PBO-blad. SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Ontwerpverordening 2 Bestuurssamenstelling 9 Openbare kennisgevingen 10

Vergelijkbare documenten
PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

WET van 3 maart 2004, houdende instelling van de Sociaal Economische Raad (Wet Sociaal Economische Raad) (S.B no. 41).

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

1 Voorzitter en dagelijks bestuur

voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangende secretaris.

Verordening tot wijziging van de Verordening op de bedrijfscommissies 2002

Ondernemingsraad gemeente Nissewaard - REGLEMENT VAN DE ONDERNEMINGSRAAD GEMEENTE NISSEWAARD

Sociaal- Economische Raad

Zittingsduur Artikel 3 1. De leden van de ondernemingsraad treden om de jaar tegelijk af. 2. De aftredende leden zijn terstond herkiesbaar.

vast te stellen het Reglement ondernemingsraad gemeente Leek. I. Begripsbepalingen

PBO-blad. Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. jaargang 55 1 april 2005 nummer 16. BEDRIJFSLICHAMEN 2 Productschap Vee en Vlees (PVV 17) 2

Reglement ondernemingsraden

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 2

REGELING BEZWAARSCHRIFTENPROCEDURE AWB STICHTING WAARBORGFONDS POLITIE BESLUIT. Begripsbepalingen. De commissie voor de bezwaarschriften

Reglement OR IWNH- Personenstelsel

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

Definitief reglement ondernemingsraad HMC (zie: WOR, artikel 8)

Reglement Geschillencommissie stichting Deurwaarders Collectief Nederland.

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

Reglement Ondernemingsraad Stichting ZorgSaam Zeeuws-Vlaanderen

Reglement van de ondernemingsraad gemeente Nissewaard

Reglement voor de ondernemingsraad van de provincie Zeeland

Reglement OR IWNH - Personenstelsel

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond,

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Verordeningen en besluiten 2

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e. Bestuurssamenstellingen 2

Reglement ondernemingsraad Hogeschool Leiden

4 Modelreglement COR; Modelreglement GOR

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave

EERSTE HOOFDSTUK VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD

Verordening behandeling bezwaarschriften 2006

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Klager: Een klant of deelnemer aan het leerwerktraject van de Stichting TVZ

REGLEMENT BEZWAARSCHRIFTEN PUBLIEKE OMROEP

Reglement Ondernemingsraad Gemeente Leek vast te stellen het Reglement Ondernemingsraad Gemeente Leek Hoofdstuk I.

Gemeenschappelijke orgaan openbaar primair onderwijs Noord Groningen

Reglement van Orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk & Inkomen Lekstroom

Verordening op de Raad voor Toezicht

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Doetinchem, gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet;

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Regeling Geschillen- en Bezwarencommissie Orionis Walcheren WSW

Verordening behandeling bezwaarschriften Schieland en de Krimpenerwaard

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

Het bestuur van het Noordelijk Belastingkantoor; Gelet op de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht;

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens

Verordening Adviescommissie Bezwaarschriften Baanbrekers

Reglement Geschillencommissie Arbodiensten

REGELING BEZWAARSCHRIFTENPROCEDURE AWB NEDERLANDS-VLAAMSE ACCREDITATIE ORGANISATIE

VERORDENING bezwaarschriften 2011

Regeling Geschillen- en Bezwarencommissie Orionis Walcheren WSW

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Verordening behandeling bezwaarschriften Orionis Walcheren WWB/Participatiewet

Verordening behandeling bezwaarschriften Sociale regelingen Orionis Walcheren

Advies tot opheffing van het Bedrijfschap voor de Groothandel in Eieren en Eiproducten en de Eiproductenindustrie

VERORDENING COMMISSIE BEZWAARSCHRIFTEN GOOISE MEREN b e s l u i t : a. verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens

HET DAGELJKS BESTUUR VAN DE STICHTING SAMENWERKINGSVERBAND VO/VSO MIDDEN-HOLLAND & RIJNSTREEK, statutair zetel hebbende in de gemeente Gouda;

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Ferwerderadiel, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Klachtenregeling ongewenst gedrag voor de decentrale overheid 2011

Procedureregeling commissie bezwaarschriften Sociale Dienst Oost Achterhoek

Reglement Adviescommissie Bezwaarschriften van het Samenwerkingsverband PasVOrm

Gemeenschappelijke regeling voor het toezicht op het openbaar primair en speciaal onderwijs.

Reglement Vaste Commissie

Gemeenschappelijke regeling voor het toezicht op het openbaar. primair en speciaal onderwijs te Bodegraven, Gouda, Reeuwijk en Waddinxveen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BIJLAGE 3 - GESCHILLENREGLEMENT IKB EI

Verordening behandeling bezwaarschriften VKB

Regeling commissie bezwaarschriften rechtspositie gemeente Den Helder

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

HET DAGELJKS BESTUUR VAN DE STICHTING SAMENWERKINGSVERBAND VO/VSO MIDDEN-HOLLAND & RIJNSTREEK, statutair zetel hebbende in de gemeente Gouda;

Portefeuillehouder : Volgnummer : Onderwerp Verordening behandeling bezwaarschriften gemeente Westerwolde.

Reglement bezwaarprocedure SVWN

Verordening behandeling bezwaarschriften Orionis Walcheren Ambtenaren

Reglement van orde van de Raad voor Cultuur 2014

PBO-blad. Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Inhoudsopgave. Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2

Gemeenschappelijk orgaan

Bestuurskamer. Wij Beatrix, enzovoorts

MEDEZEGGENSCHAPSREGLEMENT ONDERSTEUNINGSPLANRAAD Stichting Leerlingzorg Almere voortgezet onderwijs

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Elektronisch gemeenteblad

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Drimmelen, ieder voor zoveel het hun bevoegdheden betreft;

gelet op het bepaalde in artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 23 van de Gemeenschappelijke regeling Holland Rijnland;

Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Sliedrecht; Regeling behandeling rechtspositionele bezwaren regio Drechtsteden

Reglement Ondernemingsraad. Vastgesteld 15 oktober 2015

Openbaar lichaam PlusTeam. Reglement van Orde van het Algemeen Bestuur

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Aa en Hunze, ieder zoveel het hun bevoegdheden betreft,

Verordening commissie bezwaarschriften Utrechtse Heuvelrug 2017

verordening bezwaarschriftencommissie Gouda

BIJLAGE IV REGLEMENT VAN DE BEROEPSCOMMISSIE VOOR DE ZOETWARENINDUSTRIE Als bedoeld in artikel 53 van de CAO voor de Zoetwarenindustrie

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Reglement Commissie van Beroep voor de Examens ROC TOP

*ZE9DBFBE563* Raadsvergadering d.d. 19 februari 2015

Klachtenregeling Virenze

Reglement Geschillencommissie Arbodiensten

De raad, het college en de burgemeester van de gemeenten Voerendaal, Onderbanken, Nuth, Simpelveld en Schinnen ;

PBO-blad. M e d e d e l i n g e n b l a d e n V e r o r d e n i n g e n b l a d B e d r i j f s o r g a n i s a t i e

Gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 21 juli 2009, nr ,

Transcriptie:

PBO-blad Sociaal- Economische Raad Mededelingenblad en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie Inhoudsopgave jaargang 52 15 februari 2002 nummer 7 Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD 2 Ontwerpverordening 2 Bestuurssamenstelling 9 Openbare kennisgevingen 10 Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN 11 Productschap Pluimvee en Eieren (PPE 6 tot en met 10) 11 Productschap Vis (VIS 2) 17

Mededel i ngen blad Bedrijfsorganisatie SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD Ontwerpverordening Ontwerp- Verordening op de bedrijjscomrnissies 2002 Verordening van de Sociaal-Economische Raad van..., houdende regelen omtrent de samenstelling, de werkwijze en het voorzitterschap van de bedrijfscommissies (Verordening op de bedrijfscommissies 2002) De Sociaal-Economische Raad; Gelet op artikel 36 van de Wet op de bedrijfsorganisatie; Gelet op artikel 39 van de Wet op de ondernemingsraden; Gehoord de Bestuurskamer; Besluit: 0 1 Definities Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op de ondernemingsraden; b. de Minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; c. de Raad: de Sociaal-Economische Raad. 0 2 De samenstelling van de bedrüfscommissies Artikel 2 i. De leden en de plaatsvervangende leden van een bedrijfscommissie worden benoemd voor een zittingsperiode van vier jaar. Zij treden tegelijk af en kunnen terstond opnieuw worden benoemd. 2. Het tijdstip waarop de eerste zittingsperiode aanvangt, wordt bepaald door de Raad. 3. Hij die tot lid of tot plaatsvervangend lid van een bedrijfscommissie is benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden. 4. Ten minste zes maanden voor het begin van iedere zittingsperiode wint de Raad het advies in van de bedrijfscommissie inzake de vraag of er grond bestaat wijziging te brengen in de krachtens artikel 38 van de wet door de Raad gedane aanwijzing van organisaties dan wel bepaling van het aantal leden dat elke aangewezen organisatie kan benoemen. Van het inwinnen van het advies wordt door de Raad mededeling gedaan in het Mededelingenblad Bedrijfsorganisatie. Artikel 3 1. Van de benoeming van een lid of een plaatsvervangend lid doet de organisatie die de benoeming verrichtte, mededeling aan de bedrijfscommissie. 2

2. Indien een organisatie niet binnen twee maanden nadat zij tot het benoemen van een of meer leden of plaatsvervangende leden van een bedrijfscommissie is aangewezen alsmede uiterlijk vier weken voor het begin van iedere zittingsperiode van de commissie, dan wel binnen twee maanden nadat een door haar vervulde plaats in de commissie is opengevallen, een aantal mededelingen, als bedoeld in het eerste lid, overeenkomende met het aantal door haar te benoemen leden of bestuursleden, heeft doen toekomen aan de commissie, doet de bedrijfscommissie hiervan binnen een week mededeling aan de voorzitter van de Raad. Artikel 4 1. Een bedrijfscommissie wijst uit haar midden een lid, benoemd door een Organisatie van ondernemers, en een lid, benoemd door een organisatie van werknemers, aan, die bij toerbeurt volgens een door de commissie op te maken rooster als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de commissie optreden. 2. In afwijking van het eerste lid kan de bedrijfscommissie een voorzitter buiten haar leden aanwijzen en aan deze al dan niet stemrecht toekennen. Artikel 5 Een bedrijfscommissie kan al dan niet uit haar midden commissies of kamers instellen. Aan deze commissies of kamers kunnen, geheel of gedeeltelijk en ai dan niet voorwaardelijk, bevoegdheden van de bedrijfscommissie worden overgedragen. Artikel 6 Een bedrijfscommissie voorziet in de waarneming van haar secretariaat. Van de zetel van het secretariaat alsmedc van wijzigingen daarin doet dc bedrijfscommissie mededeling aan de Raad. 9 3 De werkwijze van de bedrijfscommissies Artikel 7 Een bedrijfscommissie vergadert niet, indien blijkens de presentielijst niet meer dan de helft van de zitting hebbende leden is opgekomen. Nadat eenmaal tot een vergadering is opgeroepen, zonder dat meer dan de helft van de zitting hebbende leden is opgekomen, wordt de daarna uitgeschreven vergadering gehouden, ongeacht het aantal opgekomen leden. Artikel 8 De leden van een bedrijfscommissie stemmen zonder last of ruggespraak. Artikel 9 De leden van een bedrijfscommissie onthouden zich van medestemmen over zaken die hun, hun echtgenoten of hun geregistreerde partners of hun bloed- of aanverwanten tot de derde graad ingesloten, persoonlijk aangaan, dan wel op grond van andere feiten of omstandigheden waardoor hun onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Artikel I0 1. Over zaken wordt mondeling, over personen bij gesloten en ongetekende briefjes gestemd. 2. Indien bij het nemen van een besluit over een zaak geen der leden stemming vraagt, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Artikel 11 1. Een stemming is nietig, indien niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, die zich niet van medestemmen moeten onthouden, aan de stemming heeft deelgenomen. 2. Bij sternming over personen worden leden die blanco briefjes hebben ingeleverd, voor de toepassing van dit artikel geacht aan de stemming te hebben deelgenomen. 3

3. in geval van een nietige stemming vindt in een volgende vergadering herstemming plaats. Deze is geldig, ongeacht het aantal leden dat eraan heeft deelgenomen. 4. Een stemming, gehouden in een vergadering als bedoeld in de tweede volzin van artikel 7, is geldig, ongeacht het aantal leden dat aan de stemming heeft deelgenomen. Artikel 12 I. leder lid kan één stern uitbrengen. 2. Voor het tot stand komen van een besluit is de volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen vereist. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Artikel i3 1. Bij staking van stemmen in een voltallige vergadering wordt, indien het zaken betreft, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen, en beslist, indien het personen betreft, het lot. 2. Bij staking van stemmen in een andere dan een voltallige vergadering wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien de stemmen dan opnieuw staken, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing. Artikel 14 1. Na ontvangst van een verzoek om bemiddeling als bedoeld in artikel 36, derde lid, van de wet, gaat de bedrijfscomnissie na of zij bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen en of het verzoek voldoende is omschreven, gemotiveerd en gedocumenteerd, 2. De bedrijfscommissie zendt een verzoek als bedoeld in het eerste lid, tot behandeling waarvan kennelijk cen andere bedrijfscommissie bevoegd is, onverwijld door naar die commissie, onder gelij ktijdige mededeling daarvan aan de verzoeker. 3. Verklaart de bedrijfscommissie zich onbevoegd op een andere grond dan in het tweede lid bedoeld, of verklaart zij de verzoeker niet ontvankelijk, dan geeft zij daarvan onverwijld een gemotiveerde mededeling aan de verzoeker. 4. Acht de bedrijfscommissie een verzoek onvoldoende omschreven, gemotiveerd en gedocumenteerd, dan bericht zij aan verzoeker op welke punten en met welke documenten deze zijn verzoek dient aan te vullen. Zij stelt daarbij aan de verzoeker een termijn. Een verzoek om bemiddeling is in ieder geval onvoldoende gemotiveerd, wanneer de verzoeker daarin niet zijn zienswijze weergeeft op hetgeen blijkens de door hem overgelegde documenten zijn wederpartij in het geschil schriftelijk heeft aangevoerd. 5. De termijn waarbinnen een bedrijfscommissie overeenkomstig artikel 36, derde lid, van de wet, schriftelijk verslag van haar bevindingen dient uit te brengen, vangt aan op de dag waarop het verzoek bij de bevoegde bedrijfscommissie is ontvangen, maar wordt opgeschort met ingang van de dag waarop een bedrijfscommissie krachtens het vierde lid de verzoeker uitnodigt het verzoek aan te vullen, tot de dag waarop het verzoek is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. 6. Acht de bedrijfscommissie zich bevoegd en acht zij het verzoek voldoende omschreven, gemotiveerd en gedocumenteerd, dan doet zij daarvan mededeling aan de verzoeker en diens wederpartij, en informeert hen daarbij over de procedure en de vermoedelijke duur daarvan, alsmede de aanvang van de termijn, bedoeld in het vijfde lid, en de eventuele opschorting daarvan. 7. Onverminderd artikel 36, derde lid, laatste volzin, van de wet verlengt de bedrijfscommissie de termijn in eik geval indien een van de partijen zulks verzoekt en de andere partij daarmee instemt. 8. Indien de bedrijfscommissie er niet in slaagt het schriftelijk verslag binnen de wettelijk bepaalde uiterste termijn uit te brengen, stelt zij beide partijen daarvan zo spoedig mogelijk in kennis. Artikel 15 1. Aangaande de wijze waarop zij, gelet op de betrokken omstandigheden, tussen de partijen in het geschil zal bemiddelen, beslist de bedrijfscommissie naar eigen oordeel, met dien 4

verstande dat zij daarbij het bepaalde in artikel 36, derde lid, van de wet in acht neemt en voorts de partijen in de gelegenheid stelt hun standpunten op een hoorzitting toe te lichten. 2. Het schriftelijk verslag dat de bedrijfscommissie overeenkomstig artikel 36, derde lid, van de wet opmaakt van de bevindingen waartoe zij bij haar bemiddeling is gekomen, bevat ten minste de volgende onderdelen: - - - - - - de datum waarop de bemiddeling is gevraagd; een duidelijke vermelding van de partijen bij het geschil; een omschrijving van het geschil en van de standpuntcn cn argumenten van partijen, onder vermelding van het artikel of de artikelen van de wet waarop het geschil betrekking heeft; een mededeling over de wijze waarop de bedrijfscommissie tussen partijen heeft bemiddeld; een advies aan partijen over de oplossing van het geschil; de datum van het verslag. 3. De bedrijfscommissie zendt een afschrift van het verslag zo spoedig mogelijk aan de verzoeker en diens wederpartij. Artikel 16 Een bedrijfscommissie dient de Minister en de Raad en zijn commissies desgevraagd of uit eigen beweging van bericht en advies over alle zaken haar werkterrein betreffende. Artikel 17 1. De bedrijfscommissie houdt een register bij van de tot haar werkterrein behorende ondernemingen waarvoor met inachtneming van de wet een ondernemingsraad is ingesteld. Onder ondernemingsraad wordt mede verstaan: centrale ondernemingsraad en groepsondememingsraad. 2. Bij elke inschrijving van een onderneming in dit register worden vermeld: - - - naam en adres van de onderneming; naam van de ondernemer die de onderneming in stand houdt; datum waarop de bedrijfscommissie het voorlopige reglement respectievelijk het reglement van de ondernemingsraad heeft ontvangen; - datum waarop de bedrijfscommissie wijzigingen van het reglement heeft ontvangen. 3. De bedrijfscommissie deelt aan een ieder desgevraagd schriftelijk mede of voor een tot haar werkterrein behorende onderneming een ondernemingsraad is ingesteld. 4. De bedrijfscommissie verschaft desgevraagd inzage in het register aan de Minister, aan de Raad, alsmede aan de centrale organisaties van ondernemers en van werknemers. Artikel 18 Een bedrijfscommissie brengt jaarlijks voor 1 april aan de Minister en de Raad verslag uit van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt door de bedrijfscommissie, zonodig tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 19 Een bedrijfscommissie kan nadere regelen stellen over haar werkwij ze. Deze regelen behoeven de goedkeuring van de Raad. 8 4 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 20 Rij het voor de eerste maal samenstellen van een bedrijfscommissie treedt voor de toepassing van artikel 3, eerste lid, in plaats van de bedrijfscommissie de voorzitter van de Raad op. 5

Artikel 21 De verordening van de Raad van 19 maart 1971, Vb. Bo. no. RE 05/1971 (Verordening op de bedrijfscommissies 1971), wordt ingetrokken. Artikel 22 Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van het Verordeningenblad Bedijfsorganisatie waarin zij wordt geplaatst. Artikel 23 Deze verordening wordt aangehaald als: Vmmkining op de bedrijjkornrnissies 2002. Den Haag, voorzitter, secretaris, Toeiich ting Algemeen deel De Verordening op de bedrijfscommissies 2002 treedt in de plaats van de Verordening op de bedrijfscommissies 197 1, eveneens van de Sociaal-Economische Raad (SER). De Verordening van 19 maart 1971 (nr. RE 5/1971) trad in werking met ingang van de dag waarop de gewijzigde Wet op de ondernemingsraden (WOR) in werking trad. Ook de oude WOR (van 1950) werd begeleid door een SER-verordening (van 1951). De verordening is gebaseerd op artikel 39 van de WOR, welk artikel de SER opdraagt nadere regelen te stellen omtrent de samenstelling en de werkwijze alsmede omtrent het voorzitterschap van de bedrijfscommissies. De verordening is gewijzigd in 1980 (Verordening van 17 oktober 1980, nr. RE 10/1980) en 1990 (Verordening van 18 mei 1990, nr. RE 7/1990), onder meer om dezc aan te passen aan wijzigingen in de WOR, Zo vervielen in 1990 de artikelen in de verordening die verband hielden met de beslissingstaken van de bedrijfscommissie. Voortaan hadden de bedrijfscommissies alleen nog een (uitdrukkelijk opgedragen) bemiddelingstaak. Wat betreft samenstelling en werkwijze van bedrijfscommissies geeft de verordening vanouds een aantal regels omtrent benoeming, quorum en de wijze van stemmen, die zijn geënt op de Wet op de bedrijfsorganisatie (Wet bo) en daarop gebaseerde lagere regelgeving. Daarnaast verplicht de verordening de bedrijfscommissies o.m. tot het bijhouden van een register van ondernemingen waarvoor een ondernemingsraad is ingesteld, en tot het desgevraagd van bericht en advies dienen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de SER, Ook kan een bedrijfscommissie omtrent haar werkwijze nadere regelen stellen, welke de goedkeuring van de SER behoeven. In oktober 1998 besloot de Bestuurskamer, naar aanleiding van een suggestie van de Minister van SZW, tot hergroepering van de 68 toen bestaande bedrijfscommissies. Het streven was erop gericht de bedrijfscommissies gemiddeld beter te doen functioneren. Door het samenvoegen van bedrijfscommissies kunnen meer zaken worden behandeld, waardoor de professionaliteit van zowel de commissie als het secretariaat wordt vergroot. Door de hergroepering werd het aantal bedrijfscommissies in de loop van 2000 en 2001 teruggebracht tot 25. 6

Een tweede suggestie van de minister bestond eruit te bezien of een wijziging van de Verordening op de bedrijfscommissies zou kunnen leiden tot de nagestreefde kwaliteitsverbetering. Het is met name vanuit dat gezichtspunt dat de regeling thans tegen het licht is gehouden. De onderhavige nieuwe verordening bevat enkele veranderingen die daaruit voortvloeien. Dit betreft in het bijzonder de bepalingen omtrent de doorzendplicht, de termijnen (artikel 14) en de hoorzitting (artikel 15). Daarnaast is de verordening enigszins gemoderniseerd, en zijn enkele technische wijzigingen aangebracht die wenselijk of noodzakelijk waren geworden als gevolg van wijzigingen in relevante regelgeving (met name de WOR en de Wet bo). Over de aangebrachte wijzigingen heeft overleg plaatsgevonden met de bedrijfscommissies zelf en met de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Binnenlandse Zaken en Konin krij ksrelaties (BZK). Artikelsgewijs De uit 197 1 daterende Verordening op de bedrijfscommissies kende geen toelichting, evenmin als de wijzigingsverordening uit 1980. De wijzigingsverordening van 1990 was wel voorzien van een toelichting. Omdat het niet goed doenlijk en evenmin verstandig is om reeds lang bestaande teksten alsnog te gaan toelichten, is er voor gekozen in de onderhavige artikelsgewijze toelichting slechts in te gaan op de belangrijkste wijzigingen die ten opzichte van die verordeningsteksten zijn aangebracht. Artikel 2 Overeenkomstig de procedure die wordt gehanteerd bij de Raad zelf en bij de product- en bedrijfschappen, wordt voor de aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode bezien of de organisatorische samenstelling van de bedrijfscommissie gehandhaafd kan blijven. Door middel van een officiële aankondiging daarvan worden ook organisaties die niet zijn vertegenwoordigd in de bedrijfscommissie in de gelegenheid gesteld zich te melden. Deze procedure, die in de eerste plaats ten doel heeft te bewerkstelligen dat de samenstelling regelmatig tegen het licht wordt gehouden, staat naast de mogelijkheid om de samenstelling tussentijds, door middel van een wijziging van het instellingsbesluit, te wijzigen. Artikel 5 In aansluiting op de praktijk staan commissie en kamer voor hetzelfde begrip, namelijk een subcommissie van de bedrijfscommissie. Artikel 6 Bij de SER wordt vaak geïnformeerd naar adressen van bedrijfscommissies, soms ten behoeve van publicatie in handboeken of op sites. Ook op de site van de Raad zelf (www.ser.nl) zijn deze gegevens te raadplegen. Het is dan ook, met name ten behoeve van de rechtzoekende OR of ondernemer, van groot belang dat wijzigingen in die gegevens aan het SER-secretariaat worden doorgegeven. Artikel 9 In deze bepaling zijn twee verschillende wijzigingen aangebracht. In de eerste plaats betreft dat de toevoeging achter hun echtgenoten van of hun geregistreerde partncrs. Deze wijziging vloeit voort uit de Aanpassingswet geregistreerd partnerschap (Stb. 1997,660) en de daarop gebaseerde wijziging van het overeenkomstige artikel 23 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, In de tweede plaats is een toevoeging gepleegd die ten dml heeft te bewerkstelligen dat een lid van een bedrijfscominissie zich ook op andere gronden dan de genoemde familiaire betrekkingen kan onthouden van medestemmen. Deze toevoeging is gebaseerd op een voorstel van de WOR-Kamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Gedacht moet worden aan de situatie dat een lid 7

reeds intensief persoonlijk bij een geschil betrokken was, dan wel bij de desbetreffende onderneming of ondernemingsraad, alvorens het geschil aan de bedrijfscommissie werd voorgelegd. Het feit dat iemand zich bijvoorbeeld reeds als speciaal daarvoor aangetrokken adviseur met een geschil heeft beziggehouden voordat werd besloten de bedrijfscommissie in te schakelen, of dat iemand commissaris is bij het desbetreffende bedrijf kan grond zijn zich te onthouden van medestemmen. Het enkele feit dat iemand namens een bepaalde ondernemers- of werknemersorganisatie in de bedrijfscommissie is benoemd is dat niet. Artikel 14 Het tweede lid is gebaseerd op artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), Hiermee wordt voorkomen dat een OR of ondernemer moet leuren met een bemiddelingsverzoek of - wat in de praktijk gebeurt -bij een aantal bedrijfscommissies tegelijk een bemiddelingsverzoek indient. Een (secretaris van een) bedrijfscommissie wordt geacht beter te kunnen beoordelen bij welke bedrijfscommissie een verzoek om bemiddeling moet worden ingediend dan een rechtzoekende Ondernemer of ondernemingsraad. De leden 5 tot en met 8 behandelen onder meer aanvang en einde van de termijn die voor een bedrijfscommissie van toepassing is bij het uitbrengen van het schriftelijk verslag van haar bevindingen. Een dergelijk verslag, dat gepaard gaat met een advies omtrent de oplossing van het geschil, dient overeenkomstig het derde lid van artikel 36, door de bedrijfscommissie te worden uitgebracht indien geen minnelijke schikking wordt bereikt. Dit dient dan te geschieden binnen twee maanden nadat om bemiddeling is gevraagd; met instemming van beide partijen kan de termijn voor ten hoogste twce maanden worden verlengd. In de praktijk waren deze termijnen voor sommige bedrijfscommissies niet altijd haalbaar, terwijl ze bovendien, met name op het punt van aanvang en einde crvan, niet eenduidig blekcn tc wordcn gehanteerd. Het is op grond van deze redenen dat door de Minister van SZW is gesuggereerd om in de verordening onder meer aan te geven op welk moment de termijn van twee maanden aanvangt. Het vijfde lid bepaalt dat de in artikel 36, derde lid, bedoelde termijn begint te lopen op het moment waarop de bedrijfscommissie het bemiddelingsverzoek heeft ontvangen. Aangezien de behandeling van een verzoek eerst kan aanvangen wanneer dat volledig is, wordt de termijn echter opgeschort met de periode die de verzoeker nodig heeft om zijn verzoek aan te vullen. Dit voorschrift is gebaseerd op artikel 4: 15 van de Awb. Het vierde lid regelt in welke gevallen de bedrijfscommissie de verzoeker kan vragen zijn verzoek aan te vullen. Omdat de termijn dan al loopt, zal zij daar in elk geval niet te lang mee wachten. Na afloop van de schorsingsperiode loopt de termijn van twee maanden weer verder. Het zesde lid regelt dat de bedrijfscommissie de partijen op de hoogte brengt van het feit dat zij het verzoek voldoende omschreven, gemotiveerd en gedocumenteerd acht. Dat moment kan dus ofwel na de ontvangst van het verzoek ofwel na de ontvangst van de aanvullingen liggen. Tegelijkertijd informeert de bedrijfscommissie partijen over de wijze waarop de procedure zal worden gevoerd, de vermoedelijke duur daarvan (bijvoorbeeld of de noodzaak van een verlenging van de termijn reeds voorzienbaar is> en het moment waarop de termijn is aangevangen en eventueel geschorst. Het doel van deze bepaling is enerzijds om een zo groot mogelijke doorzichtigheid en openheid te bewerkstelligen. Partijen zijn over het algemeen niet erg vertrouwd met het instituut bedrijfscommissie, laat staan met de door haar gehanteerde procedure en regels. Anderzijds wordt hiermee bereikt dat een bedrijfscommissie zich aan de door haarzelf gestelde termijnen committeert. Het zevende lid bepaalt dat de bedrijfscommissie de kan-bepaling in de laatste volzin van artikel 36, derde lid, van de WOR - de bedrijfscommissie kan de termijn voor het uitbrengen van haar advies met instemming van beide partijen [...] verlengen - zo dient in te vullen dat in elk geval tot die verlenging wordt besloten indien beide partijen zulks wensen. De uit de wet geciteerde volzin maakt overigens duidelijk dat een verlenging van de termijn slechts mogelijk is indien beide partijen daarbij worden betrokken en met de verlenging instemmen. Het in kennis stellen van partijen zodra voorzienbaar is dat de wettelijke (eventueel verlengde) termijn niet wordt gehaald, hetgeen het achtste lid inhoudt, is voor partijen van groot belang. In dat geval kunnen zij immers, overeenkomstig het vierde lid van artikel 36 WOR, binnen dertig dagen na het verstrijken van die termijn een verzoekschrift bij de kantonrechter indienen. 8

Artikel 15 Uit onderzoek is naar voren gekomen dat de waardering van de partijen wier geschil op een hoorzitting is behandeld, veelal hoger ligt dan de waardering van de partijen wier geschil schriftelijk werd afgehandeld. Bovendien bepaalt de wet (artikel 36, derde lid) dat de wederpartij in de gelegenheid wordt gesteld omtrent het verzoek te worden gehoord, terwijl de verordening tot nu toe regelde dat ook de verzoeker in de gelegenheid wordt gesteld zijn verzoek mondeling toe te lichten. Toch kwam het in veel gevallen niet tot een hoorzitting. Om die reden wordt nu in het eerste lid bepaalt dat de bedrijfscommissie partijen in de gelegenheid stelt hun standpunten op een hoorzitting toe te lichten. Dit brengt mee dat ecn hoorzitting wordt georganisccrd indien 66n of beide partijen aangeven dat wenselijk te vinden. Uiteraard kan de bedrijfscommissie ook zelf hel initiatief nemen voor een hoorzitting. Het begrip hoorzitting kan in dit verband ruim worden geïnterpreteerd. Ook een bedrijfsbezoek door de (bemiddelende) leden van de bedrijfscommissie, waarbij ter plaatse met de betrokken partijen wordt getracht tot een praktische oplossing te komen, kan daaronder worden geschaard. Artikel 17 De bedrijfscommissie heeft sedert de voorlaatste wijziging van de WOR niet meer tot taak om reglementen van ondernemingsraden goed te keuren. Wel dienen deze reglementen en de ontwerpen daarvan overeenkomstig artikel 8, eerste lid, respectievelijk 48, tweede lid, van de WOR aan de bevoegde bedrijfscommissie te worden verzonden. Artikel 17, dat bepaalt dat de bedrijfscommissie een register bijhoudt, is thans in die zin gewijzigd dat daarin met betrekking tot het (voorlopige) reglement niet meer de datum van goedkeuring maar de datum van ontvangst wordt vastgelegd. Ofschoon sinds de wijziging van de WOR van 1948 ook de voor ondernemingen met 10 tot 50 werknemers ingestelde personeelsvertegenwoordiging gebruik kan maken van de werkzaamheden van bedrijfscommissies, geldt daarvoor niet de registratie-verplichting. Dit vloeit voort uit het feit dat verplichtingen uit de artikelen 8, eerste lid, en 48, tweede lid, van de WOR op de personeelsvertegenwoordiging niet van toepassing zijn. Iedere bedrijfscommissie dient haar register op grond van de artikelen 27 jo. 79 van de Wet bescherming persoonsgegevens vóór 1 september 2002 aan te melden bij het College bescherming persoonsgegevens. Den Haag, voorzitter, secretaris, Bestuurssamenstelling Productschap Pluimvee en Eieren Voor het resterende deel van de zittingsperiode 1 september 2000-1 september 2002 zijn benoemd tot plaatsvervangend lid voor de ondernemingen op het gebied van DE VERWERKENDE INDUSTRIE EN DE GROOTHANDEL IN EIEREN door de Algemene Nederlandse Vereniging van Eierhandelaren (ANEVEI): T. Wuals (plaatsvervanger van J.H. van der Boom), F.J. Kwetters (plaatsvervanger van P. Kwetters) en A.D. Goede (plaatsvervanger van A. van Dijk); 9

DE DETAILHANDEL IN EIEREN EN PLUIMVEE door de Nederlandse Bond van Poeliers en Wildhandelaren: W.J.C. van der Bas (plaatsvervanger van J.P. Ruig). Openbare kennisgevingen De secretaris van de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad geeft, gelet op artikel 68, tweede lid, van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, artikel 4, derde lid, van het Reglement van Orde en artikel 2, onderdeel h, van het Algemeen machtigingsbesluit adviezen, hierbij kennis van het voornemen van de Bestuurskamer namens de raad advies uit te brengen over: - de herinstelling van het Hoofdbedrijfschap Ambachten; - de herinstelling van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel; - de herinstelling van het Bosschap; - de herinstelling van het Hoofdproductschap Akkerbouw; - de herinstelling van het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten; - de herinstelling van het Productschap Diervoeder; - de herinstelling van hel Productschap Wijn; - de herinstelling van het Produktschap Margarine, Vetten en Oliën; - de herinstelling van het Productschap Tuinbouw; - de herinstelling van het Productschap Vee en Vlees; - de herinstelling van het Productschap Pluimvee en Eieren; - de herinstelling van het Productschap Vis; - de herinstelling van het Produktschap Zuivel; - de opheffing van het Bedrijfschap Handel in Tuinbouwzaden; - de opheffing van het Bedrijfschap Handel in Vee; - de opheffing van het Bedrijfschap Natuursteenbedrijf; - de opheffing van het Bedrijfschap Slagersbedrijf. 10

Verordeni ngenblad Bedrijfsorganisatie BEDRIJFSLICHAMEN Productschap Pluimvee en Eieren PPE 6 Besluit toa wijziging van het Retrihutiehesluit controle eiproducten 1949 (2002-1) Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren heeft, gelet op de artikelen 2 en 3 van de Retributieverordening controle eiproducten (PPE), op 13 december 2001 vastgesteld het navolgende BESLUIT Artikel 1 In bijlage A, onderdeel IV van het Retributiebesluit controle eiproducten 1999 worden de navolgende tarieven gewijzigd; Artikel 2 van "f 200,--" in : 93,-; van "f go,--" in : 42,-; van "f 460,--" in : 215,-; van "f 197,--" in : 92,-. 1. Dit besluit kan worden aangehaald als "besluit tot wijziging van het Retributiebesluit controle eiproducten 1999 (2002-1)". 2. Dit besiuit treedt in werking op de dag na die van zijn publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Voor het bestuur, R.J. Tazelaar voorzitter S.B.M. Jongerius secretaris TOELICHTING OP HET BESLUIT TOT WIJZIGING VAN HET RETRIBUTIEBESLUIT CONTROLE EIPRODUCTEN 1999 (2002-1) De kosten van met name de arbeid zowel bij het nemen van de monsters als bij de verwerking van de monsters en de analyseresultaten zijn gestegen. Deze stijging bedraagt conform van de algehele kostenstijging 3 %. De kosten voor de zowel de product- als de systeemcontroles zijn omgezet in euro's en vervolgens met 3% verhoogd. 11

~ RETRIBUTIEBEDRAGEN PPE 7 Besluit tot wijziging van het besluit vaststelling retributiebijdrugen hygiënevoorschriften pluimveeverwerkende industrie 1999 in verband met de invoering van de euro Het Bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren heeft, gelet op artikel 2 en artikel 4 van de Retributieverordening hygiënevoorschriften pluimveeverwerkende industrie 1999, op 13 december 2001 vastgesteld het navolgende: BESLUIT Artikel 1 In artikel 1 van het Besluit vaststelling retributiebedragen hygiënevoorschriften pluimveeverwerkende industrie 1 999 worden de bedragen als volgt gewijzigd: Artikel 2 van "f 182,13" in : 82,65; van "f 317,25" in : 143,96. 1 Dit besluit kan worden aangehaald als "Besluit tot wijziging van het besluit vaststelling retributiebedragen hygiënevoorschriften pluimveeverwerkende industrie 1 999 in verband met de invoering van de euro". 2. Dit besluit treedt in werking op de dag na die van zijn publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Voor het bestuur, R.J. Tazelaar voorzitter S.B.M. Jongeriuc secretaris TOELICHTING BIJ HET BESLUIT TOT WIJZIGING VAN HET BESLUIT VASTSTELLING HYGIENEVOORSCHRIFTEN PLUIMVEEVERWERKENDE INDUSTRIE 1999 IN VERBAND MET DE INVOERING VAN DE EURO Als gevolg van de invoering van de euro worden met ingang van 1 januari 2002 de wet- en regelgeving met guldenverwijzigingen en guldenbedragen omgezet in eurobedragen. Om het gehele proces overzichtelijk te houden zijn zoveel mogelijk wijzigingen in één wijzigingsverordening ondergebracht. Voorts is gekeken naar het traject van goedkeuring die onderhavige verordening moet doorlopen. Bij de omrekening is uitgegaan van een 1 op 1 omrekening (1 euro= f 2,20371), waarbij het resultaat wordt afgerond op hele eurocenten. 12

PPE 8 Besluit tot wijziging van het besluit vaststelling retributiebedrag hygiënevoorschriften kulkoenhouderij 1999 (2002-1) Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren heeft, gelet op de artikelen 2 en 3A van de Retributieverordening hygiënevoorschriften kalkoenhouderij 1999, op 13 december 2001 vastgesteld het navolgende: Artikel I BESLUIT Het 3esluit vaststelling retributiebedrag hygiënevoorschriften kalkoenhouderij 1999 wordt als volgt gewijzigd: A. In artikel 1 worden de volgende bedragen gewijzigd: van "f 96,--" in :e 43,56; van "f 81,--" in : 3676. B. In artikel 2 worden de volgende bedragen gewijzigd: van "f 445,20" in : 242,77; van "f 540.60" in : e 294,96; van "f 657,20" in : 358,453. Artikel II 1. Dit besluit kan worden aangehaald als "Besluit tot wijziging van het besluit vaststelling retributiebedrag hygiënevoorschriften kalkoenhouderij 1999 (2002-1)". 2. Dit besluit treedt in werking op de dag na die van zijn publicatie in het Verordeningenblad 8edrijf sorg anica tie. Voor het bestuur, R.J. Tazelaar voorzitter S.B.M. Jongerius secretaris TOELICHTING 8fJ HET BESLUIT TOT WIJZIGING VAN HET BESLUIT VASTSTELUNG RETRIBUTIEBEDRAG HYGIENEVOORSCHRIFTEN KALKOENHOUDERIJ 1999 (2002-1) De retributiebedragen ten behoeve van de laboratoriurn-onderzoekskosten, die in dit besluit zijn vastgesteld in het kader van het verplichte onderzoek van de monsters bij de GD in de pluimveescha kels fokbedrijven en vermeerderingsbedrijven, zijn verhoogd aangezien de tarieven door algehele kostenstijgingen niet meer kostendekkend zijn. Als gevolg van de invoering van de euro wordt met ingang van 1 januari 2002 de wet- en regelgeving met guldenverwijzingen en guldenbedragen omgezet in eurobedragen. 13

PPE 9 Verordening tot wijziging van de verordening hygiënevoorschrifen piuimveehouderij 1999 (2 000-1) Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren heeft, gelet op de artikelen 93, eerste lid, 95, 102 en 105 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en de artikelen 5,6,7 en 8 van de Instellingcverordening Productschap Pluimvee en Eieren 1998-1, op 15 februari 2001 vastgesteld de navolgende Artikel I VERORDENING De Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1 999 wordt gewijzigd als volgt: A. Artikel 4, eerste lid komt te luiden als volgt: I. Iedere ondernemer is verplicht elk koppel pluimvee te laten onderzoeken op de aanwezigheid van de in de Bijlage, onderdeel a, bedoelde schadelijke microorganismen. Voorts is iedere ondernemer verplicht monsters te nemen van voeders op zijn bedrijf. Het Bestuur kan regels stellen omtrent de soorten voeders die bemonsterd dienen te worden, de wijze van bemonstering, alsmede het tijdstip waarop de bemonstering dient plaats te vinden. B. Aan artikel 6, eerste lid wordt toegevoegd: Voorts dient de ondernemer de in artikel 4, eerste lid bedoelde monsters te laten onderzoeken door een laboratorium als bedoeld in artikel 4, achtste lid. Artikel II 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening tot wijziging van de verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1 999 (2000-1). 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na die van haar publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Voor het bestuur, R.J. Tuzelaar voorzitter S.B.M. Jongerius secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 7 juni 2001 en door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 5 februari 2002, nr. TRCJZ/2001/2694. TOELICHTING BIJ DE VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING HYGIËNEVOORSCHRIFTEN PLUIMVEEHOUDERIJ 1 999 (2000-1) In het kader van de doorstart van het Plan van Aanpak bestrijding Salmonella en Campylobacter in de pluimveevleessector (Actieplan Salmonella en Campylobacter pluimveevlees 2000 -t ) dienen een aantal voorschriften voor de pluimveehouderij te worden aangescherpt. Deze voorschriften moeten leiden tot een verdere reductie van de besmettingen. 14

Met onderhavige wijzigingsverordening wordt de ondernemer verplicht monsters te nemen van de voedervoorraad op zijn bedrijf. Bij een geconstateerde salmonellabesmetting op zijn bedrijf, is hij verplicht deze monsters te laten onderzoeken op de aanwezigheid van de in de Bijlage, onderdeel a, bedoelde schadelijke micro-organismen. Dit onderzoek wordt verplicht gesteld omdat de voedervoorraad op het bedrijf van de ondernemer ook een bron kan zijn van salmonella besmetting. PPE 10 verordening fot wijziging van de verordening hygiëplevoovschr~~en pliiimveehoiidwij 1999 (2001-1) Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren heeft, gelet op de artikelen 93, eerste lid, 95, 100, derde lid, 102 en 105 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie en de artikelen 5,6,7 en 8 van de Instellingsverordening Productschap Pluimvee en Eieren 1998-1, op 14 juni 2001 vastgesteld de navolgende VERORDENING Artikel I De Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1 999 wordt gewijzigd als volgt: A. B. In artikel 2, eerste lid, onderdeel b. wordt na "pluimveestallen" ingevoegd: of de kuiken broederij; Artikel 2, eerste lid, onderdeel c. komt als volgt te luiden: "c. de bedrijfsgebouwen zodanig in te richten dat vogels het bedrijfsgebouw niet kunnen binnenkomen, in het geval van legpluimveebedrijven met vrije uitloop zijn openingen die noodzakelijk zijn voor de vrije uittoop toegestaan;"; C. D. E. F. G In artikel 2, tweede lid, onderdeel b. wordt na "stallen" ingevoegd: of de kuikenbroederij; In artikel 2, tweede lid, onderdeel c. wordt na "stallen" ingevoegd: of de kuikenbroederij; In artikel 2, tweede lid, onderdeel d. wordt na "stal" ingevoegd: of de kuiken broederij; In artikel 2, tweede lid, onderdeel f. wordt na "stal" ingevoegd: of de kuikenbroederij; Artikel 2, tweede lid, onderdeel j. komt te luiden als volgt: "j.. gebruik te maken van een bedrijfseigen stofopvangmiddel bij het lossen van het voer;"; 15

H. Artikel 2, derde lid, komt te luiden als volgt: "3. Het bepaalde in het tweede lid, onderdeel e., is niet van toepassing op een ondernemer die een opfokleghennenbedrijf en/of een leghennenbedrijf uitoefent waarbij de opfokleghennen en/of de leghennen worden gehouden in legbatterijen, mits de betreffende ondernemer voldoet aan de door het bestuur vast te stellen eisen."; I. In artikel 6, elfde lid, komt de zinsnede "twee opeenvolgende keren" te vervallen; J. Aan artikel 6, elfde lid, wordt de volgende slotalinea toegevoegd: "Het Bestuur stelt bij besluit vast in welke situaties er eisen gesteld kunnen worden aan de bestemming van eieren."; K. Aan artikel 6 wordt een dertiende lid toegevoegd dat komt te luiden als volgt: "1 3. Indien op een leghennenbedrijf bij een koppel leghennen een S.e./S.t. besmetting is vastgesteld is het voor de ondernemer verplicht op het desbetreffende bedrijf uitsluitend tegen S.e. gevaccineerde koppels op te zetten, totdat er uitsluitend gevaccineerde koppels op het bedrijf aanwezig zijn."; Artikel II 1. 2. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening tot wijziging van de verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999 (2001-I). Deze verordening treedt in werking op de dag na die van haar publicatie in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie. Voor het bestuur. R.J. Tazelaar voorzitter S.B.M. Jongerius secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 11 oktober 2001 en door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 5 februari 2002, nr. TRCJZ/2001/9049. TOELICHTING BIJ DE VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE VERORDENING HYGIËNEVOORSCHRIFTEN PLUIMVEEHOUDERIJ 1999 (2001 -I) Het Plan van Aanpak, Preventie en Bestrijding van Salmonella in de eiersector is in november 2000 afgelopen. De te bereiken doelstelling, minder dan 5% van de koppels leghennen besmet met S.e/S.t., is niet gehaald. Hierna is een nieuwe verscherpte aanpak ingezet: Het Actieplan Salmonella in de eiersector 2001. + 16

Dit plan bevat een nieuwe doelstelling: de legsector streeft naar O+ % S.e./S.t. besmette eieren per jaar. In het nieuwe plan geldt nog steeds de verplichting tot monitoring van de hennen op aanwezigheid van S.e. en/of S.t. Ingeval van S.e. en/of S.t. besmettingen zal dit in het nieuwe plan ook consequenties hebben voor de bestemming van de eieren. Wanneer er namelijk bij leghennen sprake is van een S.e. en/of S.t. besmetting zullen de eieren niet meer als consumptie-eieren afgezet mogen worden maar moeten deze eieren door de eiproductenindustrie worden verwerkt. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de nieuwe doelstelling, streven naar O+ besmette eieren. Hiermee wordt het belang van de volksgezondheid nog beter gediend. Ook wordt het in geval van een S.e./S.t. besmetting bij een koppel leghennen verplicht een preventieve maatregel te nemen ten aanzien van de volgende op te zetten koppels, deze dieren moeten namelijk gevaccineerd worden. De ontwerp-verordening heeft enige tijd voorgehangen en is gelet op de reeds verstreken periode sinds de afloop van het Plan van Aanpak versneld via artikel 100, derde lid, Wet op de Bedrijfsorganisatie ter goedkeuring voorgelegd. Productschap Vis VIS 2 Verordening I tcjf wijziging van de Verordening onderzuekfunds uanvoersectur Het bestuur van het Productschap Vis heeft, gelet op de artikelen 92, 93, 95 en 126 van de Wet OP de bedrijfsorganisatie en op de artikelen 5, 6 en 7 van de lnstellingsverordening Productschap Vis, op 7 september 2000 de navolgende verordening vastgesteld. Artikel I De Verordening onderzoekfonds aanvoersector wordt als volgt gewijzigd: A In artikel 1, tweede lid, wordt een bedrag van f 500.000,- vervangen door een bedrag van f 2.000.000,-. Artikel I1 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening I tot wijziging van de Verordening onderzoekfonds aanvoersector. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2001. 2. Namens het bestuur van het Productschap, D.J. Langstraat voorzitter H.G. van der Bend secretaris Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 5 april 2001 en door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 15 januari 2002, nr. TRCJZ/2000/11996. 17

TOELICHTING De praktijk heeft uitgewezen, dat gezien het patroon van inkomsten en uitgaven binnen het onderzoekfonds aanvoersector het wenselijk is om het maximaal toegestane bedrag in het fonds te verhogen met f 1.500.000,- tot een bedrag vanf 2.000.000,-. Deze wijzigingsverordening dient hiertoe. Namens het bestuur van het Productschap, D.J. Langstraat voorzitter H.G. van der Bcnd secretaris 18

Wettelijk voorgeschreven uitgave van de Sociaal- Economische Raad met mededelingen, verordeningen en besluiten van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (pbo). Verschijnt wekelijks. ISSN 0920-4865 Redactie: Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 2509 LK Den Haag Telefoon: 070-3 499 499 Telefax: 070-3 832 535 E-mail: pboblad@gw.ser.nl De SER heeft een eigen website op het Internet. Deze is te vinden op www.ser.nl Opgave abonnementen, opzeggingen en adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk bij de abonnementenadministratie van de SER. Abonnementsprijs 136,13 per jaar, losse nummers 3,40.