CVDR Officiële uitgave van Gelderland. Nr. CVDR297834_3 6 december 2016 Regels subsidieverstrekking SmpG Cultuur en Erfgoed 2013 GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Gelet op artikel 3.6 van de Subsidieregeling Meerjarenprogramma s Gelderland 2012 en op de artikelen 1.5 en 2.1 en paragraaf 4.1 van de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998; BESLUITEN vast te stellen de volgende gewijzigde regeling: Regels subsidieverstrekking SmpG Cultuur en Erfgoed 2013 Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. AsG: de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998; b. SmpG: Subsidieregeling Meerjarenprogramma s Gelderland 2012; c. Gelderland Cultuurprovincie!: Besluit van Provinciale Staten van 7 november 2012 (PS 2012-744); d. partner: een rechtspersoon die is aangewezen door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 1, onder h, SmpG 2012; e. samenwerkingsverband: twee of meer partners die hun individuele aanvragen gezamenlijk indienen en die ook bij de uitvoering van hun programma s samenwerken; f. scoringscriteria: nadere uitwerking van de criteria waarmee de rangschikking van de aanvragen wordt uitgevoerd; g. cultureel ondernemerschap: de wijze waarop een partner in zijn aanvraag onderbouwt hoe hij in de periode 2014-2016 de afhankelijkheid van subsidies in zijn bedrijfsvoering en activiteiten zal verminderen; h. cofinanciering: de inzet van eigen middelen van de partner, het gebruik maken van de mogelijkheden van fonds voor Gelders Cultuurleningen of van een financiële bijdrage van een derde, nietzijnde een subsidie van een bestuursorgaan; i. Erfgoedobject: Een onroerend goed dat wettelijke bescherming geniet op grond van de Monumentenwet 1988 of een gemeentelijke verordening. Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen Artikel 2.1 Algemene bepalingen subsidieverstrekking 1 Subsidie als bedoeld in artikel 5 van de SmpG wordt verstrekt voor activiteiten die uitvoering geven aan de doelstellingen van het programma Gelderland Cultuurprovincie! 2 Een subsidie wordt uitsluitend verstrekt: a. voor kosten van eenmalige activiteiten waarbij die kosten rechtstreeks zijn toe te rekenenaan de totstandkoming van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, en b. als de begroting voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagdmet inbegrip van de gevraagde provinciale subsidie sluitend is; c. in geval een partner een lening als element van de cofinanciering opgeeft, de bevestiging doorde geldverstrekker van de toekenning daarvan door ons is ontvangen voor 1 januari 2015. Artikel 2.2 Aanvraag 1 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier, opgenomen in bijlage 1. 2 Indien partners samenwerken in een samenwerkingsverband, dienen zij hun aanvraag in via een penvoerder. 3 Uit de aanvraag van partners die tevens een begrotingssubsidie van de provincie ontvangen voor de jaren 2014 tot en met 2016 dient duidelijk te blijken voor welke aanvullende, niet door deze begrotingssubsidie gedekte activiteiten subsidie wordt aangevraagd. 4 Per tijdvak als bedoeld in artikel 3, vierde lid, SmpG kan een partner maximaal één aanvraagper thema indienen. Artikel 2.3 Niet subsidiabele kosten Er wordt geen subsidie verstrekt voor: a. verrekenbare of compensabele belastingen, of heffingen; 1
b. de omzetbelasting, indien de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting in aftrek kan brengen of gecompenseerd wordt uit het BTWcompensatiefonds als genoemd in artikel 2 van de Wet op het BTWcompensatiefonds; c. kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, provinciale leges, boetes en sancties; d. kosten gemaakt na 31 december 2016 met uitzondering van accountantskosten zoals bedoeld in artikel 5.3, derde lid, van de AsG; e. kosten verbonden aan de oprichting van een privaatrechtelijk rechtspersoon; f. niet noodzakelijke of bovenmatige kosten; g. kosten gemaakt voor 1 januari 2015. Artikel 2.4 Afwijzing Subsidie wordt niet verleend indien: a. uit de rangschikking van de aanvraag aan de hand van de scoringscriteria volgt dat de score van de aanvraag minder dan 60 punten bedraagt; b. het subsidiebedrag minder zou bedragen dan 10.000; c. de cofinanciering minder bedraagt dan 25%. Artikel 2.5 Uurloon en uurtarief Loonkosten die de partner zelf maakt en betaalt zijn subsidiabel en worden berekend door één van de volgende methoden: a. Een vast uurtarief van maximaal 35,--. b. Het per medewerker berekend uurloon vermeerderd met een opslag voor indirecte kosten van maximaal 20% van het uurloon met een maximum van 91,--. c. Voorzover het uurloon voor zelfstandigen en Directeur Groot Aandeelhouders of andere personen waarbij het loon niet eenduidig bepaald kan worden subsidiabel is, bedraagt dit maximaal 35,-- Artikel 2.6 Rangschikking a. Een aanvraag kan maximaal 100 punten scoren. b. Voor het invullen van de themadoelen (inhoud) worden maximaal 70 punten toegekend en voor het cultureel ondernemerschap maximaal 30 punten. c. Gedeputeerde Staten plaatsen de aanvragen per thema in een prioriteitsvolgorde. d. De prioriteitsvolgorde wordt bepaald op basis van de scores per titel van hoofdstuk 3. e. Gedeputeerde Staten verstrekken subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit. Artikel 2.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger 1 De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden: a. de aard, inhoud en voortgang van de verrichte werkzaamheden; b. het aantal uren dat per persoon is besteed aan activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen; c. de specifiek ten behoeve van de activiteiten gemaakte en betaalde kosten. 2 De administratie wordt tot vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling bewaard. 3 Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, dienen zij hun rapportages in via een penvoerder. 4 De jaarlijkse rapportage als bedoeld in artikel 7 van de SmpG 2012, wordt voor 1 mei van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop dit betrekking heeft ingeleverd bij Gedeputeerde Staten. Hoofdstuk 3 Themagebonden bepalingen titel 3.1 Podiumkunsten Artikel 3.1.1 Subsidiabele activiteiten a. Realisatie van een onderscheidend en concurrerend cultuuraanbod, b. Instandhouden én ontwikkelen van kwalitatief hoogwaardig jeugdtheater of c. De ondersteuning van talentontwikkeling als kernwaarde. 2
Artikel 3.1.2 Hoogte van de subsidie 1 De subsidie bedraagt maximaal 75 % van de subsidiabele kosten met een maximum van 50.000 euro per partner. 2 Indien aan een partner reeds subsidie op grond van dit thema is verstrekt, bedragen de subsidies tezamen maximaal 75.000 euro. Artikel 3.1.3 Nadere uitwerking criteria De nadere uitwerking van de criteria als bedoeld in artikel 3.1.1. is opgenomen in bijlage 2 van deze titel 3.2 Beeldende kunst en vormgeving Artikel 3.2.1 Subsidiabele activiteit a. een bijdrage leveren aan het versterken van ondernemerschap in de sectoren beeldende kunst, mode en vormgeving binnen de culturele sector, op een wijze die anderen tot voorbeeld kunnen zijn; b. het verdienvermogen van kunstenaars vergroten zonder afbreuk te doen aan de artistieke authenticiteit; c. het versterken van cultureel ondernemerschap in de beeldende kunst, mode en vormgeving door enerzijds het creatieve vermogen in de sector beter te laten renderen en anderzijds het bewustzijn van de mogelijkheden bij potentiële opdrachtgevers te vergroten. Artikel 3.2.2 Hoogte van de subsidie 1 De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van 35.000 euro per partner. 2 Indien aan een partner reeds subsidie op grond van dit thema is verstrekt, bedragen de subsidies tezamen maximaal 50.000 euro. Artikel 3.2.3 Nadere uitwerking criteria De nadere uitwerking van de criteria als bedoeld in artikel 3.2.1 is opgenomen in bijlage 2 van deze titel 3.3 Media en bibliotheken Artikel 3.3.1 Subsidiabele activiteiten a. Verbeterde kennisontwikkeling, mediawijsheid en verbetering van de laaggeletterdheid of b. Ruimte voor creatieve ondernemers om nieuwe media, zoals social media en serious gaming in te zetten, zodat cultuur aan andere sectoren verbonden wordt. Artikel 3.3.2 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt maximaal 75 % van de subsidiabele kosten met een maximum van 40.000 euro per partner voor de programmaperiode 2014-2016. Artikel 3.3.3 Nadere uitwerking criteria De nadere uitwerking van de criteria als bedoeld in artikel 3.3.1. is opgenomen in bijlage 2 van deze titel 3.4 Festivals Artikel 3.4.1 Subsidiabele activiteiten a. Festivals die zich kenmerken door een veelbelovend programma en hoge kwaliteit, beeldbepalend zijn door uniek aanbod in Gelderland met (inter)nationale uitstraling, en daarmee b. Gelderland op de kaart zetten met artistieke of inhoudelijke kwaliteit en 3
c. Verbreding realiseren van het publiek. Artikel 3.4.2 Hoogte van de subsidie 1. De subsidie bedraagt maximaal 75 % van de subsidiabele kosten met een maximum van 40.000 euro per partner. 2. Indien aan een partner reeds subsidie op grond van dit thema is verstrekt, bedragen de subsidies tezamen maximaal 60.000 euro. Artikel 3.4.3 Nadere uitwerking criteria De nadere uitwerking van de criteria als bedoeld in artikel 3.4.1. is opgenomen in bijlage 2 van deze titel 3.5 Kwaliteit in de uitvoering Artikel 3.5.1 Subsidiabele activiteiten a. Bevordering van de deskundigheid van gemeenten op het terrein van de instandhouding van het erfgoed en van de archeologie, b. Door samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en onderwijs, maakt jongeren enthousiast voor een carrière in de restauratiebouw, c. zorgen voor kwaliteit en continuiteit in het beheer van ons erfgoed of d. de toekomstbestendigheid van erfgoed wordt versterkt door innovatie, met name op het terrein van het energiebeheer. Artikel 3.5.2 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt maximaal 75 % van de subsidiabele kosten met een maximum van 500.000 euro per partner voor de programmaperiode 2014-2016. Artikel 3.5.3 Nadere uitwerking criteria De nadere uitwerking van de criteria als bedoeld in artikel 3.5.1. is opgenomen in bijlage 2 van deze Titel 3.6 Musea en geschiedenis Artikel 3.6.1 Subsidiabele activiteiten a. Op innovatieve manier het verhaal kunnen blijven vertellen over Gelderse cultureel erfgoed, het verhaal over ons verleden of b. Musea vervullen een scharnierfunctie tussen kunst en cultuur uit het verleden en hedendaagse cultuuruitingen. Artikel 3.6.2 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt maximaal 75 % van de subsidiabele kosten met een maximum van 500.000 euro per partner voor de programmaperiode 2014-2016. Artikel 3.6.3 Nadere uitwerking criteria De nadere uitwerking van de criteria als bedoeld in artikel 3.6.1. is opgenomen in bijlage 2 van deze Titel 3.7 Herbestemming Artikel 3.7.1 Subsidiabele activiteiten a. Het inzichtelijk maken van cultuurhistorische waarden van herbestemd erfgoed (industrieel erfgoed of religieus erfgoed) inzichtelijk maken of b. Investeren in complexe herbestemmingsopgaves met aandacht voor energietransitie, waarbij industrieel erfgoed prioriteit krijgt. 4
Artikel 3.7.2 Hoogte van de subsidie De subsidie voor bedraagt maximaal 75 % van de subsidiabele kosten met een maximum van 500.000 euro per partner voor de programmaperiode 2014-2016. Artikel 3.7.3 Waardenstellend onderzoek Subsidie onder het thema Herbestemming wordt verstrekt voor het laten uitvoeren van een waardenstellend onderzoek. Artikel 3.7.4 De subsidie voor bedraagt maximaal 75 % van de subsidiabele kosten met een maximum van 15.000 euro. Artikel 3.7.5 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien: 1. de activiteiten regulier beheer en onderhoud van gebouwen, bouwwerken of landschapselementen betreffen of 2. de bouwkundige investeringen niet voldoen aan de op 24 januari 2006 door Gedeputeerde Staten vastgestelde Uitvoeringsvoorschriften Duurzame Instandhouding Cultuurhistorische Waarden (PB 2006/17) en de Lijst met subsidiabele kosten en werkzaamheden ten behoeve van de berekening van de subsidiabele instandhoudingskosten (PB 2006/18). Artikel 3.7.6 Nadere uitwerking criteria De nadere uitwerking van de criteria als bedoeld in artikel 3.7.1. is opgenomen in bijlage 2 van deze Titel 3. 8 Landschap en Archeologie Artikel 3.8.1 Subsidiabele activiteiten a. Inzichtelijk maken erfgoedwaarden van natuur en landschap, cultuurhistorische waarden van buitenplaatsen en buitenplaatsrijke gebieden, b. Investeren in de instandhouding en kwaliteit van het erfgoed van natuur en landschap, in de instandhouding en kwaliteit van buitenplaatsen (restauratie, functieverandering, duurzaamheidsbevordering), waarbij het verbinden met kunst- of cultuurelementen positief wordt gewaardeerd of c. Versterken van de programmatische samenwerking en afstemming met het netwerk, vergroting van het cultuurhistorisch besef en draagvlak. Artikel 3.8.2 Hoogte van de subsidie De subsidie bedraagt maximaal 75 % van de subsidiabele kosten met een maximum van 500.000 euro per partner voor de programmaperiode 2014-2016. Artikel 3.8.3 Waardenstellend onderzoek Subsidie onder het thema Herbestemming wordt verstrekt voor het laten uitvoeren van een waardenstellend onderzoek. Artikel 3.8.4 De subsidie voor bedraagt maximaal 75 % van de subsidiabele kosten met een maximum van 15.000 euro. Artikel 3.8.5 Weigeringsgrond Subsidie wordt geweigerd indien: 1. de activiteiten regulier beheer en onderhoud van gebouwen, bouwwerken of landschapselementen betreffen of 2. de bouwkundige investeringen niet voldoen aan de op 24 januari 2006 door Gedeputeerde Staten vastgestelde Uitvoeringsvoorschriften Duurzame Instandhouding Cultuurhistorische Waarden (PB 2006/17) en de Lijst met subsidiabele kosten en werkzaamheden ten behoeve van de berekening van de subsidiabele instandhoudingskosten (PB 2006/18). 5
Artikel 3.8.6 Nadere uitwerking criteria De nadere uitwerking van de criteria als bedoeld in artikel 3.8.1. is opgenomen in bijlage 2 van deze Titel 3.9 Pacten (gereserveerd) Hoofdstuk 4 Slotbepalingen Artikel 4.1. Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als: Regels subsidieverstrekking SmpG Cultuur en Erfgoed 2013. Artikel 4.2 Inwerkingtreding Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 3 juni 2013. Gedeputeerde Staten van Gelderland 6
Bijlage 1 Aanvraagformulier behorende bij de Regels Subsidieverstrekking Cultuur en Erfgoed SmpG 2013, besluit van 4 juni 2013, nr. 2012-020928, te vinden in Provinciaal Blad nr. 2013/106 van 5 juni 2013. 7
Bijlage 2 Nadere uitwerking criteria SmpG-subsidies Programma Cultuur en Erfgoed, behorend bij de Regels Subsidieverstrekking Cultuur en Erfgoed SmpG 2013, besluit van 4 juni 2013, nr. 2012-020928, te vinden in Provinciaal Blad nr. 2013/106 van 5 juni 2013 en gewijzigd bij besluit van 10 september 2013, nr. 2012-020928, te vinden in Provinciaal Blad nr. 2013/173 van 13 september 2013. 8