Advies. Samenwerkingsakkoord betreffende de Instapstages. Brussel, 28 januari SERV_ADV_ _Samenwerkingsakkoord_Instapstages.

Vergelijkbare documenten
Advies. Onderwijsdecreet XXVII - Volwassenenonderwijs. Brussel, 25 januari 2017

Advies. Zesde Staatshervorming & diverse bepalingen WSE. Brussel, 27 februari 2017

Advies. Aanwervingsstimulans: perspectief voor langdurig werkzoekenden. Brussel, 12 december 2016

Relancestrategie Invoering van een globale verbintenis van de werkgevers inzake stageplaatsen Advies nr en rapport nr. 86

Advies. Onderwijsinspectie 2.0. Brussel, 26 juni 2017

Advies. Ervaringsfonds - aanvraagprocedures. Brussel, 6 juli 2015

Advies. Vrijstelling van beschikbaarheid. Brussel, 14 november 2016

Advies. Uitzendarbeid. Brussel, 21 maart 2016

Advies. BVR kwaliteits- en registratiemodel. Brussel, 1 april 2019

Advies. Implementatie zesde staatshervorming. Brussel, 29 augustus 2016

Advies. Uitbreiding van het tijdelijk project Schoolbank op de werkplek. Brussel, 3 mei 2017

Advies BVR EVC-GKK. Brussel, 5 maart 2019

Advies. Verplicht outplacement - Sanctie. Brussel, 30 oktober 2017

Advies. Uitrol Duaal Leren. Brussel, 29 mei 2017

Advies. Wijzigingen HBO en hoger onderwijs. Brussel, 12 juni 2017

Advies. Uitvoeringsbesluiten Rekendecreet

Advies. Conceptnota tripartite overlegstructuur voor het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid. Brussel, 26 mei 2015

verslag CRB

Advies. Transitiepremie van werkzoekenden naar ondernemerschap. Brussel, 2 januari 2018

Advies. Diverse regelingen voor het HBO en het volwassenenonderwijs VR DOC.1134/5. Brussel, 15 september 2016

VR DOC.1207/1

Nieuw loopbaanakkoord zet de stap naar maatwerk

Advies. betreffende de nieuwe anti-crisismaatregelen van de federale regering en minister van Werk

R A P P O R T Nr

Adviesvraag: voorontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en van de Vlaamse Codex

Advies. Aanloopfase. Brussel, 23 april 2018

Advies. Subsidiebesluit. Brussel, 12 december SERV_ADV_ _algemeneregelssubsidies.docx

Advies. Actieplan Ondernemend Onderwijs Brussel, 15 februari 2016

Advies. Modernisering secundair onderwijs: maatregelen basisonderwijs en eerste graad. Brussel, 21 september 2016

Advies. Activeringsstage. Brussel, 16 januari 2017

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

25 september Werkplekleren

Advies. Reparatiedecreet Vlaamse Codex Fiscaliteit. Brussel, 22 april 2015

Advies. Decreet Vlaamse bestuursrechtcolleges. Brussel, 17 juni 2013

Advies. Voorontwerp van decreet betreffende de organisatie van de eerstelijnszorg. Brussel, 15 oktober 2018

nr. 357 van LYDIA PEETERS datum: 15 februari 2017 aan PHILIPPE MUYTERS Jeugdwerkloosheid - Stand van zaken trajecten

De staatshervorming in vogelvlucht: stand van zaken. (West4work 3/11/2015)

Advies. Vlaams opleidingskrediet privé-sector en private social profit en opleidingscheques. Brussel, 28 januari 2019

DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE en SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Advies. Gecombineerde vergunning. Brussel, 29 maart 2016

Advies. betreffende het voorontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 4 juni 2003 betreffende het inwerkingsbeleid

Advies. REG stimuleren in woningen. Brussel, 19 oktober 2015

houdende de wijziging van artikel 339 van de programmawet (I) van 24 december 2002 Voorlopige versie

Advies. Voorontwerp van decreet kwaliteits- en registratiemodel van dienstverleners in het beleidsdomein Werk en Sociale Economie

MEMORIE VAN TOELICHTING

Advies. Wijziging energieheffing. Brussel, 5 september 2016

Advies. Wijzigingsbesluit strategisch basisonderzoek en FWO-Vlaanderen. Brussel, 29 januari 2018

Advies. Duaal leren in volwassenenonderwijs. Brussel, 21 december 2018

MEMORIE VAN TOELICHTING

Advies. EVA Toegankelijk Vlaanderen. Brussel, 29 januari 2018

VR DOC.0408/1BIS

VR DOC.0097/3BIS

Creatief aanwerven loont. 3 november Werkplekleren Tewerkstellingsmaatregelen

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 25 september

Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 26 maart 2019;

Advies. Aanpassing decreten aan Algemene Verordening Gegevensbescherming. Brussel, 12 februari 2018

Geef een jongere een kans met een instapstage, omdat instappen werkt, 1

Advies. over twee ontwerpen van decreet houdende Samenwerkingsakkoorden betreffende de interregionale mobiliteit van de werkzoekende.

Advies. Voorontwerp van Brusseldecreet. Brussel, 17 september 2018

Brussel, 5 februari _Advies_Huizen_van_het_Nederlands. Advies. over het voorontwerp van decreet betreffende de Huizen van het Nederlands

Advies. Vluchtelingen, één jaar verder. Brussel, 12 juli 2017

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Advies. Voorontwerp decreet geestelijk gezondheid. Brussel, 15 oktober 2018

Tijdelijke Werkervaring (TWE)

Advies. Ontbinding IWT. Brussel, 19 oktober 2015

Advies. Conceptnota hervorming van het PWAstelsel: Brussel, 25 april 2016

BISNOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Advies. Uitbouw hoger beroepsonderwijs. Brussel, 23 mei 2016

Advies. Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid

VR DOC.0085/1

VR DOC.0097/1

VR DOC.0771/2BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op xxx;

Leren. Werkervaring & Werkplekleren. 27 november Wat is werkplekleren?

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

Advies. Jongerenbonus. Brussel, 16 januari 2017

Werken op maat? Werkplekleren natuurlijk!

VR DOC.0097/4

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

MEMORIE VAN TOELICHTING

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.8 - Mei

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Advies. Leerloopbaanbegeleiding. Brussel, 22 mei 2018

Advies Startnota winkelen in Vlaanderen SERV_ADV_ _Startnota_Winkelen.doc

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;

Advies over het voorstel van onderwijskwalificatie graduaat in het winkelmanagement

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1059/2

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 26 september 2017

nr. 703 van MIRANDA VAN EETVELDE datum: 12 september 2016 aan PHILIPPE MUYTERS Activering 50-plussers - Stand van zaken

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 5 oktober

Advies ten gronde over certificaatsupplementen

Advies. Versterking Vlaams doelgroepenbeleid. Brussel, 31 augustus 2018

Advies. Krijtlijnen voor de hervorming van het stelsel van de opleidingscheques

Advies. Actieplan droogte en overstromingen. Brussel, 18 februari 2019

Reflectiegesprek: toekomstbeelden

DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE en SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Transcriptie:

Advies Samenwerkingsakkoord betreffende de Instapstages Brussel, 28 januari 2013 SERV_ADV_20130128_Samenwerkingsakkoord_Instapstages.docx Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 F +32 2 217 70 08 info@serv.be www.serv.be

Adviesvraag: Ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de instapstages Adviesvrager: Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport Ontvangst adviesvraag: 24 december 2012 Adviestermijn: 30 + verlenging tot 28 januari 2013 Decretale opdracht: SERV-decreet 7 mei 2004 art. 20 (SAR-functie) Goedkeuring raad: 28 januari 2013 2

De heer Philippe Muyters Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke ordening en Sport Koning Albert II-laan 19 1210 BRUSSEL contactpersoon ons kenmerk Brussel Mieke Valcke SERV_BR_20130128_samenwerkingsakkoordinstapstages_ADV 28 januari 2013 02/20 90 117 Ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de instapstages Mijnheer de minister, De SERV heeft uw adviesvraag van 24 december 2012 m.b.t. het samenwerkingsakkoord Instapstages goed ontvangen en maakt u hierbij zijn advies over. De SERV maakt van de gelegenheid gebruik om advies uit te brengen op drie niveaus: nl. 1) de instapstages, 2) het samenwerkingsakkoord instapstages en 3) het relance- en tewerkstellingsplan, meer bepaald de vraag naar het engagement van 1% werkplekleerplaatsen. Over de technische uitvoeringsmodaliteiten van de instapstages is er geen volledige consensus onder de sociale partners; daarom spreken we ons daarover in dit gemeenschappelijke advies niet uit. De raad formuleert wel een aantal opmerkingen en bedenkingen bij het ruimer kader en de context van de instapstages. De raad gaat dieper in op de doelgroep van de maatregel, de financiering en positionering van instapstage en IBO en de nood aan eenduidige communicatie en informatie. Wat dit laatste betreft, schept het samenwerkingsakkoord niet geheel duidelijkheid. De raad wil er de nadruk op leggen dat er wat betreft de instapstages geen rol is weggelegd voor de RVA. Het zijn de bemiddelingsdiensten die verantwoordelijk zijn voor de operationalisering van de maatregel en dus instaan voor de communicatie met de doelgroep en met de werkgevers. De raad wenst ook enkele bedenkingen te formuleren bij de verplichting rond werkplekleren (voorzien van 1% werkplekleerplaatsen) in het Tewerkstellingsplan van 27 december 2012. Hoogachtend Pieter Kerremans administrateur-generaal Ann Vermorgen voorzitter 3

Inhoud Krachtlijnen... 5 Advies... 7 1. Inleiding... 7 2. Instapstages... 7 2.1. Doelgroep... 8 2.2. Financiering en positionering van instrumenten... 8 2.3. Communicatie... 8 3. Samenwerkingsakkoord Instapstages... 9 4. Engagement inzake werkplekleren in het kader van het relanceplan... 9 4.1. Wat voorzien is in het Tewerkstellingsplan van 27 december 2012... 9 4.2. Bedenkingen bij het engagement inzake werkplekleerplaatsen... 10 4

Krachtlijnen De raad maakt van de adviesvraag m.b.t. het samenwerkingsakkoord instapstages gebruik om een advies uit te brengen met een scope op drie niveaus nl. de instapstages, het Samenwerkingsakkoord instapstages en het Relanceplan, meer bepaald de vraag naar het engagement van 1% werkplekleerplaatsen. Onder de sociale partners is er geen volledige consensus over de technische modaliteiten van de instapstages; de raad geeft daarom vooral opmerkingen en bedenkingen bij het ruimer kader van de maatregel. De raad wil dat de filosofie die aan de basis ligt van de werkinlevingsprojecten voor jongeren (WIJ) waar mogelijk doorgetrokken wordt naar de instapstages. Vertrekkende vanuit een begeleidingsgedachte moet het verwerven van extra competenties de focus zijn die, vanuit een perspectief op werk, in een latere fase (in een traject) kunnen worden geattesteerd door de begeleidende instantie of partner. De sociale partners staan nog steeds achter de doelstelling van het loopbaanakkoord om de meest precaire groep op de arbeidsmarkt, namelijk diegenen die ongekwalificeerd uitstromen, kansen op werkervaring te bieden. Wel zal zeer goed gemonitord moeten worden in hoeverre de doelstelling van 4450 instapstages gehaald wordt, gezien de verstrenging van de doelgroep in Vlaanderen t.a.v. de federale invulling. Daartoe stellen de sociale partners een grondige evaluatie voor, na zes maanden. Deze evaluatie zou betrekking kunnen hebben op de doelgroep, de rol van VDAB (o.a. begeleiding en matching), het aantal aangeboden instapstages, het aantal jongeren met interesse tot een stage,. Wat betreft de budgettaire implicaties van de instapstages stelt de raad duidelijk dat eerdere akkoorden betreffende het groeipad IBO en betreffende de alternatieven voor de jobkorting onverkort blijven gelden. M.a.w. de realisatie van de instapstages mag niet ten koste gaan van het groeipad IBO. Gezien de gelijktijdige lancering van enkele nieuwe instrumenten die qua finaliteit nauw bij elkaar aansluiten is goede communicatie en informatie zeer belangrijk. Dit geldt zowel voor de jongeren die door de WIJ én door de instapstages kunnen gevat worden als voor de bedrijven die de jongere een werkplekleerplaats aanbieden. Beiden dienen ook geïnformeerd te worden over de statuten en over rechten en plichten per trajectfase of per instrument. De raad wil er de nadruk op leggen dat er wat betreft de maatregel instapstages geen rol is weggelegd voor de RVA. Het zijn de bemiddelingsdiensten die verantwoordelijk zijn voor de operationalisering van de maatregel: voor Vlaanderen is het de VDAB die contact opneemt met alle betrokkenen. En niet alleen op vlak van communicatie en informatie is een eenduidige aanpak nodig; gezien de veelheid aan gelijkaardige instrumenten is ook de eenheid van begeleiding voor een volledig traject van groot belang. De raad is in principe akkoord met de doelstelling dat er voldoende kwalitatieve werkplekleerplaatsen moeten worden voorzien. De raad geeft de voorkeur aan een benadering waarbij bedrijven gestimuleerd worden om jongeren kansen te geven i.p.v. verplicht en waarbij ze voldoende en juiste instrumenten aangereikt krijgen die hen motiveert om mee de doelstellingen te realiseren. Het al dan niet opleggen van eventuele verplichtingen bij het niet behalen van het engagement in 2015, is een zaak die bij voorkeur via sociaal overleg moet beslist worden. 5

De verstrenging van de doelgroep zou als effect kunnen hebben dat de 1% doelstelling niet gehaald wordt; ook dit moet meegenomen worden in de grondige evaluatie van de maatregel, na zes maanden. Naast het nieuw engagement van 1% werkplekleerplaatsen zou ook de startbaanverplichting van 3% blijven gelden. Uit de cijfers blijkt dat het voldoen aan deze verplichting al verschillende jaren geen enkel probleem oplevert wat de vraag doet rijzen wat de meerwaarde ervan is. De raad benadrukt dat de vier (+ één) mogelijkheden die nu voorzien zijn voor het invullen van het 1% engagement niet volledig zijn. Een aantal categorieën ontbreken en dienen aangevuld te worden met bijkomende instrumenten. De sociale partners wensen meer tijd uit te trekken om tot een gedragen lijst van instrumenten te komen. Tot slot stelt de raad zich algemeen vragen bij de regionale en de federale bevoegdheden inzake stage. Het federale niveau legt een verplichting op aan de ondernemingen om te voorzien in werkplekleren maar deze verplichting wordt in hoofdzaak ingevuld door middel van regionale instrumenten. Het debat en het beleid omtrent werkplekleerplaatsen hoort volgens de raad eerder thuis binnen het Vlaamse beleid. 6

Advies 1. Inleiding Op 24 december 2012 vroeg minister Muyters de SERV om advies inzake het ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende de instapstages. De raad wenst van de adviesvraag m.b.t. het samenwerkingsakkoord instapstages gebruik te maken om een advies uit te brengen met een scope op drie niveaus nl. 1) de instapstages, 2) het samenwerkingsakkoord instapstages en 3) het relanceplan, meer bepaald de vraag naar het engagement van 1% werkplekleerplaatsen. Vooraleer op deze drie niveaus dieper in te gaan spreekt de raad een positieve appreciatie uit over de doelstelling om ongekwalificeerde jongeren zonder werkervaring relevante werkervaring te laten opdoen. Een doelstelling die vervat zit in het VESOC Akkoord Loopbaanbeleid van 17 februari 2012. De raad verwijst naar een eerder SERV-advies nl. dat van 27 juni 2012 over de werkervaringsprojecten voor jongeren. De raad wenst de filosofie die aan de basis ligt van die werkinlevingsprojecten voor jongeren (WIJ) zoveel als mogelijk doortrekken naar de instapstages 1. Vertrekkende vanuit de begeleidingsgedachte moet het verwerven van extra competenties de focus zijn die, vanuit het perspectief op werk, in een latere fase (in een traject) kunnen worden geattesteerd door de begeleidende instantie of partner. De raad wijst ook op de initiatieven die sectoren nemen met betrekking tot werkplekleren en meer bepaald de kwaliteit van stages. Ook zij kunnen een belangrijke partner zijn in de uitrol van deze maatregel. Een engagement m.b.t. de maatregelen instapstages en de WIJ kan via de sectoren bepleit worden. Er dient ook nagegaan te worden of de instapstages als mogelijke actie in de ESF-addenda Werkplekleren opgenomen kunnen worden. Tenslotte benadrukt de raad dat er geen volledige consensus is onder de sociale partners over de technische modaliteiten van de instapstages. In dit advies geeft de raad vooral opmerkingen en bedenkingen bij het ruimer kader van de instapstages. 2. Instapstages De raad wenst kort in te gaan op volgende aspecten van de instapstages: doelgroep, financiering en positionering van instrumenten en communicatie. 1 SERV-advies Werkinlevingsprojecten voor jongeren van 27 juni 2012 7

2.1. Doelgroep Het is belangrijk te weten dat de instapstages een federale maatregel is die gemoduleerd wordt om in te passen in het Vlaams arbeidsmarktbeleid en aan te sluiten bij het Vlaams arbeidsmarktinstrumentarium. Dat heeft o.a. gevolgen voor de doelgroep. In het federaal voorstel behoorden schoolverlaters die houder zijn van een diploma secundair onderwijs tot de doelgroep van de instapstages. Om in lijn te blijven met het loopbaanakkoord wordt de doelgroep in Vlaanderen verengd tot de ongekwalificeerde uitstroom, t.t.z. schoolverlaters die géén houder zijn van een diploma secundair onderwijs. De sociale partners staan uiteraard nog steeds achter de doelstelling van het loopbaanakkoord om de meest precaire groep op de arbeidsmarkt, namelijk diegenen die ongekwalificeerd uitstromen, kansen op werkervaring te bieden. Wel zal zeer goed gemonitord moeten worden in hoeverre de beoogde doelstelling van 4.450 instapstages in Vlaanderen gehaald wordt gezien de verstrenging van de doelgroep 2. Daartoe stellen de sociale partners een grondige evaluatie voor, na zes maanden. Deze evaluatie zou betrekking kunnen hebben op de doelgroep, de rol van VDAB (o.a. begeleiding en matching), het aantal aangeboden instapstages, het aantal jongeren met interesse tot een stage,. 2.2. Financiering en positionering van instrumenten Wat betreft de budgettaire implicaties van de instapstages wenst de raad duidelijk te stellen dat eerdere akkoorden betreffende het groeipad IBO en betreffende de alternatieven voor de jobkorting onverkort moeten blijven gelden. M.a.w. de realisatie van de instapstages mag niet ten koste gaan van het groeipad IBO. Instrumenten zoals instapstages en IBO mogen niet met elkaar in concurrentie treden. Het ontwerp van samenwerkingsakkoord vermeldt dat de werkingsmiddelen instapstages moeten worden opgevangen met de reguliere middelen VDAB alsook met de bijkomende middelen zoals voorzien in het loopbaanakkoord. De bijkomende middelen van het loopbaanakkoord waren en zijn echter voorzien voor onder meer de realisatie van de WIJ, niet voor de instapstages. Hierdoor blijft de vraag relevant hoe de (omkadering van de) instapstages zullen worden gerealiseerd. 2.3. Communicatie Gezien de gelijktijdige lancering van enkele nieuwe instrumenten die qua finaliteit nauw bij elkaar aansluiten is goede communicatie en informatie zeer belangrijk. 2 Simulaties via Arvastat wijzen uit dat er in december 2012 3858 laaggeschoolde jongeren in BIT (Beroepsinschakelingstijd) waren in Vlaanderen. Indien we enkel de groep nemen die minder dan zeven maanden werkloos is (het is deze groep wiens uitkering eerder geactiveerd zou worden), dan daalt het aantal tot 2821. 8

Dit geldt voor de jongeren die door de WIJ én door de instapstages kunnen gevat worden over hun mogelijke traject. Dit geldt ook voor de bedrijven zowel wat betreft de inzet en opleiding van jongeren zonder secundair diploma als de inzet en opleiding van jongeren met een secundair diploma. Beiden, jongeren en werkgevers, dienen ook geïnformeerd te worden over de statuten en over rechten en plichten per trajectfase en/of instrument. 3. Samenwerkingsakkoord Instapstages Het samenwerkingsakkoord is nodig zodat de regionale bemiddelingsdiensten hun rol ten volle kunnen spelen. Zoals onder andere het bemiddelen van vraag en aanbod en in het bijzonder werkgevers ervan te overtuigen een stageplaats aan te bieden aan de beoogde doelgroep. De raad vindt het niet aangewezen dat de RVA zelf de werkgevers zou prospecteren, de jongeren in BIT zou aanschrijven, een stage-databank zou aanleggen en zo meer. De raad wil er de nadruk op leggen dat er wat betreft de instapstages geen rol is weggelegd voor de RVA. Het zijn de bemiddelingsdiensten die verantwoordelijk zijn voor de operationalisering van de maatregel. Dat betekent voor Vlaanderen dat het de VDAB is die als eerste contact opneemt met alle betrokkenen. Dit moet er voor zorgen dat de informatie eenduidig is en niet leidt tot verwarring over definities en begrippen (zie in deze de website van de RVA die de regionale verschillen vooralsnog niet duidt wat vragen oproept op het terrein). De raad wijst er ook nog op dat de controles door de RVA op zes en twaalf maanden de aanpak van de VDAB doorkruist. Deze controles mogen in geen geval goede trajecten in de weg staan. Niet alleen op vlak van communicatie en informatie is een eenduidige aanpak nodig. Gezien de veelheid aan gelijkaardige instrumenten is ook de eenheid van begeleiding voor het ganse traject van groot belang. Er is nood aan één (centraal) aanspreekpunt dat een overzicht houdt over een volledig traject. Daarin is het moment van screening cruciaal omdat die het verdere traject bepaalt en de rechten en plichten die er mee gepaard gaan. Ook dit geldt voor de jongere én voor de werkgever die allebei goed geïnformeerd moeten zijn over rechten en plichten (zie ook bij 1). 4. Engagement inzake werkplekleren in het kader van het relanceplan 4.1. Wat voorzien is in het Tewerkstellingsplan van 27 december 2012 Met de wet houdende het tewerkstellingsplan van 27/12/2012 vraagt de federale overheid van de werkgevers, die vallen onder het toepassingsgebied van de CAO-wet van 5 december 1968, een verplicht engagement om te voorzien in 1% werplekleerplaat- 9

sen. Als dit engagement niet gehaald wordt in 2014, dan volgt vanaf 2015 een individuele verplichting voor alle ondernemingen vanaf 100 werknemers.- Om in dit engagement te voorzien, zijn er 4+1 mogelijkheden: jongeren tewerkgesteld met een startbaanovereenkomst van het type 2, jongeren tewerkgesteld met een startbaanovereenkomst van het type 3, jongeren in een instapstage, jongeren in een beroepsopleiding onder toezicht van de dienst voor beroepsopleiding van de bevoegde gemeenschap, alsook de jongeren die onmiddellijk na afloop van hun opleiding op een werkplekleerplaats met een arbeidsovereenkomst worden aangeworven door dezelfde werkgever. 4.2. Bedenkingen bij het engagement inzake werkplekleerplaatsen Ten aanzien van dit relanceplan (zoals uitgewerkt in het Tewerkstellingsplan van 27 december 2012) en het streven naar 1% werkplekleerplaatsen heeft de raad volgende opmerkingen: De raad is in principe akkoord met de doelstelling dat er voldoende kwalitatieve werkplekleerplaatsen moeten worden voorzien. De raad geeft de voorkeur aan een benadering waarbij bedrijven gestimuleerd worden om jongeren kansen te geven i.p.v. verplicht en waarbij ze voldoende en juiste instrumenten aangereikt krijgen die hen motiveert om mee de doelstellingen te realiseren. Het al dan niet opleggen van eventuele verplichtingen bij het niet behalen van het engagement in 2015, is een zaak die bij voorkeur via sociaal overleg moet beslist worden. De verstrenging van de doelgroep zou als effect kunnen hebben dat de 1% doelstelling niet gehaald wordt; ook dit moet meegenomen worden in de grondige evaluatie van de maatregel, na zes maanden. Naast het nieuw engagement van 1% werkplekleerplaatsen zou ook de startbaanverplichting van 3% blijven gelden. Uit de cijfers blijkt dat het voldoen aan deze verplichting al verschillende jaren geen enkel probleem oplevert wat de vraag doet rijzen wat de meerwaarde er van is. De raad sluit zich aan bij de vraag die ook de Nationale Arbeidsraad zich stelde in zijn advies nr. 1.814 van 25 september 2012 nl. hoe beide verplichtingen zich tot elkaar verhouden, wat de administratieve gevolgen voor werkgevers zijn en of dit engagement / deze verplichting zal meegeteld worden voor de opleidingsinspanningen in de sociale balans. Niet alle werkgevers vallen in gelijke mate onder de collectieve stage- en startbaanverplichtingen. De raad vraagt zich af wat hierbij de logica is. De registratie van het werkplekleren (waaronder de instapstages) zal volgens de wet houdende het tewerkstellingsplan gebeuren via Dimona en DmfA. Voor die types stage waarvoor nog geen Dimonaverplichting geldt, zal er een bijkomende worden ingevoerd. De raad wil dat een alternatief wordt onderzocht waarbij die 10

registratie wordt vervangen door een gedegen monitoring vanuit de betrokken instellingen zoals VDAB, Syntra en diverse onderwijsinstellingen. De raad benadrukt dat de vier (+ één) mogelijkheden die nu voorzien zijn voor het invullen van het 1% engagement niet volledig zijn. Een aantal categorieën ontbreken en dienen aangevuld te worden met bijkomende instrumenten. De sociale partners wensen meer tijd uit te trekken om tot een gedragen lijst van instrumenten te komen. Het is enerzijds de wens om breed te gaan maar er moet anderzijds ook opvolging mogelijk zijn. Het uitgangspunt is dat meegenomen wordt wat aansluit bij de filosofie van de werkplekleerplaatsen en dat een sluitende manier van registratie uitgewerkt wordt. Afhankelijk van het traject kan dat het onderwijs, de VDAB of de ondernemingen zijn. De raad stelt zich de vraag of de inspanningen rond stages en alternerend leren gevaloriseerd kunnen worden in het kader van de opleidingsinspanningen van werkgevers, bvb. via het in rekening brengen van deze inspanningen voor de meting van de 1,9% norm. In tegenstelling tot het federale kader rond instapstages, zal het Vlaamse kader ook halftijdse instapstages toelaten aangevuld met een halftijdse opleiding aangeboden door de VDAB. Dit moet ook kunnen gelden als een voltijdse instapstage om te komen tot 1% werkplekleerplaatsen. Tot slot stelt de raad zich algemeen vragen bij de regionale en de federale bevoegdheden inzake stage. Het federale niveau legt een verplichting op aan de ondernemingen om te voorzien in werkplekleren maar deze verplichting wordt in hoofdzaak ingevuld door middel van regionale instrumenten. (Na de staatshervorming zal dit overigens nog uitbreiden na overheveling van industrieel leerlingenwezen.) Het debat en het beleid omtrent werkplekleerplaatsen hoort volgens de raad eerder thuis binnen het Vlaamse beleid. Hoe dan ook moet er in de toekomst voorafgaandelijk steeds overleg zijn tussen de beleidsniveaus en moet er voorafgaandelijk naar een goede afstemming gezocht worden. 11