Nieuwsbrief NZG 6(2) Nederlandse Zeevogelgroep Dutch Seabird Group ISSN: 1566-6778



Vergelijkbare documenten
[datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op

Strandvogels in de kijker Jan Seys communicatieverantwoordelijke Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ)

DE OVERLEVING VAN VISDIEFJES STERNA HIRUNDO: TUSSENTIJDSE RESULTATEN VAN EEN GRONINGS KLEURRINGPROGRAMMA

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna

Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp!

DE BRUINVIS. Kleinste walvisachtige van ons grootste natuurgebied, de Noordzee

Bijzondere Vogels Strabrechtse Heide 2011

De meldingen van flinke sijzenvangsten op Ringersnet was een aanleiding om

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

Klaverbank/ Botney Cut Experience IV

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

Wat beweegt de Bruinvis? Mardik Leopold

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

Figuur 1. Aantal aangespoelde bruinvissen (oranje) en andere walvissen (blauw) in Nederland van 2000 tot en met 2016.

De Bank van Heist en zeehonden

overvliegende vogels gezien, wat wijst op aankomst van vogels van elders. Het hoogste aantal bedroeg 5 ex >zw op 30 oktober.

De Noordzee HET ONTSTAAN

Bruinvis in de zuidelijke Noordzee: terug van weg geweest

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

GIDS VOOR INFORMATIE EN ACTIE 2013 M R C C

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

1. Inleiding 3 2. Waarom heb ik voor deze verzameling gekozen? 3 3. Foto s verzameling 4

Grote Zilverreigers en hun slaapplaatsen

TOETS BIODIVERSITEIT

NATUUR IN DE IJSSELDELTA

Nieuwsbrief Roofvogelwerkgroep Fruitstreek. Februari 2014

Verslag telling aalscholvers en blauwe reigers in het Kippenest in De Wieden op 9 mei 2009

Documentnummer AMMD ( )

TREK VAN AALSCHOLVERS OVER TELPOST DE HORDE

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3)

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Vogelwerkgroep De Kempen. Nieuwsbrief. Wespendievenonderzoek in de Kempen 2012.

Bruinvis langs de Nederlandse kust,

Nieuwsbrief NZG 4(1) Nederlandse Zeevogelgroep Dutch Seabird Group ISSN:

Nieuwsbrief broedseizoen 2013 van. slechtvalken in Veldhoven en Eindhoven

Nieuwsbrief Jaar van de Patrijs in Zeeland

Advies betreffende het aantal aanvaringsslachtoffers bij de windturbines langs de oostelijke strekdam te Zeebrugge in 2010

Bruinvis langs de Nederlandse kust,

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

PONTISCHE MEEUWEN EN GEELPOOTMEEUWEN IN UTRECHT; EEN VERGELIJKING

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2014 en januari 2015

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2013 en januari 2014

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren - december april 2014 S. Lagerveld (IMARES)

GEWONE ZEEHOND. Huiler

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

Scholeksterweekend Ameland 2013

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren /2016 Ir. S. Lagerveld (IMARES)

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Haag - Rohrbeck. Luister naar de zee!

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren /2015 S. Lagerveld (IMARES)

Blauwe Reiger. Purperreiger

Lezingen Han Bouwmeester Natuurfotografie

Bijzondere Vogels Strabrechtse Heide 2013

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C052/05

Jaarverslag 2018, Kerk- en Steenuilenwerkgroep NH, regio 9

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Intern Rapport. Vissen onder Bruinvissen en roodkeelduikers

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2003

VOGELRINGSTATION OUD NAARDEN 4 e KWARTAAL OVERZICHT 2012

Vogelmonitoring Natuurcompensatie Maasvlakte II

Ransuilen zijn ook vogelliefhebbers

Ornithologisch jaarverslag Texel 2008

Bosuilen 34 jaar geteld in Noord-Kennemerland

Hierbij de nieuwsbrief over de telling van 13 en 14 oktober 2007.

30 Jaar! 2010 JAARVERSLAG IT EIBERTSHIEM

Nieuwsbrief NZG 5(3) Nederlandse Zeevogelgroep Dutch Seabird Group ISSN: 'Invasie' van kuifaalscholvers bij Neeltje Jans

Bijzondere Vogels Strabrechtse Heide 2016

Nieuwsbrief NZG 3(2) Nederlandse Zeevogelgroep Dutch Seabird Group ISSN:

Finale weekend club competitie

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld

Bijzondere Vogels Strabrechtse Heide 2014

DE GEWONE ZEEHOND. Huiler

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Holenduif. Zes eieren

Wat en waar zijn de wadden? Les met werkblad - topografie

is uitgevoerd, wordt volstaan met

Ik ben het Net. Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp!. VISSERIJ 5 6 GROEP. Dit verhaal is onderdeel van de Europese Verhalenkoffer.

Ik ben het Net. Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp! VISSERIJ 7 8 GROEP. Dit verhaal is onderdeel van de Europese Verhalenkoffer.

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Bruinvis langs de Nederlandse kust,

2004 De Flamingo's in het Zwillbröcker Venn

Kreeftachtigen hebben meestal kleine ogen, waar ze maar weinig mee zien. Ze kunnen wel bijzonder goed ruiken.

De Muy, De Slufter en Eierland

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud

Vogelwerkgroep De Kempen. Slechtvalken geringd in Veldhoven en Eindhoven.

Gouwebos. midmaandwintertellingen van vogels trends samengesteld door Cok Scheewe. Foto (Huig Bouter)

Bewoners. Noordzee. Introductie. Als de Noordzee een paspoort zou hebben dan zou het er zo uitzien:

Resultaten 2014 en trends kolonievogels in Zuid-Holland zuid Districtscoördinator Sander Terlouw:

Gekleurringde Kokmeeuwen uit Kopenhagen in de stad Groningen

LESBESCHRIJVING GROEP 1-2

Spreeuwen tellen op hun slaapplaats

Water- en roofvogeltelling januari uitgevoerde telling. De telling wordt

Aantal broedparen van Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Scholekster op het Forteiland IJmuiden in 2014

Nieuwsbrief NZG 4(2) Nederlandse Zeevogelgroep Dutch Seabird Group ISSN:

HET BELANGRIJKSTE OM TE WETEN OM MEER ZELFVERTROUWEN TE KRIJGEN

Meldingen meeuwen: april - augustus 2008

Transcriptie:

Nieuwsbrief NZG 6(2) Nederlandse Zeevogelgroep Dutch Seabird Group ISSN: 1566-6778 Texel, januari 2005 redactie Nieuwsbrief NZG: Mardik F. Leopold p/a ALTERRA-Texel, Postbus 167, 1790 AD Den Burg, Texel e-mail mardik.leopold@wur.nl Guido O. Keijl, Brederodestraat 16A 1901 HW Bakkum, e-mail guido@hetnet.nl secretariaat NZG: De Houtmanstraat 46 1792 BC Oudeschild, Texel, e-mail ned.zeevogelgroep@planet.nl Grote zee-eenden in de westelijke Waddenzee. Het is bekend dat de westelijke Waddenzee 's winters grote hoeveelheden waterwild herbergt. Soorten als middelste zaagbek, toppereend en eidereend zijn vaak in grote aantallen aanwezig. Ook zwarte en grote zee-eenden en ijseenden zijn hier jaarlijks te vinden, maar doordat deze soorten verspreid voorkomen en vaak tussen grote aantallen eidereenden verblijven zijn ze tijdens vliegtuigtellingen vaak lastig te onderscheiden. Ook vanaf het water is het eveneens moeilijk tellen omdat deze soorten vaak zeer actief zijn en veel rondvliegen. De meest mysterieuze soort is wel de grote zee-eend. Tijdens tellingen en observaties vanaf het inspectievaartuig m.s. Phoca van het ministerie van LNV wordt deze soort in de wintermaanden regelmatig gezien; tijdens onze reguliere tellingen wordt hij echter maar nauwelijks genoteerd omdat er geen vaste teltransecten liggen in het gebied waar de soort bij voorkeur verblijft. Naar schatting gaat het om maximaal 300 exemplaren, maar op sommige tijdstippen lijkt het er om aanzienlijk minder te gaan (maximaal 100). Het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) heeft de afgelopen jaren vliegtuigtellingen verricht en telde er 363 in januari 2003, een bovengemiddeld aantal. In de voorgaande tien jaar werden er nauwelijks waargenomen, met alleen in 1995, 1996 en 1997 aantallen tussen de 25-50. Kees. Swennen telde in de jaren '70 en '80 vogels op de Waddenzee en vond tijdens zijn vliegtuigtellingen vergelijkbare aantallen, variërend van enkele tot enkele tientallen en een keer een maximum van 140. Mogelijk is de soort dus recent iets in aantal toegenomen in de westelijke Waddenzee. Grote zee-eend, westelijke Waddenzee, vanaf ms Phoca. Foto: René Pop Nieuwsbrief NZG jaargang 6 nr. 2-1 -

De grote zee-eenden houden zich vooral op in het gebied dat plaatselijk bekend is als het zachte bed, enkele kilometers ten oosten van Texel. Dit gebied behoort tot de grote permanent onder water staande delen van de westelijke Waddenzee. Er staat gemiddeld circa 1,8 meter water. De vraag waarom deze vogels juist in dit deel zitten bracht ons op het plan om met een happer de bodem te bemonsteren. Is de bodem of de bodemfauna hier zo bijzonder dat grote zee-eenden steeds naar deze plek terugkeren? Er is niet veel bekend over de geomorfologie van de Waddenzee en actuele gegevens over de samenstelling van het bodemoppervlak of de bodemdieren die ter plaatse leven zijn er niet. Wel is duidelijk dat Pleistocene keileemafzettingen in dit deel van de Waddenzee aan de oppervlakte aanwezig zijn, als een soort uitloper van de Hoge Berg van Texel aan de ene kant en het voormalige eiland Wieringen aan de andere kant. In hoeverre zich dergelijke keileembodems ook elders in de Waddenzee aan de oppervlakte bevinden is niet bekend. Mogelijk is dit een bijzondere omstandigheid die het voorkomen van de grote zee-eenden mede bepaalt. We namen, als de gelegenheid zich voordeed tijdens de overige werkzaamheden, enkele bodemmonsters op plaatsen waar we groepjes (vaak niet groter dan tien) grote zee-eenden aantroffen. In die happen vonden we naast keileem en zand ook brokken veen aan met daarin vaak zagers en boormossels en de gaten van deze borende tweekleppigen. Er ligt dus ook veen aan het oppervlak, wat de bodemstructuur ter plaatse nog diverser maakt. De zagers en boormosselen waren echter niet talrijk aanwezig en het lijken ook geen voor de hand liggende prooien voor zee-eenden. Andere soorten bodemdieren werden ook niet in opvallend hoge dichtheden aangetroffen. Deze methode van onderzoek is later met Mardik Leopold, Bruno Ens en anderen van Alterra met een dichter grid herhaald en tevens werd het gebied meermalen met een lichte garnalenkor bevist. Hierna kon echter nog steeds geen antwoord gegeven worden op de vraag welk voedsel het is wat deze zee-eenden aan dit gebied bindt, want er werden geen bijzonder hoge dichtheden bodemdieren, garnalen of vissen aangetroffen. Wel werd opnieuw duidelijk dat er ter plaatse op de bodem een mozaïek ligt van veen, harde oude zeeklei (danwel keileem) en zand. Het veen is waarschijnlijk afgezet in de periode van 5000 tot 900 jaar geleden, een periode waarin de zeespiegel langzaam steeg. In het zand tussen (en boven?) de klei en het veen vonden we matige dichtheden van kleine strandgapers (schelplengte zo n 3 cm). Overigens werden geen bodemdieren gevonden in dichtheden van betekenis. De permanente (jaar na jaar) aanwezigheid van de grote zee-eenden blijft dus nog een raadsel. De gevonden strandgapers waren alle jong en van dezelfde jaarklasse, dus waarschijnlijk varieert dit voedselaanbod tussen jaren. Mogelijk vormen lagen harde klei en veen, waar dit soort dieren niet in kunnen doordringen, de sleutel: als zo n laag door een dun laagje zand bedekt is kunnen de bodemdieren zich ter plaatse niet diep ingraven (ze botsen op een harde laag), waardoor ze wellicht relatief makkelijk op te graven zijn voor duikende eenden. Voor duikeenden is het aanwezige voedsel ook continu beschikbaar omdat het gebied nooit droogvalt en ook weer niet bijzonder diep is. Wellicht voelen grote zee-eenden zich daarbij in het relatief weidse westelijke deel van de Waddenzee prettiger dan in delen met kusten nabij. De precieze verklaring blijft nog uit. Misschien kunnen nadere, directe observaties duidelijkheid geven of deze eenden hier eigenlijk wel foerageren of dat ze het gebied alleen gebruiken om te rusten. Om te kunnen begrijpen wat deze eenden in de Waddenzee eten willen we ook graag magen onderzoeken van eenden die op het wad doodgaan. Daarom het verzoek aan de NSO-tellers: vind je een dode grote zee-eend, neem het beest dan in zijn geheel mee en neem contact op met Alterra (Mardik Leopold)! Bram Fey, m.s. Phoca, Ministerie van LNV Walvissen en dolfijnen in Nederland in de tweede helft van 2004 Jarenlang was het bijzonder om in Nederland walvisachtigen te zien. Duizenden waarnemingsuren van zeetrektellers in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw leverden maar af en toe een waarneming van een bruinvis Phocoena phocoena op en andere soorten ontbraken zo goed als geheel (Camphuysen 1982). De laatste jaren kijkt niemand meer op van meldingen van de meest uiteenlopende soorten. Ook in 2004 was het weer prijs. Meldingen uit het Nederlands-Belgische kustgebied werden ontvangen van een kleine walvis (2x), potvis Physeter macrocephalus (2 stuks), griend Globicephala melas (2x), tuimelaar Tursiops truncatus (8x), gestreepte dolfijn Stenella coeruleoalba (1x), gewone dolfijn Delphinus delphis (6x), witsnuitdolfijn Lagenorhynchus albirostris (7x) en diverse ongedetermineerde dolfijnen (5x). Het betreft hier in een aantal gevallen herhaalde meldingen van dezelfde dieren of groepen dieren, maar we mogen zo n enorme verscheidenheid gerust ongewoon noemen. De eerste waarneming op zee (J. Goedbloed, 3 augustus 2004) betreft een griend bij Dishoek in Zeeland (tabel 1). Dit geval kon niet met foto s worden gedocumenteerd, maar de beschrijving maakt het waarschijnlijk dat het om deze soort ging. Solitaire grienden zijn ongewoon, om maar niet te zeggen abnormaal, maar de waarneming werd niet gevolgd door een stranding. Ook E. Stienen en M. van der Walle van het Belgisch Instituut voor Natuurbehoud zien twee en een halve maand later een waarschijnlijke griend tijdens zeevogeltellingen op de Gootebank. Gestrande gestreepte dolfijn, Brouwersdam, 14 november 2004 (via Jaap van der Hiele). Nieuwsbrief NZG jaargang 6 nr. 2-2 -

aantal soort Dd Mm Jaar locatie opmerkingen 1 kleine walvis 8 9 2004 Eierlandse Gat, Texel beschrijving kan wijzen op dwergvinvis 1 kleine walvis 7 11 2004 Scheveningen 2 potvis 2 11 2004 Richel Na stranding los gekregen, zwemmen weg 1 griend 3 8 2004 Dishoek, Westerschelde 1 griend 19 10 2004 Gootebank 15 ongedet. dolfijn 11 8 2004 Kalooboei, Westkapelle zie de tuimelaars van 12 augustus! 1 ongedet. dolfijn 12 8 2004 Camperduin 11 ongedet. dolfijn 14 8 2004 Huisduinen 1 ongedet. dolfijn 13 11 2004 Bloemendaal 3 ongedet. dolfijn 16 11 2004 Marsdiep, omg NIOZ-haven 100 tuimelaar 12 8 2004 Marsdiep, thv hotel Land's End ruwe schatting, groep valt later uiteen 30 tuimelaar (?) 4 9 2004 Oostdijk, voor Belgische kust mogelijk zelfde groep als later in NL 54 tuimelaar 9 9 2004 Camperduin geteld 40 tuimelaar 9 9 2004 Callantsoog zelfde groep, geschat 40 tuimelaar 9 9 2004 Huisduinen zelfde groep, geschat 40 tuimelaar 9 9 2004 Marsdiep, thv hotel Land's End zelfde groep, geschat 30 tuimelaar 9 9 2004 Texel p15 zelfde groep, geschat 2 Tuimelaar 26 10 2004 Egmond aan Zee 1 gestreepte dolfijn 14 11 2004 Brouwersdam life-stranding 1 gewone dolfijn 14 11 2004 boei S10 voor Huisduinen 1 fewone dolfijn 18 11 2004 boei MK2 monding Mokbaai Texel zelfde dier 1 fewone dolfijn 19 11 2004 boei MK2 monding Mokbaai Texel zelfde dier 1 fewone dolfijn 2 12 2004 boei MG17 Moleng/Schulpengat, Texel zelfde dier 1 fewone dolfijn 8 12 2004 boei MG16 Molengat, Texel zelfde dier 1 fewone dolfijn 12 12 2004 boei T2 zuidpunt Texel zelfde dier 3 witsnuit-/witflankdolfijn 31 10 2004 Texel p15 1 witsnuitdolfijn 21 8 2004 Camperduin 10 witsnuitdolfijn 17 9 2004 Zuidelijke Bocht Noordzee 2 witsnuitdolfijn 13 10 2004 ten zuiden van Oostende 1 witsnuitdolfijn 18 11 2004 Ouddorp strand, Goeree 5 witsnuitdolfijn 23 11 2004 Noordhinder, Zuidelijke Bocht 1 witsnuitdolfijn 23 11 2004 Westhinder, Zuidelijke Bocht 3 witsnuitdolfijn (?) 11 12 2004 Camperduin determinatie adhv tekening waarnemers Tabel 1. Overzicht van de gemelde walvisachtigen in Nederlandse en Belgische wateren, de bruinvis uitgezonderd, in de laatste maanden van 2004. Zie ook: http://home.planet.nl/~camphuys/cetacea.html. Volgorde zoals aangemeld bij de Marine Mammal Database (kees.camphuysen@wxs.nl). Op 12 augustus wordt in het Marsdiep een groep van ongeveer 100 tuimelaars ontdekt (Molendijk e.v.a.). De groep valt uiteen en verlaat de Waddenzee in de loop van de dag, maar zeker 50 dieren zwemmen bijna tot aan Breezanddijk (Afsluitdijk) door. De determinatie op grond van filmmateriaal is aanvankelijk foutief, maar kan later gecorrigeerd worden. Het is interessant om te weten dat op 11 augustus een groep van ongeveer 15 dolfijnen gezien was bij de Kalooboei van Westkapelle (Scheldecoördinatiecentrum). Op 12 augustus werd een solitaire dolfijn bij Camperduin gezien (N. van der Ham); op 14 augustus werden 11 dolfijnen achter de Razende Bol gezien vanaf Huisduinen (C. Rebel, F. Geldermans). Ongeveer 50 tuimelaars worden aangetroffen in de Elbemonding op 16 augustus 2004 (Nils Akka en Marit Voskuil). Als al deze waarnemingen iets met elkaar te maken hebben, dan lijkt het er sterk op dat een flinke groep tuimelaars, in wisselend groepsverband, de Zuidelijke Noordzee heeft verkend. Begin september volgt een tweede invasie tuimelaars. Op 4 september wordt voor de Belgische kust ter hoogte van Oostdijk een groep van ongeveer 30 dolfijnen gezien (J. Haelters), die aanvankelijk op grond van tamelijk gebrekkig fotomateriaal als gewone dolfijnen worden gedetermineerd. Een latere beoordeling geeft geen uitsluitsel, maar het is goed mogelijk dat dit tuimelaars zijn geweest, hetgeen nog waarschijnlijker wordt wanneer op 9 september ongeveer 54 dieren langs de Noord-Hollandse kust kunnen worden gevolgd, vanaf Camperduin langs Petten, Callantsoog en Huisduinen tot in de westelijke Waddenzee en vervolgens verder naar het noorden langs de kust van Texel (N.F. van der Ham, A. Gronert, K.J. Eigenhuis, A. Oosterbaan e.v.a.). Half september vaart het marineschip Snellius van Den Helder richting Kanaal en worden in de Zuidelijke Bocht twee groepen (in totaal 10 dieren) witsnuitdolfijnen gezien (C.J. Camphuysen). Ook ten zuidwesten van Oostende worden half oktober 2 witsnuitdolfijnen gezien (H. Menninga). NJN-ers ontdekken op 31 oktober voor de kust van Texel drie dolfijnen die zij als witflankdolfijnen determineren, maar voor zo n conclusie is de beschrijving ontoereikend (T. de Kruif). Bij Bloemendaal wordt op 13 november een dolfijn gezien die niet op naam gebracht kan worden (S. Geelhoed, A. Gouw, P. Nuyten). Een dag later spoelt er op de Brouwersdam een levende gestreepte dolfijn aan die naar Harderwijk wordt afgevoerd (mevrouw Schröder, Jaap van der Hiele). Op 14 november ontdekken zeetrekwaarnemers vanaf Huisduinen een dolfijn die urenlang bij boei Schulpengat-10 bivakkeert. Op 16 november zien opvarenden van de Navicula bij het verlaten van de thuishaven op Texel drie dolfijnen heen en weer zwemmen. Op 18 november wordt een gewone dolfijn aangetroffen bij boei Mokbaai-2, vlak voor de havenmonding van de veerboot vanuit Texel en dit dier blijft tenminste vier dagen onafscheidelijk van zijn rode vriend (E. Quak, C.J. Camphuysen, S. de Wolf, B. Fey e.v.a.). Het is waarschijnlijk dat de dolfijn bij boei S10 hetzelfde exemplaar betreft, maar het is onduidelijk wat we met de drie dieren aanmoeten die op 16 november zijn gezien. Op 18 november spoelt er ook nog een levende witsnuitdolfijn aan op het strand van Ouddorp (Goeree), maar dit dier sterft voor het in Harderwijk kan worden afgeleverd. Een solitaire dolfijn bij Camperduin op 21 augustus werd beschreven als een witsnuitdolfijn (Nick van der Ham, N. van Duivendijk). Drie grote dolfijnen bij Camperduin veroorzaakten in de nodige verwarring bij de waarnemers en de Nieuwsbrief NZG jaargang 6 nr. 2-3 -

determinatie is niet geheel zeker. Veldschetsen wezen op witsnuitdolfijnen, maar niet alle waarnemers zijn daarvan overtuigd en zij veronderstellen dat het een grotere soort geweest moet zijn. Verder worden enkele groepjes witsnuitdolfijnen door sportvissers voor de kust opgemerkt. Tussen de bedrijven door, op 2 november 2004, werden twee levende potvissen op de Richel onder Vlieland aangetroffen en een efficiënte actie van de KNRM maakt dat deze dieren na vlot geduwd te zijn onderduiken en weer wegzwemmen. Aangezien zij sindsdien niet meer zijn gezien mogen we deze reddingsactie als succesvol in de boeken opnemen. Eén van de twee potvissen die op 2 november 2004 levend op de zandplaat 'De Richel' in de westelijke Waddenzee strandden, maar die door mensen van de KNRM weer vlot gekregen werden. Wat is hier aan de hand? Los van de inmiddels gebruikelijke bruinvissen en witsnuitdolfijnen doken in onze wateren opeens allerlei soorten op die hier bepaald niet algemeen voorkomen (hierboven vet gedrukt). We hebben geen idee of dit allemaal toeval is of dat er meer achter steekt. Voorlopig is het zaak om van de waarnemingen te genieten en vooral om uiterst voorzichtig tot determinatie over te gaan: niets is meer zeker in deze snel veranderende tijden en soorten die nooit of zelden in onze omgeving werden gezien komen plotseling voorbij alsof ze nooit iets anders hebben gedaan. Iedereen die een walvisachtige waarneemt, of dat nu een bruinvis is of een andere soort, wordt opgeroepen om dat prompt te melden (kees.camphuysen@wxs.nl), zodat we iedereen via internet voortdurend op de hoogte kunnen houden (http://home.planet.nl/~camphuys/cetacea.html). Als het om dolfijnen gaat, probeer koste wat het kost om wat foto s te maken, zodat we goed gedocumenteerde gevallen kunnen opslaan. Vandaag de dag, met al die digitale gadgets moet dat kunnen. Referentie: Camphuysen C.J. 1982. Zeezoogdieren langs de Nederlandse kust. Meded. CvZ 5(2): 6-8. Kees Camphuysen, Ankerstraat 20, 1794 BJ Oosterend, 0222 318744, kees.camphuysen@wxs.nl Zilvermeeuwen en kleine mantelmeeuwen met kleurringen Arie Spaans is recent met pensioen gegaan en bij zijn vertrek lag er nog steeds de onbewerkte database met gegevens die verzameld werden tijdens het Alterra- (toen nog IBN) kleurringprogramma. In het kort: in drie jaren (1986-1988) werden op de meeuwenkolonies van Ameland, Callantsoog, Europoort, IJmuiden, Saeftinge, Schoorl, Rottumeroog, Rottumerplaat, Schiermonnikoog, Schouwen, Terschelling, Texel, Vlieland en Wassenaar in totaal 4155 zilvermeeuwen en 93 kleine mantelmeeuwen gekleurringd. De dieren kregen links en rechts een ring met een bepaalde kleur en daarop een letter of cijfer (steeds 3x herhaald) of een aantal bandjes (1, 2 of 3 bandjes). Zo werden in het Verdronken Land van Saeftinge in 1987 105 vogels geringd met een blauwe ring links en een rode rechts. Ring BLRS staat dan voor 'blauw links met de letter L, rood rechts met de letter S'. Een in Bomenland op Vlieland geringde vogel kan bijvoorbeeld YAZF heten ('geel links met de letter A, zwart rechts met de letter F'; merk op dat zwart de enige kleur is die met de Nederlandse beginletter wordt aangeduid; alle andere kleuren worden met de Engelse beginletter aangegeven). Het succes van het kleurringprogramma was zo groot dat het aantal ontvangen aflezingen nauwelijks te verwerken was. Om uiteenlopende redenen is na 1996 zelfs helemaal niets meer verwerkt, maar werden meldingen (op papier) nog wel opgeslagen in ordners. In de herfst van 2004 zijn Arie en ondergetekende overeengekomen dat het bewerken van het kleurringenbestand zou passen in de nu op het Koninklijk NIOZ te ontwikkelen onderzoeksplannen aan de grote meeuwen in Nederland. De database is per 1 januari overgedragen om te zien wat hier mee te doen viel. Inmiddels zijn de bestanden overgeheveld naar een ander databaseprogramma, is de database doorzocht op fouten en zijn de zoekroutines verbeterd. Tegelijkertijd is een begin gemaakt met de aanvulling: het doorvlooien van nooit verwerkte gegevens in multomappen en ordners en het contact opnemen met personen die wellicht nog aflezingen in hun bezit hebben. Melders ontvingen, in afwijking van wat gangbaar was gedurende de afgelopen jaren, prompt een complete life-history van 'hun' vogel, vaak met een verspreidingskaart van de meldingen erbij. Iedereen wordt dan ook dringend verzocht om toch nog even de zakboekjes na te gaan om te zien of er nog meldingen te doen zijn en de nieuwe databasebeheerder garandeert een snelle afwikkeling en een uitgebreid antwoord. Lieden met tientallen of zelfs honderden aflezingen worden verzocht eerst even contact op te nemen, zodat een 'handige' (= zo min mogelijk tijdrovende) manier van gegevensoverdracht gevonden kan worden, bijvoorbeeld door de aflezingen gestandaardiseerd in excel aan te leveren. Nieuwsbrief NZG jaargang 6 nr. 2-4 -

Melders krijgen een bijgewerkte lijst met de ringplaats (en datum), naam van de ringer, aantal keren dat de vogel werd afgelezen, datum van de laatste melding, minimale leeftijd van de vogel bij die laatste aflezing, een complete lijst van alle aflezingen (datum, plaats, aflezer en het aantal dagen verstreken sinds de laatste aflezing daarvoor), en als het de moeite loont / de vogel voldoende interessant is een kaartje met daarop ingekleurde symbolen de ringplaats en per seizoen de locaties van de aflezingen. Meldingen liefst per e-mail en de geschiedenis van de vogel komt dan per ommegaande als een exceldocument terug. Indien men niet over e-mail beschikt, dan kunnen meldingen uiteraard per post worden opgestuurd en dan wordt de lijst met eerdere gevallen geprint teruggestuurd. Veel achterstallige meldingen worden nog uit de papieren archieven van Alterra ingevoerd, maar omdat de bijbehorende adressenlijst ernstig verouderd is zou ik aflezers die sinds 1996 verhuisd zijn dringend aanraden om hun nieuwe adresgegevens (met de bijbehorende aflezingen) op te sturen. Tijdens de eerste fase van de inhaalslag kwam er nogal wat post als 'onbestelbaar' retour! Kees Camphuysen, Koninklijk Instituut voor Onderzoek der Zee, Postbus 59, 1790 AB Den Burg, Texel camphuys@nioz.nl; of p/a Ankerstraat 20, 1794 BJ Oosterend, 0222 318744, kees.camphuysen@wxs.nl En nog een albino noordse stormvogel! In de vorige Nieuwsbrief werd al bericht over diverse 'albino' zeevogels die her en der levend of in musea werden gevonden. We kregen nog twee gevallen aangereikt: een sneeuwwitte noordse stormvogel, verzameld op St Kilda en opgenomen in de 'Baxter & Rintoulcollectie' van het Royal Scottish Museum in Edinburgh, waar hij werd gefotografeerd door Bernie Zonfrillo. Ook vonden we een foto van een sneeuwwitte pinguïn: een nestjong van de Adéliepinguïn. Deze vogel werd aangetroffen in een kolonie op King George Island in januari 1991 door Han Lindeboom en is daar op de plaat gezet. We blijven geïnteresseerd in andere gevallen (met foto!). Moeilijke albatrossen In het jongste nummer van Dutch Birding (26/6; 2004) valt voor de goede zoekers te lezen (p. 381) dat de waarneming van 'de wenkbrauwalbatros van Vlieland' (Mensink 2001, DB 23: 310; zie ook Nieuwsbrief NZG 3-3) ten langen leste toch is afgewezen. Ook eerdere gevallen, zoals de vogel die op 22 oktober 1997 door zeetrekkers langs de Noord-Hollandse kust werd gezien (DB 26: 382) hebben het niet gehaald; altijd was er twijfel: het was dan wel een albatros, maar welke soort precies? Voor de liefhebbers: er zijn nog veel moeilijkere gevallen. Kijk op http://hometown.aol.co.uk/tonypym/whichalbatross.html: voor foto s (van dichtbij!) van een duidelijke albatros. Welke soort? Niemand die het nog weet en de discussie is open. Visdieven en mosselboeren: een vreemde combinatie? De Schotse zeevogels hebben in 2004 een bijzonder slecht broedseizoen achter de rug (voor een overzicht zie Wilson 2004), maar de sterns die aan de westkust van Schotland broedden vormden een positieve uitzondering (Craik 2004). Hier zijn de sterns niet geheel op zandspiering aangewezen, maar kunnen ze ook haring of sprot en jonge kabeljauwachtigen eten. Veel kolonies zijn nerts- of rattenvrij gemaakt, al liggen er vele zo dicht bij het 'vasteland' dat ze makkelijk opnieuw door deze en andere grondpredatoren bereikt kunnen worden. Een interessante noot in het stukje van Craik was dat de op een na grootste visdievenkolonies in deze streek zich bevond op een drijvende stellage waaraan mosselen worden gekweekt. Sterker nog: deze stellage is speciaal geschikt gemaakt voor sterns, zodat ze erop kunnen broeden. En met succes! Een idee voor de Nederlandse mosselkwekers? Referenties: Wilson L. 2004. Seabird season summary 2004. Seabird Group Newsletter 98: 1-5 Craik C. 2004. Record breeding success of terns in west Scotland. Seabird Group Newsletter 98: 6-7. Zeevogeltwitchen en zeetrektellen op Madeira Ga je naar Madeira? Check dan de Seabird Group Newsletter 98 (stukje van Linda Wilson & Micky Maher: Sea-watching in Madeira). Dat bevat enkele tips over de beste tijd (eind augustus begin september), het nut van speciale boottripjes (Madeira stormvogeltje en andere snoepjes) en bergwandelingen (Pterodroma s!) en goede en minder goede plekken voor zeetrektellen. Of stuur een e-mail naar: ljwilson24@excite.com. Nieuwsbrief NZG jaargang 6 nr. 2-5 -

Dwergooruil en ruigpootuil op zee? Britse offshore-mensen met belangstelling voor vogels en andere dieren die ze bij hun werk op olie- en gasinstallaties soms tegenkomen hebben zich verenigd in de North Sea Bird Club. Een eerbiedwaardige vereniging met een lange historie en een groot archief met bijzondere waarnemingen. Men geeft een jaarverslag uit en een nieuwsbrief: The Fulmar. Recente nummers zijn te vinden op internet (www.abdn.ac.uk/nsbc). In nummer 106 van september 2004 staat een opmerkelijke waarneming van een dwergoorpootuil die op 6 juni 2004 levend werd aangetroffen op platform Forties Delta (57.43N, 00.54E) in de noordelijke Noordzee, zo n 200 km ONO van Aberdeen. De vogel werd per heli vervoerd naar Aberdeen (RSPB) en de volgende dag vrijgelaten. Leuk voor de Britse lijst, want die bevat minder dan 25 gevallen. De recorder wist ook nog te melden dat er nog een tweede offshore-geval van een klein uiltje wordt onderzocht. In 2000 werd op een platform op 18 zeemijl uit de Nederlandse kust een mogelijke ruipootuil gemeld! De waarnemer was tamelijk zeker van zijn zaak, maar vermoedelijk valt steenuil niet uit te sluiten. Deze 'Nederlandse' vogel werd in tegenstelling tot de 'Britse' helaas niet gefotografeerd, dus we zullen er wellicht nooit zekerheid over krijgen. Een steenuil op zee is overigens minstens zo bijzonder als een ruigpootuil (www.abdn.ac.uk/nsbc) De Britse offshore-dwergooruil, Forties Delta, 6-6-2004. Offshore broedende drieteenmeeuwen In dezelfde NSBC Newsletter 106 (2004) staat het vervolgsuccesverhaal van de offshore-kolonie drieteenmeeuwen, die zich al jaren bevindt op het Morecambe gasplatform (53.50N, 03.34W) in de Ierse Zee. Deden de drieteenmeeuwen het in 2004 in veel kolonies uitgesproken slecht, hier gaat het juist uitgesproken goed. In 1998, het jaar van vestiging, kwamen hier de eerste drie kuikens groot. In 1999 werden er (op 31 juli) elf kuikens geteld; het aantal nesten was zo laat in het seizoen niet meer vast te stellen. De situatie in 2000 en 2001 is niet vastgelegd, omdat de NSBC-er die deze kolonie volgde, Graham Brown, op een ander platform werkte. Gelukkig keerde hij in 2002 terug naar Morecambe en kon vaststellen dat er nu minimaal 38 kuikens aanwezig waren. Opnieuw was het niet mogelijk om ook de nesten te tellen. In 2003 werden er 66 kuikens geteld en in 2004 werd een minimum aantal van 58 kuikens geteld. De situatie heeft dus mogelijk zijn climax bereikt. Inmiddels heeft een Duitse TV-ploeg het eiland bezocht om er opnamen te maken in het kader van de vraag wat in de toekomst te doen met niet langer rendabele offshore-installaties. Omvormen tot zeevogelkolonies? Een idee voor Meetpost Noordwijk? De drieteenmeeuwen op Morecambe (www.abdn.ac.uk/nsbc). NIEUWE RUBRIEK: AANGESPOELD? In de vorige Nieuwsbrief is een stukje opgenomen over een massastranding van gele badeendjes op de Nederlandse kust. Er spoelen natuurlijk veel meer leuke beesten aan en niet alleen van plastic. Hierbij een oproep om opvallende zaken te melden, zodat we er een berichtje voor de Nieuwsbrief van kunnen maken. Met foto s natuurlijk!. Begin 2005 was er een verspreide massa stranding van vaak nog levende maanvissen. De strandingen werden bijgehouden op de site van Naturalis en op www.zeezoogdieren.be. Hieraan is onderstaande informatie ontleend. Begin 2005 spoelden er op de Nederlandse en Belgische kusten in totaal elf maanvissen aan (tot nu toe). Maanvissen spoelen hier wel vaker aan, maar dit is een wel heel uitzonderlijk aantal. Het recordjaar was tot nu toe 1992 met vijf gestrande exemplaren De meeste dieren die bij de jongste stranding betrokken waren zijn vervoerd naar Naturalis, waar nader onderzoek gedaan zal worden, onder meer naar de maaginhoud. Conservator vissen Martien van Oijen van Naturalis kan nog geen Nieuwsbrief NZG jaargang 6 nr. 2-6 -

verklaring voor deze opmerkelijke stranding maar wijst erop dat deze winter, net als die van 1992, erg warm was. Wellicht worden maanvissen (een warmwatersoort die pas ten zuiden van Het Kanaal regulier voorkomt) in normale winters door het koude Kanaalwater tegengehouden, maar zwierven ze deze winter wat verder uit. In de 20ste eeuw zijn er Nederland ongeveer 50 aangespoelde maanvissen gemeld. Meestal gaat het om relatief jonge exemplaren van circa 40-130 cm lengte: grote maanvissen zijn zeldzaam in de Noordzee. De grootste die ooit is aangespoeld in de Nederlandse wateren spoelde in 1989 aan op Ameland. Die was 2,23 meter lang en 2,73 meter hoog (inclusief de rug- en buikvinnen). De grootste in de collectie van Naturalis meet 230 cm (hoog), maar ze kunnen circa 4 meter groot worden. In de tabel wordt een overzicht gegeven van de strandingen (naar gegevens op www.naturalis.nl en www.zeezoogdieren.be; zie aldaar voor eventuele updates). 1 januari 2005 Terschelling, strandpaal 17 (circa 50 cm lang, foto internet) 2 januari 2005 Strand Wassenaarse slag, Wassenaar (110 x 84 cm) 5 januari 2005 Strand Schoorl (109 x 80 cm) 7 januari 2005 Strand Ameland (94 x 73 cm) 7 januari 2005 Strand Domburg (Walcheren, Zeeland; 110 x 130 cm) 7 januari 2005 Strand Zoutelande (Walcheren, Zeeland; 57 x 89 cm ) 7 januari 2005 Strand Knokke (België; geen maten bekend, maar zie foto!)) 8 januari 2005 Strand Vlieland (99 x 76 cm) 9 januari 2005 Strand Scheveningen (115 x 90 cm) 13 januari 2005 Strand Zandvoort (82 x 62 cm) 15 januari 2005 Strand Noordwijk (40 x 58 cm) Tabel 1. Overzicht van maanvisstrandingen (naar gegevens van Naturalis, http://www.naturalis.nl). De foto toont een maanvis in de armen van een medewerker van de 'Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee en het Schelde-estuarium', kortweg BMM, Brussel. Dit exemplaar wordt bewaard in de collectie van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (http://www.mumm.ac.be/nl/news/index.php). Nog een snoepje op het strand: op 11 december 2004 werd op het strand van Petten (NH) een reuzenhaai gevonden (Freek Tesselaar, Arnold Gronert). Het bleek een vrouwtje te zijn van ongeveer drie jaar oud, 250 kg zwaar en ruim drie en een halve meter lang. Een hele toer om het kreng van het strand te krijgen, temeer daar lange tijd onduidelijk was wat men ermee aanmoest en wie het beest zou willen hebben. Uiteindelijk ging het dier naar het Noordzee-aquarium van fort Kijkduin (Den Helder), waar het enige tijd op ijs te bezichtigen is geweest. De haai zal na preparatie deel gaan uitmaken van de vaste tentoonstelling van het aquarium. Reuzenhaaien worden incidenteel voor de Nederlandse kust gezien, meest in de zomer (en dan wordt steevast de reddingsbrigade gealarmeerd, zeker sinds de jaren dat de Jaws-films populair waren). Strandingen zijn in Nederland zeldzaam: de laatste stamt uit 1956 en 'tussen 1821 en 1954 zijn er maar 21 exemplaren op de Nederlandse kust aangespoeld of in vissersnetten terecht gekomen' (Martien van Oijen, Naturalis, in de Telegraaf). Arnold Gronert (gehurkt) met de reuzenhaai (liggend). Foto: Richard Gronert Olievervuiling in België Een opmerkelijke grafiek in VLIZ - Nieuwsbrief van het Vlaams Instituut voor de Zee 12 (November 2004): 14. De bijbehorende tekst luidt: 'Door gegevens bij te houden van de oliebevuilingsgraad van de zeekoet (dit is het percentage dood aangespoelde exemplaren dat met olie besmeurd is) over een periode van meer dan 40 jaar, kon het Instituut voor Natuurbehoud aantonen dat het sinds begin jaren '90 een stuk beter gaat met de oliepollutie in zee'. Er worden inderdaad relatief steeds minder dode vogels met olie gevonden, maar uw Nieuwsbriefredacteur zet toch een voorzichtig vraagteken bij de conclusie dat de zee schoner wordt. Relatief minder olievogels kan namelijk ook betekenen dat er relatief meer vogels door Nieuwsbrief NZG jaargang 6 nr. 2-7 -

andere oorzaken doodgaan, bijvoorbeeld door verhongering. De opvallende 'sprong' in het bevuilingspercentage van 1990 op 1991 wijst eerder op een plotselinge 'omslag in het systeem'. Tenzij er politieke en handhavingsmaatregelen bekend zijn die opeens zo n drastische verbetering te zien hebben kunnen geven, moeten we eerder denken aan een massale influx van zeekoeten in de zuidelijke Noordzee, waarbij dan veel slachtoffers (niet door olie) zijn gevallen. oliebevuilingsgraad 100 80 60 40 20 Zeekoet op Belgische stranden 0 1960 1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 De grafiek zou dus ook een beeld kunnen geven van een Noordzee in problemen, waarbij de zeekoeten een goed heenkomen proberen te zoeken. Waar doet ons dit aan denken? Aan de even opvallende influx van bruinvissen in onze streken, de laatst jaren. De vraag is dus wellicht niet: wat gaat er hier zo goed? maar: wat gaat er elders allemaal mis? Figuur overgenomen uit genoemde publicatie. Data: Instituut voor Natuurbehoud (België). Bijna een tweede Tricolor ramp in Belgie? Klein berichtje in de kranten en op de Belgische teletekst: een Griekse tanker met 103.000 ton ruwe olie aan boord liep op 24 januari vast op een zandbank voor Zeebrugge. Sleepboten waren schaars want het stormde en de vraag naar sleephulp was groot. Gelukkig was dit een dubbelwandige tanker en werd hij enkele uren weer vlot getrokken, maar toch BOEKBESPREKINGEN Cadiou B., Pons J.-M. & Yésou P. (eds) 2004. Oiseaux marins nicheurs de France métropolitaine (1960-2000). Éditions Biotope, Mèze, 218p. Een heel boek gewijd aan de broedende ZEEvogels van Frankrijk: noordse stormvogel (broedvogel sinds 1960, thans ruim 1000 paar); Kuhl s (stabiel op ruim 1000) en noordse pijl (toename tot bijna 200 paar) en Yelkouanpijl (stabiel op 3-400 paar); stormvogeltje (1000? paar, broedend zowel aan de Atlantische als aan de Middellandse-Zeekust); jan van gent (slecht één kolonie, maar wel sterk toenemend, in 2000 ruim 14.000 paar); aalscholver (beide soorten toenemend) en kuifaalscholver (bijna 7000 paar, licht toenemend); zwartkop-, dunbek- en grote mantelmeeuw (2200, 850 en 4110 paar, alledrie sterk toenmend); kok-, kleine mantel- en geelpootmeeuw (tienduizenden paren, alledrie stabiel); zilvermeeuw (afgenomen van 88 naar 78.000 in 10 jaar); Audouin s en stormmeeuw (stabiel op enkele tientallen paren); drieteenmeeuw (toegenomen tot 5700 paar); lach- en Dougalls stern (nog 275 en 80 paar); grote stern en visdief (rond de 6800 en 4700 paar, beide stabiel); dwergstern (toegenomen tot 1775 paar in 2000); zeekoet en alk (restpopulaties van 250 en 25 paar) en papegaaiduiker (255 paar). Daarnaast worden ook nog vier 'bijzondere soorten' (dwergmeeuw, Californische kuifstern, Bengaalse en noordse stern, kort behandeld. Het boek is voorzien van foto s, tekeningen en een harde kaft; een fraaie uitgave. De Fransen hebben een indrukwekkende prestatie geleverd, die we in Nederland met onze relatief simpele kust en minder diverse zeevogelavifauna nog steeds niet kunnen evenaren. Het meeste veldwerk is gedaan door vele vrijwillige tellers en de gegevens zijn vervolgens bijgehouden door het Franse equivalent van de Zeevogelgroep (GISOM). De soortbesprekingen zijn geschreven door verschillende specialisten en voorzien van (korte) Engelse samenvattingen, een kaartje van Frankrijk met de ligging van de kolonies en tabellen en grafieken met aantallen en trends. Afgezien van de genoemde samenvattinkjes bij de soortbesprekingen en de bijschriften bij figuren en tabellen, is het hele boek, ruim 200 pagina s lang, geheel in het Frans geschreven. Het boek is te bestellen via een formulier dat is te downloaden op www.biotope.fr en kost 44 euro (inclusief verzending). De Bruyne R.H. 2004. Veldgids schelpen. KNNV Uitgeverij / Jeugdbondsuitgeverij, Utrecht. ISBN: 90 5011 140 8. Een goede schelpengids is een onmisbaar bezit voor een ieder die wel eens de kust bezoekt, afgezien dan wellicht van die volksstammen die dat alleen doen voor het betere bak- en bruinwerk. Levende en dode zeevogels, zeezoogdieren en grote vissen vormen natuurlijk de topattracties van ieder strandbezoek, maar niemand kan om de schelpen heen. De bestaande schelpengidsen waren oud (en dus in zwart-wit), en incompleet. De behoefte aan een relatief simpele, maar wel complete en goed van kleurenfoto s voorziene, handzame veldgids was helder, alleen moest iemand zo n boek maken. Weinigen zullen hiertoe beter in staat zijn dan Rykel de Bruyne, omdat hij naast een gedegen kennis van soorten en hun voorkomens in Nederland, ook over een uitgebreid netwerk beschikt van fanate aanspoelseldoorzoekers (verzameld in Stichting Anemoon; zoek dat op op het web!). Ik vind het boek buitengewoon geslaagd. Na een aantal korte, krachtige en lezenswaardige inleidingen volgt een determineertabel, die zeer strak en simpel is (steeds maar de keuze uit twee mogelijkheden), vrijwel geen vaktermen bevat en in de marge voorzien is van kleine, heldere tekeningen die goed laten zien waar het om gaat. De tabel is echter nauwelijks nodig, want in het volgende hoofdstuk worden alle soorten met fantastische kleurenfoto s beschreven en ik denk dat je in meer dan 90% van de gevallen al bladerend de juiste soort zult vinden. De soorten die ik (goed) ken staan in ieder geval prima beschreven, al wordt zoals blijkbaar gebruikelijk in gidsen, voor Spisula subtruncata (de favoriet van de zeeeenden in ons land) een volgens mij a-typisch hoog exemplaar op de plaat gezet. De meeste zijn echt langer en schever! Ik heb de gids getest op schelpen die ik aantrof op een stuk platic dat duidelijk lang in zee gedreven had. Er zat een grote, maar Nieuwsbrief NZG jaargang 6 nr. 2-8 -

ongewoon platte hoedjesschelp op die echter volgens de gids geen Patella of oester kon zijn en wel een muiltje móest zijn, maar dan wel een extreem platte. Verder zaten er kleine schilferachtige hoedjes op, en hiervoor kwam ik uit op de schilferige dekschelp (had ik nog nooit van gehoord). Beide determinaties werden de volgende dag bevestigd door een echte deskundige: gids geslaagd! Er blijft natuurlijk altijd wat te wensen over. Zo is de soort Pharus legumen niet opgenomen: deze werd bij maagonderzoek aan zwarte zee-eenden, betrokken bij de grote olieramp met de Sea Empress in Wales (feb. 1996) als stapelvoedsel gevonden. Die had ik nu wel eens willen zien, maar omdat de soort in de gids ontbreekt mag ik aannemen dat hij niet in Nederland voorkomt. Daar kan Rykel niets aan doen en zijn gids is in een woord een must. Deze gids is 224 pagina s dik en kost 24.95. De schelpengids is onderdeel van een hele serie veldgidsen: zie www.knnvuitgeverij.nl. Brochard C.J.E. & Cadée G.C. 2005. Tropische drijfzaden van de Nederlandse kust. Tabel Nr. 30 uit de Tabellenserie van de Strandwerkgemeenschap (KNNV, NJN en JNM). Nog een boekje over aanspoelsels. Tropische drijfzaden behoren tot de top-vondsten van strandscharrelaars: er zijn slechts 35 aanvaarde gevallen! Er is het nodige kaf onder het koren in de vorm van foute drijfzaden: inheems of afkomstig uit de verkeerde Oceaan en dus altijd door de mens hier gedeponeerd (denk aan mangopitten en dergelijke), in plaats van op eigen kracht helemaal vanuit de tropen hierheen afgedreven. Dergelijke lange-afstand trekkers spreken tot de verbeelding, maar zonder gids kom je er nooit uit. Die gids, voorzien van vrolijke beschrijvingen en fraaie tekeningen, is er nu en kost bijna niets: 6. Aanschaffen dus, voor het geval dat...hoe je er aan kan komen is tamelijk duister. De gids geeft geen adressen van de auteurs (in de inleiding verstopt staan wel hun e-mail adressen), maar verwijst op de achterkaft naar www.knnv.nl/strandwg. Daar blijkt de tabellenlijst echter bijgewerkt tot nummer 28! Je vindt er wel het e-mail adres van de Tabellenadministratie. Wil je echter de portokosten besparen, ga dan langs bij een van de auteurs, in Groningen of op Texel. De 35 aanvaarde gevallen staan, met naam en toenaam van de vinders, in een tabel. Daar staat nu slechts één NZG-er bij, dus de uitdaging is duidelijk: wie haalt de tweede druk? Zeetrektellingen november en december 2004 Gegevens voor dit overzicht zijn afkomstig van de posten Westkapelle (Weka), Scheveningen (Schev), Katwijk, Noordwijk, Langevelderslag (LVS), Camperduin (Hbz) en Huisduinen (Huis), en van de minder regelmatig bezette posten Bloemendaal (Bloem), Castricum (Cas) en Egmond (Egm). De besproken periode begon met een nieuwe soort in de CvZ-geschiedenis, mits aanvaard door de CDNA: de brilzee-eend. Een adult mannetje vloog 6 november langs Hbz. Gewone (zwarte) zee-eenden waren over het algemeen schaars. De getelde aantallen bedroegen op geen enkele telpost meer dan duizend individuen op een dag. Net als vorig jaar verbleven er geen grote groepen eiders meer voor Hbz, zodat verplaatsingen veelal beperkt bleven tot honderden vogels per dag. De beste dag te Hbz was 29 november: 2191 Z, 753 N. Drie weken later werden er 3914 te Huis gezien. Zoals gebruikelijk bedroegen de aantallen in Zuid-Holland maximaal enkele honderden vogels. Ook andere eenden werden nauwelijks in grote aantallen gezien. Sneeuwval bracht 29 december echter smienten in beweging. Her en der langs de Hollandse kust werden honderden vogels gezien, maar langs Schev vlogen er 2077 Z, 880 N. Met uitzondering van kleine rietgans werden lage aantallen ganzen vastgesteld. De vroege passage van kleine rietganzen die 30 oktober begon ging begin november onverminderd door, met de 1 e en de 2 e respectievelijk 2914 en 1009 Z te Weka. Vanaf 27 december vond alweer noordwaartse trek plaats, getuige de 686 N te Weka. Vanaf eind november werden grote aantallen duikers gezien. Aanvankelijk in Noord-Holland; 27 november Hbz 742 Z, 4 N en Egm 518 Z, na 5 december met name in Zuid-Holland. Vrijwel dagelijks werden honderden (roodkeel)duikers gezien tussen Schev en LVS. Langs Bloem, een paar kilometer noordelijker, vlogen deze periode maximaal tientallen vogels. Dat roept dus de vraag op waar die vogels vandaan komen! Goede dagen waren 6 en 12 december met resp. 1377 Z en 1285 Z, 225 N te Noordwijk. Op 20 december werd ook in het zuiden van Nederland sterke trek vastgesteld: 680 Z, 22 N te Weka. Tot ver in 2005 werden vervolgens weer hoge aantallen in Zuid-Holland gezien; bijvoorbeeld 24 december 1472 Z te Schev. Een periode met harde aanlandige wind leverde 14 t/m 21 november nog een vijftiental vaaltjes op, waarvan 9 te Hbz. Op deze post werden ook twee stormvogeltjes gezien. Deze dagen leverden ook een vijftigtal kleine alken op, de helft van het totaal voor de besproken periode. Een late vorkstaartmeeuw werd de 17 e gemeld te Hbz. Vanaf de 20 e verbleef een adulte Ross meeuw te Schev, de 29 e vloog een/dezelfde vogel langs Hbz. De 21 e werden 3575 drieteenmeeuwen in Noordwijk geteld en 8700 exx in Katwijk geschat, vrijwel alle naar zuid. In Schev bleef de teller echter steken op 180 drieteenmeeuwen. Op 27 november vlogen ook langs Egm en Hbz veel drieteenmeeuwen, resp. 1573 Z en 1632 Z, 81 N. Twee dagen later vlogen er te Hbz 919 Z, 1510 N. In december werden tussen Noordwijk en Schev duizenden vogels gezien. De maand werd afgesloten met 2476 stormmeeuwen en 1019 dwergmeeuwen naar zuid te Weka op de 29 e. Vanaf 7 december waren alk/zeekoeten zeer talrijk voor de Zuid-Hollandse kust, waar met name te Schev grote aantallen werden geteld. Beste dag was de 15 e : 2651 Z, 91 N. Alle gedetermineerde alk/zeekoeten waren zeekoet. Dit aantal viel echter in het niet bij de aantallen die in 2005 passeerden, maar daarover meer in de volgende nieuwsbrief. Opvallend genoeg waren de aantallen alk/zeekoeten bij Hbz laag en opnieuw dringt de vraag zich op waar die massale stroom bij Schev vandaan komt en waar de vogels heen gaan. Papegaaiduikers daarentegen werden vrijwel uitsluitend op Hbz gezien, met alleen al op 5 november 11 van de in totaal 18 vogels. Bruinvissen tenslotte werden in november in normale aantallen gezien, dat wil zeggen enkele tientallen met name te Hbz. 27 november werden de eerste grotere aantallen gezien te Egmond: 10-15 Z. De waarneming op 1 december van maar liefst 77 foeragerende bruinvissen (52 Z, 25 N) te Hbz markeerde het begin van een 'hausse' aan waarnemingen. Hbz en Schev Nieuwsbrief NZG jaargang 6 nr. 2-9 -

waren de beste telposten met ruim 150 bruinvissen elk. Elders werden er ruim honderd (alle posten samen) geteld. Spectaculair was ook 11 december met 41 bruinvissen langs de Hbz en ver weg drie grijze dolfijnen (of toch witsnuiten? Zie de bijdrage van Kees Camphuysen in deze Nieuwsbrief). Informatie van: Nick van der Ham, Guido Keijl, www.trektellen.nl en trektellersnet trektellers@yahoogroups.com Leuke waarnemingen aub eens per vier maanden doorgeven aan Steve Geelhoed, E-mail steve.geelhoed@planet.nl. Ingevulde uurkaarten opsturen naar het CvZ-archief, antwoordnummer 817, 8200 WB Lelystad. Ingevoerde gegevens kunnen hier ook op flop heen gestuurd worden, of per E-mail naar kees.camphuysen@wxs.nl. Steve Geelhoed NZG-CvZ GERINGDE ZEEVOGELS Weinig zeevogels deze keer, daarom ter compensatie twee spectaculaire kustvogels! Grote jager, ringnr. London HT 94389. Geringd als pul op 14 juni 2002 op Hermaness, Unst, het noordelijkste puntje van Shetland. De vogel werd dood gevonden op 22 oktober 2002 op de Kwade Hoek (NH). Van deze plek op Shetland is nu viermaal een vogel in Nederland terug gemeld. Visdief, ringnr. Arnhem K.981198. Geringd als pul op 28 juni 2001 in het Ketelmeer door Jan Nap. Op 1 maart 2002 wordt de vogel met ring gemeld uit Marshal in Liberia. Helaas is er verder niks bekend over het lot van de vogel. De 34e terugmelding van een visdief uit Liberia. Het blijft indrukwekkend. Van dezelfde Jan Nap uit het Ketelmeer ving Mardik Leopold vanaf een schip in Mauretaanse wateren met een schepnet een geringde visdief (ringnr. Anhem L-214053; geringd op 2 juli 2003, gevangen op 21 april 2004: zie foto). De vogel braakt een deels verteerde sardien uit van ca 10 cm lengte en weegt (zonder die vis) 135 gram. Deze visdief ging na de vangst weer los en wordt hopelijk nog eens in ons land als broedvogel weergezien. Steenloper, ringnr. Washington DC 31359384. Weer een steenloper uit Alert, North West Territories, Canada. Dat blijft verbazingwekkend. Geringd als vrouw na 1e kj op 05 juli 1999. Het ringnummer is afgelezen op 29 november 2004 op een strekdam bij Den Helder. Door wie ook weer? Door C.J. de Graaf natuurlijk. IJsgors, ringnr. Arnhem V.186243. Als vrouw 2kj geringd door J. Doevendans op 17 februari 2004 aan de Groningse waddijk bij Uithuizen. Dood gevonden op 15 mei 2004 (helaas geen nadere vindgegevens dan dit) in Oost-Groenland, Sermiligaaq, Tasiilaq district. Afgelegde afstand is 2757 km. De groenland connectie werd op grond van biometrie van eerder gevangen vogels al vermoed door Hans Schekkerman (Limosa 62: 29-34, 1989) en is bij deze dus bevestigd. Gerrit Speek, Manager Ringcentrale (Vogeltrekstation). Postbus 40, 6666 ZG Heteren. G.Speek@nioo.knaw.nl. Tenslotte: wie leest de eerste geringde burgemeester af? Bij het maken van deze Nieuwsbrief stuitten we op het feit dat er zowel in Nederland als in België burgemeesters zijn geringd. Kampioen-burgemeesters-ringer is Tseard Hiemstra, die al een grote en twee kleine burgemeesters wist te verschalken, allemaal eerste winter vogels. In de Vogeltrekstation archieven bleken zich ook de nodige terugmeldingen te bevinden maar helaas waren er mankeerde nogal wat aan. De grote burgemeester is al lang geleden geringd (1 december 1980 in de provincie Groningen, ringnr. 7.008.222) en nooit teruggemeld. Hiemstra ringde zijn eerste kleine burgemeesters in Surhuisterveen (Friesland) op 24 maart 2000 (ringnr Arnhem 5.308.416). Dit was een verzwakt exemplaar dat vier dagen later dood werd gevonden. Als zilvermeeuw, dat wel, maar vooruit. Hiemstra ving zijn tweede kleine burgemeester op 16 mei 2003 in Harlingen (ringnr Arnhem 5.411.084). De ring werd later nog eens met een telescoop afgelezen, maar helaas werd daarbij als vogelsoort zilvermeeuw opgegeven. Het laatste Nederlandse geval betreft een in 1999 in Belgie geringde kleine burgemeester (ringnr. L..71403) die vervolgens in dat zelfde jaar 1x en in 2000 nog drie keer in Nederland per telescoop werd afgelezen, maar in alle gevallen als kleine mantelmeeuw! En dergelijke determinatiefout is uit te sluiten; er gaat dus iets mis met hetzij de opgave/verwerking van de ringnummers, hetzij het aflezen. Hoe dan ook: de competitie wie de eerste zal zijn met een betrouwbare ringaflezing van een van deze geringde kleine burgemeesters is nog open. Wie hem afleest, komt in de Nieuwsbrief! En Hiemstra houdt zich aanbevolen voor meldingen van vangbare burgemeesters Nieuwsbrief NZG jaargang 6 nr. 2-10 -