UITVOERING VAN HOUTEN VLOERBEDEKKINGEN



Vergelijkbare documenten
Is er een maximumbreedte of dikte voor de vloerplanken? Kies het juiste verwarmingssysteem

Leginstructies. Natural Floor VOORAF. Europese Eik Europese Productie. Acclimatisering. Omgevingstemperatuur en Relatieve Luchtvochtigheid

Hygroscopische eigenschappen

Parket en Vloerverwarming

235 Parketnadenlijm. Product. Volumes. Eigenschappen

VOORDELEN PARKETVLOER

Contopp Versneller 10 Compound 6

voor de montage van ter Hürne vloerlamellen

Floorlife Parket Leginstructie

Lijmen voor houten vloerbedekkingen

NL Leginstructies Uniclic Multifit parket ALGEMEEN VOORAF

Installatierichtlijnen voor IVC tapijttegels

Houtenvloeren op Vloerverwarming

Installatie voorschriften Rigid Core XL. Ga voor meer informatie naar:

NL Leginstructies Quick Step Uniclic Multifit parket ALGEMEEN VOORAF

241 Alcohol. Product. Volumes. Eigenschappen

PVC visgraat click Leginstructie

Dimensionale toleranties

Opstartprotocol. voor vloerverwarming in dekvloeren

Plaatsingsvoorschriften voor DELTA -ALPINA bij pannendaken in beton of gebakken aarde in BENELUX

TECHNISCHE FICHE SikaScreed Chape-50

technische fiche SNELDROGENDE CHAPE PLUS

PVC click I4F clicksysteem Leginstructie

Binnenbepleistering: algemeen

Ambiant PVC dryback Leginstructie

Beamix Vloervlak Egalisatie 770

243 Dispersie. Product. Volumes. Eigenschappen

DELTA -LIQUIXX FX: Plaatsingsvoorschriften «binnentoepassing»

Met de cementdekvloer heeft ú het voor het zeggen

"VINGERLASHOEKVERBINDINGEN VOOR HOUTEN GEVELELEMENTEN"

B.1 Bestekteksten. B.1.1 Blokken

Inhoud. 1. Montagemogelijkheden. 2. Algemene vereisten aan de ondergrond

SYSTEEMFICHE Sikafloor MultiDur EB-39

Dimensionale toleranties op betonconstructies

Primer Surface P1500. Product. Volumes. Eigenschappen

Durélis/Populair Floor

INSTALLATIE INSTRUCTIES

ONTKOPPELINGSSYTEMEN VOOR TEGELVLOEREN

VOORDELEN BAMBOEVLOEREN

Productinformatie Kleuren Randafwerking Randafwerking Eiken Randafwerking Mahonie Randafwerking Teak Randafwerking Noten Randafwerking Iroko

Leginstructies voor zwevende Fold-Down

Thermische isolatie van bestaande platte daken

Ambiant PVC click Leginstructie

Installatieinstructies

INSTALLATIE INSTRUCTIES

INDIVIDUELE TAAK OPLEIDINSONDERDEEL CONSTRUCTIES 1. JULIE VANDENBULCKE MAK 1 E Aannemer: Luc Vandermeulen

TECHNISCHE FICHE. Leempleisters van Wanlin. Samenstelling van de pleistermaterialen. Verpakking en opslag. Fysieke eigenschappen.

TRIDEX: lastenboeken

vloerplaten P3 Vloerplaten

PVC click Leginstructie

Thermische isolatie van zware vloeren

247 1K PU. Product. Volumes. Eigenschappen

PLUS cementgebonden gietvloermortel

Productinformatieblad

249 MS Polymer. Product. Volumes. Eigenschappen

Beschrijving keramische prefab wandelementen BRIXALL

248 Cordon. Product. Volumes. Eigenschappen

Totaalaanbieder van vloersystemen

Stone & Tile jan Stone & Tile Peter Goegebeur (tilexpert) en Wim Strobbe (Omnicol)

Primer en vochtscherm voor houten vloeren gelijmd met elastische SikaBond lijmen op moeilijke ondergronden

T2QuickNet : de dunne, zelfklevende verwarmingsmat

P Inleiding tot bestekteksten, plaatsingsvoorschriften en uitvoeringsdetails

BRENG RUST EN COMFORT MET DEZE THERMISCHE EN AKOESTISCHE ISOLATIE

Fabrieksprijslijst 2018 Inclusief BTW

MAXON EPDM BESTEKTEKSTEN

Handboek Keramische tegelvloeren

Plaatsing van hellingschape en betegelbare natte chape

Hout. Houteigenschappen 2013/12

Wand- en plafondafwerking Hoogwaardig multifunctioneel spuitpleistersysteem

Vloerverwarming. Lager energieverbruik. 25 april 2013 INFORMATIE OVER VLOERVERWARMING

Parket op vloerverwarming

VII. Calciumsulfaatgebonden dekvloeren

Voor de montage van de Bear County schutting Garden Design WPC

Parket: zo veelzijdig

ALU 3,6 mm or PE 2 mm. or X ± = Y 10. max 10m. 10mm

Handleiding Comfort Mat

Algemene richtlijnen voor het installeren

parket & laminaat / vloertegels CONTACTGELUIDSISOLATIE

248 Multilayer. Product. Volumes. Eigenschappen

HET COMFORT VAN EEN GEÏSOLEERDE VLOER

TESTRAPPORT. Waterdichtheid volgens NEN 2778:2015 SnelBouwSysteem (SBS) geïsoleerd met gebonden EPSschuimparels

Traditioneel parket op vloerverwarming.

ATIC. Innoverende vloerverwarmingssystemen voor nieuwbouw en renovatie.

Houten vloerbekledingen

Condensatie op mijn ramen

INSTALLATIE INSTRUCTIES

Waterdichtings en isolatieoplossingen. isolatie. natuurlijkvermiculiet. Minerale isolatie

De uitvoering gebeurt in verschillende fasen : in een eerste fase worden de primaire panelen uitgevoerd op posities

HET COMFORT VAN EEN GEÏSOLEERDE VLOER

SYSTEEMFICHE. Sikafloor Pronto RB-28 BESCHRIJVING DUURZAME, BESCHERMENDE, SNEL UITHARDENDE SLIJTLAAG VOOR BERIJDBARE VLOERTOEPASSINGEN

: Onderzoek verfschade van kookverf op houten gevelbekleding

GEEF EEN PLATDAK WAAR HET RECHT OP HEEFT!

AQUA SENSA ONDERGRONDEN

P L A AT S I N G S T E C H N I E K

BELANGRIJKE AANWIJZINGEN

225 Express. Product. Volumes. Eigenschappen

255 FiberTech. Product. Volumes. Eigenschappen

Styrock. de isolerende lichtgewicht kantplank

Transcriptie:

UIVOERING VAN HOUEN VLOEREDEKKINGEN Zo n twee jaar geleden verscheen de echnische Voorlichting 218 over houten vloerbedekkingen. Deze V geeft een overzicht van de plaatsingsvoorwaarden die dienen gecontroleerd te worden vóór de uitvoering van een parketvloer. Het leek ons nuttig deze voorwaarden eens onder PLAASINGSVOORWAAR- DEN VOORAF ONROLE- REN! Olivier Vandooren, ing., hoofdadviseur, afdeling ommunicatie, W de loep te nemen. Deze keuze werd gemotiveerd door de toename van het aantal problemen in verband met parket (loskomen, opwelven van parketstroken, opening van de voegen,...) die door de ingenieurs van de afdeling echnisch Advies (AA) van het W in de loop van 2002 behandeld werden, en dan vooral tijdens de redelijk vochtige zomer van dat jaar. In 2001 bedroeg het aantal adviezen over problemen met parket reeds 3,7 % van het totale aantal verstrekte adviezen. In 2002 liep dit cijfer op tot 4,7 % (dit komt neer op een verhoging van meer dan 30 %). Afb. 1 Loskomen van een parket. Afb. 2 Opwelven van parketstroken. 1 1.1 EIGENSHAPPEN VAN HOU- EN VLOEREDEKKINGEN VOHGEVOELIGHEID VAN HOU Hout is een vochtgevoelig materiaal. Onder invloed van vocht ondergaat het namelijk dimensionale veranderingen die soms blijvend kunnen zijn (zie grafieken uit afbeelding 4), maar altijd een anisotropisch ( 1 ) karakter hebben. De schommelingen van het houtvochtgehalte kunnen hun oorsprong vinden in een herstelling van het evenwicht tussen dit laatste en het binnenklimaat dat heerst in de vertrekken (hygroscopiciteit) of in een bevochtiging veroorzaakt door vochtmigratie uit de onderliggende lagen of in uitzonderlijke gevallen door wateraanvoer van buitenaf (lek bijvoorbeeld). Vloercomplex en vloerbedekking : 2001 : 26 % 2002 : 31 % Parketten : 2001 : 26 % 2002 : 30 % Vloerbedekkingen : 2001 : 55 % 2002 : 51 % abel 1 geeft een korte verduidelijking van deze twee types vochtuitwisseling tussen het hout en de omgeving. Afb. 3 Schadegevallen i.v.m. parket, die in 2001 en 2002 door de AA behandeld werden. Geheel van de door de AA behandelde schadegevallen ( 1 ) De vervormingen hebben een verschillende amplitude, al naargelang ze zich ontwikkelen in radiale, axiale of tangentiële richting ten opzichte van de houtvezels. 26 LENE 2003

U I D E P R A K IJ K abel 1 ypes vochtuitwisseling tussen het hout en de omgeving. HOUVOHGEHALE EN RELAIEVE LUHVOHIGHEID Afb. 4 Houtvochtgehalte van Europees eiken (zwaar hout), alsook radiale (R) en tangentiële () krimp-/zwellingswaarden bij een relatieve luchtvochtigheid tussen 30 en 60 %. Vochtafgifte Vochtopname 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Relatieve vochtigheid (in %) Evenwichtsvochtgehalte van hout (%) 32 30 28 26 24 22 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 R Zwelling R 0 Krimp 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 Krimp in % van natte houtafmetingen Zwelling in % van geheel droge houtafmetingen VOHVARIAIES WERKEN R (%) WERKEN (%) R + (%) RV lucht 60 % 90 % 1,2 2,1 3,3 VG hout 12 % 19 % RV lucht 30 % 60 % 0,8 1,2 2,0 VG hout 7,5 % 12 % RV : bij een gegeven temperatuur is de relatieve luchtvochtigheid representatief voor de hoeveelheid waterdamp die in de lucht aanwezig is, in vergelijking tot de verzadiging (RV = 100 %). VG : het vochtgehalte van hout in de massa geeft de watermassa weer die aanwezig is in het materiaal in verhouding tot de totale massa van dit materiaal. HOUVOHGEHALE EN MIGRAIE VAN VOH AFKOMSIG UI DE ONDERGROND Afb. 5 Voorbeelden van vochtmigratie uit de ondergrond bij een vloer op de volle grond (nieuwe constructie of renovatie hechtend of zwevend geplaatst parket). parket Vocht uit de grond dekvloer betonnen vloer Vocht uit de betonnen vloer (aanmaakwater) isolatie Vocht uit de dekvloer (aanmaakwater) Door zowel onder de dekvloer als onder de vloerbedekking (bij zwevende plaatsing) doeltreffende waterkerende membranen te plaatsen, kan men de vochtmigratie afremmen en het risico op rechtstreekse bevochtiging van het parket verminderen. Afb. 6 Plaatsing van eventuele waterkerende membranen bij een vloer op de volle grond. parket membranen betonnen isolatie dekvloer (gewapend vloer indien niet-hechtend) volle grond Een stijging van de relatieve luchtvochtigheid met 30 % (van 30 % tot 60 %) gedurende een voldoende lange periode kan leiden tot een hygrische vervorming van maximum 1,2 %, wat overeenstemt met een zwelling van 1,2 mm voor een parketstrook uit massief eiken van 10 cm breed. Hetzelfde principe kan eveneens gebruikt worden om de potentiële krimp van een parketstrook te berekenen bij droging van de omgevingslucht. Zulke gecumuleerde bewegingen op de breedte of de lengte van een ruimte kunnen erg nefast zijn voor de duurzaamheid van de vloerbedekking (loskomen, opwelven, opening van de voegen, scheurvorming,...). Om de grootte van de hygrische vervormingen van het parket na de plaatsing te beperken, is het dus noodzakelijk de variaties van het houtvochtgehalte te beperken : door het parket enkel te plaatsen indien dit in evenwicht is met het binnenklimaat door in de ruimten te zorgen voor geschikte en constante klimaatvoorwaarden. Opmerking : de keuze van samengestelde materialen en/of van een houtsoort die slechts weinig werkt, draagt eveneens bij tot een betere dimensionale stabiliteit van het parket. volle grond Vóór de plaatsing van het parket dient men ervoor te zorgen dat : bij gelijmd parket : 1. een waterkerende membraan het complex dekvloer/parket afschermt van de betonnen vloer 2. het vochtgehalte van de dekvloer de opgelegde grenswaarden niet overstijgt (zie hierna) bij zwevend parket : 3. een waterkerende membraan het parket van de ondergrond afschermt indien niet voldaan is aan voorwaarden (1) en/of (2) bij genageld parket : 4. een waterkerende membraan de lambourdes van de ondergrond afschermt indien niet voldaan is aan voorwaarden (1) en/of (2). 27 LENE 2003

1.2 Afb. 7 Vervormingen van houten elementen, afhankelijk van hun zaagwijze. 1. Dosse 2. Halfkwartiers 3. Kwartiers GEVOELIGHEID VAN DE PARKE- SROKEN VOOR OPWELVING Het verschillende karakter van de hygrische vervormingen van parketstroken (bv. verschil in vochtgehalte tussen de bovenvlakken en ondervlakken van de stroken, vervormingen met een verschillende amplitude in radiale en tangentiële richting) kan aanleiding geven tot een (concave of convexe) opwelving van de stroken. De amplitude van deze opwelving wordt vooral bepaald door : de variaties van het houtvochtgehalte (zie tabel 1) de houtsoort, de zaagwijze en de draadhelling (zie afbeelding 7) de opbouw en de slankheidsfactor van de stroken (zie afbeelding 8). 2 1 De slankheidsfactor S van een parketstrook wordt bepaald als de verhouding tussen de breedte (b) en de dikte (t) van het element (S = b/t). ij slanke elementen (hoge S-waarde) kan een kleine hygrische vervorming reeds het risico op opwelving en loskomen vergroten. Voor brede parketstroken is het belang van de keuze van de soort en van de plaatsingstechniek doorgaans groter. 1.3 INVLOED VAN DE ONVOLKO- MENHEDEN EN MEHANI- SHE KENMERKEN VAN DE ONDERGROND OP DE DUUR- ZAAMHEID VAN HE PARKE enzij de contractuele documenten iets anders vermelden, worden de afwijkingen op het peil en op de horizontaliteit van de dekvloer niet gecorrigeerd door de vloerbedekking. Afhankelijk van de plaatsingstechniek van het parket (bv. gelijmd parket) gaat deze redenering ook op voor de vlakheidstoleranties. Deze kunnen een invloed hebben op het verlijmingsvlak. De draagvloer moet een voldoende grote druksterkte hebben om een goede verlijming van het parket mogelijk te maken. Dit geldt eveneens voor de oppervlaktecohesie, zonder welke de hechting van de vloerbedekking niet gewaarborgd kan worden. 1.4 GEVOELIGHEID VAN HE PARKE VOOR SHEUREN EN VERDEELVOEGEN 3 onstructievoegen en uitzetvoegen van de draagvloer (bij gelijmd en gelijmd-genageld parket) moeten altijd overgenomen worden in de vloerbedekking. Eventuele scheuren hebben minder belang, voor zover ze niet fungeren als uitzetvoegen. Afb. 8 Risico op vervormingen in slanke vloerelementen. b b t t 1.5 GEVOELIGHEID VAN HE PARKE IJ VLOERVERWAR- MING Het goede gedrag van een op een verwarmde vloer geplaatste houten vloerbedekking kan enkel gewaarborgd worden indien, naast aan de hiervoor vermelde eisen, ook voldaan wordt aan enkele bijkomende voorwaarden. oven het naleven van een opwarmingsprotocol voor het verwarmingssysteem (vóór en na de plaatsing) dient men ervoor te zorgen dat : men een stabiele houtsoort kiest en de vloerbedekking bij voorkeur op een onderparket plaatst men de grenswaarde voor het vochtgehalte van de dekvloer vóór de plaatsing van het parket beperkt men een aangepaste lijm kiest men de opwarmingstemperatuur beperkt. 28 LENE 2003

U I D E P R A K IJ K 2 E ONROLEREN De te controleren elementen worden bepaald in bij- PLAASINGSVOOR- WAARDEN lage 1 van V 218. Dit document bevat verder nog tal van andere nuttige inlichtingen. Naast de in tabel 2 beschreven controle van de draagvloer, het binnenklimaat en de te plaatsen parketstroken is het eveneens van groot belang dat men de opbouw van de ondergrond kent en dat men zich indien nodig hierover informeert. In het geval van een vloerverwarming dient men bovendien een opwarmingsprotocol voor de vloerverwarming toe te passen (tabel 3), en dit zowel vóór als na de plaatsing van het parket, teneinde het ontstaan van spanningen in de dekvloer en de houten vloerbedekking te vermijden. abel 2 Door de parketlegger te controleren plaatsingsvoorwaarden vóór de uitvoering. E ONROLEREN ELEMEN ONDERGROND AARD : cement, anhydriet, hout, magnesiet, asfalt, beton,... OPOUW : zwevende dekvloer (op isolatie) dekvloer (al dan niet hechtend) vloerverwarming ( 1 ) kruipruimte / volle grond waterkerende membranen DRAAGVLOER KARAKERISIEKEN : vlakheid/peil oppervlaktecohesie olie, vet ruw/glad oppervlak voegen, scheuren ouderdom en dikte van de dekvloer VOHGEHALE : aantal proeven diepte van de proef plaats van de proef RIERIUM INVLOED Het maximale vochtgehalte is afhankelijk van de aard van het materiaal (zie hierna Draagvloer - Vochtgehalte ). Op betonnen vloeren is er doorgaans geen rechtstreekse plaatsing van een houten vloerbedekking mogelijk (toleranties op het peil en onvoldoende vlakheid, te trage droging,...). Het risico op rechtstreekse bevochtiging van het parket door vochtmigratie uit de ondergrond is onlosmakelijk verbonden met de opbouw ervan (bv. aanwezigheid en plaats van waterkerende membranen). De hechting en de vlakheid van de vloerbedekking zijn afhankelijk van de mechanische en dimensionale kenmerken van de dekvloer. Vlakheidstoleranties van de dekvloer, Vlakheidsklasse afhankelijk van de latlengte (*) 1 m 2 m Klasse 3 (ruim) 5 mm 6 mm Klasse 2 (normaal) 3 mm 4 mm Klasse 1 (streng) 2 mm 3 mm (*) De vlakheid van een dekvloer moet gecontroleerd worden met behulp van een lat met vaste blokjes waarvan de dikte overeenkomt met de gemeten tolerantieklasse (zie V 189). Doorgaans moet men strenge vlakheidstoleranties opleggen voor gelijmd parket (klasse 1). Soms (bv. elementen met een grote lengte en een grote breedte) moeten deze toleranties echter nog strenger zijn. Vóór de plaatsing van een parket moet men nagaan of de dekvloer (nieuwbouw of renovatie) over het onderste derde van de dikte droog is (bv. drie controles per vertrek, in de hoeken en in het centrale gedeelte). Het toelaatbare vochtgehalte (massapercent) is afhankelijk van de aard van het gebruikte bindmiddel : cementgebonden dekvloer : 2,5 % 2 % (vloerverwarming) anhydrietgebonden dekvloer : 0,6 % ONROLE MAERIAAL RON Visueel onderzoek Gekregen informatie Sondering Visueel onderzoek Gekregen informatie Sondering Visueel onderzoek Mechanische proeven in situ (*) (*) In geval van twijfel over de oppervlaktecohesie of over de druksterkte van de dekvloer wordt aangeraden respectievelijk een afrukproef (schijven met 80 mm, zie V 193) of een dynamische ponsweerstandsproef (screed tester) uit te voeren. In het eerste geval bedraagt de minimaal aanbevolen hechting 0,5 N/mm 2, terwijl in het tweede geval een druksterkte van minstens 8 N/mm 2 vereist wordt. Afb. 10 arbidefles. Afb. 9 Afdruk na een dynamische ponsweerstandsproef. Droogstoof (in het laboratorium) arbidefles (dit is de enige betrouwbare methode voor de controle van het vochtgehalte van de dekvloer in situ) ( 1 ) We verwijzen hiervoor naar het opwarmingsprotocol voor het vloerverwarmingssysteem, zoals beschreven in bijlage 1 van V 218 (zie tabel 3). 29 LENE 2003

abel 2 Door de parketlegger te controleren plaatsingsvoorwaarden vóór de uitvoering (vervolg). E ONROLEREN ELEMEN INNENKLIMAA Relatieve luchtvochtigheid (%) RIERIUM INVLOED De relatieve luchtvochtigheid mag niet hoger zijn dan 60 % of lager zijn dan 30 % gedurende een langere periode. Als men deze grenswaarden respecteert, kan de potentiële vervorming van het hout (zwelling of krimp) beperkt (maar niet verhinderd) worden. Potentiële beweging van elementen uit massief hout (in %). Potentiële Initieel houtvochtgehalte (%) beweging 9 10 Potentiële Gering werken : Gering werken : krimp max. 0,6 max. 0,9 (RV 30 %) Matig werken : Matig werken : max. 1,0 max. 1,3 Potentiële Gering werken : Gering werken : zwelling max. 0,4 max. 0,2 (RV 60 %) Matig werken : Matig werken : max. 0,9 max. 0,6 ONROLE MAERIAAL RON hermohygrometer, thermohygrograaf ( 2 ) emperatuur ( ) HOU Vochtgehalte (%) De temperatuur in de betrokken ruimten mag niet lager zijn dan 10 (min. 15 bij gebruik van lijm). Het is de taak van de bouwheer erop te letten dat de hiervoor vermelde klimaatvoorwaarden gerespecteerd worden na de plaatsing van de vloerbedekking (eis die voortvloeit uit de keuze van het materiaal hout). Hiertoe kan het nodig zijn de betrokken ruimten uit te rusten met aangepaste hygrometers. Het houtvochtgehalte zou idealiter in evenwicht moeten zijn met de relatieve binnenluchtvochtigheid (gestabiliseerd klimaat). Zoniet kan men de waarden uit volgende tabel als richtwaarden gebruiken ( 3 ). Houtvochtgehalte bij de levering. Gemiddeld vochtgehalte (massapercent) ype vloerbedekking Aanbevolen Afwijkingen of materiaal gemiddelde van de waarde van individuele een lot metingen Plankenvloer uit naaldhout 9 (*) ± 2 Plankenvloer uit loofhout 9 (*) + 3 ; - 2 Mozaïekparket, lamparket, parket met tand en groef 9 (*) ± 2 (**) Meerlagig parket, houtfineervloer 7 ± 2 Lambourdes (massief naaldhout) 12 ± 4 Plaatmaterialen 7 ± 3 (***) (*) De aanbevolen waarde van 9 % kan variëren voor bepaalde houtsoorten (10 % voor Europees eiken bijvoorbeeld). (**) Voor kastanje en pin des Landes : 10 ± 3 %. (***) Overeenkomstig ontwerpnorm pren 12872-1, tenzij de echnische Goedkeuring AG een andere waarde opgeeft. Hygrometer Elektrische houtvochtmeter (ohmmeter in situ) 0,3t Afb. 11 Plaatsing van de elektroden van een houtvochtmeter. 0,3m 0,3b Methode door droging (in het laboratorium) echnische documentatie van de fabrikant van parketelementen b t = dikte b = breedte t ( 2 ) Het gebruik van een thermohygrograaf (bv. data logger) wordt aanbevolen, omdat men hiermee een continue meting van het binnenklimaat kan uitvoeren. ( 3 ) In ruimten die erg verwarmd worden of bij een in de vloer ingewerkt verwarmingssysteem, wordt doorgaans een houtvochtgehalte van 8 % ± 2 % aanbevolen. De verwarming van de lucht in de buurt van een vloerbedekking bevordert namelijk de droging ervan. 30 LENE 2003

U I D E P R A K IJ K abel 2 Door de parketlegger te controleren plaatsingsvoorwaarden vóór de uitvoering (vervolg). E ONROLEREN ELEMEN Vochtgehalte (vervolg) Slankheid van de stroken (S) RIERIUM INVLOED enzij de betrokken partijen beslist hebben andere maatregelen te treffen, dient de bouwheer opslagruimten met een constant en voldoende droog binnenklimaat ter beschikking van de aannemer te stellen. De maximale breedte van parketstroken, afhankelijk van hun dikte (en van de hygrische stabiliteit van de houtsoort) mag in het ideale geval de hierna volgende waarden niet overschrijden. reedte b (mm) Dikte t (mm) Gering werken Matig werken (R + < 1,5 %) (1,5 % R + 2,8 %) 8 80 64 10 100 80 12 120 96 14 140 112 16 160 128 18 180 144 20 200 160 ONROLE MAERIAAL RON Meting in situ echnische documentatie van de fabrikant van parketelementen abel 3 Opwarmingsprotocol voor een in de vloer ingewerkt verwarmingssysteem. VÓÓR DE PLAASING VAN HE PARKE Naleven van de verhardingstijd (21 dagen) Verhoging van de watertemperatuur met 5 per dag Aanhouden van een temperatuur van 50 gedurende minstens 5 dagen 48 uur vóór de plaatsing dient men de verwarming te verminderen of af te zetten E S L U I NA DE PLAASING 3 dagen na de plaatsing dient men de watertemperatuur met 5 per dag te laten toenemen tot de omgevingstemperatuur bereikt is Hoewel de meeste parketten doorgaans voldoening geven, merkt men vaak op dat hun gedrag afhankelijk is van het al dan niet naleven van een aantal regels. Het is van groot belang dat deze regels aanvaard worden door alle partijen, of ze nu betrokken zijn bij de keuze, de fabricage, de uitvoering of het onderhoud van de vloerbedekking. De ontwerper en de plaatser van het parket moeten zorgen voor de correcte opbouw van de ondergrond, voor de aangepaste keuze van de houtsoort en zijn afmetingen, voor de correcte bepaling van de plaatsingstechniek en voor de controle van de plaatsingsvoorwaarden. De bouwheer is echter verantwoordelijk voor het handhaven van deze voorwaarden na de plaatsing. De beschikbaarheid van een carbidefles, een houtvochtmeter en een hygrometer is noodzakelijk voor de uitvoering van de interventies die in 2 van dit artikel vermeld werden. ot besluit willen we erop wijzen dat deze aanbevelingen enkel tot doel hebben de grootte van de hygrische vervormingen van het parket na de plaatsing te beperken. De vorming van open voegen (met beperkte opening) of het verschijnen van plaatselijk hol klinkende zones kan echter nooit uitgesloten worden. De aannemer heeft er dus alle belang bij na de plaatsing van het parket een beschrijving van de staat van de uitgevoerde werken te laten goedkeuren. LIERAUURLIJS 1 Europees omité voor Normalisatie pren 12872-1 Wood-based panels. Guidance for structural panel installation. Part 1 : floors. russel, EN, 1999. 2 Verougstraete P. Parket. Houtsoorten, hoe ze te kiezen? russel, vzw Hout, echnische Fiche HOUpraktijk, nr. 7, november 1996. 3 Wetenschappelijk en echnisch entrum voor het ouwbedrijf Dekvloeren. Deel 1 : materialen, prestaties, keuring. russel, W, echnische Voorlichting, nr. 189, september 1993. 4 Wetenschappelijk en echnisch entrum voor het ouwbedrijf Dekvloeren. Deel 2 : uitvoering. russel, W, echnische Voorlichting, nr. 193, september 1994. 5 Wetenschappelijk en echnisch entrum voor het ouwbedrijf Houten vloerbedekkingen : plankenvloeren, parketten en houtfineervloeren. russel, W, echnische Voorlichting, nr. 218 (vervangt V 82, 103 en 117), december 2000. 31 LENE 2003