van nieuwe wateren. Pagina 14 van 15
Ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting Bijlage 1 Kalender van werkzaamheden Beheer en onderhoud Ruimtelijke ontwikkeling en inrichting Pagina 15 van 15