Rolnummer 4834. Arrest nr. 78/2010 van 23 juni 2010 A R R E S T



Vergelijkbare documenten
Rolnummers 4767 en Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 110/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 43/2014 van 13 maart 2014 A R R E S T

Rolnummers 4519 en Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T

Rolnummers 4600, 4601, 4602 en Arrest nr. 135/2009 van 1 september 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 200/2005 van 21 december 2005 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 135/2014 van 25 september 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 49/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 9/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 86/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 84/2007 van 7 juni 2007 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T

niet verbeterde kopie

Rolnummer Arrest nr. 84/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 24/2012 van 16 februari 2012 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 62/2012 van 3 mei 2012 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

Rolnummer Arrest nr. 13/2007 van 17 januari 2007 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 18/2002 van 17 januari 2002 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 106/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 579, 1, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Bergen.

Rolnummer Arrest nr. 9/2008 van 17 januari 2008 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 35/2012 van 8 maart 2012 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

Rolnummer Arrest nr. 33/2008 van 28 februari 2008 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Vrederechter van het kanton Eupen.

Rolnummer Arrest nr. 68/2011 van 5 mei 2011 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 34/2011 van 10 maart 2011 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 182/2011 van 1 december 2011 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 181/2009 van 12 november 2009 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 172/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 95/2011 van 31 mei 2011 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 169/2005 van 23 november 2005 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

Rolnummer Arrest nr. 86/2004 van 12 mei 2004 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 46/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 175/2014 van 4 december 2014 A R R E S T

niet verbeterde kopie

Rolnummer Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 85/2014 van 22 mei 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 16/2010 van 18 februari 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 18/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen.

Rolnummer Arrest nr. 100/2014 van 10 juli 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 86/2011 van 18 mei 2011 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 62/2013 van 8 mei 2013 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 61/2009 van 25 maart 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 93/98 van 15 juli 1998 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 167/2004 van 28 oktober 2004 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 20/2008 van 21 februari 2008 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 178/2014 van 4 december 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 50/2013 van 28 maart 2013 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 96/2015 van 25 juni 2015 A R R E S T

Grondwettelijk Hof, arrest van 22 september 2016

Rolnummer Arrest nr. 15/2009 van 5 februari 2009 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 85/2009 van 14 mei 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 144/2010 van 16 december 2010 A R R E S T

niet verbeterde kopie

Rolnummer Arrest nr. 173/2011 van 10 november 2011 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 33/99 van 17 maart 1999 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 161/2013 van 21 november 2013 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 121/2011 van 30 juni 2011 A R R E S T

Rolnummers 3689, 3692 en Arrest nr. 57/2006 van 19 april 2006 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 41/2005 van 16 februari 2005 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 132/2011 van 14 juli 2011 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1056, 2, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Brussel.

Rolnummer Arrest nr. 190/2011 van 15 december 2011 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 84/2005 van 4 mei 2005 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 69/2014 van 24 april 2014 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

Hof van Cassatie van België

niet verbeterde kopie

Rolnummer Arrest nr. 121/2010 van 28 oktober 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 65/2014 van 3 april 2014 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 145, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

Rolnummer Arrest nr. 200/2009 van 17 december 2009 A R R E S T

Rolnummers 4381, 4425 en Arrest nr.137/2008 van 21 oktober 2008 A R R E S T

KBC verzekeringen NV - burgerlijke partij/partij in gedwongen tussenkomst en vrijwaring - ter terechtzitting vertegenwoordigd door Mr

Rolnummers 4545 en Arrest nr. 112/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen.

Rolnummer Arrest nr. 191/2014 van 18 december 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 111/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

niet verbeterde kopie

Rolnummer Arrest nr. 159/2013 van 21 november 2013 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 80/2005 van 27 april 2005 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 50/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 185/2014 van 18 december 2014 A R R E S T

Transcriptie:

Rolnummer 4834 Arrest nr. 78/2010 van 23 juni 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen over artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, gesteld door de Politierechtbank te Brugge. Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : * * *

2 I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 18 september 2009 in zake het openbaar ministerie tegen Sven Seynaeve en Michael Sorel, in aanwezigheid van het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds, gedwongen tussengekomen partij, en Maryse François, burgerlijke partij, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 december 2009, heeft de Politierechtbank te Brugge twee keer de volgende prejudiciële vraag gesteld : «Schendt art. 162bis Sv, zoals ingevoegd door de wet van 21 april 2007 [betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat], het gelijkheidsbeginsel, zoals vastgelegd in art. 10 en 11 van de Grondwet, doordat het voorziet dat in een vonnis uitgesproken door een strafrechtbank enkel de beklaagde en de personen die voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijk zijn veroordeeld worden tot het betalen aan de burgerlijke partij van de rechtsplegingsvergoeding en dus niét het G.M.W.F., terwijl deze laatste in een vonnis uitgesproken door een burgerlijke rechtbank wel moet (minstens kan) veroordeeld worden tot het betalen van de rechtsplegingsvergoeding zodra ze wordt aangemerkt als in het ongelijk gestelde partij, en dit alles in de hypothese dat de strafrechtbank enkel deze tussenkomende partij heeft veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding?». De Ministerraad heeft een memorie ingediend. Op de openbare terechtzitting van 19 mei 2010 : - is verschenen : Mr. P. Peeters, advocaat bij de balie te Brussel, voor de Ministerraad; - hebben de rechters-verslaggevers T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul verslag uitgebracht; - is de voornoemde advocaat gehoord; - is de zaak in beraad genomen. De bepalingen van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof met betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast. II. De feiten en de rechtspleging in het bodemgeschil Aan de grondslag van het bodemgeschil ligt een aanrijding, veroorzaakt door Michael Sorel, die een bromfiets klasse B bestuurde, tegen de wagen van Maryse François, die werd bestuurd door Sven Seynaeve. De verwijzende rechter veroordeelt Sven Seynaeve wegens rijden onder invloed en wegens het besturen van een motorrijtuig zonder rijbewijs, en hij veroordeelt Michael Sorel onder andere wegens rijden onder invloed, wegens het besturen van een motorrijtuig zonder rijbewijs en wegens het besturen van een motorrijtuig zonder geldige verzekering. Sven Seynaeve en Maryse François stellen zich burgerlijke partij en dagen het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds (hierna : GMWF) tot gedwongen tussenkomst. Het GMWF wordt veroordeeld in de kosten, maar wordt niet veroordeeld tot het betalen van een rechtsplegingsvergoeding, aangezien het niet als beklaagde of als burgerrechtelijk aansprakelijke in de zin van artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering kan worden beschouwd (Cass., 2 december 2008, P.08.0482.N, en Cass. 4 maart 2009, V.A.V. 2009, 227). Indien dezelfde burgerlijke vordering voor een burgerlijke rechter zou

3 komen, zou het GMWF wel tot het betalen van een rechtsplegingsvergoeding worden veroordeeld, aangezien artikel 1017 van het Gerechtelijk Wetboek in meer algemene termen over de «in het ongelijk gestelde partij» spreekt. Omdat de verwijzende rechter van mening is dat er mogelijkerwijs sprake is van een discriminatie, stelt hij het Hof de voormelde prejudiciële vraag. Daarbij merkt hij op dat het Hof die vraag niet heeft beantwoord in zijn arresten nrs. 70/2009 van 23 april 2009 en 110/2009 van 9 juli 2009, omdat in die zaken niet het GMWF, maar een verzekeraar werd veroordeeld, omdat in die zaken bovendien de beklaagde en zijn verzekeraar in solidum werden veroordeeld, en omdat ten slotte in die zaken wel een veroordeling tot het betalen van een rechtsplegingsvergoeding diende te worden uitgesproken krachtens artikel 89, 5, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, die in casu niet toepasselijk is, aangezien het GMWF geen verzekeraar is, maar wordt gedaagd op grond van de wet van 21 november 1989. III. In rechte - A A.1. De Ministerraad betoogt dat de onderhavige prejudiciële vraag op dezelfde manier kan worden beantwoord als de vragen die aan de orde waren in de arresten nrs. 70/2009 van 23 april 2009, 110/2009 van 9 juli 2009, 146/2009 van 17 september 2009 en 19/2010 van 25 februari 2010. A.2. Daartoe wijst de Ministerraad op de analogie tussen artikel 89, 5, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en artikel 19bis-17 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. Beide bepalingen zijn immers van toepassing op procedures voor het strafgerecht, beide bepalingen voorzien erin dat de verzekeraar respectievelijk het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds in de zaak kunnen worden betrokken of vrijwillig kunnen tussenkomen, en beide bepalingen voorzien erin dat dit geschiedt «onder dezelfde voorwaarden als zou de vordering voor het burgerlijk gerecht gebracht zijn». A.3. De Ministerraad wijst tot slot erop dat de interpretatie van artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering door het Hof van Cassatie niet tot een andere conclusie mag leiden. In zijn arresten van 2 december 2008 en 4 maart 2009 beperkte het Hof zich immers tot een letterlijke lezing van die bepaling, en werd het niet ondervraagd over voormeld artikel 89, 5, of over voormeld artikel 19bis-17. - B - B.1.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat. Die bepaling wijzigt, samen met de artikelen 8, 10, 11 en 12, verschillende bepalingen van het Wetboek van strafvordering, teneinde het beginsel van de verhaalbaarheid gedeeltelijk uit te breiden tot de door de strafgerechten berechte zaken.

4 B.1.2. Artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering bepaalt : «Ieder veroordelend vonnis, uitgesproken tegen de beklaagde en tegen de personen die voor het misdrijf burgerrechtelijk aansprakelijk zijn, veroordeelt hen tot het betalen aan de burgerlijke partij van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. De burgerlijke partij die rechtstreeks heeft gedagvaard en die in het ongelijk wordt gesteld, zal veroordeeld worden tot het aan de beklaagde betalen van de vergoeding bedoeld in artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek. De vergoeding wordt bepaald door het vonnis». B.2. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot de hypothese waarin, nadat het strafgerecht de verzekerde strafrechtelijk heeft veroordeeld, deze niet verder bij de afhandeling van de burgerlijke belangen wordt betrokken, zodat enkel de verzekeraar wordt veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding. In die hypothese zou, volgens de verwijzende rechter, geen rechtsplegingsvergoeding kunnen worden toegekend lastens de verzekeraar. B.3. Artikel 82, derde lid, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst bepaalt : «De verzekeraar betaalt, zelfs boven de dekkingsgrenzen, de kosten betreffende burgerlijke rechtsvorderingen, alsook de honoraria en de kosten van de advocaten en de deskundigen, maar alleen in zover die kosten door hem of met zijn toestemming zijn gemaakt of, in geval van belangenconflict dat niet te wijten is aan de verzekerde, voor zover die kosten niet onredelijk zijn gemaakt». B.4.1. Artikel 89, 5, van dezelfde wet bepaalt : «Wanneer het geding tegen de verzekerde is ingesteld voor het strafgerecht, kan de verzekeraar door de benadeelde of door de verzekerde in de zaak worden betrokken en kan hij vrijwillig tussenkomen, onder dezelfde voorwaarden als zou de vordering voor het burgerlijk gerecht gebracht zijn, maar het strafgerecht kan geen uitspraak doen over de rechten die de verzekeraar kan doen gelden tegenover de verzekerde of de verzekeringnemer». B.4.2. Wat het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds betreft, voorziet de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen in een regeling die soortgelijk is aan die van artikel 89, 5, van de wet van 25 juni 1992.

5 Artikel 19bis-17 van de wet van 21 november 1989 bepaalt : «Wanneer de burgerlijke vordering tot vergoeding van de door een motorrijtuig veroorzaakte schade wordt ingesteld voor het strafgerecht, kan het Fonds door de benadeelde in het geding worden geroepen en kan het ook vrijwillig tussenkomen onder dezelfde voorwaarden als wanneer de vordering voor het burgerlijk gerecht was gebracht. Wanneer, ingeval van niet-verzekering, het Fonds is overgegaan tot vergoeding van de schade, kan het zich burgerlijke partij stellen tegen de aansprakelijke persoon. Het Fonds en de aansprakelijke persoon kunnen zich laten vertegenwoordigen onder dezelfde voorwaarden als de burgerlijk aansprakelijke partij». B.5. Krachtens artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek neemt de politierechtbank kennis van alle vorderingen tot vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval. B.6. Aangezien de Politierechtbank in het verwijzende vonnis oordeelt dat zij, indien zij zitting zou houden in burgerlijke zaken, de verzekeraar zou kunnen veroordelen tot een schadevergoeding en tot de rechtsplegingsvergoeding van artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, kan zij, wanneer zij uitspraak doet over de burgerlijke rechtsvordering terwijl zij zitting houdt in strafzaken, dezelfde veroordelingen uitspreken met toepassing van artikel 19bis-17 van de wet van 21 november 1989, ook al voorziet artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering niet expliciet in die hypothese (Cass., 4 maart 2009, P.08.1682.F). B.7. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat het in de prejudiciële vraag vermelde verschil in behandeling niet bestaat. B.8. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

6 Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, zoals ingevoegd bij artikel 9 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 23 juni 2010. De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux M. Bossuyt