30RBS/30RBSY B. Luchtgekoelde koelmachines. Touch Pilot Junior. Montage, Inbedrijfstelling en Onderhoud 30RBSY 30RBS

Vergelijkbare documenten
30RBS/RBSY B. Luchtgekoelde koelmachines PRO-DIALOG MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD 30RBSY 30RBS

30RQS/30RQSY A. Omkeerbare lucht/water warmtepompen PRO-DIALOG MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD 30RQSY 30RQS

30RB/RBY A. Luchtgekoelde koelmachines. Zie voor bediening van de regeling het boekje 30RB/30RQ serie Pro-Dialog+ regeling

MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD PRO-DIALOG. Hoge temperatuur warmtepompen 61AF. Nominale verwarmingscapaciteit kw 50 Hz

30XA Luchtgekoelde koelmachines

Nominale koelcapaciteit kw. 50 Hz. Montage, Inbedrijfstelling en Onderhoud. Thieme GrafiMedia Groep

30XA A Luchtgekoelde koelmachines

30RB B 30RB Luchtgekoelde koelmachines. Nominale koelcapaciteit kw. 50 Hz. Montage, Inbedrijfstelling en Onderhoud

30RQ B 30RQ Omkeerbare lucht/water warmtepompen met hydro-module. Montage, Inbedrijfstelling en Onderhoud

30RBM RBP Luchtgekoelde koelmachines MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD. Nominale koelcapaciteit kw 50 Hz

30RQ B 30RQ Omkeerbare lucht/water warmtepompen met hydromodule

61WG/30WG/30WGA Watergekoelde/condensorloze vloeistofkoelaggregaten/waterwater

30XW/30XW-P 30XWH/30XWHP. Watergekoelde schroefkoelmachines Schroefwarmtepompen op waterbron. Montage, Inbedrijfstelling en Onderhoud

HANDLEIDING. Sesame. Thermoplastic Tank Technologies

30XA A. Luchtgekoelde schroefcompressorkoelmachines HANDBOEK MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD. Unit met opties 23A, 258 en 279

61WG/30WG Watergekoelde vloeistofkoelaggregaten/warmtepompen. met of zonder hydromodule

61AF. Hoge temperatuur warmtepompen PRO-DIALOG + Nominale verwarmingscapaciteit kw. 50 Hz. Montage, Inbedrijfstelling en Onderhoud

30XW/30XW-P A 30XWH/30XWHP A. Luchtgekoelde schroefcompressorkoelmachines Watergekoelde schroefcompressorwarmtepompen MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING

Gebruikershandleiding

PERFORMO-A R/H. PERFORMO-A R/H (type ) Luchtgekoelde chillers Alleen koelen / warmtepomp Voor buitenopstelling

30RBM RBP Luchtgekoelde koelmachines MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING. Nominale koelcapaciteit kw 50 Hz. Unit met low noise optie

MULTIPOWER-A R/H. Multipower-A R/H (type ) Luchtgekoeld koudwateraggregaat Alleen koelen / warmtepomp Voor buitenopstelling

AQUASNAP Bedieningspaneel

HYDROCIAT LW ST/HE

Gebruikershandleiding

MTE kw. Condensingunits voor buitenopstelling. Condensingunits MTE PLUS. Efficiëntie en compacte afmetingen voor commerciële klimatisering

38RBS Luchtgekoelde condensing units. Zie voor bediening van de regeling het boekje 38RBS serie Pro-Dialog+ regeling

42GW. Cassette ventilatorconvectoren. Nominale koelcapaciteit 2-11 kw Nominale verwarmingscapaciteit 4-14 kw

Gebruikershandleiding

48/50UA-UH Rooftop airconditioners, warmtepompen en gasverwarmers

Koelmachines en warmtepompen voor buitenopstelling

SUI Bedieningspaneel

30RA "A" Luchtgekoelde waterkoelaggregaten. hydro module AQUASNAP

30XAV Luchtgekoelde schroefcompressorkoelmachines met variabel toerental INSTALLATIE-, BEDIENINGS- EN ONDERHOUDSINSTRUCTIES

42DW. Horizontale ventilatorconvectoren met kanaalaansluiting. Nominale koelcapaciteit 5,5-12,7 kw Nominale verwarmingscapaciteit 7,3-17,9 kw

MCW 5-39 kw. Monoblok-systeem voor binnenopstelling. Water/water warmtepompen en koelmachines MCW PLUS. Compacte units met één circuit

30RQM RQP Omkeerbare lucht-water warmtepomp MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD

Gebruikershandleiding

30XW-V/30XWHV. Watergekoelde vloeistofkoel-machines/waterwater warmte-pompen met variabel toerental

KOUDWATERAGGREGATEN serie

30RY B Waterkoelaggregaten voor kanaalaansluiting met geïntegreerde hydro module

30RYH B Omkeerbare lucht/water warmtepompen voor kanaalaansluiting met geïntegreerde hydro module

AQUACIAT CALÉO. Hoge temperatuur warmtepompen

Handleiding. Bij het installeren en / of samenbouwen van de apparatuur moet voor de ingebruikname alle veiligheidscomponenten zijn aangebracht.

TECHNISCHE HANDLEIDING

61WG/30WG/30WGA A. Watergekoelde/condensorloze koelmachines/watergekoelde warmtepompen met of zonder geïntegreerde hydromodule

30RH B Omkeerbare lucht/water warmtepompen

30KAV KAVP Vloeistofkoelmachines, twin-schroefcompressor met variabel toerental HANDBOEK VOOR INSTALLATIE, GEBRUIK EN ONDERHOUD

61AF Compacte hoge temperatuur lucht-water warmtepompen met geïntegreerde hydro module. Nominale verwarmingscapaciteit kw.

Let op! Zware lading. Sta niet onder de hangende lading tijdens het transport of de montage.

MPE 4-76 kw. Koelmachines en warmtepompen voor buitenopstelling. Lucht/water warmtepompen en koelmachines MPE PLUS

LUCHTGEKOELD WATERKOEL-AGGREGAAT ALLEEN KOELEN / WARMTEPOMP 30RA/30RH KRACHTIG EN COMPACT

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE

GASTRO BUFFET - SALADEBAR GEBRUIKSAANWIJZING EN ONDERHOUDSHANDLEIDING

30GX HXC Water- en luchtgekoelde koelmachines met schroefcompressoren

30RA B Luchtgekoelde waterkoelaggregaten. hydro module

ULA Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing...

Bestnr Toerentalregelaar voor ventilator

montage inbedrijfstelling onderhoud 38XTZ luchtgekoelde condensingunits

INSTRUCTIEBOEKJE HG800P / HG1200R. hydrofoorgroepen

MYSON. Kickspace 500, 600 & 800. Installatie-, bedienings- en onderhoudsvoorschriften. Deze instructies dienen bij het toestel bewaard te worden

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding

30RBY/RQY Luchtgekoelde vloeistofkoelmachines voor kanaalaansluiting/ Lucht-water warmtepompen voor kanaalaansluiting PRO-DIALOG +

DYNACIAT LG

Veiligheidsinstructies Belangrijk: Lees deze instructies zorgvuldig voor u de heater in elkaar zet en gebruik neemt, en volg ze na.

Productcatalogus FX. Providing indoor climate comfort 2008/09. Productcatalogus

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *

MT ELEKTRONISCHE REGELAAR. Montage & gebruiksvoorschriften

ISO Ventilationbox

PDM-8-MB POM (VOEDING OVER MODBUS) Montage & gebruiksvoorschriften

Veilig werken met brandbare koelmiddelen

30RB /30RQ

Heteluchtkanon HP18 / HP 30 / HP 45 RVS BEDRIJFSVOORSCHRIFTEN

Veiligheid afwasautomaat 4. Vereisten installatie 5. Instructies installatie 7

MONTAGEHANDLEIDING. Kit met 2-wegafsluiter/kit met 3-wegafsluiter voor ventilatorconvectoren EKMV2C09B7 EKMV3C09B7

LER kw. Luchtgekoelde waterkoelmachines in splituitvoering. Luchtgekoelde waterkoelmachines in splituitvoering LER PLUS

LEP kw. Water-water monoblok-systeem voor binnenopstelling. Multifunctionele warmtepompen LEP PLUS

30RW/RWA Watergekoelde/condensorloze vloeistofkoelaggregaten met hydro module

30WG Watergekoelde/condensorloze koelmachines/watergekoelde warmtepompen met of zonder geïntegreerde hydromodule

Gebruiks- en onderhoudsvoorschriften. Centraal stofzuigsysteem DUO

30RW/RWA. Watergekoelde/condensorloze vloeistofkoelaggregaten met hydro module PRO-DIALOG MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING

PRODUCT - SELECTIEGEGEVENS

MONTAGEHANDLEIDING. 2-wegskleppenkit voor warmtepompconvector EKVKHPC

VEILIGHEID EN CORRECT GEBRUIK

AQUACIAT LD/ILD. Handleiding

38RA Serie. Bediening en onderhoud

AFVOER-/AANZUIGAPPARAAT RQN 1071 GEBRUIKSAANWIJZING

INHOUD. CE Verklaring van Overeenstemming 8. 2

GEBRUIKSAANWIJZING EIGENSCHAPPEN VOOR HET GEBRUIK

DE EFFICIËNTE EN MILIEUVRIENDELIJKE OPLOSSING VOOR DE PRODUCTIE VAN SANITAIR WARM WATER

HANDLEIDING airco diagnose gereedschap A/C Vloeistof Check artikelnummer: (complete set)

GEBRUIKSAANWIJZING WAND AFZUIGKAPPEN

Installatie Bediening Onderhoud

HANDLEIDING RO-STEAM 1000 / 2000

HIWARM COMPACT kw

Documentatie. magneetventielen

30XAS Luchtgekoelde koelmachines

Telescopische afzuigkap TEL06

VENTILATORCONVECTOR VOOR KANAALAANSLUITING

30XW-V/30XWHV. Watergekoelde koelmachines met variabel toerental/water/water warmtepompen met variabel toerental MONTAGE, INBEDRIJFSTELLING

Transcriptie:

Touch Pilot Junior Montage, Inbedrijfstelling en Onderhoud 30RBSY 30RBS Zie voor bediening van de regeling het boekje 30RB/30RQ 017-160 serie Touch Pilot Junior regeling Luchtgekoelde koelmachines 30RBS/30RBSY 039-160 B Nominale koelcapaciteit 40-160 kw 50 Hz Vertaling van het originele document 13460, 04,2016

Inhoudsopgave 1 - INLEIDING...5 1.1 - Specifieke aspecten voor 30RBSY units met variabele beschikbare druk...5 1.2 - Controleren van de zending...5 1.3 - Veiligheidsinstructies voor montage...6 1.4 - Apparatuur en componenten onder druk...6 1.5 - Veiligheidsinstructies voor onderhoud...7 1.6 - Veiligheidsinstructies bij reparatie...8 2 - Transport en plaatsen van de unit... 9 2.1 - Transport... 9 2.2 - Plaatsen...9 2.3 - Controles voorafgaand aan de inbedrijfstelling...10 3 - Installatiespecificaties voor 30RBSY units...10 3.1 - Algemeen...10 3.2 - Kanaalaansluitingen...11 3.3 - Elektrische beveiliging van de ventilatormotoren...12 3.4 - Aanzuigfilter voor luchtwarmtewisselaar (optie 23B)...12 3.5 - Aanvullende voorschriften voor units die op kanalen zijn aangesloten...12 3.6 - Montage van de condensaatafvoerbak (accessoire)...12 4 - AFMETINGEN, BENODIGDE VRIJE RUIMTE...13 4.1-30RBS 039-080, units met of zonder hydromodule...13 4.2-30RBS 090-160, units met of zonder hydromodule...14 4.3-30RBSY 039-050 en 070, units met of zonder hydromodule, zonder filterframe...15 4.4-30RBSY 039-050 en 070, optie 23B, units met of zonder hydromodule, met filterframe...16 4.5-30RBSY 060 en 080, units met of zonder hydromodule, zonder filterframe...17 4.6-30RBSY 060 en 080, optie 23B, units met of zonder hydromodule, met filterframe...18 4.7-30RBSY 090-160, units met of zonder hydromodule...19 4.8-30RBS/RBSY 039-080 units met desuperheater...20 4.9-30RBS/RBSY 090-120 units met desuperheater...20 4.10-30RBS/RBSY 140-160 units met desuperheater...20 5 - TECHNISCHE GEGEVENS, 30RBS...21 6 - Elektrische gegevens, 30RBS... 21 7 - TECHNISCHE GEGEVENS, 30RBSY...22 8 - Elektrische gegevens, 30RBSY... 22 9 - Elektrische gegevens, 30RBS en 30RBSY units... 23 9.1 - Kortsluitvastheid stroom (TN stelsel)* - standaardunit (met hoofdschakelaar zonder zekering)...23 9.2 - Elektrische gegevens, hydromodule... 23 9.3 - Compressoren voor standaard units...24 10 - SELECTIEGEGEVENS...25 10.1 - Bedrijfslimieten unit...25 10.2 - Gekoeldwater debiet...25 10.3 - Minimum gekoeldwater debiet...25 10.4 - Maximum gekoeldwater debiet...25 10.5 - Systeeminhoud...25 11 - ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN...26 11.1 - Schakelkast...26 11.2 - Elektrische voeding...26 11.3 - Fase onbalans spanning (%)...26 11.4 - Aanbevolen aderdiameters...26 11.5 - Op het werk aan te leggen stuurstroombedrading...27 11.6 - Handhaven elektrische voeding...27 11.7-24 V aansluitvermogen...27 3

12 - WATERLEIDING AANSLUITINGEN... 27 12.1 - Voorzorgsmaatregelen en aanbevelingen...28 12.2 - Wateraansluitingen...28 12.3 - Vorstbeveiliging...28 12.4 - Bescherming tegen cavitatie (optie 116)...29 13 - INSTELLEN NOMINALE WATERDEBIET...31 13.1 - Units zonder hydromodule...31 13.2 - Units met hydromodule en pomp met vast toerental... 32 13.3 - Units met hydromodule en pomp met variabel toerental - regeling constant drukverschil (Delta P regeling)... 32 13.4 - Units met hydromodule en pomp met variabel toerental - regeling constant temperatuurverschil (Delta T regeling)...33 13.5 - Platen-warmtewisselaar drukverlies (inclusief inwendig leidingwerk) - units zonder hydromodule... 34 13.6 - Pompdruk/waterhoeveelheid curve units met hydromodule (pomp met vast of variabel toerental)... 34 13.7 - Beschikbare externe statische druk - units met hydromodule (pomp met vast of variabel toerental, 50Hz)...35 14 - Inbedrijfstelling...36 14.1 - Controles voor de inbedrijfstelling...36 14.2 - Werkelijke inbedrijfstelling...36 14.3 - Werking van twee units in master/slave bedrijf...36 15 - BELANGRIJKSTE SYSTEEMCOMPONENTEN...37 15.1 - Compressoren...37 15.2 - Smering...37 15.3 - Condensors... 37 15.4 - Ventilatoren...37 15.5 - Elektronisch expansieventiel (EXV)...37 15.6 - Vochtindicator...37 15.7 - Filterdroger...37 15.8 - Koeler...37 15.9 - Koudemiddel...37 15.10 - Hogedrukschakelaar...37 16 - OPTIES...39 17 - SPECIFIEKE DETAILS VOOR UNITS MET EEN VENTILATOR MET OPVOERHOOGTE (30RBSY)... 40 18 - Gedeeltelijke warmteterugwinning met desuperheaters (optie 49)...40 18.1 - Technische gegevens, 30RBS/30RBSY units met gedeeltelijke warmteterugwinning met desuperheaters (optie 49)...40 18.2 - Montage en werking van de warmteterug-winning met desuperheater optie... 41 18.3 - Montage...42 18.4 - Regelconfiguratie met de desuperheater optie...42 18.5 - Bedrijfslimieten...42 19 - Brijn optie (optie 5B & optie 6B)...42 19.1 - Vorstbeveiliging...42 20 - STANDAARD ONDERHOUD...43 20.1 - Onderhoud niveau 1...43 20.2 - Onderhoud niveau 2...44 20.3 - Onderhoud niveau 3 (of hoger)...44 20.4 - Aandraaimomenten voor de belangrijkste elektrische aansluitingen... 45 20.5 - Aandraaimomenten voor de belangrijkste bouten en moeren...45 20.6 - Condensorbatterij...45 20.7 - Onderhoud van de koeler...46 20.8 - Kenmerken van R-410A...46 21 - Checklist voor de inbedrijfstelling van 30RBS/30RBSY koelmachines... 47 De illustratie op de voor pagina dient slechts ter illustratie en maakt geen deel uit van enige offerte of verkoopcontract. 4

1 - INLEIDING Alvorens de 30RBS/30RBSY units in bedrijf worden gesteld, moeten deze instructies bekend zijn bij alle personen die betrokken zijn bij montage, inbedrijfstelling, bediening en onderhoud van de apparatuur. De 30RBS/30RBSY units zijn ontworpen voor betrouwbaar en veilig bedrijf binnen de ontwerpcondities. Gebruik bij de toepassing van deze apparatuur uw gezond verstand en neem de gebruikelijke veiligheidsmaatregelen om schade aan apparatuur, materieel of persoonlijk letsel te voorkomen. Zorg dat u de in deze instructies opgenomen procedures en veiligheids-richtlijnen begrijpt en opvolgt. Ze zijn ontworpen voor een levensduur van 15 jaar door uit te gaan van een 75% bezettingsgraad factor; dat is ongeveer 100.000 bedrijfsuren. De procedures in deze instructies zijn geplaatst in de juiste volgorde voor een goede inbedrijfstelling en werking. Werkzaamheden aan elektrische/elektronische componenten mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Werkzaamheden aan koeltechnische componenten mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd (F-gassen gediplomeerd) personeel. Tijdens montage, onderhoud en service werkzaamheden moeten de uitvoerende technici veiligheidshandschoenen, bril, schoenen en beschermende kleding dragen. Zie de conformiteitsverklaringen van deze producten om te controleren of ze voldoen aan de Europese richtlijnen (machineveiligheid, laagspanning, elektromagnetische compatibiliteit, apparatuur onder druk, etc.). 1.1 - Specifieke aspecten voor 30RBSY units met variabele beschikbare druk De 30RBSY modellen zijn ontworpen om in een technische ruimte van het gebouw te worden geplaatst. Bij dit type installatie wordt de warme lucht uit de luchtgekoelde condensors door de ventilatoren via een kanaalsysteem naar buiten afgevoerd. Het retourkanaal van de aanzuiglucht kan zich binnen of buiten de ruimte bevinden (zie hoofdstuk 3.2 Kanaalaansluitingen ). De aansluiting van een kanaalsysteem aan de perszijde van de ventilator(en), en in bepaalde gevallen aan de aanzuigzijde van de warmtewisselaar, leidt tot een drukverlies dat wordt veroorzaakt door de weerstand van de luchtstroom. Daarom worden in de units in deze serie krachtiger ventilatormotoren toegepast dan in de 30RBS units. Voor alle units die in een technische ruimte zijn geplaatst zullen de drukverliezen verschillen, afhankelijk van de kanaallengte, kanaaldiameter en aftakkingen. 30RBSY units, voorzien van ventilatoren met externe statische druk, zijn ontworpen voor toepassing met luchtkanalen met een drukverlies van 160 Pa. Het maximale drukverlies is 180 of 240 Pa, afhankelijk van het type unit. Ter compensatie van deze drukverliezen zijn de 30RBSY units voorzien van variabel-toerental ventilatoren met een maximaal toerental van 19 r/s om een optimale luchtstroomsnelheid te verzekeren. Het toerental van de ventilator(en) wordt geregeld door een algoritme dat continu de condensatietemperatuur optimaliseert om de beste energie-efficiëntie (EER) voor de unit te bereiken, ongeacht de bedrijfscondities en drukverliezen van het kanaalwerk van het systeem. Indien nodig en om redenen die van toepassing kunnen zijn op de plaats van installatie van de 30RBSY units, kan een maximum ventilatortoerental worden ingesteld. Raadpleeg hiervoor het boekje Touch Pilot Junior regeling 30RB/RQ. 1.2 - Controleren van de zending Controleer de zending reeds op de vrachtwagen op transportschade. Meld eventuele zichtbare schade onmiddellijk telefonisch aan Carrier Nederland BV en laat de vervoerder een aantekening maken op de vrachtbrief. De zending is door Carrier Nederland BV tot de aankomst op het werk verzekerd. Controleer of de gegevens op de kenplaat van de unit (aan de zijkant) overeenkomen met de vrachtbrief en de bestelling. Er bevinden zich machine kenplaten op 2 plaatsen: - aan de buitenkant, op een van de zijkanten, - aan de binnenkant van de deur van de schakelkast. Op de kenplaat van de unit moet de volgende informatie zijn vermeld: - Typenummer - CE markering - Serienummer - Jaar van productie en datum druk- en lekdichtheidscontrole - Toegepast koudemiddel - Koudemiddelvulling per circuit - PS: Min./max. toegestane druk (hoge en lagedruk zijde) - TS: Min./max. toegestane temperatuur (hoge en lagedruk zijde) - Uitschakeldruk drukschakelaar - Unit lektest druk - Voltage, frequentie, aantal fasen - Maximum opgenomen stroom - Maximum opgenomen vermogen - Netto gewicht van de unit Controleer of alle opties compleet zijn meegeleverd. Gedurende de gehele levensduur van de unit moet hij periodiek worden gecontroleerd om er zeker van te zijn dat hij niet is beschadigd door schokken (hanteren van accessoires, gereedschappen etc.). Zo nodig moeten de beschadigde onderdelen worden gerepareerd of vervangen. Zie ook het hoofdstuk Standaard onderhoud. 5

1.3 - Veiligheidsinstructies voor montage Na aflevering van de unit, moet hij op schade worden gecontroleerd. Controleer dat het koudemiddelcircuit onbeschadigd is. Met name dat er geen componenten of leidingen zijn verschoven of beschadigd (bijv. door schokken). Voer in geval van twijfel een lektest uit. Meld eventuele schade onmiddellijk telefonisch aan Carrier en laat de vervoerder een aantekening maken op de vrachtbrief. Laat skids, pallets of beschermende verpakking op hun plaats tot de unit op zijn definitieve plaats staat. Deze units kunnen worden verplaatst met een vorkheftruck zolang de vorken zich op de juiste plaats en in de juiste richting op de unit bevinden. De units kunnen ook worden gehesen met hijsstroppen, aangebracht op de op de unit aangegeven hijspunten (labels op het chassis en een label met alle relevante instructies zijn op de unit bevestigd). Gebruik hijsstroppen die voldoende sterk zijn voor het gewicht van de unit en volg altijd de hijsinstructies op de officiële maatschetsen. Veiligheid wordt alleen gegarandeerd wanneer deze instructies nauwkeurig worden opgevolgd. Wanneer dit niet gebeurt kan schade aan de apparatuur of lichamelijk letsel van personeel het gevolg zijn. Dek nooit beveiligingen af. Dit geldt voor smeltveiligheden en ventielen (indien gebruikt) in de koudemiddel- of watercircuit. Controleer of de oorspronkelijke beschermpluggen nog in de uitlaatopeningen van de kleppen zitten. Deze pluggen bestaan gewoonlijk uit kunststof en moeten niet worden gebruikt. Als ze nog aanwezig zijn moeten ze worden verwijderd. Installeer (indien noodzakelijk) afblaasleidingen op de uitlaatopeningen van de beveiligingen om binnendringen van ongewenst materiaal (stof, bouwafval, etc.) en atmosferische stoffen te voorkomen (water kan roest of ijsvorming veroorzaken). Deze afblaasleidingen mogen de werking niet belemmeren en geen drukdaling veroorzaken die groter is dan 10% van de ingestelde druk. Classificatie en regelgeving De beveiligingen van deze machines zijn in overeenstemming met de Richtlijn drukapparatuur en de nationale voorschriften en zijn in de EU als volgt geclassificeerd: Beveiliging* Ventiel beperking van schade bij brand** Koudemiddelzijde Hogedrukschakelaar x Ventiel*** x Breekplaat x Smeltveiligheid x Waterzijdig Ventiel **** **** * Geclassificeerd voor bescherming bij normaal bedrijf. ** Geclassificeerd voor bescherming bij abnormaal bedrijf. *** De regel, dat de druk niet meer dan 10% boven de insteldruk van het ventiel mag uitstijgen, geldt niet in het geval van abnormaal bedrijf. De insteldruk mag hoger zijn dan de ontwerpdruk. In dit geval zorgt de ontwerp-temperatuur of hogedrukschakelaar dat de ontwerpdruk bij normaal bedrijf niet wordt overschreden. **** De geschiktheid van de ventielen moeten worden gecontroleerd door het bedrijf dat de installatie van het gehele watersysteem uitvoert. Deze veiligheden mogen, zelfs als er geen gevaar voor brand is, niet worden verwijderd. Er is geen garantie dat de veiligheden weer worden teruggeplaatst indien de installatie wordt veranderd of als de unit wordt verplaatst. Wanneer het apparaat wordt blootgesteld aan vuur, veiligheidsvoorzieningen voorkomen scheuren als gevolg van overdruk door het vrijgeven van het koudemiddel. Bij blootstelling aan een vlam kan de vloeistof worden ontbonden in toxische residuen: - Blijf uit de buurt van het apparaat. - Zorg voor waarschuwingen en aanbevelingen voor het personeel dat verantwoordelijk is voor het blussen van de brand. - Brandblussers geschikt voor het systeem en het gebruikte type koudemiddel moeten gemakkelijk toegankelijk zijn. Alle in de fabriek geïnstalleerde afblaasveiligheden zijn voorzien van een verzegeling om wijzigingen in de afstelling te voorkomen. Voor units geïnstalleerd in een afgesloten ruimte moeten de externe ventielen in principe worden aangesloten op afvoerleidingen (30RBSY). Raadpleeg de installatievoorschriften, bijvoorbeeld die van de Europese norm EN 378 en EN 13136. Wanneer koudemiddel afblaasveiligheden afblazen in de ruimte en er gevaar onstaat voor personen en goederen, dan dienen de koudemiddel afblaasveiligheden te worden aangesloten op afblaasleidingen die naar buiten leiden. Aangezien het koudemiddel kan worden afgeblazen in de buitenlucht, moet de uitlaatopening ver zijn verwijderd van de luchtinlaat van het gebouw, of moet afvoer plaatsvinden in zulke kleine hoeveelheden waardoor voldoende verdun-ning plaats vindt zodat er geen gevaar voor personen ontstaat. Zie voor periodieke controle van de overstortventielen en afblaasveiligheden hoofdstuk Veiligheidsinstructies voor onderhoud. Bij het werken met koudemiddel moeten de van toepassing zijnde voorschriften worden gevolgd. Zorg voor voldoende ventilatie. De ophoping van koudemiddel in een afgesloten ruimte kan leiden tot zuurstofgebrek en daardoor tot ademnood, verstikking of explosies. Inhaleren van hoge concentraties koudemiddeldamp is schadelijk en kan leiden tot hartritmestoornissen, bewusteloosheid en de dood. Damp is zwaarder dan lucht en vermindert de beschikbare hoeveelheid zuurstof om te ademen. Koudemiddel veroorzaakt oog- en huidirritaties. Ontledings-producten kunnen gevaarlijk zijn. 1.4 - Apparatuur en componenten onder druk Deze producten bevatten apparatuur of componenten onder druk, geproduceerd door Carrier of andere fabrikanten. De eigenschappen van deze apparatuur/componenten zijn vermeld op de kenplaat of in de met de producten meegeleverde vereiste documentatie. Deze gegevens kunnen belangrijk zijn voor herkwalificatie, opnieuw testen en de RLK regelgeving. Deze units voldoen aan de Europese Richtlijn. De units zijn bedoeld om te worden opgeslagen en te werken in een omgeving waar de omgevingstemperatuur niet lager is dan de laagste toegestane temperatuur zoals vermeld op het typeplaatje. 6

De in het hoofdstuk Bedrijfslimieten opgegeven bedrijfsdrukken mogen niet worden overschreden. 1.5 - Veiligheidsinstructies voor onderhoud Carrier beveelt de volgende opzet voor een logboek aan (de onderstaande tabel is slechts een voorbeeld en behoort niet tot de verantwoordelijkheid van Carrier). Bezoek Datum Aard (1) Naam van de technicus Van toepasssing zijnde regelgeving (1) Onderhoud, reparatie, periodieke keuringen (EN 378), lekkage, etc. Controle Werkzaamheden aan elektrische/elektronische componenten mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel (IEC 60364 classificatie B4A). Werkzaamheden aan koeltechnische componenten mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd (STEK erkend) personeel. Laswerkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd (STEK erkend) personeel. Aquasnap units werken met het hogedruk koudemiddel R-410A (de werkdruk van de unit ligt boven 40 bar, de druk bij 35 C luchttemperatuur is 50% hoger dan voor R-22). Bij werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit moet speciale apparatuur worden gebruikt (manometer, terugwin-unit, enz.). Deze handelingen (openen of sluiten van een koudemiddelafsluiter) mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel en bij volledig afgeschakelde unit. OPMERKING: De unit mag nooit achtergelaten worden met de vloeistofafsluiter in gesloten stand omdat zich vloeibaar koudemiddel kan bevinden tussen deze afsluiter en het expansie-orgaan wat tot drukstijgingen kan leiden. Door uitzetting van opgesloten vloeibaar koudemiddel kan schade en een onveilige situatie ontstaan. Tijdens werkzaamheden, onderhoud en service werkzaamheden moeten de uitvoerende technici veiligheidshandschoenen, bril, schoenen en beschermende kleding dragen. Schakel altijd de hoofdstroom af voordat met werkzaamheden aan elektrische componenten incl. regelpanelen, schakelaars, relais etc., wordt begonnen. Maak de machine spanningsloos tijdens onderhoudswerkzaamheden en vergrendel de scheidingsschakelaar met een hangslot. Als het werk wordt onderbroken, controleer dan voordat u weer begint dat alle circuits spanningsloos zijn. LET OP: Zelfs wanneer de unit uit is blijft het stroomcircuit bekrachtigd, tenzij de hoofdschakelaar van de unit of de externe voeding is afgeschakeld. Zie elektrisch schema voor nadere details. Breng waarschuwingslabels aan (vermeld dit in de veiligheidsinstructies). Wanneer er werkzaamheden worden uitgevoerd in de buurt van de ventilatoren, met name wanneer de beschermgrilles of omkasting zijn verwijderd, schakel dan de voeding van de ventilatoren af om te voorkomen dat ze gaan werken. De aanwezigheid van olie bij de afblaasopening is een nuttige aanwijzing voor koudemiddellekkage. Houd deze opening goed schoon, zodat eventuele lekkage duidelijk zichtbaar is. De instelling van een veerveiligheid die gelekt heeft, is over het algemeen lager dan zijn oorspronkelijke instelling. De nieuwe instelling kan invloed hebben op het bedrijfsbereik van de machine. Om onnodig aanspreken van beveiligingen of lekkages te voorkomen, dient de veerveiligheid te worden vervangen. Controle van de werking: Belangrijke informatie over het toegepaste koudemiddel: LET OP: 1. Werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit van dit product moeten altijd worden uitgevoerd in overeenstemming met de geldende wetgeving. In de EU is de F-gassenverordening, nr. 517/2014 van kracht. 2. Zorg dat koudemiddel gedurende installatie, onderhoud of verwijdering van de apparatuur nooit kan ontsnappen naar de atmosfeer. 3. Het opzettelijk lozen van gas in de atmosfeer is verboden. 4. Wanneer een koudemiddellek wordt geconstateerd, moet dit lek zo snel mogelijk worden gedicht en gerepareerd. 5. Alleen gekwalificeerd en gecertificeerd personeel mag installatie- en onderhoudswerkzaamheden en de lektest van het koudemiddelcircuit uitvoeren of de apparatuur verwijderen en het koudemiddel terugwinnen. 6. Het terugwinnen van gas voor recycling, regeneratie of vernietiging is voor rekening van de klant. 7. Periodieke lektests moeten worden uitgevoerd door de klant of door derden. Hiervoor gelden de in de EU-verordening vastgestelde intervallen: Systeem ZONDER lekdetectie Systeem MET lekdetectie Koudemiddelvulling/circuit (C02 -equivalenten) Koudemiddelvulling/circuit (kg) R134a (GWP 1430) R407C (GWP 1774) R410A (GWP 2088) HFO's : R1234ze Geen controle Geen controle < 5 ton 5 vulling < 50 ton Vulling < 3,5 kg Vulling < 2,8 kg Vulling < 2,4 kg niet vereist 12 maanden 6 maanden 3 maanden 24 maanden 12 maanden 6 maanden 3,5 vulling < 34,9 kg 2,8 vulling < 28,2 kg 2,4 vulling < 23,9 kg 50 vulling < 500 ton 34,9 vulling < 349,7 kg 28,2 vulling < 281,9 kg 23,9 vulling < 239,5 kg * Met ingang van 1 januari 2017 moeten de units zijn uitgerust met een lekdetectiesysteem Vulling > 500 ton* Vulling < 349,7 kg Vulling < 281,9 kg Vulling < 239,5 kg 8. Voor apparatuur dat is onderworpen aan periodieke lektests moet een logboek worden bijgehouden. Hierin moeten staan: de hoeveelheid en het type van het koudemiddel dat in de installatie aanwezig is (toegevoegd en teruggewonnen), de hoeveelheden gerecycled, geregenereerd en vernietigd koudemiddel, de datum en het resultaat van de lektest, de naam van de operator en van het bedrijf waarvoor hij werkt, enz. 9. Neem bij eventuele vragen contact op met uw lokale dealer of installateur. 7

Controle van de beveiligingen: Indien geen nationale voorschriften bestaan, moeten de beveiligingen ter plaatse worden gecontroleerd conform de norm EN378: eens per jaar voor hogedrukschakelaars, om de vijf jaar voor veerveiligheden en overstortventielen. De onderneming of organisatie die een test uitvoert van een drukschakelaar moet gedetailleerde procedures vaststellen en implementeren voor het uitvoeren van: - Veiligheidsmaatregelen - Kalibratie van de meetapparatuur - Validatie van de werking van de beveiligingsapparaten - Testprotocollen - Het opnieuw inbedrijfstellen van de apparatuur. Raadpleeg Carrier service voor dit soort tests. Carrier noemt hier alleen het principe van een test zonder het verwijderen van de drukschakelaar: - Controleer en noteer de setpoints van drukschakelaars en drukontlastapparaten (kleppen en mogelijk breekplaten) - Sta klaar om de hoofdschakelaar van de voeding af te schakelen als de drukschakelaar niet werkt (voorkom overdruk of overtollig gas in het geval van kleppen aan de hoge druk zijde met warmteterugwinning) - Sluit een geijkte manometer aan (de waarden die worden weergegeven op het bedieningspaneel kunnen onnauwkeurig zijn bij een directe uitlezing vanwege de scan vertraging in de regelaar) - Activeer de HP test in het Quick test menu (password vereist). LET OP: Indien de test leidt tot vervanging van de drukschakelaar moet het koudemiddel worden afgepompt. Deze drukschakelaars zijn niet op automatische ventielen (Schraeder type) gemonteerd. Als de unit is opgesteld in een vochtige omgeving, dan moeten ze vaker worden gecontroleerd. Voer regelmatig een lektest uit en repareer eventuele lekken onmiddellijk. Controleer regelmatig dat de trillingsniveaus nog acceptabel zijn en niet veel hoger dan die bij de inbedrijfstelling golden. Voordat een koudemiddelcircuit wordt geopend, moet het koudemiddel worden overgebracht naar speciaal voor dit doel geleverde tanks en moeten de manometers worden geraadpleegd. Deze voorschriften voor het conditioneren en terugwinnen van HFK s onder optimale kwaliteitscondities voor de producten en optimale veiligheidscondities voor personen, goederen en het milieu worden beschreven in norm NF E29-795. Wanneer het koudemiddelcircuit na een ingreep (bijv. vervanging van een component) langer dan een dag geopend blijft, moeten de openingen worden afgedicht en het circuit met stikstof worden gevuld (inertie principe). Het doel hiervan is om het binnendringen van vocht te voorkomen, evenals de daaruit voortvloeiende corrosie aan de binnenzijde en op onbeschermde stalen oppervlakken. 1.6 - Veiligheidsinstructies bij reparatie Alle componenten van de installatie moeten goed worden onderhouden om schade en lichamelijk letsel te voorkomen. Storingen en lekkages moeten onmiddellijk worden verhol-pen. De verantwoordelijke technicus draagt de verantwoor-delijkheid voor onmiddellijk herstel van de storing. Na reparatie van de machine moet de werking van de beveili-gingen opnieuw worden gecontroleerd en een rapport worden aangemaakt van de bedrijfsparameters bij 100%. Volg de voorschriften en aanbevelingen in de veiligheidsrichtlijnen voor unit en HVAC installaties, zoals EN 378, ISO 5149, etc. EXPLOSIEGEVAAR Gebruik tijdens een lektest voor het zuiveren van leidingen of voor het onder druk zetten van een machine nooit lucht of gas met zuurstof. Luchtmengsels of gassen met zuurstof die onder druk staan kunnen een explosie veroorzaken. Zuurstof reageert heftig met olie en vet. Voor lektesten mag alleen stikstof worden gebruikt, mogelijk met een geschikt traceergas. Niet naleven van de bovengenoemde instructies kan ernstige of zelfs dodelijke gevolgen hebben en de installatie beschadigen. Overschrijd nooit de gespecificeerde testdrukken. Controleer de toegestane testdrukken in de instructies en de ontwerpdrukken op de kenplaat van de unit. Een koudemiddelleiding of vat mag nooit worden gelast of doorgebrand voordat alle koudemiddel (vloeistof en damp) en de olie uit de machine zijn verwijderd. Dampsporen moeten worden verwijderd met droge stikstof. Wanneer koudemiddel in contact komt met open vuur kunnen er giftige gassen ontstaan. Op de opstellingsplaats moet de nodige beveiligingsapparatuur beschikbaar zijn en brandblusapparatuur voor het systeem en het gebruikte type koudemiddel moet voorhanden zijn. Koudemiddel mag niet worden overgeheveld. Vermijd dat koudemiddel in contact komt met de huid en ogen. Draag een veiligheidsbril en handschoenen. Krijgt u toch koudemiddel op de huid, was dit dan direct af met water en zeep. Als er koudemiddel in de ogen komt dan moeten de ogen onmiddellijk gespoeld worden met water. Raadpleeg direct een arts. De onbedoelde uitstoot van het koudemiddel, als gevolg van kleine lekkages of significante lozingen bij een breuk van een pijp of een onverwachte vrijlating uit een ventiel, kan bevriezingsverschijnselen en brandwonden aan het personeel veroorzaken. Negeer dergelijke verwondingen niet. Installateurs, eigenaren en vooral servicetechnici voor deze units moeten: - Een arts raadplegen voor de behandeling van dergelijke verwondingen. - Toegang hebben tot een EHBO-kit, in het bijzonder voor de behandeling van verwondingen aan de ogen. Wij raden aan om norm EN 378-3 bijlage 3 toe te passen. 8

Gebruik nooit vuur (soldeerlamp) of oververhitte stoom (hogedruk reiniger) in het koudemiddelcircuit. Er kan dan gevaarlijke overdruk ontstaan. Bij het verwijderen en opslaan van koudemiddel moeten de van toepassing zijnde voorschriften worden gevolgd. Deze voorschriften voor het conditioneren en terugwinnen van HFK s onder optimale kwaliteits-condities voor de producten en optimale veiligheids-condities voor personen, goederen en het milieu worden beschreven in norm NF E29-795. Zie ook de officiële maatschetsen van de units. Wegwerp cilinders mogen nooit worden hergebruikt of opnieuw gevuld. Dit is gevaarlijk en illegaal. Wanneer de cilinders leeg zijn, evacueer dan de resterende gasdruk en zorg dat de cilinders volgens de plaatselijke voorschriften worden afgevoerd. Niet verbranden! Verwijder nooit bevestigingsmateriaal, componenten, etc. terwijl de machine onder druk is of in werking. Zorg dat de overdruk op 0 kpa ligt en de unit is uitgeschakeld en spanningloos is gemaakt alvorens het koudemiddelcircuit te openen. Probeer niet om ontlastkleppen te repareren wanneer corrosie of vervuiling (roest, vuil, schilfers etc.) in het klephuis of het mechanisme is aangetroffen. Vervang de klep. Monteer ontlastkleppen niet in serie of achterstevoren. ATTENTIE: Over de unit, of delen ervan, mag niet worden gelopen. Ook mogen er gaan zware voorwerpen op worden geplaatst. Componenten en leidingwerk moeten regelmatig worden gecontroleerd en indien nodig gerepareerd of vervangen. GA NIET op koudemiddelleidingen STAAN. Gebroken leidingen gaan zwiepen en kunnen dan persoonlijk letsel veroorzaken. Klim niet op een machine. Gebruik een platform of stellage. Gebruik hulpmiddelen (kraan, lift etc.) bij transporteren, hijsen en plaatsen van zware componenten. Gebruik deze hulpmiddelen ook als er gevaar bestaat dat u uitglijdt of uw evenwicht verliest, zelfs wanneer componenten licht zijn. Gebruik bij vervanging alleen onderdelen die oorspronkelijk in de machine zijn toegepast. Zie hiervoor de onderdelenlijst. Deze is op aanvraag beschikbaar. Tap geen watercircuits af die industriële antivries bevatten zonder toestemming van de daartoe bevoegde autoriteiten. Sluit de waterintrede en uittredeafsluiters en ontlucht het watercircuit alvorens werkzaamheden aan de componenten in het circuit uit te voeren (gaasfilter, pomp, stromingsschakelaar etc.). Controleer regelmatig alle afsluiters, bevestigingsmateriaal en leidingen op roest, lekkage en schade. Draag gehoorbeschermers bij het uitvoeren van werkzaamheden in de buurt van een draaiende machine. Controleer het type koudemiddel voordat u koudemiddel gaat bijvullen. Toevoegen van een verkeerd koudemiddel kan leiden tot schade of verstoorde werking van de unit en zelfs tot onherstelbare schade aan de compressoren. De compressoren werken met R-410A en zijn gevuld met een synthetische polyester olie. Voordat er werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit worden uitgevoerd, moet de gehele koudemiddelvulling worden overgepompt. 2 - Transport en plaatsen van de unit 2.1 - Transport Zie hoofdstuk 1.3 Veiligheidsinstructies voor montage. 2.2 - Plaatsen De machine moet worden geïnstalleerd op een plaats die niet toegankelijk mag zijn voor het publiek of die beveiligd is tegen toegang door onbevoegden. In het geval de machine is opgesteld op een verhoging moet deze gemakkelijk toegankelijk zijn voor onderhoud. Zie onder Afmetingen en benodigde vrije ruimte om er zeker van te zijn dat er voldoende ruimte is voor alle aansluitingen en voor onderhoudswerkzaamheden. Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling de met de unit meegeleverde officiële maatschetsen. Voor standaardunits is bestendigheid tegen aardbevingen niet geverifieerd. WAARSCHUWING: Breng de hijsstroppen alleen aan op de punten die op de unit zijn aangegeven. Controleer voordat de unit wordt geplaatst: dat de gebouwconstructie sterk genoeg is om het gewicht van de unit te dragen. dat het oppervlak waterpas, vlak en niet beschadigd is. De unit moet op de X en Y assen waterpas worden geplaatst (maximaal 5 mm afwijking per meter). dat er voldoende vrije ruimte is voor een onbelemmerde luchtuittrede en voor onderhoud. dat er op de juiste plaatsen voldoende steunpunten aanwezig zijn. dat de plaats van opstelling niet onder water kan komen te staan. dat wanneer zware sneeuwval kan voorkomen en lange perioden van temperaturen onder nul normaal zijn, de unit zo hoog is geplaatst dat sneeuw er zich niet tegen kan ophopen. Bij hoge windsnelheden kan het plaatsen van windbaffles uitkomst brengen. Deze mogen de luchtintrede uiteraard niet belemmeren. WAARSCHUWING: Controleer, voordat de unit naar de plaats van opstelling wordt gehesen, dat alle panelen goed zijn bevestigd. De unit moet voorzichtig wordt gehesen en rustig worden neergezet. 9

De 30RBS/RBSY units kunnen worden verplaatst met hijsstroppen (gebruik dan evenaars) of een vorkheftruck. De batterijen moeten tijdens transport goed zijn beschermd. De unit mag niet méér dan 15 overhellen. WAARSCHUWING: Oefen nooit druk uit op de panelen van de omkasting. Alleen het basisframe van de unit is daartegen bestand. 2.3 - Controles voorafgaand aan de inbedrijfstelling Vóór de opstart van het koelsysteem moet de gehele installatie, inclusief het koelsysteem worden vergeleken met de installatietekeningen, maatschetsen, systeem leidingwerk en instrumentatie tekeningen en de elektrische schema s. Neem tijdens deze controles alle nationale voorschriften in acht. Raadpleeg de norm EN 378-2 als volgt indien de nationale voorschriften geen details bevatten: 3 - Installatiespecificaties voor 30RBSY units 3.1 - Algemeen Elke ventilator wordt geregeld door een traploze toerenregelaar. Elk circuit functioneert daarom onafhankelijk en moet over een afzonderlijk kanaalsysteem beschikken om kortsluiting van lucht tussen de condensors van de verschillende koudemiddelcircuits te voorkomen. Elke ventilator op de 30RBSY units is voorzien van een in de fabriek gemonteerd aansluitframe voor aansluiting op het kanaalwerk van het specifieke koudemiddelcircuit waartoe de ventilator behoord. Voor de precieze afmetingen van dit aansluitframe, zie de maatschetsen van de betreffende units. Externe visuele installatiecontroles: Zorg ervoor dat de machine is gevuld met koudemiddel. Controleer op het typeplaatje dat de vloeistof welke wordt getranspoteerd R410A is en niet stikstof. Vergelijk de totale installatie met de koelsysteem- en elektrische schema s. Controleer dat alle componenten voldoen aan de ontwerpspecificaties. Controleer dat alle documenten en apparatuurbeveiligingen, verstrekt door de fabrikant (maatschetsen, P&ID, verklaringen, etc.) om te voldoen aan de voorschriften, aanwezig zijn. Verifieer dat alle beveiligingen en milieubeschermende appendages en maatregelen, verstrekt door de fabrikant, voldoen aan de lokale voorschriften. Verifieer dat alle documenten voor drukvaten, certificaten, naamplaten, dossiers, handleidingen, verstrekt door de fabrikant om te voldoen aan de voorschriften, aanwezig zijn. Verifieer dat de toegangsroute tot de unit en de vluchtwegen vrij zijn. Verifieer de instructies en richtlijnen ter voorkoming van het opzettelijk verwijderen van koudemiddelgassen. Verifieer dat alle aansluitingen zijn gemaakt. Controleer steunen en bevestigingsmateriaal (materialen, route en bevestiging). Controleer de kwaliteit van lassen en andere verbindingen. Controleer de beveiliging tegen mechanische schade. Controleer de beveiliging tegen hitte. Controleer de beveiliging van bewegende delen. Controleer of er voldoende vrije ruimte is voor onderhoud of reparatie. Controleer de status van de afsluiters. Controleer de status van de thermische- en dampdichte isolatie. 10

3.2 - Kanaalaansluitingen De 30RBSY unit is geschikt voor binnenopstelling en kan worden aangesloten op een luchtkanaalsysteem: aan de aanzuigkant van de lucht-warmtewisselaar, voor de toevoer van lucht voor de modellen 30RBSY 039 tot 080. aan de uitblaaszijde van de ventilator, waar de door de lucht-warmtewisselaar behandelde lucht wordt uitgeblazen (30RBSY 039 tot 160). Specifieke voorzorgsmaatregelen voor aansluiting van modellen 30RBSY 060 en 080 Luchttoevoer minimum Voor de precieze afmetingen van dit aansluitframe, zie de maatschetsen van de betreffende units. Luchttoevoer Luchttoevoer Plaats luchttemperatuur opnemer Luchttoevoer minimum 3.2.1 - Aansluiting aanzuigkanaal voor standaard unit De modellen 30RBSY 039 tot 080 worden geleverd met een aansluiting voor een aanzuigkanaal. Breng een verwijderbaar luikje aan in het aanzuigkanaal om onderhoud van de luchttemperatuuropnemer mogelijk te maken (zie bovenstaande afbeelding). Voor modellen 30RBSY 060 tot 080 bevindt de warmtewisselaar zich aan twee kanten van de unit. Het is daarom nodig om twee extra beugels te installeren voor aansluiting van het aanzuigkanaal van de warmtewisselaar. Deze onderdelen bevinden zich in de machine en zijn bevestigd aan een van de ventilatorsteunen (zoals getoond in de onderstaande afbeelding) met kunststof trekbandjes. Alle afmetingen in mm 3.2.2 - Ventilator uitblaasopening Er is een vierkante aansluiting op de unit gemonteerd. Wanneer de installateur liever een rond kanaal toepast, kan dit eenvoudig op de ventilator uitblaasopening worden geplaatst. De unit is voorzien van een rooster aan de uitblaaszijde. Dit rooster moet worden verwijderd voordat het kanaalsysteem wordt aangesloten. Voor de aansluiting op het kanaal wordt toepassing van een flexibele aansluiting aanbevolen. Gebeurt dit niet, dan kunnen trillingen en geluid worden overgebracht naar de gebouwconstructie. 11

Het afdekpaneel kan nu worden verwijderd. De filters worden op een metalen slede geplaatst, waarmee ze in een geleider kunnen worden geschoven. Filters als optie 3.5 - Aanvullende voorschriften voor units die op kanalen zijn aangesloten OPMERKING: de ventilatoren moeten een afzonderlijk kanaal hebben. Toegangspaneel ventilatormotor (zorg voor panelen van 700 x 700 mm) voor elk enkel en dubbel kanaal Flexibele kanaalaansluiting (manchet) BELANGRIJK: Bij de aansluiting van het kanaal op de unit mag er geen mechanische druk ontstaan op de ventilatordekken. Gebruik flexibele manchetten voor de kanaalaansluiting. De beschermroosters van de ventilator kunnen worden verwijderd om de beschikbare druk te verhogen. Breng bij de uitlaat van elk kanaal een toegangspaneel aan met een minimale afmeting van 700 x 700 mm voor eventueel vervangen van de motor en het demonteren van het ventilatorwiel. Zorg dat de aanzuig- of afvoeropeningen niet per ongeluk worden geblokkeerd door de positionering van het paneel (bijv. lage luchtstroom of open panelen, etc.). 3.6 - Montage van de condensaatafvoerbak (accessoire) Ref. No.: 30RY 900 032 EE (30RBSY 039 t/m 080) Het kan nodig zijn om (condens)water af te voeren. Als accessoire kan Carrier een condensaatafvoerbak leveren die onder de unit wordt geplaatst. Deze afvoerbak wordt aangesloten op het condensaatafvoersysteem met een leiding met 1 diameter gasdraad. 3.3 - Elektrische beveiliging van de ventilatormotoren Elke motor wordt geregeld door een traploze toerenregelaar. Een traploze toerenregelaar zorgt voor elektrische beveiliging (in het geval van een geblokkeerde rotor of overbelasting). Als een ventilator niet werkt wordt dit automatisch door de toerenregelaar gedetecteerd en wordt een waarschuwing naar de Touch Pilot Junior gestuurd. Raadpleeg voor een lijst van specifieke alarmen het boekje Touch Pilot Junior regeling 30RB/30RQ 1 3.4 - Aanzuigfilter voor luchtwarmtewisselaar (optie 23B) Deze optie is leverbaar voor de modellen 30RBSY 039 t/m 080. Het aanzuigkanaal wordt rechtstreeks aangesloten op de in de fabriek gemonteerde aansluitframe van de unit. De filters zijn voor onderhoud bereikbaar door de vier schroeven aan de zijkant van het frame te verwijderen. 2 Verklaring Condensaatafvoerbak Aansluitingen 12

4 - AFMETINGEN, BENODIGDE VRIJE RUIMTE 4.1-30RBS 039-080, units met of zonder hydromodule Zie de volgende pagina s voor units met kanaalaansluiting (30RBSY). OPMERKINGEN: A Niet-officiële maatschetsen. Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de officiële Carrier maatschetsen. Deze worden meegeleverd of zijn op aanvraag verkrijgbaar. Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling de officiële maatschetsen. B Bij installaties bestaande uit meerdere machines (maximaal 4) moet de vrije ruimte aan de zijkant tussen de units 2000 mm bedragen i.p.v. 1000. C De hoogte van de wand (o.i.d.) mag niet hoger zijn dan 2 m. Verklaring Alle afmetingen in mm. Schakelkast Waterintrede Wateruittrede Benodigde vrije ruimte voor luchttoevoer Aanbevolen vrije ruimte voor onderhoud Luchtuittrede, vrijhouden Doorvoer voedingskabel 13

4.2-30RBS 090-160, units met of zonder hydromodule Zie de volgende pagina s voor units met kanaalaansluiting (30RBSY). OPMERKINGEN: A Niet-officiële maatschetsen. Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de officiële Carrier maatschetsen. Deze worden meegeleverd of zijn op aanvraag verkrijgbaar. Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling de officiële maatschetsen. B Bij installaties bestaande uit meerdere machines (maximaal 4) moet de vrije ruimte aan de zijkant tussen de units 2000 mm bedragen i.p.v. 1000. C De hoogte van de wand (o.i.d.) mag niet hoger zijn dan 2 m. Verklaring Alle afmetingen in mm. Schakelkast Waterintrede Wateruittrede Benodigde vrije ruimte voor luchttoevoer Aanbevolen vrije ruimte voor onderhoud Luchtuittrede, vrijhouden Doorvoer voedingskabel Installatie van meerdere units OPMERKING: Wanneer de wanden hoger zijn dan 2 m, neem dan contact op met Carrier Nederland BV. Wand (o.i.d.) Wand (o.i.d.) 14

4.3-30RBSY 039-050 en 070, units met of zonder hydromodule, zonder filterframe * * Verklaring: Alle afmetingen in mm. Schakelkast Waterintrede Wateruittrede * Benodigde vrije ruimte voor luchttoevoer Aanbevolen vrije ruimte voor onderhoud Luchtuittrede, vrijhouden Doorvoer voedingskabel * Buitenafmetingen Opmerkingen: A Niet-officiële maatschetsen. Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de officiële Carrier maatschetsen. Deze worden meegeleverd of zijn op aanvraag verkrijgbaar. Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling de officiële maatschetsen. B Breng een goot aan rond de unit om het condenswater op te vangen of installeer de als accessoire leverbare condensbak (30RBSY 039-080). C De unit moet vlak worden geïnstalleerd (afwijking minder dan 2 mm per meter in beide aslijnen). D Unit 30RBSY 039-080 zijn uitgerust met een flens aan de zijde van de lucht-warmtewisselaar voor aansluiting op een aanzuigluchtkanaal. 15

4.4-30RBSY 039-050 en 070, optie 23B, units met of zonder hydromodule, met filterframe * * Verklaring: Alle afmetingen in mm. Schakelkast Waterintrede Wateruittrede Benodigde vrije ruimte voor luchttoevoer Aanbevolen vrije ruimte voor onderhoud Luchtuittrede, vrijhouden Doorvoer voedingskabel * Buitenafmetingen Opmerkingen: A Niet-officiële maatschetsen. Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de officiële Carrier maatschetsen. Deze worden meegeleverd of zijn op aanvraag verkrijgbaar. Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling de officiële maatschetsen. B Breng een goot aan rond de unit om het condenswater op te vangen of installeer de als accessoire leverbare condensbak (30RBSY 039-080). C De unit moet vlak worden geïnstalleerd (afwijking minder dan 2 mm per meter in beide aslijnen). D Unit 30RBSY 039-080 zijn uitgerust met een flens aan de zijde van de lucht-warmtewisselaar voor aansluiting op een aanzuigluchtkanaal. 16

4.5-30RBSY 060 en 080, units met of zonder hydromodule, zonder filterframe * * Verklaring: Alle afmetingen in mm. Schakelkast Waterintrede Wateruittrede Benodigde vrije ruimte voor luchttoevoer * Aanbevolen vrije ruimte voor onderhoud Luchtuittrede, vrijhouden Doorvoer voedingskabel * Buitenafmetingen Opmerkingen: A Niet-officiële maatschetsen. Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de officiële Carrier maatschetsen. Deze worden meegeleverd of zijn op aanvraag verkrijgbaar. Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling de officiële maatschetsen. B Breng een goot aan rond de unit om het condenswater op te vangen of installeer de als accessoire leverbare condensbak (30RBSY 039-080). C De unit moet vlak worden geïnstalleerd (afwijking minder dan 2 mm per meter in beide aslijnen). D Unit 30RBSY 039-080 zijn uitgerust met een flens aan de zijde van de lucht-warmtewisselaar voor aansluiting op een aanzuigluchtkanaal. 17

4.6-30RBSY 060 en 080, optie 23B, units met of zonder hydromodule, met filterframe * * Verklaring: Alle afmetingen in mm. Schakelkast Waterintrede Wateruittrede Benodigde vrije ruimte voor luchttoevoer Aanbevolen vrije ruimte voor onderhoud Luchtuittrede, vrijhouden Doorvoer voedingskabel * Buitenafmetingen Opmerkingen: A Niet-officiële maatschetsen. Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de officiële Carrier maatschetsen. Deze worden meegeleverd of zijn op aanvraag verkrijgbaar. Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling de officiële maatschetsen. B Breng een goot aan rond de unit om het condenswater op te vangen of installeer de als accessoire leverbare condensbak (30RBSY 039-080). C De unit moet vlak worden geïnstalleerd (afwijking minder dan 2 mm per meter in beide aslijnen). D Unit 30RBSY 039-080 zijn uitgerust met een flens aan de zijde van de lucht-warmtewisselaar voor aansluiting op een aanzuigluchtkanaal. 18

4.7-30RBSY 090-160, units met of zonder hydromodule * * Verklaring: Alle afmetingen in mm. Schakelkast Waterintrede Wateruittrede Benodigde vrije ruimte voor luchttoevoer Aanbevolen vrije ruimte voor onderhoud Luchtuittrede, vrijhouden Doorvoer voedingskabel * Buitenafmetingen Opmerkingen: A Niet-officiële maatschetsen. Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de officiële Carrier maatschetsen. Deze worden meegeleverd of zijn op aanvraag verkrijgbaar. Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling de officiële maatschetsen. B De unit moet vlak worden geïnstalleerd (afwijking minder dan 2 mm per meter in beide aslijnen). 19

4.8-30RBS/RBSY 039-080 units met desuperheater Positie van de desuperheater waterintrede- en uittrede aansluitingen 4.9-30RBS/RBSY 090-120 units met desuperheater Positie van de desuperheater waterintrede- en uittrede aansluitingen 4.10-30RBS/RBSY 140-160 units met desuperheater Positie van de desuperheater waterintrede- en uittrede aansluitingen Unit waterintrede en wateruittrede Waterintrede en wateruittrede, unit met optie 49 20

5 - TECHNISCHE GEGEVENS, 30RBS Zie hoofdstuk 7 voor units met kanaalaansluiting (30RBSY 039-160). 30RBS 039 045 050 060 070 080 090 100 120 140 160 Koelen Geluidsniveaus Standaard unit Geluidsvermogen (1) db(a) 80 81 81 81 87 87 84 84 84 90 90 Geluidsdruk niveau op 10 m (2) db(a) 49 49 49 49 55 55 52 52 52 58 58 Unit met optie 15LS Geluidsvermogen (1) db(a) 79 80 80 80 80 80 83 83 83 83 83 Geluidsdruk niveau op 10 m (2) db(a) 48 48 48 48 48 48 51 51 51 51 51 Afmetingen Lengte mm 1061 1061 1061 1061 1061 1061 2258 2258 2258 2258 2258 Diepte mm 2050 2050 2050 2050 2050 2050 2050 2050 2050 2050 2050 Hoogte mm 1330 1330 1330 1330 1330 1330 1330 1330 1330 1330 1330 Bedrijfsgewicht met micro-channel heat exchanger (MCHE) (3) Standaardunit zonder hydromodule kg 429 436 442 454 454 471 766 776 789 896 928 Standaardunit met hydromodule Hogedruk hydromodule met enkele pomp kg 459 466 472 484 484 501 798 808 825 935 967 Hogedruk hydromodule met dubbele pomp kg 484 492 497 510 510 527 843 853 873 972 1004 Compressoren Hermetische scroll, 48,3 r/s Circuit A 2 2 2 2 2 2 3 3 3 2 2 Circuit B - - - - - - - - - 2 2 Aantal capaciteitstrappen 2 2 2 2 2 2 3 3 3 4 4 Koudemiddelvulling met micro-channel heat exchanger (MCHE) (3) R-410A Circuit A kg 4.7 5.3 5.9 6.7 6.2 7.3 10.7 10.8 11.4 6.5 7.4 teqco 2 9.8 11.1 12.3 14.0 12.9 15.2 22.3 22.6 23.8 13.6 15.5 Circuit B kg - - - - - - - - - 6.5 7.4 teqco 2 - - - - - - - - - 13.6 15.5 Olievulling l POE SZ160 (EMKARATE RL 32-3MAF), Circuit A 5,8 7,2 7,2 7,2 7,0 7,0 10,8 10,5 10,5 7,0 7,0 Circuit B - - - - - - - - - 7,0 7,0 Capaciteitsregeling Touch Pilot Junior Minimum capaciteit % 50 50 50 50 50 50 33 33 33 25 25 Condensers Geheel aluminium micro-channel heat exchanger (MCHE) Ventilatoren Axiaal Flying Bird IV met meedraaiende geleidering Aantal 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 Maximale totale luchtstroom l/s 3885 3883 3687 3908 5013 5278 6940 6936 7370 10026 10556 Maximum rotatiesnelheid r/s 12 12 12 12 16 16 12 12 12 16 16 Koeler Directe expansie gelaste platenwarmtewisselaar Waterinhoud l 2.6 3.0 3.3 4.0 4.8 5.6 8.7 9.9 11.3 12.4 14.7 Zonder Hydromodule (optie) Max. water-side operating pressure kpa 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 With hydronic module (option) Enkele of dubbele pomp Pomp, Victaulic gaasfilter, Overstortventiel, expansievat, ontluchtings-afsluiters (water + lucht) Expansievat l 12 12 12 12 12 12 35 35 35 35 35 Druk expansievat (4) bar 1 1 1 1 1 1 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 Max. bedrijfsdruk waterzijdig kpa 400 400 400 400 400 400 400 400 400 400 400 Wateraansluitingen met/zonder hydromodule Victaulic Diameter in 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 Leidingdiameter uitwendig mm 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 Lakkleur chassis Kleurcode: RAL7035 (1) In db ref=10-12 W, (A) weging. Opgegeven geluidsemissiewaarden zijn in overeenstemming met ISO 4871 (met een bijbehorende tolerantie van +/-3dB)). Gemeten volgens ISO 9614-1 en gecertificeerd door Eurovent. (2) In db ref 20 μpa, (A) weging. Opgegeven geluidsemissiewaarden zijn in overeenstemming met ISO 4871 (met een bijbehorende tolerantie van +/-3dB)). Ter informatie, berekend op basis van het geluidsvermogen Lw(A). (3) Gewichten gelden alleen als indicatie. Raadpleeg de kenplaat van de unit (4) Bij levering is de standaard voorgevulde druk van de tank niet noodzakelijkerwijs de optimale waarde voor het systeem. Om het watervolume te kunnen wijzigen, moet de vuldruk worden veranderd in een druk die de statische kop van het systeem benadert. Vul het systeem met water (laat lucht ontsnappen) tot een druk die 10 tot 20 kpa hoger is dan de druk in de tank 6 - Elektrische gegevens, 30RBS Zie hoofdstuk 8 voor units met kanaalaansluiting (30RBSY 039-160). 30RBS - Standaardunit (zonder hydromodule) 039 045 050 060 070 080 090 100 120 140 160 Hoofdstroom Elektrische voeding V-ph-Hz 400-3-50 Netspanningslimieten V 360-440 Stuurstroom 24 V, via interne transformator Max. aanloopstroom (Un)* A Standaardunit 114 135 143 146 176 213 174 208 248 243 286 Unit met soft starter optie 75 87 94 96 114 140 125 150 176 186 215 Unit Cos phi bij maximum capaciteit** 0.83 0.81 0.81 0.83 0.81 0.78 0.83 0.81 0.79 0.81 0.78 Maximum opgenomen vermogen unit** kw 20 22 25 28 31 36 42 46 53 62 72 Nominaal opgenomen stroom unit*** A 26 29 33 36 42 53 55 62 77 85 106 Maximum opgenomen stroom unit (Un)**** A 35 45 47 53 67 73 81 99 108 134 146 Maximum opgenomen stroom unit (Un-10%) A 38 49 51 58 75 80 89 110 118 150 159 Reserve aansluitvermogen van de unit Elektrische reserve 24 V stuurstroomcircuit Kortsluitvastheid en beveiliging Zie tabel 9.1 * Maximum directe aanloopstroom bij maximale bedrijfslimieten (maximum bedrijfsstroom van de kleinste compressor(en) + ventilatorstroom + aanloopstroom van de grootste compressor). ** Opgenomen vermogen, compressoren en ventilatoren, bij de bedrijfslimieten van de unit (verzadigde zuiggastemperatuur 10 C, verzadigde condensatietemperatuur 65 C) en nominaal voltage van 400 V (gegevens op machine kenplaat). *** Standaard Eurovent condities: gekoeldwater intrede-/uittredetemperatuur 12 C/7 C, buitenluchttemperatuur 35 C. **** Max. bedrijfsstroom unit bij maximaal opgenomen vermogen en 400 V (gegevens op machine kenplaat). Max. bedrijfsstroom unit bij maximaal opgenomen vermogen en 360 V. 21

7 - TECHNISCHE GEGEVENS, 30RBSY 30RBSY 039 045 050 060 070 080 090 100 120 140 160 Geluidsniveaus Standaard unit - voor 160 Pa externe statische druk Geluidsvermogen bij ontslag (1) db(a) 84 84 84 84 87 87 87 87 87 90 90 Geluidsvermogen uitgestraald (1) 84 84 84 84 87 87 87 87 87 90 90 Geluidsdruk niveau op 10 m (2) db(a) 53 53 53 53 55 55 56 56 56 58 58 Afmetingen If two values are shown the first one is for standard units and the second one for units with option 23B Lengte mm 2142/2307 2142/2307 2142/2307 2142/2307 2142/2307 2142/2307 2273 2273 2273 2273 2273 Diepte mm 1132/1297 1132/1297 1132/1297 1132/1297 1132/1297 1132/1297 2122 2122 2122 2122 2122 Hoogte mm 1371 1371 1371 1371 1371 1371 1371 1371 1371 1371 1371 Bedrijfsgewicht met micro-channel heat exchanger (MCHE) (3) Standaardunit zonder hydromodule kg 436 443 449 464 461 480 771 780 793 901 932 Standaardunit met hydromodule Hogedruk hydromodule met enkele pomp kg 466 473 479 494 491 510 803 812 829 940 971 Hogedruk hydromodule met dubbele pomp kg 491 499 504 520 517 536 848 857 877 977 1008 Compressoren Hermetische scroll, 48,3 r/s Circuit A 2 2 2 2 2 2 3 3 3 2 2 Circuit B - - - - - - - - - 2 2 Aantal capaciteitstrappen 2 2 2 2 2 2 3 3 3 4 4 Koudemiddelvulling met micro-channel heat exchanger (MCHE) (3) R-410A Circuit A kg 4.7 5.3 5.9 6.7 6.2 7.3 10.7 10.8 11.4 6.5 7.4 teqco 2 9.8 11.1 12.3 14.0 12.9 15.2 22.3 22.6 23.8 13.6 15.5 Circuit B kg - - - - - - - - - 6.5 7.4 teqco 2 13.6 15.5 Olievulling POE SZ160 (EMKARATE RL 32-3MAF), Circuit A l 5,8 7,2 7,2 7,2 7,0 7,0 10,8 10,5 10,5 7,0 7,0 Circuit B l - - - - - - - - - 7,0 7,0 Capaciteitsregeling Touch Pilot Junior Minimum capaciteit % 50 50 50 50 50 50 33 33 33 25 25 Condensers Geheel aluminium micro-channel heat exchanger (MCHE) Ventilatoren Axiaal Flying Bird IV met meedraaiende geleidering Aantal 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 Maximale totale luchtstroom l/s 3885 3883 3687 3908 4982 5267 6940 6936 7370 9958 10534 Maximum rotatiesnelheid r/s 16 16 16 16 18 18 16 16 16 18 18 Koeler Directe expansie gelaste platenwarmtewisselaar Waterinhoud l 2.6 3 3.3 4 4.8 5.6 8.7 9.9 11.3 12.4 14.7 Zonder Hydromodule (optie) Max. water-side operating pressure kpa 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 With hydronic module (option) Enkele of dubbele pomp Pomp, Victaulic gaasfilter, Overstortventiel, expansievat, ontluchtings-afsluiters (water + lucht) Expansievat l 12 12 12 12 12 12 35 35 35 35 35 Druk expansievat (4) bar 1 1 1 1 1 1 1.5 1.5 1.5 1.5 1.5 Max. bedrijfsdruk waterzijdig kpa 400 400 400 400 400 400 400 400 400 400 400 Wateraansluitingen met/zonder hydromodule Victaulic Diameter in 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 Leidingdiameter uitwendig mm 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 60.3 Lakkleur chassis Kleurcode: RAL7035 (1) In db ref=10-12 W, (A) weging. Opgegeven geluidsemissiewaarden zijn in overeenstemming met ISO 4871 (met een bijbehorende tolerantie van +/-3dB)). Gemeten volgens ISO 9614-1 en gecertificeerd door Eurovent. (2) In db ref 20 μpa, (A) weging. Opgegeven geluidsemissiewaarden zijn in overeenstemming met ISO 4871 (met een bijbehorende tolerantie van +/-3dB)). Ter informatie, berekend op basis van het geluidsvermogen Lw(A). (3) Gewichten gelden alleen als indicatie. Raadpleeg de kenplaat van de unit (4) Bij levering is de standaard voorgevulde druk van de tank niet noodzakelijkerwijs de optimale waarde voor het systeem. Om het watervolume te kunnen wijzigen, moet de vuldruk worden veranderd in een druk die de statische kop van het systeem benadert. Vul het systeem met water (laat lucht ontsnappen) tot een druk die 10 tot 20 kpa hoger is dan de druk in de tank 8 - Elektrische gegevens, 30RBSY 30RBSY - Standaardunit (zonder hydromodule) 039 045 050 060 070 080 090 100 120 140 160 Hoofdstroom Elektrische voeding V-ph-Hz 400-3-50 Netspanningslimieten V 360-440 Stuurstroom 24 V, via interne transformator Max. aanloopstroom (Un)* A Standaardunit 116 137 145 148 176 213 179 213 253 244 287 Unit met soft starter optie 75 87 94 96 114 140 130 155 181 186 215 Unit Cos phi bij maximum capaciteit** 0.83 0.81 0.81 0.83 0.81 0.78 0.83 0.81 0.79 0.81 0.78 Maximum opgenomen vermogen unit** kw 21 24 26 30 32 36 46 49 56 64 73 Nominaal opgenomen stroom unit*** A 28 32 36 39 43 53 61 67 83 86 106 Maximum opgenomen stroom unit (Un)**** A 37 47 49 55 67 73 86 104 113 135 147 Maximum opgenomen stroom unit (Un-10%) A 41 52 54 61 75 80 94 116 123 150 160 Reserve aansluitvermogen van de unit Elektrische reserve 24 V stuurstroomcircuit Kortsluitvastheid en beveiliging Zie tabel 9.1 * Maximum directe aanloopstroom bij maximale bedrijfslimieten (maximum bedrijfsstroom van de kleinste compressor(en) + ventilatorstroom + aanloopstroom van de grootste compressor). ** Opgenomen vermogen, compressoren en ventilatoren, bij de bedrijfslimieten van de unit (verzadigde zuiggastemperatuur 10 C, verzadigde condensatietemperatuur 65 C) en nominaal voltage van 400 V (gegevens op machine kenplaat). *** Standaard Eurovent condities: gekoeldwater intrede-/uittredetemperatuur 12 C/7 C, buitenluchttemperatuur 35 C. **** Max. bedrijfsstroom unit bij maximaal opgenomen vermogen en 400 V (gegevens op machine kenplaat). Max. bedrijfsstroom unit bij maximaal opgenomen vermogen en 360 V. 22

9 - Elektrische gegevens, 30RBS en 30RBSY units 9.1 - Kortsluitvastheid stroom (TN stelsel)* - standaardunit (met hoofdschakelaar zonder zekering) 30RBS/30RBSY 039 045 050 060 070 080 090 100 120 140 160 Waarde met niet-gespecificeerde voorbeveiliging Kortsluitstroom 1s - Icw kaeff 3,36 3,36 3,36 3,36 3,36 3,36 5,62 5,62 5,62 5,62 5,62 Toegestane piekstroom- Ipk - ka pk 20 20 20 20 20 15 20 20 15 20 15 Max. waarde zonder voorbeveiliging (beveiligingsautomaat) Maximale kortsluitstrrom Icc - kaeff 40 40 40 40 40 40 40 40 40 30 30 Schneider beveiligingsautomaat - Compact serie NS100H NS100H NS100H NS100H NS100H NS100H NS100H NS160H NS160H NS250H NS250H Referentienummer** 29670 29670 29670 29670 29670 29670 29670 30670 30670 31671 31671 * Type voedingnet ** Bij toepassing van een ander type overstroombeveiliging, moet de uitschakelkarakteristiek minimaal gelijk zijn aan die van de aanbevolen Schneider beveiligingsautomaat. Neem contact op met Carrier. De bovengenoemde kortsluitvastheid waarden zijn gebaseerd op het TN stelsel. 9.2 - Elektrische gegevens, hydromodule De pompen in deze units, welke in de fabriek zijn geïnstalleerd, hebben motoren met efficiëntie klasse IE2. De extra benodigde* elektrische gegevens zijn als volgt: Enkele en dubbele lagedruk pompmotor (opties 116T, 116U) No.** Beschrijving*** 30RBS/RBSY 039 045 050 060 070 080 090 100 120 140 160 1 Nominale efficiëntie bij volledige nominale belasting en spanning % 79,5 79,5 79,5 79,5 79,5 79,5 79,5 82,3 82,3 81,9 81,9 1 Nominale efficiëntie bij 75% van de nominale belasting en spanning % 78,2 78,2 78,2 78,2 78,2 78,2 78,2 81,8 81,8 81,8 81,8 1 Nominale efficiëntie bij 50% van de nominale belasting en spanning % 74,5 74,5 74,5 74,5 74,5 74,5 74,5 79,7 79,7 79,1 79,1 2 Efficiëntieniveau IE2 3 Fabricagejaar Deze informatie varieert afhankelijk van de fabrikant en het model op het 4 Naam of handelsmerk van de fabrikant, handelsregisternummer en vestigingsplaats van de fabrikant moment van inbouwen. Raadpleeg het typeplaatje van de motor. 5 Modelnummer van het product 6 Aantal polen van de motor 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 7-1 Nominaal asvermogen bij volle belasting en nominale spanning (400 V) kw 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 0,8 1,25 1,25 1,7 1,7 7-2 Maximum opgenomen vermogen (400 V)**** kw 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,1 1,5 1,5 2,3 2,3 8 Nominale ingangsfrequentie van de motor Hz 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 9-1 Nominale spanning V 3 x 400 9-2 Maximum opgenomen bedrijfsstroom (400 V) A 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 3,1 3,1 4,3 4,3 10 Nominaal toerental rpm 2838 2838 2838 2838 2838 2838 2838 2892 2892 2863 2863 r/s 47 47 47 47 47 47 47 48 48 48 48 11 Informatie betreffende de demontage, recycling of verwijdering aan het eind van de levensduur Demontage met standaard gereedschap. Verwijdering en recycling via een toepasselijk bedrijf. 12 Informatie over het bereik van de bedrijfsomstandigheden waarvoor de motor specifiek is ontworpen i) Niveau boven de zeespiegel m < 1000 ii) Omgevingstemperatuur C < 55 iv) Maximale luchttemperatuur C Raadpleeg de bedrijfscondities die in deze handleiding of in de Carrier selectieprogramma s zijn opgegeven. v) Mogelijk explosieve omgevingen Niet-ATEX omgeving * Die nodig zijn bij verordening 640/2009 met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 2005/32/EG op de eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektrische motoren. ** Itemnummer volgens verordening 640/2009, bijlage I2b. *** Beschrijving volgens verordening 640/2009, bijlage I2b. **** Voor het verkrijgen van het maximum opgenomen vermogen voor een unit met hydromodule moet het maximum opgenomen vermogen van de unit uit de tabel elektrische gegevens worden opgeteld bij het opgenomen vermogen van de pomp. Voor het verkrijgen van de maximum opgenomen bedrijfsstroom voor een unit met hydromodule moet de maximum opgenomen stroom van de unit uit de tabel elektrische gegevens worden opgeteld bij de opgenomen stroom van de pomp. Boven 1000 m moet rekening worden gehouden met een achteruitgang van 3% voor elke 500 m. 23

Enkele en dubbele lagedruk pompmotor (opties 116R, S, V, W) No.** Beschrijving*** 30RBS/RBSY 039 045 050 060 070 080 090 100 120 140 160 1 Nominale efficiëntie bij volledige nominale belasting en spanning % 81,9 81,9 81,9 81,9 81,9 81,9 81,9 81,9 84,3 84,3 84,3 1 Nominale efficiëntie bij 75% van de nominale belasting en spanning % 81,8 81,8 81,8 81,8 81,8 81,8 81,8 81,8 84,0 84,0 84,0 1 Nominale efficiëntie bij 50% van de nominale belasting en spanning % 79,1 79,1 79,1 79,1 79,1 79,1 79,1 79,1 81,8 81,8 81,8 2 Efficiëntieniveau IE2 3 Fabricagejaar Deze informatie varieert afhankelijk van de fabrikant en het model op het 4 Naam of handelsmerk van de fabrikant, handelsregisternummer en vestigingsplaats van de fabrikant moment van inbouwen. Raadpleeg het typeplaatje van de motor. 5 Modelnummer van het product 6 Aantal polen van de motor 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 7-1 Nominaal asvermogen bij volle belasting en nominale spanning (400 V) kw 1,7 1,7 1,7 1,7 1,7 1,7 1,7 1,7 2,2 2,2 2,2 7-2 Maximum opgenomen vermogen (400 V)**** kw 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 2,3 3 3 3 8 Nominale ingangsfrequentie van de motor Hz 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 9-1 Nominale spanning V 3 x 400 9-2 Maximum opgenomen bedrijfsstroom (400 V) A 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 5,8 5,8 5,8 10 Nominaal toerental rpm 2863 2863 2863 2863 2863 2863 2863 2863 2865 2865 2865 r/s 48 48 48 48 48 48 48 48 48 48 48 11 Informatie betreffende de demontage, recycling of verwijdering aan het eind van de levensduur Demontage met standaard gereedschap. Verwijdering en recycling via een toepasselijk bedrijf. 12 Informatie over het bereik van de bedrijfsomstandigheden waarvoor de motor specifiek is ontworpen i) Niveau boven de zeespiegel m < 1000 ii) Omgevingstemperatuur C < 55 iv) Maximale luchttemperatuur C Raadpleeg de bedrijfscondities die in deze handleiding of in de Carrier selectieprogramma s zijn opgegeven. v) Mogelijk explosieve omgevingen - Niet-ATEX omgeving * Die nodig zijn bij verordening 640/2009 met betrekking tot de toepassing van Richtlijn 2005/32/EG op de eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektrische motoren. ** Itemnummer volgens verordening 640/2009, bijlage I2b. *** Beschrijving volgens verordening 640/2009, bijlage I2b. **** Voor het verkrijgen van het maximum opgenomen vermogen voor een unit met hydromodule moet het maximum opgenomen vermogen van de unit uit de tabel elektrische gegevens worden opgeteld bij het opgenomen vermogen van de pomp. Voor het verkrijgen van de maximum opgenomen bedrijfsstroom voor een unit met hydromodule moet de maximum opgenomen stroom van de unit uit de tabel elektrische gegevens worden opgeteld bij de opgenomen stroom van de pomp. Boven 1000 m moet rekening worden gehouden met een achteruitgang van 3% voor elke 500 m. 9.3 - Compressoren voor standaard units Compressor I Nom I Max I Max LRA (Un)* LRA** Cosinus Phi (max.) Circuit 30RBS/30RBSY 039 045 050 060 070 080 090 100 120 140 160 ZP90 11,4 16 17,6 95 57 0,82 A 2 - - - - - - - - - - B - - - - - - - - - - - ZP103 13,1 21 23,1 111 67 0,84 A - 2 - - - - - - - - - B - - - - - - - - - - - ZP120 15,1 22 24,3 118 71 0,84 A - - 2 - - - - - - - - B - - - - - - - - - - - ZP137 16,6 25 27,8 118 71 0,86 A - - - 2 - - 3 - - - - B - - - - - - - - - - - ZP154 18,7 31 34,9 140 84 0,85 A - - - - 2 - - 3-2 - B - - - - - - - - - 2 - ZP182 23,9 34 37,3 174 104 0,84 A - - - - - 2 - - 3-2 B - - - - - - - - - - 2 I Nom Nominaal opgenomen stroom bij Eurovent condities (zie definitie van condities onder nominaal opgenomen stroom), A I Max Maximum bedrijfsstroom bij 360 V, A * Aanloopstroom bij nominaal voltage, A ** Aanloopstroom bij nominaal voltage, elektronische starter, A Opmerkingen bij de elektrische gegevens en bedrijfscondities: 30RBS/RBSY 039-160 units hebben één hoofdstroomaansluiting. De schakelkast bevat de volgende standaard componenten: - starter- en motorbeveiligingen voor iedere compressor, de ventilatoren, en eventuele extra pompen, - regelapparatuur. - De unit kan worden voorzien van een hoofdschakelaar welke in de schakelkast kan worden geïnstalleerd (optie 70). Aansluitingen op het werk: Alle elektrische aansluitingen op het systeem en de elektrische montage moeten voldoen aan de van toepassing zijnde voorschriften. In Nederland is dit bijv. NEN 1010. De Carrier units 30RBS/RBSY zijn dusdanig ontworpen en gebouwd dat ze voldoen aan de nationale voorschriften. Bij het ontwerp van de elektrische apparatuur is in het bijzonder rekening gehouden met de aanbevelingen in de Europese norm EN 60204-1 (machineveiligheid - elektrische machinecomponenten - deel 1: algemene voorschriften) (komt overeen met IEC 60204-1)*. De stuurstroom automaat QF is voorzien van een hulpcontact waarmee bij uitschakeling van de voeding van het stuurstroom- en verwarmingcircuit een externe melding kan worden gegeven om bij stilstand bevriezing van de verdamper te voorkomen. Belangrijk: Overeenstemming met EN 60204-1 is de beste manier om er zeker van te zijn dat wordt voldaan aan de Machinerichtlijn, Artikel 1.5.1. De aanbevelingen van IEC 60364 worden geaccepteerd als overeenstemmend met de eisen van de installatierichtlijnen (NEN 1010). Aanvulling B van EN 60204-1 beschrijft de omgevingsclassificatie toegepast voor het ontwerp van deze machines. De bedrijfsomgeving voor de units 30RBS/RBSY wordt hieronder gespecificeerd: 1. Omgeving** - Omgeving zoals geclassificeerd in EN 60721 (komt overeen met IEC 60721): - buitenopstelling** - omgevingstemperaturen tussen -20 C tot +48 C, klasse 4K4H - hoogte : 2000 m (zie opmerking bij tabel 9.2 - Elektrische gegevens, hydromodule) - aanwezigheid van stofdeeltjes, klasse 4S2 (geen stof van betekenis aanwezig) - aanwezigheid van corrosieve en vervuilende substanties, klasse 4C2 (minimaal) 2. Frequentie-afwijking elektrische voeding: ± 2 Hz. 3. De nul (N) kabel kan niet direct op de unit worden aangesloten (gebruik zo nodig een transformator). 4. De unit is niet voorzien van beveiliging tegen te hoge stroom van de voedingskabels. 5. De in de fabriek geïnstalleerde hoofdschakelaar (optie 70) is van een type dat geschikt is voor spanningsonderbreking volgens EN 60947. 6. De units zijn ontworpen voor aansluiting op TN netwerken (IEC 60364). Voor IT netwerken zorg voor een lokale aardaansluiting en neem contact op met een elektrotechnisch installateur of uw Energiebedrijf. Units geleverd met toerenregelaar (opties 28 en 116V/W) zijn niet compatibel met het IT-netwerk. 7. Lekstromen: indien een aardlekbeveiliging noodzakelijk is om de veiligheid van de installatie te verzekeren, moet bij de selectie van de aardlekbeveiliging rekening worden gehouden met de aanwezige lekstroom die het gevolg is van het gebruik van frequentieregelaars in de unit. Het advies is om in dat geval een aardlekbeveiliging van minimaal 150 ma toe te passen. Opmerking: Neem altijd contact op met Carrier wanneer specifieke aspecten van een installatie niet voldoen aan de hierboven beschreven condities, of als er rekening moet worden gehouden met andere condities. * De afwezigheid van een hoofdschakelaar voor de elektrische voeding op standaard machines is een uitzondering. Met deze uitzondering moet worden rekening gehouden bij installatie. ** Het beschermingsniveau dat nodig is om aan deze klasse te voldoen is IP43BW (volgens norm IEC 60529). Alle units 30RBS/RBSY zijn beschermd tot IP44CW en voldoen aan deze beschermingseisen: Gesloten elektrische schakelkast is IP44CW Open schakelkast (bij toegang tot het bedieningspaneel) is IPxxB 24

10 - SELECTIEGEGEVENS 10.1 - Bedrijfslimieten unit Koeler Minimum Maximum Waterintredetemperatuur (bij opstart) C 7,5* 30 Wateruittredetemperatuur (tijdens bedrijf) C 5** 20 Intrede/uittredetemperatuur verschil K 3 10 Condensor Minimum Maximum Luchtintredetemperatuur, vollast*** (30RBS) C -10 46 Luchtintredetemperatuur, deellast*** (30RBS) C -10 48 Luchtintredetemperatuur, vollast (30RBSY) C -20 46 Luchtintredetemperatuur, deellast (30RBSY) C -20 48 Vorstbeveiliging**** Omgevingstemperatuur Unit zonder hydromodule C -20 - Unit met hydromodule (optie 116x) C -10 - Unit met hydromodule (optie 116x) en elektrische verwarming (optie 42) C -20 - Opmerkingen: De maximum bedrijfstemperatuur mag niet worden overschreden. * Neem contact op met Carrier voor waterintredetemperaturen beneden 7,5 C bij opstart. ** Bij lage temperatuur toepassingen moet, bij wateruittredetemperaturen beneden 5 C, een antivries-oplossing worden toegepast. *** Maximum omgevingsluchttemperatuur: Zie optie 28 voor lage temperatuur toepassingen (< -10 C). Voor transport en opslag van 30RBS/RBSY units zijn de minimum en maximum toegestane temperaturen -20 C en +48 C. Het is raadzaam deze waarden ook te hanteren bij vervoer per container. **** Definieert de vorstvrije temperatuur van de hydraulische componenten voor toepassing zonder glycol. Luchtintredetemp. C 55 45 35 25 15 5-5 30RBS -15 30RBSY -25 0 5 10 15 20 25 Vollast Minimum belasting Koeler wateruittredetemp. C OPMERKING: dit bedrijfsbereik is van toepassing tot 130 Pa statische druk, zonder aanzuigluchtkanaal voor typen 070, 080, 140 en 160 en tot 240 Pa voor alle andere typen. 10.2 - Gekoeldwater debiet 30RBS/ RBSY Waterdebiet, l/s Minimum Maximum* Maximum dubbele pomp** Lage druk*** Hoge druk*** 039 0,9 3,0 2,9 3,4 045 0,9 3,4 3,2 3,8 050 0,9 4,2 3,7 4,4 060 0,9 5,0 4,1 5,0 070 1,0 5,0 4,1 5,0 080 1,2 6,8 5,1 6,2 090 1,3 6,8 5,1 6,2 100 1,5 7,7 6,3 6,5 120 1,7 8,5 6,5 8,0 140 2,0 10,6 7,9 8,7 160 2,3 11,2 8,2 8,9 * Max. waterdebiet bij een drukverlies van 100 kpa in de platenwarmtewisselaar (unit zonder hydromodule). ** Max. waterdebiet bij een externe statische druk van 20 kpa (unit met lagedruk hydromodule) of 50 kpa (hogedruk module). *** Maximum debiet met enkele pomp is 2 tot 4% hoger, afhankelijk van het type unit. 10.3 - Minimum gekoeldwater debiet Wanneer het waterdebiet lager is dan de minimum toegestane hoeveelheid, dan is er kans op extreme vervuiling. 10.4 - Maximum gekoeldwater debiet Het maximum gekoeldwaterdebiet wordt gelimiteerd door het maximaal toegestane drukverlies in de koeler. Het minimum temperatuurverschil is 2,8 K, hetgeen overeenkomt met een waterdebiet van 0,09 l/s per kw. 10.5 - Systeeminhoud 10.5.1 - Minimum systeeminhoud De noodzaak van voldoende actieve systeeminhoud is bij deze nieuwe generatie koelmachines veel minder vanzelfsprekend geworden. Ook zonder de toevoeging van een buffervat kan in de meeste airconditioning toepassingen een bevredigend resultaat worden bereikt. Alleen in kritische (ontvochtigings) processen en/of bij enkele ruimten met een duidelijk afwijkende hogere warmtelast kan een aangepaste selectie van de warmtewisselaar en/of een extra buffervat noodzakelijk zijn. Aanbevolen wordt een systeeminhoud van 2,5 l/kw koelvermogen bij standaard comforttoepassingen. Neem bij minder inhoud of specifieke toepassingen contact op met Carrier of zie de productinformatie op onze Internet site (www.carrier.nl). Het kan dus noodzakelijk zijn een aanvullend buffervat toe te passen om de benodigde systeeminhoud te verkrijgen. Het beste is dit buffervat te voorzien van keerschotten om een goede menging van de vloeistof (water of brijn) te bereiken. Zie onderstaande voorbeelden. Fout Fout Goed Goed 10.5.2 - Maximum systeeminhoud Units met hydromodule hebben een ingebouwd expansievat waardoor de systeeminhoud wordt beperkt. In onderstaande tabel is de maximale waterinhoud vermeld voor water of ethyleen-glycol in verschillende concentraties. 30RBS/RBSY 039-080 090-160 Statische druk bar 1 2 3 1 2 3 Water liters 600 400 200 1680 1120 560 10% ethyleen-glycol l 450 300 150 1260 840 420 20% ethyleen-glycol l 330 220 110 930 620 310 30% ethyleen-glycol l 270 180 90 750 500 250 40% ethyleen-glycol l 225 150 75 630 420 210 Wanneer de totale systeeminhoud hoger is dan de hierboven gegeven waarden, dient de installateur een extra expansievat te plaatsen voor de extra inhoud. LET OP: Afhankelijk van de toepassing moet de voordruk van het expansievat worden ingesteld. Zie hoofdstuk 5 en 7. 25

11 - ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN 11.1 - Schakelkast Zie de met de unit meegeleverde officiële Carrier maatschetsen. 11.2 - Elektrische voeding De elektrische voeding moet overeenkomen met het voltage zoals aangegeven op de kenplaat van de unit. De voedingsspanning moet liggen binnen de limieten aangegeven in de tabel elektrische gegevens. Zie voor aansluitingen de elektrische schema s en de officiële maatschetsen. WAARSCHUWING: Bedrijf van de machine met een voedingsspanning buiten de gespecificeerde limieten, of met een veel te hoge fase-onbalans, kan schade veroorzaken die niet door de garantie wordt gedekt. Als de fase-onbalans groter is dan 2% voor spanning of groter dan 10% voor stroom, dan mag de unit niet worden aangeschakeld. Zorg dat de fout wordt hersteld voordat de unit wordt gestart. 11.3 - Fase onbalans spanning (%) 100 x max. afwijking van gemiddeld voltage gemiddeld voltage Voorbeeld: Bij een aansluiting van 400 V - 3 f - 50 Hz waren de gemeten individuele spanningen: AB = 406 V, BC = 400 V, AC = 394 V Gemiddeld voltage = (406 + 400 + 394)/3 = 1200/3 = 400 V Bereken de max. afwijking van de gemiddelde 400 V: (AB) = 406-400 = 6 (BC) = 400-400 = 0 (AC) = 400-394 = 6 Motor De maximale afwijking van het gemiddelde is 6 V. Het hoogste afwijkingspercentage is: 100 x 6/400 = 1,5% Dit is minder dan de toegestane 2% en dus acceptabel. 11.4 - Aanbevolen aderdiameters Het dimensioneren van de elektrische bekabeling is de verantwoordelijkheid van de installateur en is afhankelijk van de specifieke kenmerken van een project en de plaatselijke voorschriften. Het onderstaande is slechts bedoeld als richtlijn. Carrier is niet aansprakelijk voor eventuele schade die hieruit zou kunnen voortvloeien. Nadat de bekabeling is gedimensioneerd moet de installateur, met behulp van de meegeleverde officiële maatschets, zorgen voor een gemakkelijke aansluiting en modificaties aangeven die op het werk moeten worden uitgevoerd. De aansluitingen die standaard zijn voorzien voor de op het werk aan te leggen voedingskabels naar de hoofd-/werkschakelaar zijn ontworpen voor het aantal en type kabels die in onderstaande tabel zijn vermeld. De berekeningen zijn gebaseerd op de maximale stroom van de machine (zie tabellen Elektrische gegevens). Bij het ontwerp worden de volgende gestandaardiseerde installatiemethoden gevolgd, in overeenstemming met IEC 60364, tabel 52C (NEN1010) (30RBS units zijn voor buitenopstelling): Nr. 17: afzonderlijke spandraden, Nr. 61: kabelkoker in de grond met een correctiepercentage van 20%. De berekening is gebaseerd op PVC of XLPE geïsoleerde kabels met koperen of aluminium kern. De maximum temperatuur is 46 C. De gegeven kabellengte beperkt het spanningsverlies tot < 5% (lengte L in meter - zie onderstaande tabel). BELANGRIJK: Voordat de hoofdstroomkabels (L1-L2-L3) op de klemmenstrook worden aangesloten, moet de juiste volgorde van de 3 fasen worden gecontroleerd voordat de aansluiting op de klemmenstrook of de hoofd-/werkschakelaar wordt gemaakt. Doorvoer voedingskabel De voedingskabels kunnen vanaf de onderzijde of de zijkant van de unit, onderaan het hoekproefiel worden gevoerd. Voorgestansde openingen zorgen voor een gemakkelijke doorvoer. Zie de officiële maatschets van de unit. De kabels kunnen door een verwijderbare aluminium plaat onder de schakelkast worden gevoerd. Selectietabel minimum en maximum aderdiameters (per fase) voor aansluiting van 30RBS/RBSY units 30RBS/ RBSY Standaard (zonder hoofdschakelaar) Met hoofdschakelaar (optie 70) Aan te sluiten kabel Max. aan te sluiten aderdiameters Min. aderdiameters Max. aderdiameters Aderdiameter (mm 2 ) Aderdiameter (mm 2 ) Aderdiameter (mm 2 ) Max. lengte (m) Kabel type Aderdiameter (mm 2 ) Max. lengte (m) Kabel type 039 1 x 95 1 x 95 1 x 16 165 XLPE Cu 1 x 25 300 PVC Cu 045 1 x 95 1 x 95 1 x 16 165 XLPE Cu 1 x 25 300 PVC Cu 050 1 x 95 1 x 95 1 x 16 165 XLPE Cu 1 x 25 300 PVC Cu 060 1 x 95 1 x 95 1 x 25 210 XLPE Cu 1 x 35 305 PVC Cu 070 1 x 95 1 x 95 1 x 35 220 XLPE Cu 1 x 50 350 PVC Cu 080 1 x 95 1 x 95 1 x 35 220 XLPE Cu 1 x 70 380 PVC Cu 090 1 x 185 1 x 95 1 x 35 220 XLPE Cu 1 x 70 380 PVC Cu 100 1 x 185 1 x 95 1 x 70 280 XLPE Cu 1 x 95 410 PVC Cu 120 1 x 185 1 x 95 1 x 70 280 XLPE Cu 1 x 95 410 PVC Cu 140 1 x 185 1 x 185 1 x 95 305 XLPE Cu 1 x 185 465 PVC Cu 160 1 x 185 1 x 185 1 x 120 320 XLPE Cu 1 x 185 465 PVC Cu Opmerking: Diameter voedingskabel (zie met de unit meegeverd elektrisch schema). 26

11.5 - Op het werk aan te leggen stuurstroombedrading Belangrijk: Het aanbrengen van externe bedrading van de bedieningspaneelcircuits kan veiligheidsrisico s met zich meebrengen: in het geval van wijzigingen in de regelkast moet gezorgd worden dat de apparatuur blijft voldoen aan de lokale voorschriften. Er moeten veiligheidsmaatregelen worden genomen om te voorkomen dat circuits die van verschillende bronnen afkomstig zijn met elkaar in contact komen: Voor de gekozen kabeltracé s en/of de isolatie van de geleiders moet gebruik gemaakt worden van dubbele elektrische isolatie. In geval van losraken van stuurstroombedrading moet deze zodanig bevestigd zijn (ty-wraps aan bijv. kabelboom) dat de draad niet in aanraking kan komen met andere spanningsvoerende delen. Zie de handleiding van de Touch Pilot Junior-regeling van de 30RB/30RQ en het bij de unit geleverde officiële elektrische schema voor het op locatie aansluiten van de volgende functies: Beveiliging koelerpomp (verplicht) Aan/uit schakelaar op afstand Externe schakelaar begrenzing opgenomen vermogen Setpoint-omschakeling op afstand Alarm, alert en bedrijfsmelding Selectie koelen/verwarmen 11.6 - Handhaven elektrische voeding Nadat de unit in bedrijf is gesteld, mag de elektrische voeding alleen worden afgeschakeld voor klein, snel onderhoud. Bij langdurig onderhoud, of wanneer de unit uit bedrijf wordt genomen en opgeslagen (bijv. in de winter of wanneer de unit geen koeling hoeft te leveren) moet de elektrische voeding aanblijven zodat de verwarming in bedrijf blijft (carterverwarming van de compressoren, vorstbeveiliging unit). 11.7-24 V aansluitvermogen Nadat alle mogelijke opties zijn gemonteerd zorgt de transformator voor een beschikbare 24 VA of 1 A elektrische reserve voor het stuurstroomcircuit. 12 - WATERLEIDING AANSLUITINGEN Zie de met de unit meegeleverde maatschetsen voor afmetingen en plaats van alle waterintrede- en uittrede aansluitingen. De waterleidingen mogen geen radiale of axiale torsie op de warmtewisselaars uitoefenen of trillingen overbrengen op het leidingwerk of het gebouw. De kwaliteit van het toevoerwater moet worden geanalyseerd. Zo nodig kan het water worden voorbehandeld of kunnen filters, regelapparatuur, afsluiter en aftapventielen worden ingebouwd. Controleer vóór de inbedrijfstelling dat de warmtewisselaar geschikt is voor de materialen en de coating van het watercircuit. Controleer, bij toevoeging van additieven of andere vloeistoffen anders dan die door Carrier worden aanbevolen, dat de vloeistoffen niet als gassen worden beschouwd, en dat ze behoren tot klasse 2, zoals gedefinieerd in richtlijn 97/23/EC. Carrier aanbevelingen voor warmtewisselaar vloeistoffen: Geen NH 4+ ionen in het water, deze zijn namelijk zeer schadelijk voor koper. Dit is een van de bepalende factoren voor de levensduur van koperen leidingen. Zelfs door enkele tienden ppm wordt het koper in de loop der tijd ernstig gecorrodeerd. Cl - ionen zijn schadelijk voor koper met het risico van perforaties als gevolg van corrosie. Houd dit zo mogelijk lager dan 125 mg/l. SO 4 2- ionen kunnen perforerende corrosie veroorzaken bij een gehalte van meer dan 300 ppm. Geen fluoride ionen (<0.1 ppm). Er mogen geen Fe 2+ en Fe 3+ ionen met aanzienlijke gehaltes opgeloste zuurstof aanwezig zijn. Opgelost ijzer < 5 ppm met opgeloste zuurstof < 5 ppm. Opgeloste silicone: silicone is een zuurelement van water en kan ook tot corrosie leiden. Gehalte < 15 ppm. Water hardheid: > 0,5 mmol/l. Waarden tussen 1,0 en 2,5 mmol/l worden aanbevolen. Dit vergemakkelijkt kalkafzetting die de corrosie van koper kan beperken. Te hoge waarden kunnen in de loop der tijd tot verstopping van de leidingen leiden. Een totale alkaliteit (TAC) beneden 350 ppm gewenst. Opgeloste zuurstof: plotselinge wijzigingen in het water zuurstofgehalte moeten worden vermeden. Het is net zo schadelijk om zuurstof aan het water te onttrekken door het te mengen met inert gas als teveel zuurstof toe te voeren door het te mengen met pure zuurstof. Het verstoren van de zuurstoftoevoer condities leidt tot destabilisatie van koper hydroxiden en vergroting van deeltjes. Elektrische geleidbaarheid: 0,001-0,06 S/m (10-600 µs/cm). ph: ideale ph neutraal bij 20-25 C = ph 7-8. 27

ATTENTIE: Vullen, bijvullen of aftappen van het watercircuit mag alleen worden uitgevoed door gekwalificeerd personeel met behulp van gereedschap en stoffen die geschikt zijn voor het product. Vulapparatuur wordt niet meegeleverd. Bijvullen en aftappen van warmtewisselaar vloeistof moet gebeuren met behulp van door de installateur in het watercircuit aan te brengen voorzieningen. Vul nooit warmtewisselaar vloeistof bij rechtstreeks in de warmtewisselaars. 12.1 - Voorzorgsmaatregelen en aanbevelingen Bij het ontwerp van het watercircuit moet er rekening mee worden gehouden dat er zo min mogelijk bochten en horizontale leidingen op verschillende niveaus voorkomen. Hieronder zijn de belangrijkste punten genoemd: Houd rekening met de waterintrede- en wateruittrede aansluitingen van de unit. Monteer handbediende of automatische ontluchtingsafsluiters op alle hoge punten in het watercircuit. Pas een onderdrukbeveiliging of expansieventiel/overstortklep toe om de druk in het circuit handhaven. Bij units met hydromodule zijn een overstortklep en expansievat ingebouwd. Breng thermometers aan in zowel de intrede als uittrede wateraansluitingen. Monteer aftapafsluiters op alle lage punten, zodat het hele systeem kan worden afgetapt. Monteer afsluiters in de intrede en uittrede waterleidingen. Gebruik flexibele verbindingen om overbrenging van trillingen op het leidingwerk te voorkomen. Voer een lektest uit en isoleer dan alle leidingen om warmteverlies en condensaatvorming te voorkomen. Breng over de isolatie een condenswerende afdekking aan. Als de externe waterleidingen zich bevinden op een plaats waar temperaturen kunnen voorkomen beneden 0 C, dan moeten ze beschermd worden tegen vorst (antivries-oplossing of elektrische verwarmings-elementen). Het gebruik van verschillende metalen bij vloeistofleidingen kan leiden tot elektrische potentiaalverschillen met als gevolg corrosie. Het kan nodig zijn om anodes toe te passen. OPMERKING: Voor units zonder hydromodule moet een gaasfilter (levering derden) worden gemonteerd. Dit moet worden gemonteerd in de waterintrede leiding stroomopwaarts van de drukopnemer en dicht bij de warmtewisselaar van de unit. Het moet worden gemonteerd op een plaats die goed toegankelijk is voor verwijderen en reinigen. De maasgrootte van dit filter moet 1,2 mm zijn. Na de eerste inbedrijfstelling kan de platenwarmtewisselaar snel vervuilen omdat hij de filterfunctie deels overneemt. Hierdoor kan de goede werking van de unit nadelig worden beïnvloed (verlaagd waterdebiet door verhoogd drukverlies). Units met hydromodule zijn voorzien van een dergelijk filter. Breng geen statische of dynamische druk van betekenis in het circuit van de warmtewisselaar (met betrekking tot de ontwerp systeemdrukken). De producten die kunnen worden toegevoegd voor thermische isolatie van de drukvaten tijdens het maken van de wateraansluitingen moeten chemisch neutraal zijn in verhouding tot de materialen en coatings waarin ze worden toegepast. Dit geldt ook voor de oorspronkelijk door Carrier geleverde producten. LET OP: gebruik van units in een open systeem is verboden. 12.2 - Wateraansluitingen Op de volgende pagina is een principeschema van een watercircuit afgebeeld. Gebruik bij het vullen van het watercircuit ontluchtingsafsluiters om luchtzakken te voorkomen. 12.3 - Vorstbeveiliging De platenwarmtewisselaars, leidingwerk en de pomp van de hydromodule kunnen door vorst worden beschadigd, ondanks de ingebouwde vorstbeveiliging van deze units. De vorstbeveiliging van de platenwarmtewisselaar en alle componenten van de watercircuit wordt gegarandeerd: Tot -20 C door middel van elektrische verwarmingselementen (warmtewisselaar en inwendig leidingwerk) met een automatische voeding (units zonder hydromodule), Tot -10 C door middel van een elektrisch verwarmingselement op de warmtewisselaar, met een automatische voeding en door middel van pompschakeling (units met hydromodule), Tot -20 C door middel van elektrische verwarmingselementen (warmtewisselaar en inwendig leidingwerk), met een automatische voeding en door middel van pompschakeling (units met hydromodule en Aanvullende vorstbeveiliging, optie 42). De verwarmingen van de koeler en het watercircuit en ook de pomp mogen nooit worden afgeschakeld omdat de vorst-beveiliging dan niet is gegarandeerd. Om deze reden moeten de hoofdschakelaar van de unit of de externe scheidingschakelaar alsook de externe beveiligingsschakelaar voor de eventuele elektrische verwarmingselementen altijd gesloten blijven (zie elektrisch schema voor de plaats van deze componenten). Voor vorstbeveiliging van de units met hydromodule moet de watercirculatie in het watercircuit worden onderhouden door de pomp periodiek in te schakelen. Indien er een afsluiter is gemonteerd moet er een bypass worden aangelegd. Zie onderstaande illustratie. Waterleidingnet Winterstand Dicht Dicht Open Unit 28

BELANGRIJK: In de winter kan de koeler door bevriezing worden beschadigd. Neem, afhankelijk van het klimaat, adequate voorzorgsmaatregelen. Bescherm de koeler tijdens stilstand in de winter tegen bevriezing door: Toepassing van ethyleen-glycol of propyleen-glycol met een concentratie die voldoende is om het systeem te beschermen tot een temperatuur van 10 K beneden de laagste temperatuur die op de plaats van opstelling kan voorkomen. Als de machine voor langere tijd uit bedrijf wordt genomen, tap dan het koelerwater af en vervang het door ethyleen-glycol of propyleen-glycol. Aan het begin van het volgende koelseizoen moet de koeler weer met water worden gevuld en moet een corrosieremmer worden toegevoegd. Externe componenten, zoals bijv. circulatiepompen, moeten in overeenstemming met de plaatselijke voorschriften worden gekozen. Ook moet er rekening worden gehouden met de toegestane en nominale waterhoeveelheden door de warmtewisselaars. Deze moeten liggen tussen de waarden in de tabel in het hoofdstuk Selectiegegevens. Het is noodzakelijk te zorgen voor een minimale waterzijdige intrededruk van 60 kpa (0,6 bar) tijdens het bedrijf en afschakelen van de unit. Een waterdruk lager dan 60 kpa blokkeert het starten van de unit of geeft een alarm waarna de unit wordt uitgeschakeld. Om voldoende systeemdruk te verkrijgen, wordt het volgende aanbevolen: Het watercircuit moet aan de zuigzijde van de pomp worden gevuld met een maximale druk tussen 100 en 400 kpa (1 en 4 bar). Het leidingnet te reinigen voordat dit wordt gevuld met water (zie hoofdstuk 13.2, 13.3 en 13.4). Het waterfilter regelmatig te reinigen. 12.4 - Bescherming tegen cavitatie (optie 116) Ter waarborging van de levensduur van de pomp in de geïntegreerde hydromodule, voorziet het regelalgoritme van de 30RBS(Y)-units in een bescherming tegen cavitatie (waterzijdige onderdruk). 29

Normaal watercircuitschema met hydromodule 2 17 19 21 18 20 19 1 13 Optie P Optie 13 5 Optie 13 T 12 16 23 23 3 6 7 4 11 9 13 Optie 16 T 13 P 19 22 21 18 8 10 6 Normaal watercircuitschema zonder hydromodule 19 21 18 20 19 Optie 13 T 12 14 9 23 Optie 13 Optie 25 T 13 19 22 21 18 8 6 Verklaring Componenten van de unit en de hydromodule 1 Gaasfilter (maas 1,2 mm) 2 Expansievat (optie) 3 Persafsluiter 4 Beschikbare drukpomp (enkele pomp of dubbele pomp) 5 Ontluchter 6 Water aftapkraan 7 Drukopnemer Opmerking: Geeft informatie over de aanzuigdruk van de pomp (zie verordeningenhandleiding) 8 Temperatuurvoeler Opmerking: Geeft informatie over de uittredetemperatuur van de warmtewisselaar (zie verordeningenhandleiding) 9 Temperatuurvoeler Opmerking: Geeft informatie over de intredetemperatuur van de warmtewisselaar (zie verordeningenhandleiding) 10 Drukopnemer Opmerking: Geeft informatie over de uittrededruk van de warmtewisselaar (zie verordeningenhandleiding) 11 Antiretourklep (indien dubbele pomp) 12 Platenwarmtewisselaar 13 Verwarmingselement of -lint voor vorstbescherming (optie) 14 Debietopnemer voor waterwarmtewisselaar Installatieonderdelen 16 Dompelelement 17 Ontluchter 18 Flexibele aansluiting 19 Afsluiter 20 Gaasfilter (verplicht voor een unit zonder hydromodule) 21 Manometer 22 Inregelafsluiter Opmerking: Niet nodig voor een hydromodule met een variabele toerental pomp 23 Vulafsluiter 24 Bypassklep voor vorstbeveiliging (als afsluiters [19] in de winter gesloten zijn) 25 Buffervat (indien nodig) --- Hydromodule (unit met hydromodule) Opmerkingen: Het systeem moet beveiligd zijn tegen vorst. De hydromodule van de unit en de wisselaar kunnen zijn beveiligd (fabrieksgemonteerde optie) tegen vorst met elektrische verwarmingselementen en -linten (13). De drukopnemers zijn gemonteerd op aansluitingen zonder Schraeder ventielen. Maak voor alle werkzaamheden het systeem drukloos en tap het af. 30

Hydromodule - modellen 039-078 Dubbele pomp afgebeeld Hydromodule - modellen 080-160 Dubbele pomp afgebeeld 13 - INSTELLEN NOMINALE WATERDEBIET Raadpleeg de principeschema s in het hoofdstuk Waterleidingen aansluiten voor alle verwijzingen genoemd in dit hoofdstuk. De waterpompen van de unitserie zijn zo gedimensioneerd dat de hydromodule met alle mogelijke configuraties kan werken op basis van de specifieke systeemcondities. D.w.z. voor verscheidene temperatuurverschillen tussen waterintrede-uittrede (T) bij vollast. Deze verschillen kunnen variëren tussen 3 en 10 K. Dit benodigde verschil tussen waterintrede- en uittredetemperatuur bepaalt de nominale waterstroming voor het systeem. Gebruik de offerte specificatie van de unit voor informatie over de bedrijfscondities van het systeem. Verzamel in het bijzonder de gegevens die nodig zijn voor de regeling van de waterhoeveelheid van het systeem: Units zonder hydromodule: het nominale drukverlies van de unit. Voer de meting uit met manometers die (ter plekke) zijn gemonteerd bij de intrede en uittrede van de unit (nr. 21). Units met pompen met vast toerental: nominaal debiet. De druk van de vloeistof wordt gemeten door opnemers die zijn gemonteerd bij de ingang van de pomp en de uittrede van de unit (nr. 7 en 10). De regeling berekent dan het debiet dat hoort bij dit drukverschil en toont het resultaat op het bedieningspaneel. (zie bedieningshandleiding). Units met toerengeregelde pompen: regeling op basis van een constant drukverschil tussen de intrede en uittrede van de hydromodule. Units met toerengeregelde pompen: regeling op basis van een constant temperatuurverschil gemeten tussen de intrede en uittrede van de platenwarmtewisselaar. Als deze informatie niet beschikbaar is bij het inbedrijfstellen van de unit, neem dan contact op met Carrier Benelux BV. Deze gegevens kunnen ook worden verkregen uit de technische documentatie met gebruik van de capaciteitstabellen voor een T van 5 K bij de verdamper of met het Carrier selectieprogramma voor alle T condities anders dan 5 K temperatuurverschil, in de range van 3 tot 10 K. 13.1 - Units zonder hydromodule 13.1.1 - Algemene informatie Het nominale waterdebiet van het systeem wordt geregeld met een inregelafsluiter (levering derden) welke in de wateruittredeleiding van het systeem moet worden gemonteerd (item 19 in het principeschema). Met behulp van deze afsluiter kan de weerstand in het systeem worden aangepast en zo het ontwerpdebiet worden bereikt. Omdat het totale drukverlies in het systeem niet exact bekend is bij de inbedrijfstelling, moet het waterdebiet met de inregelafsluiter bijgesteld worden om het specifieke debiet voor het systeem te krijgen. 13.1.2 - Procedure voor het reinigen van het watercircuit Open alle afsluiters volledig (nr. 22). Start de pomp van het systeem op. Bereken het drukverlies van de platenwarmtewisselaar door het verschil te nemen tussen de uitlezingen van de manometer op de waterintrede en uittrede van de unit (nr. 21). Laat de pomp twee uur lang draaien om het watercircuit van het systeem te reinigen (aanwezigheid van vervuilende substanties). Herhaal de aflezing. Vergelijk deze waarde met de oorspronkelijke waarde. Als het drukverlies kleiner is geworden, dan betekent dit dat het gaasfilter moet worden verwijderd en gereinigd. Sluit in dit geval de afsluiters bij de waterintrede en -uittrede (nr. 19), tap de watersectie van de unit (nr. 6) af en verwijder en reinig daarna de filters (nr. 20 en 1). Ontlucht het circuit (nr. 5 en 17). Herhaal deze procedure tot het filter schoon blijft. 31

13.1.3 - Procedure voor het inregelen van het waterdebiet Lees, nadat het circuit is gereinigd, de uitlezingen van de manometer af (drukken waterintrede en wateruittrede) voor informatie over het drukverlies over de unit (platenwarmtewisselaar + inwendig leidingwerk). Vergelijk deze waarde met de theoretische waarde van het selectieprogramma. Als het gemeten drukverlies groter is dan de selectiewaarde betekent dit dat het debiet door de unit (en dus het systeemdebiet) te hoog is. Draai in dit geval de inregelafsluiter een slag dicht en lees de drukverschillen opnieuw af. Herhaal deze stappen totdat het drukverlies overeenkomt met het ontwerpdebiet. OPMERKING: Als het systeem een veel te groot drukverlies heeft in verhouding tot de door de systeempomp geleverde externe statische druk, dan kan het nominale waterdebiet niet worden bereikt (het resulterende debiet is lager) en het temperatuurverschil tussen de verdamper waterintrede en wateruittrede wordt groter. Om het drukverlies van het watersysteem te verlagen is het noodzakelijk om: De individuele drukverliezen zoveel mogelijk te verminderen (bochten, hoogteverschillen, kleppen etc.) Gebruik de correcte leidingdiameter Waar mogelijk uitbreidingen van het watersysteem te vermijden. Voorbeeld: Unit met specifiek nominaal debiet van 3,7 l/s Drukverlies, kpa 32 Waterdebiet, l/s Verklaring 1 Unit drukverlies (inclusief interne waterleidingen)/debiet curve 2 Met de klep open geeft het afgelezen drukverlies (111 kpa) punt A op de curve. A Inschakelpunt bereikt met klep open. 3 Met de klep open is het bereikte debiet 4,8 l/s: dit is te hoog, en de klep moet weer worden gesloten. 4 Als de klep gedeeltelijk is gesloten, geeft het afgelezen drukverlies (65 kpa) punt B op de curve. B Inschakelpunt bereikt met klep gedeeltelijk gesloten. 5 Met de klep gedeeltelijk gesloten, is het bereikte debiet 3,7 l/s: dit is het vereiste debiet en de klep staat in een correcte stand. 13.2 - units met hydromodule en pomp met vast toerental 13.2.1 - Algemene informatie Zie hoofdstuk Units zonder hydromodule. 13.2.2 - Procedure voor het reinigen van het watercircuit Open alle afsluiters volledig (nr. 19). Start de pomp van het systeem op. Laat de pomp twee uur lang draaien om het watercircuit van het systeem te reinigen (aanwezigheid van vervuilende substanties). Herhaal de aflezing. Vergelijk deze waarde met de oorspronkelijke waarde. Als de stroming is verlaagd dan betekent dit dat het gaasfilter moet worden verwijderd en gereinigd omdat het watercircuit vuildeeltjes bevat. Sluit in dit geval de afsluiters bij de waterintrede en -uittrede (nr. 19), tap de watersectie van de unit (nr. 6) af en verwijder de filters (nr. 20 en 1). Ontlucht het circuit (nr. 5 en 14). Herhaal deze procedure tot het filter schoon blijft. 13.2.3 - Procedure voor het inregelen van het waterdebiet Lees, nadat het circuit is gereinigd, het waterdebiet uit op het bedieningspaneel en vergelijk deze waarde met de theoretische selectiewaarde. Als de debietwaarde groter is dan de gespecificeerde waarde, dan is het totale drukverlies in het systeem te klein in vergelijking met de statische druk van de pomp. Draai in dit geval de inregelafsluiter 1 slag dicht en meet het waterdebiet opnieuw. Herhaal deze stappen totdat het drukverlies overeenkomt met het ontwerpdebiet. OPMERKING: Als het systeem een veel te groot drukverlies heeft in verhouding tot de door de systeempomp geleverde externe statische druk, dan kan het nominale waterdebiet niet worden bereikt (het resulterende debiet is lager) en het temperatuurverschil tussen de verdamper waterintrede en wateruittrede wordt groter. Om het drukverlies van het watersysteem te verlagen is het noodzakelijk om: De individuele drukverliezen zoveel mogelijk te verminderen (bochten, hoogteverschillen, kleppen etc.) Gebruik de correcte leidingdiameter Waar mogelijk uitbreidingen van het watersysteem te vermijden. 13.3 - units met hydromodule en pomp met variabel toerental - regeling constant drukverschil (Delta P regeling) Het waterdebiet in het systeem wordt niet geregeld op een vaste waarde. Het debiet wordt aangepast door het variëren van het toerental van de pomp zodat een constant drukverschil wordt gehandhaafd, ingesteld door de gebruiker. De drukopnemer bij de unituittrede (nr. 10 in het normale watercircuitschema) wordt gebruikt als controlemiddel. Het systeem berekent het gemeten drukverschil en vergelijkt deze waarde met het door de gebruiker geselecteerde setpoint en moduleert het pomptoerental indien nodig. Het resultaat is: een groter debiet, als de gemeten waarde kleiner is dan het setpoint, een kleiner debiet, als de gemeten waarde groter is dan het setpoint. De debietvariatie wordt gerealiseerd door het bekijken van de toegelaten minimum en maximum debieten van de unit en van de minimum en maximum frequenties van de pompvoeding. Het gehandhaafde drukverschil kan in sommige gevallen afwijken van de waarde van het setpoint: Als de waarde van het setpoint te hoog is (bereikt voor een groter debiet dan de maximum waarde of een hogere frequentie dan de maximum waarde), stelt het systeem zich in op het maximum debiet of de maximum frequentie en dit leidt dan tot een kleiner drukverschil dan het setpoint.

Als de waarde van het setpoint te laag is (bereikt voor een kleiner debiet dan de minimum waarde of een lagere frequentie dan de minimum waarde), stelt het systeem zich in op het minimum debiet of de minimum frequentie en dit leidt dan tot een groter drukverschil dan het setpoint. Neem contact op met Carrier Service voor de uitvoering van onderstaande procedures. 13.3.1 - Procedure voor het reinigen van het watercircuit Alvorens verder te gaan, is het raadzaam om eventuele verontreiniging uit het watercircuit te verwijderen. Start de pomp van het systeem via de geforceerde startopdracht. Stel de frequentie in op de maximum waarde om het grootste debiet te krijgen. Als het alarm Maximum flow exceeded (Max. debiet overschreden) verschijnt, verminder dan de frequentie tot een aanvaardbare waarde. Lees het debiet af op het bedieningspaneel. Laat de pomp twee uur lang draaien om het watercircuit van het systeem te reinigen (aanwezigheid van vervuilende substanties). Lees nogmaals het debiet af en vergelijk de waarde met de oorspronkelijke waarde. Als de stroming is verlaagd dan betekent dit dat het gaasfilter moet worden verwijderd en gereinigd omdat het watercircuit vuildeeltjes bevat. Sluit in dit geval de afsluiters bij de waterintrede en -uittrede (nr. 19), tap de watersectie van de unit (nr. 6) af en verwijder de filters (nr. 12 en 1). Ontlucht het circuit (nr. 5 en 14). Herhaal deze procedure indien nodig tot het filter schoon blijft. 13.3.2 - procedure voor het inregelen van het Delta p setpoint Nadat het watercircuit is gereinigd moet het zodanig worden geconfigureerd dat de praktijksituatie ontstaat waarvoor de unit is geselecteerd. Over het algemeen betekend dit dat alle kleppen/afsluiters open moeten worden gezet en alle apparatuur (ventilatorconvectoren, luchtbehandelingskasten, etc.) moet worden ingeschakeld. Start de pomp via de Touch Pilot regeling (Quick test menu). Lees het waterdebiet uit op het bedieningspaneel en vergelijk deze met de theoretische selectiewaarde: Als het gemeten waterdebiet groter is dan de gespecificeerde waarde, dan moet het toerental (%) worden verlaagd om het waterdebiet te verkleinen. Als de debietwaarde kleiner is dan de gespecificeerde waarde, vergroot dan het drukverschil setpoint op het bedieningspaneel om het debiet te vergroten. Herhaal deze procedure tot het waterdebiet is bereikt waarop de unit is geselecteerd. Noteer het benodigde drukverschil. Stop de geforceerde aansturing van de pomp en ga verder met de configuratie van de unit voor de gewenste regelmethode Wijzig de regelparameters: - Stel de waterdebietregeling in op pressure differential (drukverschil) - Stel de waarde van het benodigde drukverschil in Standaard is de unit ingesteld op het maximum toerental (frequentie: 50 Hz). OPMERKINGEN: Indien tijdens het inregelen het maximale of minimale toerental wordt bereikt voordat het gespecificeerde debiet wordt bereikt, houdt dan het drukverschil aan bij het maximale of minimale toerental en gebruik deze waarde als setpoint. Wanneer het te regelen drukverschil van te voren al bekend is, dan kan deze direct worden ingevoerd als de juiste parameter. Het reinigen van het watercircuit mag niet worden overgeslagen. 13.4 - units met hydromodule en pomp met variabel toerental - regeling constant temperatuurverschil (Delta T regeling) De temperatuuropnemers bij de warmtewisselaar intrede en uittrede (nr. 8 en 9 in het normale watercircuitschema) worden gebruikt als controlemiddel. Het systeem meet de temperaturen en berekent hieruit het temperatuurverschil en vergelijkt deze waarde met het door de gebruiker geselecteerde setpoint en moduleert het pomptoerental indien nodig: Als de gemeten Delta T groter is dan het setpoint, dan wordt het debiet verkleind. Als de gemeten Delta T kleiner is dan het setpoint, dan wordt het debiet vergroot. De debietvariatie wordt gerealiseerd door het bekijken van de toegelaten minimum en maximum debieten van de unit en van de minimum en maximum frequenties van de pompvoeding. Het gehandhaafde temperatuurverschil kan in sommige gevallen afwijken van de waarde van het setpoint: Als de waarde van het setpoint te hoog is (bereikt voor een kleiner debiet dan de minimum waarde of een lagere frequentie dan de minimum waarde), stelt het systeem zich in op het minimum debiet of de minimum frequentie en dit leidt dan tot een kleiner temperatuurverschil dan het setpoint. Als de waarde van het setpoint te laag is (bereikt voor een groter debiet dan de maximum waarde of een hogere frequentie dan de maximum waarde), stelt het systeem zich in op het maximum debiet of de maximum frequentie en dit leidt dan tot een groter temperatuurverschil dan het setpoint. Neem contact op met Carrier Service voor de uitvoering van onderstaande procedures. 13.4.1 - Procedure voor het reinigen van het watercircuit Raadpleeg de procedure voor het reinigen van het watercircuit uit hoofdstuk 13.3.1 13.4.2 - Procedure voor het regelen van het Delta T setpoint Stop de geforceerde aansturing van de pomp en ga verder met de configuratie van de unit voor de gewenste regelmethode. Wijzig de regelparameters: - Stel de waterdebietregeling in op temperature differential (temperatuurverschil) - Stel de waarde van het vereiste temperatuurverschil in. Standaard is de unit in de fabriek ingesteld op het maximum toerental (frequentie: 50 Hz). 33

13.5 - Platen-warmtewisselaar drukverlies (inclusief inwendig leidingwerk) - units zonder hydromodule 30RBS/30RBSY 039-080 30RBS/30RBSY 090-160 Verklaring 1. 30RBS/30RBSY 039 2. 30RBS/30RBSY 045 3. 30RBS/30RBSY 050 4. 30RBS/30RBSY 060 5. 30RBS/30RBSY 070 6. 30RBS/30RBSY 080 Verklaring 1. 30RBS/30RBSY 090 2. 30RBS/30RBSY 100 3. 30RBS/30RBSY 120 4. 30RBS/30RBSY 140 5. 30RBS/30RBSY 160 13.6 - Pompdruk/waterhoeveelheid curve units met hydromodule (pomp met vast of variabel toerental) Enkele pompen Dubbele pompen Beschikbare druk, kpa Beschikbare druk, kpa Drukverlies, kpa Drukverlies, kpa Waterstroming, l/s Waterstroming, l/s Waterstroming, l/s Waterstroming, l/s Verklaring 1. 30RBS/30RBSY 039-090 2. 30RBS/30RBSY 100-120 3. 30RBS/30RBSY 140-160 Verklaring 1. 30RBS/30RBSY 039-100 2. 30RBS/30RBSY 120-160 34

13.7 - Beschikbare externe statische druk - units met hydromodule (pomp met vast of variabel toerental, 50Hz) Gegevens zijn van toepassing op: - Water zonder toevoegingen, 20 C - Bij het gebruik van glycol wordt de maximale waterstroom verminderd. Lage druk Beschikbare externe druk, kpa Beschikbare externe druk, kpa Waterstroming, l/s Waterstroming, l/s Verklaring 1. 30RBS/30RBSY 039 2. 30RBS/30RBSY 045 3. 30RBS/30RBSY 050 4. 30RBS/30RBSY 060 5. 30RBS/30RBSY 070 6. 30RBS/30RBSY 080 Verklaring 1. 30RBS/30RBSY 090 2. 30RBS/30RBSY 100 3. 30RBS/30RBSY 120 4. 30RBS/30RBSY 140 5. 30RBS/30RBSY 160 Hoge druk Beschikbare externe druk, kpa Beschikbare externe druk, kpa Waterstroming, l/s Waterstroming, l/s Verklaring 1. 30RBS/30RBSY 039 2. 30RBS/30RBSY 045 3. 30RBS/30RBSY 050 4. 30RBS/30RBSY 060 5. 30RBS/30RBSY 070 6. 30RBS/30RBSY 080 Verklaring 1. 30RBS/30RBSY 090 2. 30RBS/30RBSY 100 3. 30RBS/30RBSY 120 4. 30RBS/30RBSY 140 5. 30RBS/30RBSY 160 35