Examen VWO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)



Vergelijkbare documenten
Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2003-II

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2003-II

Examen VWO. Natuurkunde 1,2 (nieuwe stijl) en natuurkunde (oude stijl)

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2003-II

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2003-II

Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.

Examen HAVO. natuurkunde 1

Correctievoorschrift VWO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

Examen VWO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 14. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

1) Neem een blokje en meet met een krachtmeter hoeveel kracht er nodig is om een blokje op te tillen.

Examen VWO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. tijdvak 1 donderdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2

Examen HAVO. natuurkunde 1

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 22 juni uur

natuurkunde 1,2 Compex

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 donderdag 22 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

TENTAMEN NATUURKUNDE

Examen HAVO - Compex. natuurkunde 1,2 Compex

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 donderdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Woensdag 24 mei, uur

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2001-II

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Examen HAVO. natuurkunde 1

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 20 juni uur

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde 1 vwo II

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2008-II

Examen VWO. natuurkunde 1,2. tijdvak 1 woensdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Toelatingstoets havoniveau natuurkunde max. 42 p, vold 24 p

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgaven en uitwerkingen vind je op Oefen vt vwo5 h6 Elektromagnetisme Opgave 1.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2006-I

Examen HAVO. natuurkunde 1,2

Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na

Eindexamen natuurkunde 1 havo I

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 1 vrijdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Bepaal k met behulp van de grafiek. Geef de uitkomst in twee significante cijfers.

Examen HAVO. Natuurkunde 1,2 (nieuwe stijl) en natuurkunde (oude stijl)

Examen VWO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. natuurkunde 1

Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.

Maandag 15 juni, uur

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

natuur- en scheikunde 1 CSE GL en TL COMPEX

natuurkunde 1,2 Compex

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 donderdag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 1 vrijdag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde havo I

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2005-II

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Examen VMBO-BB. natuur- en scheikunde 1 CSE BB. tijdvak 1 maandag 18 mei uur. Beantwoord alle vragen in dit opgavenboekje.

Examen HAVO. natuurkunde 1,2

natuurkunde 1,2 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs

Examen HAVO. natuurkunde 1,2

Examen VWO. tijdvak 1 vrijdag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Uitwerking examen Natuurkunde1 VWO 2006 (1 e tijdvak)

Examen HAVO. Natuurkunde 1,2 (nieuwe stijl) en natuurkunde (oude stijl)

Inleiding kracht en energie 3hv

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-II

eenvoudig rekenen met een krachtenschaal.

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

natuurkunde Compex natuurkunde 1,2 Compex

Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 23 juni uur

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 dinsdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-I

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

Examen HAVO en VHBO. Natuurkunde

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 1 vrijdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Opgave 1 Millenniumbrug

Examen HAVO. natuurkunde 1,2 Compex. Vragen 1 tot en met 13. In dit deel van het examen staan vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2006-II

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2008-II

natuur- en scheikunde 1 CSE BB

Examen HAVO. Natuurkunde 1,2 (nieuwe stijl) en natuurkunde (oude stijl)

Examen VWO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2008-I

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2007-I

TENTAMEN NATUURKUNDE

natuur- en scheikunde 1 CSE GL en TL

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

Voorbeeldexamen HAVO. natuurkunde. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4

Dit examen bestaat uit vier opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

Transcriptie:

Natuurkunde 1 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni 13.30 16.30 uur 20 03 Voor dit examen zijn maximaal 79 punten te behalen; het examen bestaat uit 22 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Voor de uitwerking van de vragen 1, 7, 8, 15, 16 en 21 is een bijlage toegevoegd. Als bij een vraag een verklaring, uitleg, berekening of afleiding vereist is, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg, berekening of afleiding ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld. 300035 23 Begin

+ - Opgave 1 Elektromotor De spanning over een kleine elektromotor wordt geregeld met een spanningsbron van 12 V en een schuifweerstand. Zie het schakelschema in figuur 1. figuur 1 12 V P S Q M V A Figuur 2 is een foto van de apparatuur. figuur 2 De aansluitpunten voor de verbindingsdraden zijn in de figuur aangegeven met een wit rondje. De foto staat vergroot op de bijlage. 4p 1 Teken in de foto op de bijlage de verbindingsdraden zodat de schakeling van figuur 1 ontstaat. De motor hijst een blokje met een massa van 130 g in 3,8 s op over een hoogteverschil van 1,80 m. De spanning over de motor is daarbij 6,0 V; de stroomsterkte in de motor is 0,25 A. 4p 2 4p 3 Bereken het rendement van de motor. De schuifweerstand is 20,0 cm lang en is in te stellen van 0 Ω tot 40,0 Ω. Tijdens het hijsen geldt: PS = 6,4 cm. Bereken de stroomsterkte die de spanningsbron levert. 300035 23 2 Lees verder

Opgave 2 Uranium-munitie Lees het artikel. artikel Twijfels over uranium-munitie In munitie wordt soms de stof uranium gebruikt wegens zijn hoge dichtheid. Uranium heeft als nadeel dat het radioactief is. Twee Europese laboratoria hebben in monsters uranium-munitie de uraniumisotoop U-236 gevonden. Deze isotoop komt van nature niet in uranium voor, maar ontstaat wel in kernreactoren. De verontrusting omtrent het gebruik van uranium in munitie tijdens de Balkanoorlogen heeft hierdoor een geheel nieuwe wending genomen. Het kan betekenen dat het uranium ten dele uit splijtstof-afval van kerncentrales bestaat. In dat geval is er ook een kans dat de munitie het gevaarlijke plutonium bevat. Tot nu toe is nog geen plutonium in de munitie aangetoond. naar: NRC Handelsblad, 18-01-2001 Als een granaat op het slagveld ontploft, zal het aanwezige uranium verpulveren of verdampen en als stof of damp in de lucht aanwezig zijn. Veronderstel dat een soldaat een stofdeeltje inademt dat U-236 bevat. Dit stofdeeltje nestelt zich in een longblaasje. Bij het verval van U-236 ontstaan α- en γ-straling. 3p 4 2p 5 Leg uit welke van beide soorten straling het meeste schade aanricht in het longblaasje. Leg uit dat de activiteit van het U-236 tijdens een mensenleven nauwelijks afneemt. Voor het dosisequivalent H in sievert geldt: E H = Q m hierin is: -Q een weegfactor voor de soort straling. Voor α-straling geldt: Q = 20; -E de geabsorbeerde stralingsenergie; 10 -m de bestraalde massa. Voor het longblaasje geldt: m = 3, 4 10 kg. 4p 6 In tabel 99E van het informatieboek Binas staan de stralingsbeschermingsnormen. Bereken hoe groot de activiteit van het ingeademde U-236 in het stofdeeltje maximaal mag zijn om binnen de norm voor de longen te blijven. 300035 23 3 Lees verder

Opgave 3 Veiligheidsmatras Lees het artikel. artikel Matras beschermt demente zieke Het aantal valpartijen van demente bejaarden in verpleeghuizen kan worden teruggedrongen met een apparaat dat een signaal geeft als een patiënt rechtop in bed gaat zitten. Het apparaat waarschuwt een verpleegkundige, die te hulp kan schieten voordat een patiënt uit bed is. Het bed-alarmsysteem bestaat onder meer uit een met lucht gevuld matrasje dat op de grote matras van het bed van de patiënt wordt gelegd. Zodra de patiënt rechtop in bed gaat zitten, rust zijn volledige gewicht op het matrasje. Als gevolg van de drukverhoging in het matrasje treedt dan een alarm in werking. Het apparaat is getest bij bijna zeshonderd patiënten in negen verpleeghuizen. Het aantal valpartijen liep met de helft terug, terwijl het aantal incidenten met letsel zelfs met 60 procent terugliep. naar: de Volkskrant, 11 mei 1994 Debbie en Carlos maken als profielwerkstuk een soortgelijk beveiligingssysteem. Om de drukvariaties in het veiligheidsmatrasje te kunnen registreren, hebben ze een druksensor gebouwd. Het ontwerp is in figuur 3 getekend. figuur 3 matrasje buisje uitgangssignaal van de druksensor Z veer strookje koper C Rs - + 5,0 V 4p 7 Door verhoging van de druk in het matrasje wordt zuiger Z tegen de veerkracht in naar rechts gedrukt. Een strookje koper schuift dan met contactpunt C over een weerstandsdraad R s naar rechts, waardoor het uitgangssignaal van de druksensor groter wordt. Als het matrasje onbelast is, is de veer ontspannen, staat C helemaal links en bedraagt het uitgangssignaal van de sensor 0 V. Bij het uittesten van de veiligheidsmatras bleek dat het uitgangssignaal van de sensor bij een kleine drukverhoging in de matras al zijn maximale waarde bereikt. Debbie stelt voor dit probleem op te lossen door een stuggere veer te monteren. Carlos stelt voor een langere weerstandsdraad te nemen. In de tabel op de bijlage kan van beide voorstellen worden aangegeven welke gevolgen ze hebben voor het meetbereik en voor de gevoeligheid van de druksensor. Ook kan worden aangegeven of het probleem ermee wordt opgelost. Omcirkel in de tabel op de bijlage in iedere cel het juiste antwoord. 300035 23 4 Lees verder

Debbie en Carlos nemen hun sensor op in een automatisch waarschuwingssysteem, waarvan een gedeelte getekend is in figuur 4. figuur 4 1 Hz telpulsen 8 pulsgenerator 4 2 reset teller 1 LED sensorspanning drukknop 5p 8 3p 9 5p 10 Als de druk langer dan vier seconden boven een ingestelde waarde uitkomt, gaat een waarschuwings-led branden. Deze moet aan blijven totdat ze hem uitschakelen. Wanneer een patiënt zich omdraait, kan de druk even (minder dan vier seconden) te hoog worden. In dat geval moet het aftellen van de seconden opnieuw beginnen bij een volgende drukverhoging. Figuur 4 staat ook op de bijlage. Teken in de figuur op de bijlage de verwerkers en de verbindingen die nodig zijn om het systeem goed te laten werken. Als veiligheidsmatrasje gebruiken ze een warmte-isolerend kampeermatrasje. Dit is gedeeltelijk gevuld met een poreuze, veerkrachtige kunststof. Het zuigt zichzelf vol met lucht, waarna het afgesloten wordt. Leg aan de hand van de drie vormen van warmtetransport uit op welke manier het matrasje voor warmte-isolatie zorgt. Carlos komt op het idee dat het matrasje ook kan dienen om een bed voor te verwarmen door het met warme lucht te vullen. 3 1 Het matrasje zonder lucht heeft een warmtecapaciteit van 1, 62 10 J K. Stel dat het 2 matrasje een begintemperatuur heeft van 15,0 ºC en gevuld wordt met 1,28 10 kg lucht van 50,0 ºC. Ga met een berekening van de eindtemperatuur na of het idee van Carlos zinvol is. 300035 23 5 Lees verder

Opgave 4 Sloopkogel Cindy en Dirk zien dat een oude flat gesloopt wordt met een sloopkogel. Zie figuur 5. figuur 5 3p 11 3p 12 3p 13 5p 14 De kogel hangt aan een kabel. Hij wordt met een touw naar rechts getrokken en vervolgens losgelaten zonder beginsnelheid. Cindy merkt op dat de kabel precies verticaal is op het moment dat de kogel tegen een muur botst. Ze meet een tijdsduur van 2,3 s tussen het loslaten van het touw en het botsen van de kogel. Bereken de lengte van de kabel. Neem hierbij aan dat de sloopinstallatie is op te vatten als een gewone slinger. Als gevolg van de klap van de botsing meten Cindy en Dirk een geluidsniveau van 60 db. Hun afstand tot de botsende kogel is 50 m. Neem aan dat het geluid gelijkmatig in alle richtingen wordt uitgezonden. Bereken het geluidsvermogen dat bij de botsing vrijkomt. De kraanmachinist draagt gehoorbeschermende oordoppen die het geluidsniveau met 18 db reduceren. Bereken met welke factor de waargenomen geluidsintensiteit afneemt door het dragen van deze doppen. Cindy veronderstelt dat de snelheid van de kogel in het laagste punt afhangt van de lengte van de slinger, zelfs als steeds met dezelfde uitwijkhoek wordt begonnen. Om deze hypothese te onderzoeken, doen Cindy en Dirk op school een proef met een blokje aan een dun draadje. Zij gebruiken onder andere een laser, een lichtsensor en een elektronische klok. Beschrijf hoe Cindy en Dirk met behulp van deze instrumenten de hypothese van Cindy kunnen toetsen. Neem in je antwoord de volgende elementen op: - één of meer grootheden die gevarieerd worden; - één of meer grootheden die constant gehouden worden; - de manier waarop de snelheid in het laagste punt kan worden bepaald; - hoe uit de metingen geconcludeerd kan worden of Cindy s hypothese al dan niet juist is. 300035 23 6 Lees verder

Van de meetwaarden maken ze een diagram. Zie figuur 6. figuur 6 1,6 v (ms-1) 1,4 1,2 1,0 0,8 0,6 0,4 0,2 0 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 l (m) 4p 15 Op grond van het diagram vermoeden ze dat het verband tussen de snelheid v in het onderste punt en de lengte l van het draadje een wortelfunctie is. Ze onderzoeken dit door een nieuwe grafiek te tekenen waarin één van de grootheden zó is aangepast (getransformeerd) dat ze een rechte lijn krijgen. Teken deze nieuwe grafiek in het diagram op de bijlage en bepaal hieruit het verband tussen v en l. 300035 23 7 Lees verder

Opgave 5 Vertical Shot Vertical Shot is een nieuwe kermisattractie. Aan twee pilaren van 35 meter hoog zijn elastieken vastgemaakt. Aan deze elastieken hangt een bol waarin twee personen plaatsnemen. De bol wordt met behulp van een elektromagneet op de grond gehouden, terwijl de elastieken aangespannen worden. Nadat de personen vastgegespt zijn, wordt de elektromagneet uitgezet en schiet de bol verticaal omhoog. In figuur 7 zie je een foto van de bol vlak voor de start. In figuur 8 zie je een foto waarin de bol omhooggeschoten is. figuur 7 figuur 8 Vlak voor het loslaten van de bol zijn de elastieken 20 meter uitgerekt. In figuur 9 is de (F,u)-grafiek van één elastiek getekend. figuur 9 F (kn) 7 6 5 4 3 2 1 In figuur 10 is de richting van de kracht getekend die elk elastiek op de bol uitoefent vlak voor het loslaten. De kracht die beide elastieken samen op de bol uitoefenen bij het loslaten noemen we F 0. Figuur 10 staat ook op de bijlage. 3 Er geldt: F 0 = 9,8 10 N. figuur 10 0 0 5 10 15 20 25 u (m) 4p 16 Toon dit aan met behulp van de figuur op de bijlage. 300035 23 8 Lees verder

3p 17 De massa van bol plus passagiers is 250 kg. Bereken de versnelling van de bol direct na het loslaten. In figuur 11 is de grafiek getekend van de kracht die beide elastieken samen op de bol uitoefenen als functie van de hoogte tot h = 24 m. Op hoogten groter dan 24 m ondervindt de bol geen krachten meer van de elastieken. figuur 11 12 F elas (kn) 10 8 6 4 2 0 0 4 8 12 16 20 24 h (m) 3p 18 4p 19 Bepaal met behulp van figuur 11 op welke hoogte de snelheid van de bol maximaal is. Neem daarbij aan dat wrijvingskrachten geen rol spelen. Bepaal met behulp van figuur 11 de maximale hoogte die de bol bereikt. Neem daarbij aan dat alle arbeid die de elastieken op de bol verrichten in het hoogste punt is omgezet in zwaarte-energie. Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina. 300035 23 9 Lees verder

Opgave 6 Leeshulp Op de foto van figuur 12 is een zogenaamde leeshulp afgebeeld. De leeshulp bestaat uit een grote positieve lens met in de rechter benedenhoek nog een cirkelvormig loepje dat extra bol is. figuur 12 2p 20 Een oudziende is gebaat bij het gebruik van de leeshulp. Leg dit uit met gebruikmaking van de begrippen accommodatievermogen en nabijheidspunt. Figuur 13 is een schematische tekening van de tekst, de grote lens en het oog van een lezer. In de figuur zijn de beide brandpunten van deze lens aangegeven met de letter F. De tekst is weergegeven met VV. Op het oog bevindt zich een punt P. figuur 13 lens V' P oog F V F 4p 21 Figuur 13 staat vergroot op de bijlage. Construeer in de figuur op de bijlage de lichtstraal die van V naar P gaat. Bij het maken van de foto van figuur 12 is scherp gesteld op het beeld van de grote lens. De foto van figuur 14 is gemaakt vanaf dezelfde afstand, maar nu is scherpgesteld op het beeld van het loepje. Ook de afstand tussen de tekst en de leeshulp is gelijk gebleven. figuur 14 3p 22 Leg uit bij welke foto het fototoestel op de grootste afstand is scherpgesteld. Einde 300035 23 10 Lees verder