1 Elementen van een elektrische installatie

Vergelijkbare documenten
1 Elementen van een elektrische installatie

Installatiedraad voor vaste installaties, bekabeling van elektrische borden. CONSTRUCTIE. Secties: 1,5 mm² tot 300 mm² TECHNISCHE KENMERKEN 450/750 V

Elektriciteit. Wat is elektriciteit

4 WEERSTAND VAN MATERIALEN

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR HET AANSLUITEN VAN VASTE PROFESSIONELE INSTALLATIES ZONDER METER

PRAKTISCHE FICHE / DE VOORBEREIDING Beschikbaar op

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN WAARAAN DE NETTEN VAN DE DISTRIBUTIENETBEHEERDERS MOETEN VOLDOEN INZAKE BESCHERMING TEGEN OVERSTROOM

Huisinstallatie K.U.Leuven Department of Electrical Engineering ELEN - Electrical Energy

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT MATERIEEL ELEKTRISCH

TAD: Technologische AdviesDienst

INHOUD Bijlage D-12 INHOUDSOPGAVE 4. SECUNDAIR DISTRIBUTIENET Algemeen Berekeningsbasis en prestaties...1

INSTALLATIE- KABEL HALOGEENVRIJ

NEN-EN-IEC H05V2-K / H07V2-K 90 C montagesnoer. Belangrijk

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE AANSLUITING OP HET LS-DISTRIBUTIENET VAN TIJDELIJKE INSTALLATIES VOOR WERVEN

LES4. Het elektrisch dossier Het situatieschema Het ééndraad- of grondschema Het installatieschema

HULTO mbzh. Omvlochten halogeenvrije installatiekabel. Constructiegegevens. Eigenschappen. Elektrisch. Geleidervorm.

PROCES-VERBAAL VAN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK EN/OF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE LAAGSPANNINGSINSTALLATIE

GELEIDERS. 3.- de elektrodynamische invloeden die kunnen voorkomen in geval van kortsluiting, de veiligheid niet in gevaar brengen;

De huisinstallatie bestaat uit éénfasige kringen die gevoed worden door een driefasig net.

EVAVB-F2-1 kv. Contact General Market Telefoon: +32 (0) Beschrijving. Gebruik. Beschrijving.

VULTO mb. Omvlochten installatiekabel. Constructiegegevens. Eigenschappen. Elektrisch. Geleidervorm

VEILIGHEIDSREGLEMENT BRUSSELS EXPO ELEKTRICITEIT VOORSCHRIFTEN INZAKE DE VEILIGHEID VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE VAN STANDS OP BEURZEN

INSTALLATIES 12 ONAFHANKELIJKHEID VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE TEN OVERSTAAN VAN ANDERE INSTALLATIES

OC Het onderhouden van mechanische onderdelen 2012

Hoe keuringsverslagen elektrische installaties interpreteren meest voorkomende inbreuken

Mode 3 laadpunten voor elektrische voertuigen: keuze van de differentieelschakelaar

POLITIEVERORDENING. Addendum Veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van occasionele installaties voorzien van een fotovoltaïsche zonne-energiesysteem

laatste wijziging: Rims melding RIMS Zie 4.5 Datum laatste uitgave 29 oktober 13

ALGEMENE AANWIJZINGEN VOOR VERLICHTINGSARMATUREN

08 KABELS EN TOEBEHOREN EXPERTO. Geen contractuele illustra es

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT LEIDINGEN

ALGEMEEN REGLEMENT OP DE ELEKTRISCHE INSTALLATIES.

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

PROCES-VERBAAL VAN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK EN/OF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE LAAGSPANNINGSINSTALLATIE

Afdeling I. - Toepassingsgebied en definities

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Merk op: de ppt die voorzien is voor veiligheid is voorzien van notities die men in powerpoint kan bekijken in de editor.

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

10/10/2019 VOLTA. Kruispunt voor elektrotechniek Carrefour de l électrotechnique

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Fiche 10 (Analyse): Belangrijkste punten uit het AREI

MarineLine YOZp X-FR 0,6/1 kv

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

Vinyl installatiedraad

H07Z-K 90 C, &lt HAR&gt, halogeenvrije enkelader, geharmoniseerd, voor bedrading van schakelkasten, nominale spanning 450/750V

FVV 4.9.: Datum : VOORZORGEN TEGEN ELEKTROKUTIE- EN Revisie : 4 VERBRANDINGSGEVAAR DOOR ELEKTRICITEIT. Blz. : 1 van 7

Elektriciteit ELEKTRICITEIT

Cursus/Handleiding/Naslagwerk. Driefase wisselspanning

Codex over het welzijn op het werk. Boek III.- Arbeidsplaatsen. Titel 2. Elektrische installaties

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties

minitoets bij opdracht 8

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

TIPS VOOR VEILIG WERKEN MET ELEKTRICITEIT* Werk altijd spanningsloos. Test altijd of de spanning er werkelijk af is.

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT SCHAKELAARS. Artikel. A.R.E.I Algemeen

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

De classificatie van armaturen

Elektrische veiligheid

VULT mb. Installatiekabel. Constructiegegevens. Eigenschappen. Elektrisch. Geleidervorm. Geel/Groene ader Materiaal buitenmantel. NEN: YMvKmb 0,6/1kV

Railkokersystemen geïntegreerd in installaties

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Draad en Kabel. Inhoud

YOUR REPUTATION IS MINE.

Fiche 23 (Expertise): Artikels van het AREI aangaande het explosie gevaar

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

Elektriciteit 1. AOC OOST Almelo Groot Obbink

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Tel: 03/ / N 618-INSP KEURINGSVERSLAG. VOB 2 x 4 mm² Type electrode: 2 x 25 A. Max.

Wettelijke minimale voorschriften inzake veiligheid van oude elektrische installaties op arbeidsplaatsen (K.B. 2/6/2008)

Deel0. Relatie met internationale normen. IEC (International Electrotechnical Commission) Mondiaal,wereldwijd

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

KONINKRIJK BELGIE. Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 242 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

ELEKTRICITEITSKEURING

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Databank voor de toepassing van de technische voorschriften

VERSLAG VAN ONDERZOEK

Installatie van Elektrische apparatuur in ATEX zones. IECEx 05 Ex

L1 L2 L3 N L1 L2 L3 N PE PE. aarde L1 L2 L3 PEN. Figuur 3.6: Verdeelnetten

2. Beveiliging tegen onrechtstreekse aanraking

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Tuincontactdoos met piket

KEURINGSVERSLAG 0,00. Adres eigenaar: VOB 2 x 4 mm² Type electrode: 2 x 20 A. Max. beveiliging: # verdeelborden: Bescherming:

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM. Huisnummer 12 Postcode 9270

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Modulaire kasten Opbouw- en inbouwkasten

BESCHERMING TEGEN BRANDWONDEN

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

HULT mbzh. Halogeenvrije installatiekabel. Constructiegegevens. Eigenschappen. Elektrisch. Geleidervorm

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Terminologie aangepast op basis van Technisch Reglement Distributie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Basiscursus NEN Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties NEN 1010:2015

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN TECHNISCHE BEPALING CONDENSATOREN GEBRUIKT IN DE STROOMKRINGEN VAN DE SEININRICHTING

Transcriptie:

1 Elementen van een elektrische installatie 1.1 Eendraadschema De structuur van een elektrische installatie wordt weergegeven in een eendraadschema. Het eendraadschema tekent de elektrische kringen als één lijn: fase-, nul- en aardgeleiders worden niet afzonderlijk getekend. Bijkomende aanduidingen geven aan hoeveel geleiders, en welk type kabel er moet gebruikt worden, en of het over een inbouw- of opbouwkring gaat. Het eendraadschema moet voldoen aan de regels van het A.R.E.I. Bij een horizontale opbouw worden de verschillende kringen horizontaal vermeld. Elke kring krijgt een letter eventueel gevolgd door cijfers als aanduiding. In appendix A is een fragment van het eendraadschema van A2xx gegeven: enkele verlichtingskringen (Vxx) en een stopcontactenkring (Sx). Een verlichtingskring is beveiligd met een automaat voor een nominale stroom van 10 A; een stopcontactenkring met een automaat voor een nominale stroom van 16 A. Verticaal kunnen de verschillende ruimten van het gebouw geplaatst worden, zodat kan aangegeven worden welke kringen zich in welke ruimten van het gebouw bevinden. Dit is niet strikt nodig. In zo n vereenvoudigd eendraadschema worden de verschillende kringen en het aantal toestellen per kring (aantal lichtpunten, aantal stopcontacten) vermeld. Appendix B toont het schakelbord van A216; het bijhorende eendraadschema is weergegeven in appendix C. 1.2 Verdeelkast Bij tertiaire gebouwen wordt een driefasige aansluiting op het distributienet voorzien. Voor vermogens tot 272.8 kva sluit men aan op het laagspanningsnet (lijnspanning tussen de fasen gelijk aan 400 V). Dit geeft een maximale stroom van ( 272800 3 400 ) van 400 A. Er is ook een fasespanning (tussen nulgeleider en elk van de fasegeleiders) van 230 V ter beschikking. Bij hogere vermogens (tot 2MVA) gebeurt de aansluiting op een net van 10 of 15 kv. (Ter vergelijking, residentiële gebouwen worden vaak eenfasig aangesloten met een schijnbaar vermogen van 9.2 kva: er kan in totaal 40 A afgenomen worden bij een spanning van 230 V tussen fasegeleider en nulgeleider.) De tellerkast of meterkast wordt geplaatst door de distributiebeheerder en bevat o.a. energiemeters en een hoofdschakelaar. Deze kast wordt na installatie verzegeld. Uit de meterkast vertrekt een leiding naar de verdeelkast die bij het gebouw hoort en waar de eigenaar zelf verantwoordelijk voor is. De toevoerleidingen uit de meterkast naar een verdeelkast hebben doorgaans een grotere doorsnede dan de weggaande leidingen. Indien de draaddoorsnede kleiner wordt, geeft het A.R.E.I. aan dat de dunnere draad door een aangepaste smeltzekering of automaat moet beveiligd worden. Deze beveiligingen zitten in de verdeelkast. Moderne kasten zijn zo uitgevoerd dat de onder spanning staande delen (aansluitklemmen van de beveiligingen) ongenaakbaar zijn. Een verdeelkast bevat smeltveiligheidshouders, automatische veiligheden, transformatoren, differentieelschakelaars... Deze onderdelen zijn van het modulaire type met standaard lengte, diepte en breedte en worden eenvoudig op rails in de verdeelkast geklikt. Naast het centrale verdeelpunt kunnen lokaal kleinere verdeel- of schakelkasten voorzien worden. Figuur 1.1: Verdeelkast 1

Er zijn twee uitvoeringen: 1. verdeelkast uit isolatiemateriaal: de behuizing is vervaardigd uit kunststof, bijv. slagvaste polystyreen of polyester waaraan vulstoffen zijn toegevoegd om de mechanische eigenschappen te verbeteren en de kunststof zelfdovend te maken. Deze kasten hebben een dubbele isolatie. De bodem is voorzien van uitbreekpoorten om buizen of kabels op een eenvoudige manier in de kast te voeren. In de bodem bevindt zich eveneens de bevestiging van de aardingsrail. Het uitneembaar montageraam is samengebouwd uit verzinkstalen profielen om de modulaire toestellen vlug en stevig te monteren. Het geheel wordt afgesloten met een beschermkap waaraan een deur bevestigd is. 2. metalen verdeelkast: vervaardigd uit verzinkte staalplaat, inox of gespoten aluminium. De kast bevat een montageraam waarop de modulaire apparaten bevestigd worden. Dit wordt afgeschermd met een frontplaat uit zelfdovend materiaal zodat onder spanning staande delen niet kunnen aangeraakt worden. Een metalen verdeelkast moet geaard worden. 1.3 Bekabeling 1.3.1 Typering Om de elektrische energie tot bij de verbruiker te geleiden worden blanke of geïsoleerde draden gebruikt. Bij luchtlijnen worden dikwijls blanke geleiders toegepast. Voor de rest worden hoofdzakelijk geïsoleerde draden en kabels gebruikt. Een kabel bevat een bundel draden, vaak in een gezamenlijke isolator en bescherming. De te geleiden stroom bepaalt de draaddoorsnede. Deze doorsneden zijn genormaliseerd en worden uitgedrukt in mm 2. Voor koperen geleiders heeft men 0,5 0,75 1 1,5 2,5 4 6 10 16 25 25 45.. 1000 mm 2 Uitvoeringsvorm van de draadkern kan massief zijn of samengesteld uit meerdere dunne draden: het normale type heeft een massieve kern tot 6 of 10 mm 2 ; voor grotere doorsneden is de kern samensgesteld uit meerdere dunne stijve draden; bij het soepel type is de kern samengesteld uit een groot aantal dunne draden. Het soort isolatie van de draden (en de dikte) hangt af van de spanning en het milieu waarin de draden geïnstalleerd worden: hoge, lage of zeer lage spanning, bovengronds of ondergronds, droge of vochtige lokalen, beweegbare of niet-beweegbare toestellen,... Omdat de isolatie en beschermingsmantels aangepast moeten zijn aan deze gebruiksvoorwaarden, zijn er een groot aantal verschillende types beschikbaar. Voor de kleur van de isolatie worden volgende regels in acht genomen: blauw: gebruiken voor nulgeleider, indien deze aanwezig is; geel/groen: gebruiken voor aardgeleider; bruin, zwart, grijs (soms rood, wit, paars, oranje): voor de fasegeleiders. Een leidingtype wordt aangeduid door een lettergroep bestaande uit initialen. Oorspronkelijk waren dat nationale aanduidingen, maar binnen Europa wordt steeds vaker het geharmoniseerd systeem gebruikt. Belgische typeaanduiding voor elektrische geïsoleerde kabels voor vaste aanleg: eerste letter geeft de aard van de isolatie van de kern(en): C, rubber, V, vinyl en X, vernet polyethyleen; eindletter B duidt op een in België genormaliseerd type; soms volgt er nog een kleine letter voor bijkomende aanduidingen (bijv. vorm); tussenliggende letters hebben een betekenis aangegeven in tabel 1.1. NBN C 33 121 beschrijft de aanduidingen voor kabels, geschikt voor aanleg in volle grond. Er zijn negen groepen (tabel 1.2), maar groepen die niet van toepassing zijn op het kabeltype, worden niet vermeld. 2

Tabel 1.1: Tussenliggende letters bij Belgische typeaanduiding betekenis voorbeeld betekenis voorbeeld O gewoon VOB R versterkt CRVB As lift CAsFB T verplaatsbaar VTLB L licht VTLB M middelmatig CTMB F sterk CTFB I isolatie VIFB G mantel VGVB H vochtigheid VHVB D huls VDB S soepel VSB Su ophanging CSuB V mantel in vinyl XVB a gewapend VHaVB m afgeplat VTLmB p niet rond VTLBp Voorbeeld: EAVAVB: (1) energiekabel met (2) kern in aluminium, (3) PVC-aderisolatie, (6) pantsering in staalbanden, (7) buitenmantel in PVC, (9) Belgische norm. Tabel 1.2: Belgische typeaanduiding voor volle grond kabels Groep betekenis betekenis 1. gebruik E energie S signalisatie T telefonie B boorgebundelde kabels 2. kern A aluminium geen symbool, dan koper 3. ader-isolatie T gedrenkt papier G mengsel zonder halogenen m mica linten P niet-gedrenkt papier V PVC W polyethyleen I geïmpregneerd X vernet polyethyleen 4. metalen mantel L loden mantel 5. scherm C periferische nulgeleider met gemeenschappelijk scherm in koperdraad 6. metalen bescherming A staalband pantsering F lichte pantsering 7. buitenste bescherming J mantel in jute G mengsel zonder halogenen V pvc mantel W polyethyleen mantel 8. gedrag bij brand F1 niet vlamverspreidend F2 niet vlamverspreidend F3 vuurbestendig Rf vuurbestendig NH niet-halogeen, gebruikte materialen verspreiden geen toxische stoffen of bijtende gassen bij brand 9. norm B conform de Belgische norm In het geharmoniseerd systeem (Europa) bestaat de aanduiding uit drie let- tergroepen met volgende betekenis: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 deel 1: spanningsniveau: 1: basis type, H geharmoniseerd, X nationaal type; 2: nominale spanning (eerste getal t.o.v. aarde, tweede getal tussen geleiders), 01 100/100 volt, 03 300/300 volt, 05 300/500 volt, 07 450/750 volt, 1 600/1000 volt; deel 2: materiaal isolator en geleider; 3: isolatie materiaal, V polyvinylchloride, R rubber, S siliconenrubber, E polyethyleen, X gevulcaniseerd polyethyleen 4: buiten/binnen mantel materiaal, V PVC, R rubber, N polychloropreen, P polyurethaan, 3

J omvlechting met glasgaren, T omvlechting met textiel, 5: speciale eigenschappen, H vlakke kabel met scheidbare aders, H2 vlakke kabel met nietscheidbare aders, H8 spiraal kabel 6: geleidertype, U ronde massieve kern, R massief geslagen draad, K fijndradig (statisch), F fijndradig (dynamisch), H extra fijndradig (bijzonder soepel), Y super fijndradig deel 3: aantal geleiders en doorsnede. 7: aantal geleiders 8: beschermingsgeleider X zonder beschermingsgeleider, G met beschermingsgeleider (groen/geel gekleurd) 9: geleider doorsnede, in mm 2 1.3.2 Blanke draden Blanke draden worden soms in toestellen en netwerkinfrastructuur gebruikt en ook als metalen rails. Meestal worden deze draden vervaardigd uit elektrolytisch koper, eventueel gelegeerd om de mechanische eigenschappen en de corrosiebestendigheid te verbeteren. Voor hoogspanningslijnen wordt aluminium, soms met stalen kern, gebruikt. 1.3.3 Geïsoleerde draden en kabels VOB [H07V-U H07V-R]: gewone installatiedraad met mantel in PVC voor nominale spanning van 750 V. De kern bestaat uit één (van 1.5 tot 6 mm 2 ) of meerdere draden zacht koper. Gebruik: bedrading van schakelborden, kabelgoten en verlichtingstoestellen; de standaardbedrading voor residentiële installaties maar ook gebruikt bij industriële installaties. VTB [H05V-U]: vinylmontagedraad (PVC) voor een nominale spanning van 500 V. De kern is massief koper; 0.5, 0.75 of 1 mm 2. Gebruik: huishoudelijke en industriële installaties (telefonie). XVB-F2 [H05VV-U]: meeraderige, niet-brandverspreidende kabel, geschikt voor een spanning van 600/1000 V. De buitenmantel is van grijze PVC, binnenmantel is week PVC als vulling. De kern bevat 1, 2, 3, 4, 5 of 7 geleiders van koper met aderisolatie van vernet polyethyleen. Bij geleiderdoorsnedes groter dan 35 mm 2 kan de nulgeleider kleiner zijn dan de fasegeleiders. Gebruik: zowel in huishoudelijke als in industriële installaties. XFVB-F2 [H05VV-U] meeraderige, niet-brandverspreidende kabel met een extra staalbandbewapening. De buitenmantel is van grijze PVC, met een wapening van twee over elkaar gewikkelde staalbanden. Er is een koperen beschermgeleider: voor geleiders tot en met 25 mm 2 en voldoet voor alle doorsneden als aardgeleider. Binnenmantel is week PVC als vulling en de aderisolatie is vernet polyethyleen. De kern is een- of meerdradig koper. Gebruik: zowel in huishoudelijke als in industriële installaties. Ondanks de wapening mag deze kabel niet als ondergrondse kabel toegepast worden. VIFB (NBN C 32-124): draad met omhulling van thermoplastisch materiaal voor bovengrondse leidingen voor een nominale spanning van 1000 V. De isolatie is PVC, de kern hard koper. Gebruik: enkel op isolatoren, in openlucht (bijv. huisaansluiting). BXB en BAXB (NBN C33-321): een bundel van verschillende geïsoleerde geleiders die schroefvormig zijn samengeslagen. De gebruiksspanning is 1000 V. De kern is van hard koper of aluminium met aderisolatie van vernet polyethyleen; er zijn drie hoofdgeleiders voor de drie fasen. De draagkabel voor de ophanging kan als nulgeleider gebruikt worden. Deze kabel wordt in moderne luchtnetten gebruikt voor de elektrische distributie en de aansluiting van de woningen op het verdeelnet. De kans op elektrocutie is klein, wegens de goede aderisolatie. Soms worden enkele dunnere geleiders meegevoerd voor het voeden van de openbare verlichting. 4

Silicoondraad : soepele draad voor vaste montage en geschikt voor een nominale spanning van 300/500 V. De buitenmantel is van silicoonrubber, de aderisolatie is op basis van silicoonrubber en kern is soepel, niet vertind koper. Gebruik: soepele kableringsdraad geschikt voor temperaturen tussen -60 en +180 C. Op plaatsen waar zeer lage/hoge temperaturen de isolatie van gewone draden vlug zouden beschadigen, is deze een-/meeraderige kabel aangewezen Om te voorkomen dat contacten van gevoelige toestellen (computers, meettoestellen,...) beschadigd worden door vrijkomende chloordampen bij een eventuele brand, moet deze draad toegepast worden. EVAVB-F2 : kabel voor driefasige, ondergrondse elektriciteitsdistributie; een extra stalen wapening zorgt voor een afdoende mechanische bescherming. De buitenmantel is van zwarte PVC; wapening is staalband. De beschermkring is van koperfolie of koperdraad of koperdraad in contact met de staalmantel. Daarin zit een opvulmantel rond de kern, één of meerdere koperen geleiders met niet-cirkelvormige doorsnede, sectorvormig opgebouwd. De aderisolatie is van PVC. Gebruik: niet-brandverspreidende ondergrondse energiekabel voor laagspanning. EVVB en EXVB : vergelijkbaar met de XVB, maar met versterkte buitenmantel uit zwarte PVC. Binnen de opvulmantel zit de kern met één of meerdere draden van koper of aluminium. Bij EVVB is de aderisolatie van PVC, bij EXVB van vernet polyethyleen. Gebruik: wordt toegepast bij ondergrondse aansluiting van woningen. EAXeCVB : meeraderige ondergrondse energiekabel voor een spanning van 12 of 20 kv voor de ondergrondse aansluiting van middenspanningsinstallaties (grote gebouwen). Samenstelling: rode PVC-buitenmantel, zwelband, ronde koperdraden met koperband in tegenspiraal, zwakgeleidende zwelband, geëxtrudeerde zwakgeleidende XLPE, geëxtrudeerde XLPE isolatie, geëxtrudeerde zwakgeleidende XLPE en een aluminiumkern. SVV-F2 een kabel voor signalisatiedoeleinden. De buitenmantel is grijze PVE, aderisolatie poyethyleen en een kern die bestaat uit meerdere dunne draadjes van koper (maximaal 8 paar geleiders van 0.8 mm 2 ). Er mag maximaal 150 V staan tussen de geleiders. Gebruik: een seinkabel voor het aansluiten van deurbellen en parlofooninstallaties. 1.3.4 Snoeren en soepele kabels Snoeren verbinden toestellen met stekkers. De keuze van de isolatie hangt af van de flexibiliteit van het snoer, het milieu waarin het snoer gebruikt wordt, de kwetsbaarheid en de warmtebestendigheid. VTLmB [H03VH-H]: klassiek snoer voor huishoudelijke toestellen met enkelvoudige isolatie. Dit 8-vormige vinyltweelingsnoer bevat twee soepele kernen uit zeer dunne koperdraden (0.5 of 0.75 mm 2 ). De aderisolatie is van PVC; deze isolatie is aan beide zijden van een groef voorzien om het scheiden van de aders te vergemakkelijken. Gebruik: enkel toegelaten voor interne bedrading van toestellen. VTB/ST en VOB/ST : eenaderig snoer voor de interne bedrading van toestellen, schakelkasten,... VTB/ST is verkrijgbaar van 0.5 mm 2 tot 1 mm 2, VOB/ST van 1.5 mm 2 tot 120 mm 2. De soepele kern bestaat uit zeer dunne koperdraden (0.5 mm 2 of 0.75 mm 2 ); de aderisolatie is van PVC. VTLB [H03VV-F]: dubbel geïsoleerd: twee of drie soepele kernen uit zeer dunne koperdraden (0.5 mm 2 of 0.75 mm 2 ) met aderisolatie van PVC samengeslagen en door een PVC buitenmantel omsloten. Gebruik: looplamp en verlengdraden, netsnoeren voor huishoudtoestellen. Soepele snoeren van 0.5 mm 2 mogen niet langer zijn dan 2 m en geen grotere stroom voeren dan 3 A. 5

VTLBp [H03VVH2-F]: gelijkaardig aan VTLB maar met platte mantel in plaats van rond. VTMB [H05VV-F]: voor zwaardere verbruikers. Twee, drie, vier of vijf soepele kernen met aderisolatie van PVC samengeslagen en door een PVC-beschermingsmantel omsloten. Deze mantal is meestal grijs of grijs geribd. Gebruik: verlengdraden en aansluiting van huishoudelijke toestellen in woonvertrekken, keukens, kantoren, in vochtige ruimten, enz. De kabel is ook toegelaten voor verwarmingstoestellen op voorwaarde dat ze niet aan de warmte hiervan is blootgesteld. CSUB [H03RT-F]: met aangepaste isolatie zodat dit snoer warmte kan verdragen; wordt gebruikt voor het voeden van verwarmingstoestellen (bijv. strijkijzer). Een zeer soepele vertinde koperkern, aderisolatie uit gevulkaniseerde rubber. Aders zijn samengeslagen en de ruimte is opgevuld met soepele vezels. Omvlechting is in textiel of een glasvezelweefsel. CTLB [H05RR-F]: met een goede isolatieweerstand zodat dit snoer kan toegepast worden bij toestellen die in een vochtige omgeving gebruikt worden (looplamp en verlengdraden, netsnoeren voor huishoudtoestellen). Kernen uit zeer dunne (0.20 mm ) of extra dunne koperdraden (0.15 mm ) die vertind zijn, met eventueel een omspinning van textielstof of kunststof. De aderisolatie is van gevulkaniseerde rubber. Verscheidene geleiders zijn samengeslagen en omsloten door een beschermingsmantel van gevulkaniseerd rubber of van chloropreenrubber. CTMBN en CTFBN [H07RN-F]: met een mantal in chloropreen is deze leiding bestand tegen ozon, barre weersomstandigheden, oliën en de meeste oplosmiddelen. De samenstelling is gelijkaardig aan die van CTLB maar de aderisolatie is dikker en gemaakt uit een speciale elastomeer. Ook de buitenmantel is dikker en vervaardigd uit polychloropreen. CTFBN heeft een dikkere geleiderdoorsnede dan CTMBN. Gebruik: voeden van verplaatsbare industriële installaties, o.a. op bouwwerven; aansluiting van toestellen in werkplaatsen en van draagbare werkplaatsmachines (boormachine, slijpmachine). 1.3.5 Elektrische leidingen en brandveiligheid Elektriciteit is zelden de oorzaak van brand bij goed beveiligde installaties. Elektrische kabels kunnen wel het verspreiden van de brand bevorderen. Bij brand zal de functie van de kabel uitvallen (het wegvallen van de spanning) en kunnen giftige en/of corrosieve dampen vrijkomen. Bij inademen vormt dit een gevaar voor mens en dier. Elektronische toestellen met gevoelige componenten kunnen hierdoor sterk beschadigd worden. Qua brandveiligheid worden kabels in en aantal categorieën ingedeeld (tabel 1.3) rekening houdend met de voortplantingssnelheid van het vuur en het behoud van de functie. Tabel 1.3: Brandveiligheidskenmerken van kabels geen vlamweerstand de isolatie ontvlamt in de omgeving van een sterke warmtebron en blijft branden wanneer de warmtebron wordt weggenomen; F1 vlamvertragend de isolatie begint te branden wanneer een sterke warmtebron in de omgeving ervan komt; wanneer dit niet te lang duurt, dooft de isolatie bij het verwijderen van de warmtebron; F2 niet-brandverspreidend deze isolatie, rond kabels die in bundels liggen, laat de brand niet voorplanten; F3 veiligheidskabels wanneer de buitenmantel volledig verbrand is, moet de kabel nog altijd zijn functie behouden; de isolatie weerstaat gedurende 3 uur aan een temperatuur van 900 C. 6

Kabels en snoeren file:///home/hcr/t/4ii/a/kabel.html Kabels VOB VTB XVB-F2 XFVB-F2 VIFB BXB BAXB silicoon EVAVB-F2 EVVB EXVB EAXeCVB SVV-F2 Snoeren VTLmB VTB/ST VOB/ST VTLB VTLBp VTMB CSUB CTLB CTMBN CTFBN

2 Veiligheid 2.1 Gevaren Elektriciteit is energie: wanneer deze energie onbedoeld vrijkomt, levert dit gevaar voor mens en omgeving: personen en dieren die in aanraking komen met onder spanning staande delen kunnen zware letsels oplopen of zelfs gedood worden; onder bepaalde omstandigheden kunnen elektrische bogen optreden, die brandwonden, brand en ontploffingen kunnen veroorzaken; hierbij kunnen giftige gassen verspreid worden; bij te grote stromen door de leidingen of bij slechte contacten ontstaat er een sterke verhitting, dikwijls met brand tot gevolg. Installaties kunnen dus niet door onbevoegden met minderwaardig materiaal uitgevoerd worden. 2.2 Reglementering Het Algemeen Reglement voor Elektrische Installaties (A.R.E.I.) vormt de basis voor de reglementering inzake elektrische installaties (K.B. 10 maart 1981). Sinds 2013 gelden de voorschriften van dit reglement (scope): voor alle elektrische installaties bestemd voor productie, omvorming, transport, verdeling of gebruik van elektrische energie zover de normale frequentie van de stroom niet groter is dan 10000 Hz; voor vaste leidingen ten behoeve van communicatie en informatietechnologie, van signalisatie of bediening (met uitzondering van de inwendige stroombanen van de toestellen) in het geval van de voorzorgsmaatregelen tegen brand zoals vermeld in artikel 104. Het AREI bestaat uit 5 hoofdstukken met ongeveer 280 artikelen. Inleiding Hoofdstuk I - Algemene voorschriften Hoofdstuk II - Beschermingsmaatregelen deel I Bescherming tegen elektrische schokken deel II Bescherming tegen thermische invloeden deel III Elektrische bescherming tegen overstroom deel IV Elektrische bescherming tegen overspanning deel V Bescherming tegen bepaalde andere uitwerkingen Hoofdstuk III - Keuze en gebruik van geleiders deel I Algemeenheden deel II Beperkingen voor uitwendige invloeden deel III Categorieën van lijnen voor transport deel IV Luchtlijnen deel V Ondergrondse lijnen delen VI tot IX Voorzorgen, werken, ongevallen deel X Laagspanningslijnen deel XI Hoogspanningslijnen deel XII Leidingen op zeer lage veiligheidsspanning deel XIII Leidingen op zeer lage spanning Hoofdstuk IV - Keuze en ingebruikname van elektrische toestellen en materieel deel I Algemeen deel II Keuze en aanwending in functie van de uitwendige invloeden deel III Bedienings- en scheidingswijzen deel IV Gebruikstoestellen voor laagspanning 11

deel V Installatiemateriaal voor laagspanning deel VI Laagspanningsinrichtingen deel VII Meettoestellen Hoofdstuk V - Algemene voorschriften door personen na te leven Omwille van deze omvang, de invoering van een aantal technische begrippen, de systematische verwijzing naar Belgische normen en naar bestaande of toekomstige koninklijke of ministeriële besluiten is het geheel onoverzichtelijk en complex. 2.3 Normen Normen zijn voorschriften waaraan materialen, toestellen, tekeningen, uitrustingen, installaties en dergelijke moeten voldoen. Oorspronkelijk had elk land zijn eigen normen. In België worden deze aangeduid met de afkorting NBN (Norme Belge - Belgische Norm). Het Belgisch Elektrotechnisch Comité (BEC) bestudeert en formuleert alle normen, regels en bepalingen die direct en indirect verband houden met de elektrotechniek. Om de nationale verschillen weg te werken is het Internationaal Elektrotechnisch Comité (IEC) opgericht, dat streeft naar gelijkvormigheid tussen de normen. Het BEC houdt niet alleen rekening met de voorschriften en aanbevelingen van het IEC, maar ook met die van de CENELEC (Commission Européenne de Normalisation Electrotechnique). Een aantal IEC-normen zijn binnen Europa verplicht te volgen; deze geharmoniseerde normen worden aangeduid met een EN-markering. 2.4 Kwaliteitsmerk Het doel van een kwaliteitsmerk is de degelijkheid en de veiligheid van het elektrisch materiaal en van de elektrische toestellen te garanderen. Er zijn overeenkomsten (nationaal en internationaal) die bepalen aan welke voorwaarden een product of een toestel moet voldoen. Een toegekend kwaliteitsmerk is een bewijs dat het product voldoet aan de eisen gesteld in dat bepaald land. Het Europese kwaliteitsmerk wordt met ENEC aangeduid. Een bijkomend getal duidt de betreffende Europese lidstaat aan (02 België). Het Belgische kwaliteitsmerk bestaat uit het monogram CEBEC (Comité Electrotechnique Belge - Belgisch Elektrotechnisch Comité). Andere landen hebben hun eigen kwaliteitsmerk. Om na te gaan of het installatiemateriaal voldoet aan de van kracht zijnde voorschriften en nomen, worden testen uitgevoerd in elektrotechnische laboratoria. Het materiaal wordt onderworpen aan een reeks elektrische, thermische en mechanische proeven: toestellen worden onderworpen aan spannings-, overbelastings- en duurproeven; de temperatuur van een toestel mag tijdens normaal gebruik de voorgeschreven veiligheidsgrenzen niet overschrijden; de isolatiematerialen weerstaan aan de bereikte temperatuur; een algemene controle betreffende duurzaamheid, weerstand tegen schokken en andere krachten die bij normaal gebruik optreden; Het toestel wordt ook gekeurd vanuit het oogpunt van doelmatigheid bij gebruik. Wanneer een kwaliteitsmerk voor een bepaald voorwerp toegekend is, blijft controle bij de producent en bij de verdelers nodig. 2.5 CE-markering Met deze markering verklaart de fabrikant dat zijn toestel conform de heersende normen is en is er een technisch dossier hierover beschikbaar. Zo n CE-markering duidt enkel op de productaansprakelijkheid van de fabrikant. Het is niet typisch voor elektrisch materiaal, maar wordt op een ganse reeks van producten aangebracht. Een conformiteitsverklaring omvat: 12

een beschrijving van het toestel, dat belet dat onbevoegden nadien veranderingen aanbrengen aan het toestel, waardoor het gevaarlijk wordt voor de gebruikers; de referentie van de gevolgde specificaties waarop de conformiteit is verklaard en indien nodig, de interne voorschriften om conformiteit te verzekeren; identificatie van de door de fabrikant aangesteld ondertekenaar. Een technisch dossier omvat: een beschrijving van het toestel; de manier van indienstname, waardoor de conformiteit van het toestel met de veiligheidsvoorschriften wordt verzekerd; (eventueel) een technisch rapport, of een certificaat afgeleverd door een bevoegd organisme. Alle toestellen die vanaf 1 januari 1996 op de markt gebracht zijn, moeten dit CE-merkteken dragen. Het slaat niet alleen op de veiligheidsvoorschriften, die terug te vinden zijn in de laagspanningsrichtlijn, maar ook op de elektromagnetische compatibilteit. Deze EMC-richtlijn moet voorkomen dat toestellen door andere toestellen gestoord worden of als stoorzender werken. 2.6 Beschermingsgraden Elektromaterieel moet beschermd worden door een omhulsel omdat er gevaar is bij het aanraken, gebruiken, onderhouden en nakijken. De aanduiding van de beschermingsgraad bestaat uit de letters IP (Ingress Protection), gevolgd door één, twee of drie cijfers: 1 e cijfer: bescherming gegeven door het omhulsel, tegen aanraking van onder spanning staande delen of indringen van vaste voorwerpen; 2 e cijfer: bescherming tegen indringen van vloeistoffen; 3 e cijfer: schokbestendigheid van het omhulsel (facultatief). Tabel 2.1: IP-beschermingsgraden eerste cijfer: aanraking/indringen vaste stoffen tweede cijfer: indringen vloeistoffen 0 geen bescherming 0 geen bescherming 1 bescherming tegen indringen van voorwerpen groter dan 50 mm 1 verticaal vallende waterdruppels 2 bescherming tegen aanraking met de vingers 2 vallende waterdruppels (tot en tegen het indringen van voorwerpen groter 15 van de verticale) dan 12 mm 3 bescherming tegen aanraking met gereedschap en tegen het indringen van voorwer- 3 regen (tot 60 van de verticale) pen groter dan 2.5 mm 4 bescherming tegen aanraking met fijn gereedschap en tegen het indringen van voorwerpen groter dan 1 mm 5 volledige bescherming tegen aanraking en tegen schadelijke neerslag van stof 6 volledige bescherming tegen aanraking en tegen indringen van stof 4 waterprojecties uit willekeurige richting (360 ) 5 waterstralen uit willekeurige richting (360 ) 6 omstandigheden zoals op de brug van een schip 7 onderdompeling 8 langdurige onderdompeling 13

2.7 Isolatie van elektrisch materiaal Basisisolatie is noodzakelijk voor een normale werking van elektrisch materieel en elektrische installaties. Het verzekert de fundamentele bescherming tegen elektrische schokken. Het omhulsel van een blanke geleider is de basisisolatie bij een elektriciteitsdraad. Dubbele isolatie is een onafhankelijke, bijkomende isolatie naast de basisisolatie. Elektrische toestellen met een volledige kunststof behuizing voldoen aan deze voorwaarden. Bijkomende isolatie wordt bij het installeren aangebracht over de basisisolatie van elektrisch materieel, zodat men voor dit materieel een veiligheid bekomt die gelijkwaardig is met deze van dubbele isolatie. Totale isolatie wordt toegepast bij de in de fabriek vervaardigde schakel- en verdeelinrichtingen. Het elektrisch materieel moet volledig met een isolerend materiaal omhuld zijn. Versterkte isolatie bestaat uit de bedekking van actieve delen met enkelvoudige isolatie met mechanische en elektrische eigenschappen die een bescherming verzekert tegen elektrische schokken gelijkwaardig met deze van een dubbele isolatie. Versterkte isolatie is slechts toegelaten wanneer dubbele isolatie niet kan aangebracht worden omwille van constructieve redenen. 2.8 Klassen van elektrisch materiaal Elektrisch materiaal voor lage en zeer lage spanning wordt ingedeeld in klassen. Klasse 0 materiaal bezit enkel basisisolatie die noodzakelijk is voor normale werking (geen contact mogelijk tussen stroomvoerende delen en andere stroomvoerende of geleidende delen van het toestel). Voorbeeld: een luchtleiding. Klasse 01 materiaal is van klasse 0, maar wel voorzien van een aardingsklem. Deze klem is niet verbonden met de aarding, dus de voedingskabel heeft geen aardgeleider. Klasse 1 toestel: de aanraakbare geleidende delen (genaakbare delen) die bij een isolatiedefect onder spanning kunnen komen, zijn voorzien van een aardingsklem, die via een beschermgeleider met de aarde verbonden is. Voorbeelden: strijkijzer, wasmachine. Klasse 2 toestel bezit geen aardingsklem. De bescherming tegen elektrische schokken wordt bekomen met dubbele of versterkte isolatie. Het voedingssnoer is niet voorzien van een beschermgeleider. Voorbeelden: boormachine, mixer, televisie. Klasse 3 toestel wordt gevoed op een zeer lage veiligheidsspanning (minder dan 25 V wisselspanning en 60 V gelijkspanning onder droge omstandigheden). Er komen ook geen andere dan zeer lage veiligheidsspanningen voor. Voorbeeld: een zaklamp gevoed door batterijen. 14