Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/145

Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/252

Rapport. Datum: 16 mei 2003 Rapportnummer: 2003/124

Rapport. Datum: 20 mei 2003 Rapportnummer: 2003/139

Rapport. Datum: 23 februari 1998 Rapportnummer: 1998/033

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/053

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum: 25 maart 1998 Rapportnummer: 1998/083

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Datum: 19 februari 2001 Rapportnummer: 2001/048

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Rapport. Datum: 28 november 2003 Rapportnummer: 2003/440

Rapport. Rapport over een klacht over Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid uit Dordrecht. Datum: 23 december Rapportnummer: 2011/367

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Rapport. Datum: 12 september 2000 Rapportnummer: 2000/306

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

"Ik woon nu bijna 3 jaar in Wassenaar en ben zeer verbolgen over de wijze waarop u met uw burgers omgaat:

Rapport. Datum: 29 september 1998 Rapportnummer: 1998/406

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 30 juli 2001 Rapportnummer: 2001/231

Rapport. Datum: 2 oktober 2000 Rapportnummer: 2000/336

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 17 september 2001 Rapportnummer: 2001/283

Rapport. Datum: 1 september 2003 Rapportnummer: 2003/290

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 5 januari Rapportnummer: 2012/001

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 18 december 2003 Rapportnummer: 2003/486

Rapport. Datum: 18 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/324

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Rapport. Datum: 25 januari 2001 Rapportnummer: 2001/024

Rapport. Datum: 26 april 2000 Rapportnummer: 2000/163

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Geen duidelijkheid over handhavingsverzoek Gemeente Amsterdam Stadsdeel Centrum

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Datum: 1 februari 2002 Rapportnummer: 2002/027

Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Rapport. Datum: 13 april 1999 Rapportnummer: 1999/157

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/199

Rapport. Datum: 19 maart 1998 Rapportnummer: 1998/070

Rapport. Datum: 18 maart 1999 Rapportnummer: 1999/109

Rapport. Datum: 10 oktober 2002 Rapportnummer: 2002/307

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/147

Rapport. Datum: 23 juni 1998 Rapportnummer: 1998/243

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Datum: 2 juni 2004 Rapportnummer: 2004/206

Rapport. Datum: 3 maart 1999 Rapportnummer: 1999/087

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 6 november 2007 Rapportnummer: 2007/240

Rapport. Datum: 26 september 2003 Rapportnummer: 2003/340

Rapport. Datum: 6 juli 2001 Rapportnummer: 2001/192

4. Op 13 januari 2008 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat hij nog geen nieuw besluit van de PUR had ontvangen.

Rapport. Datum: 3 mei 2001 Rapportnummer: 2001/123

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Halderberge. Datum: 24 mei Rapportnummer: 2013/057

Tevens klaagt verzoekster erover dat zij op haar diverse brieven aan de Belastingdienst geen antwoord heeft gekregen.

Rapport. Datum: 22 januari 2003 Rapportnummer: 2003/011

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Rapport. Datum: 17 september 1999 Rapportnummer: 1999/404

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 25 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/335

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

Rapport. Datum: 14 juni 2000 Rapportnummer: 2000/213

Rapport. Datum: 29 december 1998 Rapportnummer: 1998/589

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/016

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Huurcommissie uit Den Haag. Datum: 29 maart Rapportnummer: 2011/103

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/014

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Rapport. Datum: 23 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/367

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 15 april 1999 Rapportnummer: 1999/180

Rapport. Datum: 19 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/357

Beoordeling. h2>klacht

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

Rapport. Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

Rapport. Datum: 28 juni 1999 Rapportnummer: 1999/282

Rapport. Datum: 25 januari 2001 Rapportnummer: 2001/023

Rapport. Datum: 20 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/272

Dossiernummer RAPPORT. Verzoeker Mevrouw X, hierna genoemd: verzoekster. De klacht betreft de gemeente Oldebroek.

Rapport. Inzake een klacht over de minister van Defensie uit Den Haag. Datum: 18 augustus Rapportnummer: 2011/248

Rapport. Datum: 28 december 2007 Rapportnummer: 2007/324

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Rapport. Datum: 26 juli 2005 Rapportnummer: 2005/220

Rapport. Datum: 25 november 2010 Rapportnummer: 2010/335

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Transcriptie:

Rapport Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/145

2 Klacht Verzoeker, die bij de rechtbank te Leeuwarden een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening indiende waarbij de gemeente Franekeradeel als verweerder optrad, klaagt erover dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel op 19 november 2001 aan de rechtbank, nadat het onderzoek bij de rechtbank ter zitting op 13 november 2001 was gesloten, een brief heeft gezonden waarin de rechtbank werd geïnformeerd over de stand van zaken betreffende een door de gemeente aan de bij een bouwvergunningsprocedure betrokken partijen gedane uitnodiging voor een overleg. Beoordeling I. Inleiding 1. Verzoeker diende op 18 oktober 2001 bij de rechtbank te Leeuwarden een verzoek in tot het treffen van een voorlopige voorziening ter schorsing van het besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel van 9 augustus 2001 tot het opleggen van een last onder dwangsom. Het besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom was genomen nadat de gemeente had geconstateerd dat op het perceel van verzoeker drie bijgebouwen waren opgericht zonder de daarvoor benodigde bouwvergunning. 2. Voorafgaand aan het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening had verzoeker op 30 augustus 2001 bij de gemeente Franekeradeel een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een bouwvergunning ter vervanging van de bestaande drie bijgebouwen op het perceel van verzoeker. De bewoners van de twee woningen gelegen ter rechterzijde en ter linkerzijde van het perceel van verzoeker dienden bij de gemeente eveneens een aanvraag in voor het verkrijgen van een bouwvergunning. De bewoner van een van de woningen vroeg een vergunning aan voor het bouwen van een berging, de bewoners van de andere woning vroegen een vergunning voor het verbouwen c.q. uitbreiden van hun woning. 3. Op 9 november 2001 nodigde burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel verzoeker, zijn twee buren en een vierde belanghebbende, mevrouw Vi., per brief uit voor een overleg betreffende de drie bouwplannen. Doel van het overleg was het houden van een gesprek tussen de direct belanghebbenden bij de aanvragen met als doel tot een oplossing te komen in een al jaren slepend burenconflict waarbij de bewoners van de woningen en mevrouw Vi. betrokken waren. 4. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening werd op 13 november 2001 door de president van de rechtbank te Leeuwarden behandeld. Tijdens de behandeling ter zitting werd door de gemeente het voorstel genoemd om tot een overleg te komen dat op 9 november 2001 door haar was gedaan aan verzoeker, zijn buren en aan mevrouw Vi.

3 5. Op 15 november 2001 werd het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening door de president van de rechtbank afgewezen. 6. Verzoeker liet op 15 november 2001 schriftelijk aan de gemeente weten dat hij de door hem op 30 augustus 2001 ingediende aanvraag voor een bouwvergunning introk en dat hierdoor naar zijn mening het nut verviel van zijn aanwezigheid bij door de gemeente op 9 november 2001 voorgestelde overleg aangaande de bouwplannen. 7. Op 19 november 2001 stuurde het hoofd afdeling Bouwen en Milieu namens burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel aan sector de bestuursrecht van de rechtbank een brief waarin de informatie werd verstrekt over de stand van zaken betreffende het door de gemeente gedaan verzoek om tot een overleg te komen. In de brief werd meegedeeld dat verzoeker te kennen had gegeven niet op het verzoek te willen ingaan en dat de gemeente - gelet op het besluit van verzoeker - had besloten het overleg niet door te laten gaan. Tevens werd aangegeven dat de gemeente verzoeker verzocht had zijn mening te heroverwegen. Indien verzoeker te kennen zou geven alsnog aan het gesprek deel te willen nemen, dan zou dit worden doorgegeven. Verzoeker heeft er bezwaar tegen dat burgemeester en wethouders deze brief aan de sector bestuursrecht van de rechtbank hebben geschreven. II. Ten aanzien van het versturen van de brief van 19 november 2001 door de gemeente aan de rechtbank te Leeuwarden 1. Burgemeester en wethouders hebben de brief van 19 november 2001 aan de president geschreven in vervolg op de behandeling ter zitting op 13 november 2001 van het door verzoeker ingediende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Tijdens de behandeling ter zitting is het voorstel van de gemeente van 9 november 2001 genoemd tot het houden van een overleg tussen onder meer verzoeker en zijn buren. 2. Nadat de president van de rechtbank op 15 november 2001 uitspraak had gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, hebben burgemeester en wethouders de rechtbank met de brief van 19 november 2001 op de hoogte gebracht van de stand van zaken met betrekking tot het door de gemeente gedane voorstel tot overleg. Op het moment van het verzenden van de brief op 19 november 2001 was het voor de gemeente duidelijk dat de inhoud van de brief niet van invloed zou zijn op de uitspraak van de president van de rechtbank. 3. Nu niet is gebleken dat de brief met een ander doel is geschreven dan de rechtbank op de hoogte te brengen van de stand van zaken met betrekking tot het verzoek om een overleg en nu het voor de gemeente - gelet op de datum van de door de president gedane uitspraak - duidelijk was dat dit informeren niet van invloed zou kunnen zijn op de inmiddels gedane uitspraak, valt niet in te zien waarom de gemeente niet tot het verzenden

4 van de brief had mogen overgaan. De onderzochte gedraging is behoorlijk. 4. Wel wordt opgemerkt dat de inhoud van de brief van burgemeester en wethouders van 19 november 2001 niet geheel recht doet aan de gang van zaken nu is verzuimd in de brief te vermelden dat de reden waarom verzoeker niet aan het overleg wilde deelnemen was gelegen in het feit dat de door hem ingediende bouwaanvraag was ingetrokken en verzoeker om die reden geen aanleiding meer zag voor deelname aan het overleg. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel is niet gegrond. Onderzoek Op 17 september 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, gedateerd 13 september 2002, van de heer V. te Franeker, met een klacht over een gedraging van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel. Nadat van verzoeker op 31 oktober 2002 nadere informatie was ontvangen, werd naar deze gedraging een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd het college van burgemeester en wethouders verzocht op de klacht te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel deelden mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Bevindingen De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt: A. feiten 1. Op 9 augustus 2001 namen burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel ten aanzien van verzoeker een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom. In het besluit was onder meer opgenomen: Handhavingstraject.

5 Door ons is geconstateerd, dat op het perceel ( ) drie bijgebouwen gebouwd zijn zonder de daarvoor benodigde bouwvergunning. Wij hebben u hier bij brief 21 juni 2000 op aangeschreven. U heeft aan deze aanschrijving geen gehoor gegeven. Hierdoor blijft de overtreding voortduren. Naleving voorschriften artikel 40 Woningwet. Artikel 40 van de Woningwet bepaalt dat het verboden is zonder of in afwijking van een bouwvergunning te bouwen. Er is u geen bouwvergunning verleend voor het bouwen van de bijgebouwen op het perceel ( ) U heeft met het bouwen van de bijgebouwen derhalve in strijd met artikel 40 van de Woningwet gehandeld. ( ) Mogelijkheid tot legalisatie. Om te kunnen beoordelen of de bouwwerken gelegaliseerd zouden kunnen worden, hebben wij u verzocht hiervoor een aanvraag om bouwvergunning in te dienen. U heeft geen gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid. Hierdoor hebben wij niet kunnen beoordelen of legalisatie mogelijk is. Dit betekent dat de overtreding voortduurt. Wij hebben het algemeen belang dat is gediend bij handhaving van wettelijke voorschriften, zijnde artikel 40 van de Woningwet, en het voorkomen van ongewenste precedentwerking afgewogen tegen uw belang bij continuering van de illegale situatie. In de gegeven situatie zijn wij van mening dat het algemeen belang moet prevaleren boven uw belang. Wij achten het voortduren van de illegale situatie onaanvaardbaar. Nu blijkt dat legalisatie niet mogelijk is, kan in alle redelijkheid bestuursrechtelijk worden opgetreden. Opleggen last onder dwangsom. Gelet op bovenstaande en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht hebben wij besloten u een last onder dwangsom op te leggen van f 4,500,00 per week met een maximum van f 13.500,00 voor de overtreding van artikel 40 van de Woningwet. Het opleggen van een last onder dwangsom achten wij in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang. Termijn. De last onder dwangsom verbeurt indien niet voor d.d. 1 september 2001 de bijgebouwen verwijderd zijn.

6 Na het verbeuren van de dwangsom kan, indien u geen actie onderneemt, alsnog bestuursdwang in de vorm van het verwijderen van de bijgebouwen, met toepassing van het bepaalde in artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht, op uw kosten plaatsvinden. Hiervoor zult u dan een nieuwe aanschrijving ontvangen. 2. Verzoeker diende op 18 oktober 2001 bij de rechtbank te Leeuwarden een verzoek in tot het treffen van een voorlopige voorziening tot schorsing van het besluit van burgemeester en wethouder van 9 augustus 2001. In het verzoek schreef verzoeker onder meer: Na een gesprek op woensdag 29 augustus 2001 werd in overleg met de Heer ( ) van de Gemeente Franekeradeel besloten een bouwaanvraag te doen ter vervanging van de bestaande (illegale) situatie ( ) Op 30 augustus 2001 is door mij de bouwaanvraag ingezonden ( ) Bij telefonische navraag op 17 oktober 2001 deelde de Heer ( ) mee dat Burgemeester en Wethouder wel bereid zijn vrijstelling te verlenen voor het ingediende bouwplan maar op en na 1 november a.s. toch zullen overgaan tot uitvoering van het besluit van 9 augustus 2001. Burgemeester en Wethouders hebben na de bouwaanvraag informatie ontvangen waaruit blijkt dat er bedenkingen en bezwaren zullen worden ingediend tegen het ingediende bouwplan, waardoor de vergunning verlening langer zal duren en daarmee ook de illegale situatie, hetgeen de reden is waarom Burgemeester en Wethouders toch besloten hebben handhavend te gaan optreden. 3. Burgemeester en wethouders schreven in een brief van 17 oktober 2001 aan verzoeker onder meer: Naar aanleiding van uw brieven gedateerd 21 augustus 2001 ( ) en 29 augustus 2001 ( ) delen wij u het volgende mede. U verzoekt ons ingevolge artikel 5:34 Awb over te gaan tot schorsing van de dwangsom. Art. 5:34 Awb heeft betrekking op situaties waarin sprake is van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen. Ons is niet gebleken van omstandigheden waardoor het nakomen van de verplichtingen niet mogelijk is. De door u op 31 augustus 2001 ingediende aanvraag om bouwvergunning maakt de in de bij brief van 9 augustus 2001 ( ) aangegeven en geconstateerde overtreding niet ongedaan. Er is nog steeds sprake van een illegale situatie. Indien wij op 1 november 2001 constateren, dat de bijgebouwen nog niet zijn verwijderd, zullen wij overgaan tot verbeurdverklaring van de last onder dwangsom en tot het innen

7 van de last onder dwangsom. 4. Het Hoofd afdeling Bouwen en Milieu van de gemeente Franekeradeel stuurde op 9 november 2001 namens burgemeester en wethouders van Franekeradeel aan verzoeker een brief waarin hij onder meer schreef: Onderwerp Overleg aangaande bouwplannen ( ) te ( ) Wij hebben een aanvraag om bouwvergunning ontvangen van: 1. mevrouw H. (buurvrouw van verzoeker; N.o.) ( ) betreffende het bouwen van een berging; 2. (verzoeker; N.o.) betreffende het bouwen van een berging op het perceel ( ) 3. familie R. (buren van verzoeker; N.o.) ( ) betreffende het verbouwen c.q. uitbreiden van de woning Voor alle drie bouwplannen is een vrijstellings- c.q. anticipatieprocedure noodzakelijk. Alle drie plannen passen in beginsel binnen het momenteel in procedure zijnde Bestemmingsplan Buitengebied 2001. U bent als direct belanghebbende betrokken bij deze bouwplannen. Gelet op uw onderlinge verhoudingen, bent u vermoedelijk nog niet op de hoogte van de inhoud van alle bouwplannen. Voorafgaand aan het opstarten van de vrijstellingsprocedures willen wij u, bij wijze van uitzondering, graag uitnodigen voor een overleg. Tijdens dit overleg zullen de drie hierboven genoemde bouwplannen centraal staan. Alle aanwezigen kunnen alsdan eventuele bewaren tegen een bouwplan naar voren brengen. Indien noodzakelijk kunnen bouwplannen vervolgens wellicht nog worden aangepast. Op die manier zullen, naar wij hopen, drie bouwplannen ontstaan waarmee u allemaal kunt instemmen. Daarmee worden onnodige vertragingen voorkomen. Wij stellen tevens voor dat u onderling tijdens dit overleg bindende afspraken maakt met betrekking tot het indienen van zienswijzen, bedenkingen, bezwaarschriften en beroepschriften tegen de bouwplannen.

8 ( ) Logischerwijs heeft dit overleg alleen zin, als alle uitgenodigde partijen ook inderdaad aanwezig zijn. Dit overleg gaat dan ook uitsluitend door als iedereen komt. ( ) Verzendlijst: 1. Mevrouw H. 2. (verzoeker; N.o.) 3. Familie R. 4. Mevrouw Vi. 5. In een brief van 15 november 2001 aan burgemeester en wethouder, ter attentie van de afdeling Bouwen en Milieu, schreef verzoeker onder meer: Ter bevestiging van het telefonisch onderhoud vandaag met de heer ( ) is de bouwaanvraag van 30 augustus 2001 door mij ingetrokken. Hierdoor vervalt het nut van mijn aanwezigheid bij het voorgenomen overleg aangaande de bouwplannen op ( ) zoals dat door u werd voorgesteld in de brief van 9 november 2001. 6. Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening van 18 oktober 2001 werd op 13 november 2001 behandeld door de president van de rechtbank te Leeuwarden. De president wees het verzoek op 15 november 2001 af. Op 21 november 2001 werd de schriftelijke uitspraak aan partijen verzonden. 7. Op 19 november 2001 stuurde het hoofd afdeling Bouwen en Milieu namens burgemeester en wethouders een brief aan de sector bestuursrecht van de rechtbank Leeuwarden. Hij schreef daarin onder meer: "Onderwerp Overleg aangaande bouwplannen ( ) te ( ) Tijdens de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening van (verzoeker; N.o.) op dinsdag 13 november 2001 ( ) kwam onder andere naar voren, dat wij alle belanghebbende partijen hebben uitgenodigd voor een overleg. Volledigheidshalve informeren wij u hierbij over de stand van zaken.

9 Op 9 november 2001 hebben wij mevrouw H., (verzoeker; N.o.), familie R. en mevrouw Vi. per brief uitgenodigd deel te nemen aan een overleg betreffende de drie bouwplannen te ( ) te ( ). Wij hebben hierbij aangegeven, dat het overleg alleen zinvol is, indien alle uitgenodigde partijen hieraan deelnemen. Helaas heeft (verzoeker; N.o.) meegedeeld niet bereid te zijn tot overleg, dit in tegenstelling tot mevrouw H. en familie R. Van mevrouw Vi. hebben wij tot op heden nog niets mogen vernemen. Gelet op het besluit van (verzoeker; N.o.) hebben wij besloten het overleg niet door te laten gaan. Wij vinden dit erg jammer en hebben gemeend (verzoeker; N.o.) nog éénmaal te moeten verzoeken zijn mening te heroverwegen (zie afschrift). Indien (verzoeker; N.o.) alsnog aan het overleg wenst deel te nemen, zullen wij u dit zo spoedig mogelijk laten weten. 8. In een brief van 27 november 2001 aan de president van de rechtbank te Leeuwarden, die ook ondertekend was door mevrouw Vi., schreef verzoeker onder meer: Wij zouden graag van U vernemen wat de Rechtbank doet met toegezonden informatie welke niet deel uitmaakt van een procedure maar wel de bedoeling heeft de Rechtbank te informeren. Voor te stellen is dat de onwetende particulier tracht de Rechtbank informeel en buiten de processtukken om te informeren c.q. te beïnvloeden, hier gaat het om een Gemeente. Bij ondergetekenden bestaat de indruk dat niet sprake is van een incident en dat op deze wijze toegezonden informatie ook doorlekt naar verschillende bestuurlijke en civiele procedures. 9. Verzoeker schreef in een brief van 28 november 2001 aan burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel onder meer: Op 13 november 2001 heeft de fungerend president van de rechtbank mr. K. het onderzoek ter zitting gesloten ( ) Blijkens het op 27 november 2001 ontvangen afschrift van een brief van d.d. 19 november 2001 van uw college aan de rechtbank heeft u na deze zitting mr. K. nog volledigheidshalve geïnformeerd over de stand van zaken. Tevens blijkt uit deze brief uw voornemen mr. K. nog nader te informeren omtrent mijn reactie op het door u voorgestelde overleg. Nu er aanwijzingen zijn dat hier niet sprake is van een incident, is de president van de rechtbank op 27 november 2001 gevraagd wat de rechtbank doet met degelijke toegezonden informatie welke niet deel uitmaakt van een procedure maar wel de bedoeling heeft de rechtbank te informeren en waarop niet processueel door mij kan worden gereageerd maar waarbij wel de indruk bestaat dat deze van invloed is op de

10 verschillende bestuurlijke en civiele procedures. Gezien uw voornemen mr. K. op persoonlijke titel te informeren omtrent mijn reactie en de mogelijkheid dat deze reactie van invloed is op een (toekomstige) procedure, wacht ik met reageren tot na ontvangst van het gevraagde in mijn brief van 27 november j.l. aan de president van de rechtbank. 10. In een brief van 3 december 2001 schreef de voorzitter van de sector bestuursrecht van de rechtbank Leeuwarden aan verzoeker in antwoord op zijn brief van 27 november 2001 onder meer: (Verzoeker; N.o.) heeft aan de president van de rechtbank gevraagd een voorlopige voorziening te treffen in de zaak geregistreerd onder nummer ( ) Dit verzoek is op 13 november 2001 ter zitting behandeld en vervolgens is het onderzoek gesloten. Ik heb op 15 november 2001 uitspraak gedaan en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Op 21 november 2001 is de schriftelijke uitspraak aan partijen verzonden. De door verweerder bij brief van 19 november 2001 ingezonden stukken, zijn ingezonden na sluiting van het onderzoek en zijn derhalve niet betrokken bij de beoordeling van zaak (...). De stukken zijn inmiddels aan verweerder geretourneerd. 11. Op 13 september 2002 schreef verzoeker in een brief aan burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel onder meer: Blijkens de brief gedateerd 19-11-2001, ( ) houdt (het hoofd afdeling Bouwen en Milieu; N.o.) mr. K., zijnde de sectorvoorzitter van de Sector Bestuursrecht van de Rechtbank te Leeuwarden, informeel, derhalve buiten de beroepzaken en processtukken om, op de hoogte. In mijn brief van 28 november 2001 en mijn brief d.d. 11 december 2001 heb ik daaromtrent mijn ongenoegen geuit. (Het hoofd afdeling Bouwen en Milieu; N.o.) heeft hierop niet gereageerd. Ik verzoek u mijn eerdere klacht jegens (het hoofd afdeling Bouwen en Milieu; N.o.) met het voorgaande te willen aanvullen, waarbij ik mij beklaag over het uitblijven van een reactie op mijn brieven van 28 november 2001 en 11 december 2001. 12. In een brief van 16 oktober 2002 schreef de gemeentesecretaris van de gemeente Franekeradeel aan verzoeker onder meer: In november vorig jaar heeft (het hoofd afdeling Bouwen en Milieu; N.o.) inderdaad op informele wijze mr. K. op de hoogte gesteld van een bemiddelingsgesprek dat de gemeente van plan was te voeren met u en de overige betrokkenen. Als dit gesprek zou

11 slagen, zouden de procedures bij de Rechtbank waarschijnlijk niet meer gevoerd hoeven te worden. Het bemiddelingsgesprek heeft echter niet kunnen plaatsvinden omdat u verstek heeft laten gaan. De zaak is vervolgens alsnog voorgekomen. Het is mijn mening dat (het hoofd afdeling Bouwen en Milieu; N.o.) terecht mr. K. op informele wijze op de hoogte heeft gesteld van de gang van zaken. Vanzelfsprekend houd ik mij te allen tijde aanbevolen om hierover met u in een persoonlijk gesprek van gedachten te wisselen. B. Standpunt verzoeker Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder Klacht. C. Standpunt college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel In reactie op de klacht van verzoeker liet het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Franekeradeel bij brief van 17 februari 2003 onder meer het volgende weten: Op 13 november 2001 vond de zitting bij de rechtbank Leeuwarden plaats vanwege een door (verzoeker; N.o.) ingediend verzoek om voorlopige voorziening. Tijdens deze zitting heeft de rechter, de heer K. geïnformeerd naar de wijze waarop de gemeente Franekeradeel omgaat met de problemen rond het buurtschap ( ). (Verzoeker; N.o.) en de gemeente zijn namelijk zeer frequente bezoekers van de rechtbank te Leeuwarden. De heer ( ) heeft namens de gemeente Franekeradeel op de zitting gereageerd met de mededeling dat door de gemeente een gesprek met alle betrokkenen wordt gearrangeerd, om op deze manier te komen tot een definitieve oplossing in dit al jaren slepende burenconflict. Op 15 november 2001 heeft de heer K. uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening van (verzoeker; N.o.). Hierna heeft (het hoofd afdeling Bouwen en Milieu; N.o.) bij brief van 19 november 2001, naar aanleiding van de op de zitting gestelde vragen, gedacht er goed aan te doen de rechtbank te informeren over het mislukken van deze verzoeningspoging. Deze informatie is, zoals uit de brief van de heer K. van 3 december 2001 blijkt, op geen enkele manier van invloed geweest op het door hem gevelde oordeel. Dit is ook niet mogelijk aangezien er al uitspraak gedaan was. (Verzoeker; N.o.) zou, gezien zijn jarenlange ervaring in administratiefrechtelijke procedures, inmiddels kunnen weten dat het in voorlopige voorziening-procedures gewoon is zo snel mogelijk mondeling uitspraak te doen, waarna de schriftelijke uitspraak later volgt. (Verzoeker; N.o.) heeft nooit blijk gegeven van enige goede wil om tot een oplossing in de overlegsfeer te komen. Ook deze procedure is daarvan een voorbeeld. Onze uitnodigingen om hierover in gesprek te gaan met (het hoofd afdeling Bouwen en Milieu; N.o.) zelf en daarna met de gemeentesecretaris, de heer ( ), zijn niet aanvaard.

12 Tot slot merken wij op dat de rechter naast een zuiver juridische beoordeling ook belang heeft gesteld in een mogelijke praktische oplossing en daar partijen ook toe heeft geprobeerd aan de moedigen. In dit kader heeft (het hoofd afdeling Bouwen en Milieu; N.o.) het niet meer dan correct geacht hem op de hoogte te stellen van de mislukte poging om tot een dergelijke oplossing te komen. Achtergrond