Advies Wetgevingsimplicaties implementatie Maritiem Arbeidsverdrag 2006

Vergelijkbare documenten
Wet van 11 december 1997, houdende regels omtrent de bemanning van zeeschepen (Zeevaartbemanningswet)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Specifieke regels in de binnenvaart, zeescheepvaart en zeevisserij

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 152 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

WIJ BEATRIX, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Eerste Kamer der Staten-Generaal

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Verdrag nr. 181 betreffende particuliere bureaus voor arbeidsbemiddeling (B.S., 28 oktober 2004)

Bijlage: Transponeringstabel. Omschrijving beleidsruimte

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT PE-CONS 3668/1/03 REV 1 MAR 117 SOC 348 CODEC 1193 OC 575

Advies Wetgevingsimplicaties implementatie Maritiem Arbeidsverdrag 2006

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Artikel I. Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2.2 Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht en daarbij bescheiden gevoegd.

Bijlage: Transponeringstabel. Omschrijving beleidsruimte

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wet arbeid Vreemdelingen

Schepen met zeepapieren op de binnenwateren

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Wijziging in SZW wetgeving

: LANDSVERORDENING tot vaststelling van nieuwe voorschriften betreffende de meting van zeeschepen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Advies Wetgevingsimplicaties implementatie Maritiem Arbeidsverdrag 2006

Tweede Kamer der Staten-Generaal

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

VERDRAG BETREFFENDE PARTICULIERE BUREAUS VOOR ARBEIDSBEMIDDELING

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

Onderwerp Beantwoording vragen met betrekking tot het Binnenvaartbesluit

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wet van 12 februari 1981, houdende bepalingen betreffende de meting van schepen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST. Regeling Arbeidsvoorziening Zeescheepvaart 2017 (RAZ 2017)

ONTWERP IN NAAM DER KONINGIN! DE GOUVERNEUR van Aruba, In overweging genomen hebbende:

Nieuwe tekst Arbowet na invoering wetswijziging per 1 juli 2017

De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof

Wet financiële betrekkingen met het buitenland

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Algemene inhoudsopgave

Koninkrijksdeel Curaçao. Wetstechnische informatie. Zoek regelingen op overheid.nl

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE HANDELSVAART TOT 9000 GT

38350 MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

2017 no. 6 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Specifieke regels: binnenvaart, zeescheepvaart en zeevisserij

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

19. REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wet van 5 juli 1997, houdende regels tot versterking van de rechtspositie van hen die een medische keuring ondergaan (Wet op de medische keuringen)

Zeerecht GZV (2) Kapitein (7.2) Kapitein (Master)

Wet van 23 november 1995, houdende bepalingen inzake de arbeidsen rusttijden

Specifieke regels: overige sectoren

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

Wet op de medische keuringen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verstrekkingenreglement regeling minder werken voor oudere werknemers in de sector Glastuinbouw 2015

==================================================================== I. Definities. Artikel 1

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bijlage behorende bij Eilandsverordering vaststelling diverse ontwerp-landsverordeningen land Curaçao (A.B no. 87)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten LANDSVERORDENING BEPERKING VESTIGING MEDISCHE BEROEPSBEOEFENAREN

Verdrag betreffende thuiswerk

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

In deze regeling wordt verstaan onder besluit: Besluit vaartijden en bemanningssterkte binnenvaart.

Inspectiesysteem voor de veilige exploitatie van ro-ro-veerboten en hogesnelheidspassagiersvaartuigen op geregelde diensten

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Artikel I In de Regeling voorkoming verontreiniging door schepen worden na artikel 12c twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

IN NAAM DER KONINGIN. DE GOUVERNEUR van de Nederlandse Antillen,

: Landsverordening tot inschrijving van arbeidskrachten. Citeertitel: Landsverordening tot inschrijving van arbeidskrachten

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

CONVENANT. De Stichting Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) en

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Prof. mr. G.J.J. Heerma van Voss (red.) Mr. B. Barentsen K. de Haan Mr. drs. J. Heinsius S. R. Spoelder Mr. V.J.A. Sütő Advies Wetgevingsimplicaties implementatie Maritiem Arbeidsverdrag 2006 Eindrapport Bijlage Deel A 16 maart 2007 Afdeling Sociaal Recht Postbus 9520 2300 RA Leiden

Contactpersoon: Dhr Prof. mr. G.J.J. Heerma van Voss E-mail: g.j.j.heerma@law.leidenuniv.nl Telefoon: 071 527 76 26 Bijlage Deel A Eindrapport 2

Inleiding In deze bijlage bij het Advies over de wetgevingsimplicaties van implementatie van het Maritiem arbeidsverdrag 2006 wordt de wijze waarop het Verdrag zou kunnen worden geïmplementeerd zo nauwkeurig mogelijk per bepaling aangegeven. Dit gebeurt in de vorm van een tabel. Bij het opstellen van deze tabel is uitgegaan van een aanpassing die zo veel mogelijk plaatsvindt binnen de bestaande regelgeving. Dit is de derde beleidsoptie die in het Advies wordt aangegeven. Indien echter - zoals in het Advies wordt aanbevolen - wordt gekozen voor implementatie in nieuwe wetgeving is deze tabel niettemin van waarde. In dat geval biedt deze immers hulp bij het zoeken naar de reeds bestaande bepalingen, die eventueel moeten komen te vervallen. Voorts kunnen deze waar mogelijk als voorbeeld dienen bij de formulering van nieuwe bepalingen. Kennis ervan is daarnaast van belang voor een goed zicht op de noodzakelijke aansluiting op andere wetten. Ten slotte zullen sommige bepalingen in algemene wetten zonder meer blijven bestaan en is het noodzakelijk om te weten wat er reeds is geregeld in algemene wetgeving. In verband met de omvang is de Bijlage verdeeld in twee delen. Deel A heeft betrekking op de artikelen en op de titels 1 tot en met 3. Deel B heeft betrekking op de titels 4 en 5. Bijlage Deel A Eindrapport 3

Inhoudsopgave Inleiding...3 Inhoudsopgave...4 Lijst van gebruikte afkortingen...5 Vergelijkende tabel inzake wetgevingsimplicaties Deel A...9 Artikelen...9 Titel 1...24 Minimumvereisten voor zeevarenden om op een schip te mogen werken...24 Titel 2 Arbeidsvoorwaarden...68 Titel 3...191 Huisvesting, recreatievoorzieningen, voeding en catering...191 Bijlage Deel A Eindrapport 4

Lijst van gebruikte afkortingen Arbobesluit Arbeidsomstandighedenbesluit Arbowet Arbeidsomstandighedenwet Atb Vervoer Arbeidstijdenbesluit vervoer Atw Arbeidstijdenwet AWGB Algemene wet gelijke behandeling BA Besluit Arbeidsbemiddeling BVB Besluit vaartijden en bemanningssterkte BW Burgerlijk Wetboek BZB Besluit Zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart GW Grondwet KZ Keuringsreglement voor de Zeevaart 2005 RvZ Regeling Veiligheid Zeeschepen RZW Regeling stichting Zeemanswelzijn SB 1965 Schepenbesluit 1965 SB 2004 Schepenbesluit 2004 SLB Schepelingenbesluit BW Burgerlijk Wetboek Waadi Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs WAVV Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten Wbp Wet bescherming persoonsgegevens WCAO Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst Wet SUWI Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen WGBHCZ Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte WGBLA Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid WH Wet havenstaatcontrole WML Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag WvK Wetboek van Koophandel Bijlage Deel A Eindrapport 5

WW ZBW ZVW Werkloosheidswet Zeevaartbemanningswet Zorgverzekeringswet Bijlage Deel A Eindrapport 6

Toelichting op de tabel In de tabel wordt zo veel mogelijk gewerkt volgens een vast stramien. Linkerkolom De linkerkolom van de tabel geeft steeds de (essentie van de) tekst van het Verdrag weer. Slechts bij enkele artikelen uit het eerste gedeelte van het Verdrag (Artikelen) is van volledige vermelding afgezien, omdat zij door hun lengte veel plaats zouden innemen, terwijl implementatie in die gevallen niet nodig is. Middelste kolom In de middelste kolom wordt vermeld welke bepalingen in de bestaande Nederlandse regelgeving hiermee corresponderen. Niet geregeld betekent dat er geen corresponderende Nederlandse bepalingen zijn gevonden. Ook indien relevante cao-bepalingen zijn aangetroffen, worden deze vermeld. Het Verdrag laat in bepaalde gevallen immers ook uitvoering door middel van cao s toe. Rechterkolom In de rechterkolom wordt aangegeven welke wijzigingen noodzakelijk zijn in de Nederlandse regelgeving indien tot ratificatie zou worden besloten. In deze laatste kolom is steeds gekozen voor dezelfde terminologie: Geen implementatie nodig betekent dat het desbetreffende onderdeel van het Verdrag naar zijn aard geen implementatie behoeft in de nationale regelgeving. Zo veel mogelijk wordt de reden voor dit oordeel vermeld. Voldoet betekent dat het Verdrag voldoende is geïmplementeerd. Waar nodig wordt daarbij een korte toelichting gegeven. Aanpassen betekent dat de desbetreffende Nederlandse bepaling dient te worden aangepast aan de tekst van het Verdrag. Zo veel mogelijk wordt daarbij aangegeven op welk niveau van regelgeving aanpassing moet plaatsvinden en worden suggesties gedaan indien een bestaand onderdeel van de regelgeving daartoe voor de hand ligt. Moet worden geregeld betekent dat het desbetreffende onderdeel van de Code A van het Verdrag nog geen equivalent heeft in de Nederlandse regelgeving, zodat invoering van nieuwe nationale bepalingen nodig is. Kan worden geregeld betekent dat het desbetreffende onderdeel van de Code B van het Verdrag nog geen equivalent heeft in de Bijlage Deel A Eindrapport 7

Nederlandse regelgeving, zodat invoering van nieuwe nationale bepalingen overwogen dient te worden. Bijlage Deel A Eindrapport 8

Vergelijkende tabel inzake wetgevingsimplicaties Deel A Verdragstekst Nederlandse wettelijke bepaling Noodzakelijke wijziging Artikelen Begripsomschrijvingen en reikwijdte Artikel II 1. Voor de toepassing van dit Verdrag wordt, tenzij in specifieke bepalingen anders wordt bepaald, verstaan onder a. bevoegde autoriteit, de minister die, het ministerie dat of een andere autoriteit die bevoegd is voorschriften, reglementen of andere instructies met kracht van wet uit te vaardigen en te handhaven met betrekking tot het onderwerp van de desbetreffende bepaling; b. verklaring naleving maritieme arbeid, de in voorschrift 5.1.3 bedoelde verklaring; c. brutotonnage, het brutotonnage berekend in overeenstemming met de voorschriften voor tonnagemetingen vervat in Bijlage I bij het Internationaal Verdrag van 1969 betreffende de meting van schepen, of elk volgend verdrag; voor schepen waarop de door de Internationale Maritieme Organisatie aangenomen regeling voor tonnagemetingen van toepassing is, is het brutotonnage hetgeen is opgenomen in de kolom OPMERKINGEN van het internationaal tonnagecertificaat (1969); Komt circa 150 keer terug in verschillende wetten. Artikel 1, d SB 2004 GT: de maateenheid brutotonnage waarin de totale inhoud van een schip, vastgesteld overeenkomstig het op 23 juni 1969 te Londen totstandgekomen Verdrag betreffende de meting van schepen (Trb. 1970, 122), wordt uitgedrukt; Artikel 1 lid 1 r BZB GT: de bruto inhoud van het schip, vastgesteld volgens de bepalingen krachtens de Meetbrievenwet 1981. Per regeling gedefinieerd. Moet worden geregeld. Zie Voorschrift 5.1.3 van dit Verdrag. Zie artikel V lid 3 van dit Verdrag. Bijlage Deel A Eindrapport 9

d. maritiem arbeidscertificaat, het in voorschrift 5.1.3 bedoelde certificaat; e. vereisten van dit Verdrag, de vereisten in deze artikelen en in de voorschriften en Deel A van de Code van dit Verdrag; f. zeevarende, elke persoon die werkzaam is of is gecontracteerd of in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een schip waarop dit Verdrag van toepassing is; g. arbeidsovereenkomst van zeevarende, zowel een tewerkstellingscontract als een arbeidsovereenkomst; Artikel 1 ZBW h. kapitein: de gezagvoerder van een Nederlands schip i. scheepsofficier: een lid van de bemanning, niet zijnde de kapitein, die aan boord van een Nederlands schip een functie als stuurman, werktuigkundige, maritiem officier of radio-operator vervult k. bemanning: de kapitein, de scheepsofficieren, de scheepsgezellen, en de overige opvarenden die in de monsterrol worden genoemd. Artikel 1 lid 1 SW schepelingen: allen, die zich als scheepsofficieren of scheepsgezellen aan boord bevinden of zich als zoodanig hebben verbonden. Derde titel WvK Van de kapitein en vierde titel Van de schepelingen. Artikel 396 WvK Lid 1 Als schepelingen worden alleen aangemerkt personen, die eene arbeidsovereenkomst met de zeewerkgever hebben aangegaan. Lid 2 De kapitein vertegenwoordigt de zeewerkgever in de uitvoering van de arbeidsovereenkomsten met de schepelingen, die in dienst zijn aan boord van het door hem gevoerde schip. Artikel 397 WvK Op de arbeidsovereenkomst Moet worden geregeld. Zie voorschrift 5.1.3 van dit Verdrag. Zie artikel V lid 3 van dit Verdrag. Geen implementatie nodig. Heeft betrekking op het Verdrag zelf. Moet worden geregeld. Definitie zeevarende opnemen in artikel 1 ZBW, SW, WvK en SLB 1965/2004. Zie nader Advies. Aanpassen. Definitie zeevarende uit het verdrag opnemen in titel 4 WvK algemene bepalingen. Aanpassen. Artikel 396 WvK Definitie zeevarende invoeren en aanpassen aan die van het Verdrag. Aanpassen. Artikel 397 WvK moet ook van toepassing worden op een andere werkgever dan alleen de zeewerkgever en Bijlage Deel A Eindrapport 10

tusschen de zeewerkgever en den schepeling zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing, voor zoover daarvan in dit wetboek niet is afgeweken. op uitzendkrachten. h. wervings- en plaatsingsdienst voor zeevarenden, personen, bedrijven, instellingen, bureaus of andere organisaties in de publieke of private sector, die zich bezighouden met de werving van zeevarenden in opdracht van reders of de plaatsing van zeevarenden bij reders; Artikel 7:610 BW Lid 1 De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Lid 2 Indien een overeenkomst zowel aan de omschrijving van lid 1 voldoet als aan die van een andere door de wet geregelde bijzondere soort van overeenkomst, zijn de bepalingen van deze titel en de voor de andere soort van overeenkomst gegeven bepalingen naast elkaar van toepassing. In geval van strijd zijn de bepalingen van deze titel van toepassing. Artikel 7:690 BW De uitzendovereenkomst is de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de werkgever, in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde. Artikel 397 WvK Op de arbeidsovereenkomst tusschen de zeewerkgever en den schepeling zijn de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing, voor zoover daarvan in dit wetboek niet is afgeweken. Artikel 7:690 BW De uitzendovereenkomst is de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de Aanpassen. Zie nader Advies. Bijlage Deel A Eindrapport 11

i. schip, een schip anders dan een schip dat uitsluitend vaart op binnenwateren of wateren binnen, of dicht grenzend aan, beschutte wateren of gebieden waar havenvoorschriften gelden; j. reder, de eigenaar van een schip of een andere organisatie of persoon, zoals de manager, de agent of de rompbevrachter, die de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het schip van de eigenaar heeft overgenomen en die, bij het aangaan van die verantwoordelijkheid, ermee heeft ingestemd de taken en de verantwoordelijkheden die in werkgever, in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde. Artikel 1 lid 1 b en c Waadi b. arbeidsbemiddeling: dienstverlening in de uitoefening van beroep of bedrijf ten behoeve van een werkgever, een werkzoekende, dan wel beiden, inhoudende het behulpzaam zijn bij het zoeken van arbeidskrachten onderscheidenlijk arbeidsgelegenheid, waarbij de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht dan wel een aanstelling tot ambtenaar wordt beoogd c. ter beschikking stellen van arbeidskrachten: het tegen vergoeding ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een ander voor het onder diens toezicht en leiding, anders dan krachtens een met deze gesloten arbeidsovereenkomst, verrichten van arbeid. Artikel 2 lid 1 ZBW Deze wet is van toepassing ten aanzien van Nederlandse schepen die op zee worden gebruikt, voor zover ten aanzien van vissersvaartuigen niet anders is bepaald. Artikel 1, l ZBW scheepsbeheerder: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die, vanuit een vestiging van een zeescheepvaartonderneming in Nederland, de dagelijkse leiding heeft over het beheer van het schip, alsmede de personen die als lid van een maatschap het beheer voeren ZBW is ruimer dan het Verdrag. Aanpassen. Definitie artikel 1, l ZBW aanpassen aan het verdrag. Definitie zeewerkgever artikel 309 lid 2 WvK aanpassen aan definitie reder uit het verdrag. Zie nader Advies. Bijlage Deel A Eindrapport 12

overeenstemming met dit Verdrag aan reders worden opgelegd, te aanvaarden ongeacht het feit of andere organisaties of personen bepaalde taken of verantwoordelijkheden namens de reder vervullen. 2. Behoudens waar uitdrukkelijk anders wordt bepaald, is dit Verdrag van toepassing op alle zeevarenden. 3. In geval van twijfel of bepaalde categorieën personen voor de toepassing van dit Verdrag al dan niet moeten worden beschouwd als zeevarenden, doet de bevoegde autoriteit in elke lidstaat na overleg met de bij deze kwestie betrokken organisaties van reders en zeevarenden uitspraak. 4. Behoudens waar uitdrukkelijk anders wordt bepaald, is dit Verdrag van toepassing op alle schepen, hetzij in staatseigendom hetzij in private eigendom, die doorgaans worden gebruikt voor commerciële activiteiten, anders dan schepen die worden gebruikt voor de visvangst of voor soortgelijke doeleinden en op traditioneel gebouwde schepen zoals dhows en jonken. Dit Verdrag is niet van toepassing op oorlogsschepen of mariene hulpschepen. over het vissersvaartuig. Artikel 309 lid 1 WvK 8:10 BW, begrip reder uit het BW is niet van toepassing. Artikel 309 lid 2 WvK Onder zeewerkgever is te verstaan de eigenaar of, in geval van rompbevrachting, de rompbevrachter. Artikel 2 lid 1 SW De bepalingen van deze rijkswet zijn van toepassing op de in Nederland thuis behoorende schepen, welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden om eene reis te ondernemen, met uitzondering van: a. Nederlandse oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die in gebruik zijn voor de uitvoering van de militaire taak; b. reddingvaartuigen; c. onoverdekte visschersvaartuigen, welke in den regel niet buiten het zicht van de Nederlandsche kust worden gebracht; d. pleiziervaartuigen, welke uitsluitend als zodanig worden gebezigd, voorzover zij geen passagiers tegen vergoeding vervoeren; Geen implementatie nodig. Heeft betrekking op het Verdrag zelf. Zie nader advies. Bijlage Deel A Eindrapport 13

5. Indien twijfel bestaat omtrent de vraag of dit Verdrag van toepassing is op een schip of specifieke categorie schepen doet de bevoegde autoriteit in elke lidstaat na overleg met de betrokken organisaties van reders en zeevarenden uitspraak. 6. Wanneer de bevoegde autoriteit bepaalt dat het op dat tijdstip niet praktisch uitvoerbaar of niet redelijk is bepaalde onderdelen van de in e. schepen, welke varen onder vreemde vlag en welke niet vallen onder de omschrijving, voorkomende in het derde lid van dit artikel onder II; en, behoudens het bepaalde in artikel 2bis : f. schepen, welke slechts bij uitzondering, hetzij over korten afstand, hetzij gesleept zonder bemanning, buiten de in artikel 1 genoemde lijn varen; g. schepen, welke hetzij hier te lande voor buitenlandsche rekening zijn gebouwd, hetzij naar het buitenland zijn verkocht, en welke over zee naar hunne bestemmingsplaats moeten worden gebracht; h. schepen, welke uitsluitend voor het houden van eenen proeftocht eene reis ondernemen. Artikel 2 lid 3 ZBW Deze wet is niet van toepassing ten aanzien van: a. schepen die voorzien zijn van een certificaat van deugdelijkheid voor onbemand gesleept vervoer; b. oorlogsschepen; c. reddingvaartuigen; d. onoverdekte vissersvaartuigen, die in de regel niet buiten het zicht van de Nederlandse kust worden gebracht; e. pleziervaartuigen. Geen implementatie nodig. Geen implementatie nodig. Bijlage Deel A Eindrapport 14

artikel VI, eerste lid, bedoelde Code toe te passen op een schip of bepaalde categorieën schepen die de vlag van het Lid voeren, zijn de desbetreffende bepalingen van de Code niet van toepassing voor zover het onderwerp in de nationale wet- en regelgeving of in collectieve arbeidsovereenkomsten of via andere maatregelen wordt geregeld. Een dergelijke uitspraak kan uitsluitend worden gedaan in overleg met de betrokken organisaties van reders en zeevarenden en uitsluitend ten aanzien van schepen met een brutotonnage van minder dan 200 ton die geen internationale reizen maken. 7. Elke beslissing die door een Lid ingevolge het derde, vijfde of zesde lid van dit artikel wordt genomen, moet aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau worden meegedeeld, die de Leden van de Organisatie hiervan in kennis stelt. 8. Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald, vormt een verwijzing naar dit Verdrag tegelijkertijd een verwijzing naar de voorschriften en de Code. Zie nader advies. Geen implementatie nodig. Heeft betrekking op het Verdrag zelf. Bijlage Deel A Eindrapport 15

Fundamentele rechten en beginselen Artikel III Elk Lid vergewist zich ervan dat de bepalingen van zijn wet- en regelgeving, in de context van dit Verdrag, de volgende fundamentele rechten eerbiedigen: a. de vrijheid van vereniging en de daadwerkelijke erkenning van het recht op collectieve onderhandelingen; Art. 8 GW Het recht tot vereniging wordt erkend. Bij de wet kan dit recht worden beperkt in het belang van de openbare orde. WCAO Art. 11 EVRM 1. Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen. 2. De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige beperkingen worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door leden van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat. Bijlage Deel A Eindrapport 16

b. de uitbanning van alle vormen van gedwongen of verplichte arbeid; c. de daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid; en d. de uitbanning van discriminatie ten aanzien van werkgelegenheid en beroepsuitoefening. Art. 19 lid 3 GW 3. Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld. Art. 4 EVRM 1. Niemand mag in slavernij of dienstbaarheid worden gehouden. 2. Niemand mag gedwongen worden dwangarbeid of verplichte arbeid te verrichten. 3. Niet als dwangarbeid of verplichte arbeid" in de zin van dit artikel worden beschouwd: a. elk werk dat gewoonlijk wordt vereist van iemand die is gedetineerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 van dit Verdrag, of gedurende zijn voorwaardelijke invrijheidstelling; b. elke dienst van militaire aard of, in het geval van gewetensbezwaarden in landen waarin hun gewetensbezwaren worden erkend, diensten die gevorderd worden in plaats van de verplichte militaire dienst; c. elke dienst die wordt gevorderd in het geval van een noodtoestand of ramp die het leven of het welzijn van de gemeenschap bedreigt; d. elk werk of elke dienst die deel uitmaakt van normale burgerplichten. Hfst 3 Atw Atb vervoer 6.1:2 d d. jeugdige schepeling: een schepeling van 16 of 17 jaar. AWGB WGBLA WGBHCZ Arbeids- en sociale rechten van zeevarenden Bijlage Deel A Eindrapport 17

Artikel IV 1. Elke zeevarende heeft recht op een veilige werkplek die aan de veiligheidsnormen voldoet. 2. Elke zeevarende heeft recht op eerlijke arbeidsvoorwaarden. 3. Elke zeevarende heeft recht op behoorlijke arbeids- en leefomstandigheden aan boord van een schip. 4. Elke zeevarende heeft recht op bescherming op het gebied van gezondheid, medische zorg, welzijnsmaatregelen en andere vormen van sociale bescherming. 5. Elk Lid draagt er, binnen de grenzen van zijn rechtsbevoegdheid, zorg voor dat de rechten op het gebied van arbeid en sociale rechten van zeevarenden als vervat in de voorgaande leden van dit artikel volledig worden geïmplementeerd in overeenstemming met de vereisten van dit Verdrag. Tenzij in het Verdrag anders is bepaald, kan dit worden bewerkstelligd door middel van nationale wet- en regelgeving, via geldende collectieve arbeidsovereenkomsten, via andere maatregelen of in de praktijk. Geen implementatie nodig. Geen implementatie nodig. Geen implementatie nodig. Geen implementatie nodig. Geen implementatie nodig. Geen implementatie nodig. Algemene bepaling die later ter sprake komt en verder wordt uitgewerkt. Geen implementatie nodig. Algemene bepaling die later ter sprake komt en verder wordt uitgewerkt. Geen implementatie nodig. Algemene bepaling die later ter sprake komt en verder wordt uitgewerkt. Geen implementatie nodig. Algemene bepaling die later ter sprake komt en verder wordt uitgewerkt. Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Verantwoordelijkheden op het gebied van uitvoering en handhaving Artikel V 1. Elk Lid implementeert en handhaaft wet- en regelgeving of andere maatregelen die het Geen implementatie nodig. Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Bijlage Deel A Eindrapport 18

heeft aangenomen ter nakoming van de verplichtingen ingevolge dit Verdrag ten aanzien van schepen en zeevarenden die onder zijn rechtsbevoegdheid vallen. 2. Elk Lid oefent daadwerkelijk zijn rechtsbevoegdheid en toezicht uit ten aanzien van schepen die zijn vlag voeren door instelling van een systeem ter waarborging van de naleving van de vereisten van dit Verdrag, met inbegrip van regelmatige inspecties, verslaglegging, monitoring en gerechtelijke procedures ingevolge de geldende wetgeving. Art. 10 SW 1. Alle schepen blijven aan een voortdurend toezicht van Regeeringswege onderworpen. 2. Onder de bevelen van Onzen Minister wordt dit toezicht opgedragen aan overeenkomstig de in het Rijksambtenarenreglement vervatte voorschriften te benoemen, alsmede voorzover betreft het toezicht in de Nederlandse Antillen, aan door of vanwege de Gouverneur te benoemen ambtenaren, van welke een door Ons als hoofd van de scheepvaartinspectie wordt aangewezen. Ook kunnen door Ons voor bepaalde werkzaamheden ambtenaren van andere diensttakken ter beschikking van den dienst der scheepvaartinspectie worden gesteld. 3. De werkkring en de bevoegdheden van de in het vorige lid bedoelde ambtenaren worden bij algemeenen maatregel van bestuur geregeld; voor wat betreft de ambtenaren, belast met het toezicht in de Nederlandse Antillen, worden dienaangaande zonodig bij Landsverordening aanvullende regelingen getroffen. 4. De bij of krachtens deze rijkswet aan de ambtenaren van de scheepvaartinspectie, uitgezonderd het krachtens het tweede lid benoemde hoofd, opgedragen taken of toegekende bevoegdheden worden in Nederland en ten aanzien van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde schepen, verricht onderscheidenlijk uitgeoefend door de daartoe Aanpassen. Zie nader titel 5. Bijlage Deel A Eindrapport 19

3. Elk Lid draagt er zorg voor dat schepen die zijn vlag voeren een maritiem arbeidscertificaat en een verklaring naleving maritieme arbeid aan boord hebben zoals door dit Verdrag vereist. 4. Een schip waarop dit Verdrag van toepassing is, kan, in overeenstemming met het internationaal recht, worden geïnspecteerd door een ander Lid dan de vlaggenstaat, wanneer het schip zich in een van zijn havens bevindt, teneinde vast te stellen of het schip voldoet aan de vereisten van dit Verdrag. 5. Elk Lid oefent daadwerkelijk zijn rechtsbevoegdheid en toezicht uit ten aanzien van wervings- en plaatsingsdiensten, indien deze op zijn grondgebied zijn gevestigd. door Onze Minister aangewezen ambtenaren van de Inspectie Verkeer en Waterstaat. 5. De bij of krachtens deze rijkswet aan de ambtenaren van de scheepvaartinspectie opgedragen taken of toegekende bevoegdheden kunnen in Nederland ten aanzien van de in artikel 2, tweede lid, bedoelde schepen, ook worden verricht onderscheidenlijk uitgeoefend door de ambtenaren die in de Nederlandse Antillen of Aruba zijn belast met de uitvoering van en het toezicht op de naleving van deze rijkswet. Zie nader titel 5. Art. 3 lid 1 Wet havenstaatcontrole Een ambtenaar van de divisie Scheepvaart kan een schip ten behoeve waarvan ingevolge een of meer van de verdragen een certificaat of ander document is vereist, aan een inspectie onderwerpen. Art. 4 Waadi Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld voor arbeidsbemiddeling van bepaalde categorieën van werkzoekenden of werkgevers (Besluit Arbeidsbemiddeling). Art. 12 Waadi Lid 1 Indien het belang van goede verhoudingen op de arbeidsmarkt of het belang van de betrokken arbeidskrachten Moet worden geregeld. Zie voorschrift 5.1.3. Verdrag opnemen in art. 1 b Wet havenstaatcontrole. Bijlage Deel A Eindrapport 20

6. Elk Lid verbiedt schendingen van de vereisten van dit Verdrag en stelt, in overeenstemming met het internationaal recht, sancties op of verlangt het nemen, ingevolge zijn wetgeving, van corrigerende maatregelen die afdoende zijn om dergelijke schendingen te ontmoedigen. 7. Elk Lid komt zijn verplichtingen ingevolge dit Verdrag op zodanige wijze na dat gewaarborgd wordt dat de schepen die de vlag voeren van een Staat die dit Verdrag niet heeft bekrachtigd geen gunstiger behandeling ontvangen dan de schepen die de vlag voeren van een Staat die het Verdrag wel heeft bekrachtigd bescherming behoeven, worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor een of meer bepaalde sectoren van het bedrijfsleven of segmenten van de arbeidsmarkt regels gesteld voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten Lid 2 Ter bescherming van in het eerste lid genoemde belangen kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald worden, dat het ter beschikking stellen van arbeidskrachten in een of meer bepaalde sectoren van het bedrijfsleven of segmenten van de arbeidsmarkt slechts is toegestaan met vergunning van Onze Minister. Hoofdstuk 4 Waadi Onderzoek en toezicht. Per wet geregeld. Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Voorschriften en Delen A en B van de Code Artikel VI 1. De voorschriften van de Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Bijlage Deel A Eindrapport 21

bepalingen van Deel A van de Code zijn dwingend. De bepalingen van Deel B van de Code zijn niet dwingend. 2. Elk Lid verplicht zich ertoe de in de voorschriften vervatte rechten en beginselen te eerbiedigen en elk voorschrift te implementeren op de in de overeenkomstige bepalingen van Deel A van de Code genoemde wijze. Bovendien moet het Lid bij de nakoming van zijn verplichtingen de nodige aandacht schenken aan de manier die wordt geboden in deel B van de Code. 3. Een Lid dat niet in staat is de rechten en beginselen op de in Deel A van de Code vervatten wijze te implementeren, kan, tenzij in dit Verdrag uitdrukkelijk anders is bepaald, Deel A implementeren door middel van bepalingen in zijn wet- en regelgeving of andere maatregelen die wezenlijk gelijkwaardig zijn aan de bepalingen van Deel A. 4. Voor het enkele doel van het derde lid van dit artikel worden alle wetten, regelgevingen, collectieve overeenkomsten of andere uitvoeringsmaatregelen, in de context van dit Verdrag, aangemerkt als zijnde wezenlijk gelijkwaardig, indien het Lid ervan overtuigd is dat: a. deze bevorderlijk zijn voor het volledig realiseren van het algemene doel van de bepaling of bepalingen van Deel A van de desbetreffende Code; en b. hiermee uitvoering wordt gegeven aan de bepaling of bepalingen van Deel A van de desbetreffende Code. Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Bijlage Deel A Eindrapport 22

Artikel VII Overleg met organisaties van reders en zeevarenden Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Artikel VIII Inwerkingtreding Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Artikel IX Opzegging Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Artikel X Gevolgen van de inwerkingtreding Artikel XI Taken van Depositaris Artikel XII Bijzonder Tripartiet Comité Artikel XIII Wijziging van dit Verdrag Artikel XIV Wijzigingen van de Code Artikel XV Gezaghebbende talen Toelichting bij de voorschriften en de Code van het Maritieme Arbeidsverdrag Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Geen implementatie nodig. Betreft een procedurevoorschrift. Bijlage Deel A Eindrapport 23

Titel 1 Minimumvereisten voor zeevarenden om op een schip te mogen werken Voorschrift 1.1 Minimumleeftijd 1. Niemand onder de minimumleeftijd mag worden tewerkgesteld, in dienst worden genomen of werkzaam zijn op een schip. 2. De minimumleeftijd op het tijdstip van de initiële inwerkingtreding van dit Verdrag is 16 jaar. 3. Onder de in de Code vermelde omstandigheden is een hogere minimumleeftijd vereist. Norm A1.1 Minimumleeftijd 1. Het is verboden personen onder de leeftijd van 16 jaar op een schip te werk te stellen, in dienst te nemen of werkzaamheden te laten verrichten. Zie Norm A 1.1 onder 1. Zie Norm A 1.1 Zie Norm A 1.1 Art. 1:2 Atw 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder kind: een persoon jonger dan 16 jaar. Art. 2:8 Atw: Deze wet en de daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing: a ; b. op arbeid welke geheel of ten dele buiten Nederland wordt verricht door personen, werkzaam aan boord van zeeschepen die op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd zijn de Nederlandse vlag te voeren; c... Art. 3:1 Atw Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder verantwoordelijke persoon: a. de werkgever; b. een ieder, die over een kind het ouderlijk gezag of de Moet geregeld worden bij desbetreffende bepalingen Code. Bijlage Deel A Eindrapport 24

2. Nachtarbeid van zeevarenden onder de 18 jaar is verboden. Voor de toepassing van deze norm wordt "nacht" omschreven in overeenstemming met de nationale wetten en gebruiken. De nacht bestrijkt een tijdvak van ten minste negen uur, dat uiterlijk aanvangt om middernacht en niet vroeger eindigt dan om 5 uur 's ochtends. voogdij uitoefent of in wiens huishouding een kind is opgenomen. Art. 3:2 Atw 1. De verantwoordelijke persoon zorgt er voor, dat een kind geen arbeid verricht. 2. Het eerste lid geldt niet ten aanzien van het verrichten van a. arbeid in het kader van een alternatieve sanctie door een kind van 12 jaar of ouder, voor zover deze arbeid niet wordt verricht gedurende de schooltijd; b. niet-industriële arbeid van lichte aard door een kind van 13 jaar of ouder, voor zover deze arbeid niet wordt verricht gedurende de schooltijd; c. arbeid van lichte aard door een kind van 14 jaar of ouder voor zover deze arbeid verricht wordt naast en in samenhang met het onderwijs; d. arbeid bestaande uit het bezorgen van ochtendkranten door een kind van 15 jaar, voor zover deze arbeid niet wordt verricht gedurende de schooltijd. 3. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld met betrekking tot het tweede lid. 4. De verantwoordelijke persoon leeft de nadere regels, bedoeld in het derde lid na. Art. 6.1:2 Atb vervoer In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt voorts verstaan onder: a. t/m c. d. jeugdige schepeling: een schepeling van 16 of 17 jaar. Art. 6.5:3 Atb Vervoer. 1. De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de jeugdige schepeling: b. in elke periode van 24 achtereenvolgende uren een rusttijd heeft van ten minste 12 uren, waarvan ten minste 9 Bijlage Deel A Eindrapport 25

3. Op de strikte naleving van de beperking ten aanzien van nachtarbeid kan door de bevoegde autoriteit een uitzondering worden gemaakt wanneer: a. de feitelijke opleiding van de betrokken zeevarenden, in overeenstemming met vastgestelde programma's en regelingen, in het geding zou komen; of b. de specifieke aard van de taak of een erkend opleidingsprogramma met zich meebrengt dat de zeevarenden waarop de uitzondering van toepassing is 's nachts taken verrichten en de autoriteit, na overleg met de betrokken organisaties van reders en zeevarenden, bepaalt dat de werkzaamheden niet nadelig voor hun gezondheid of welzijn zullen zijn. 4. Het is verboden zeevarenden onder de leeftijd van 18 jaar te werk te stellen, in dienst te uren aaneengesloten en waarin de periode tussen 00.00 en 5.00 uur is begrepen; 2. t/m 3. Art. 6.1:2 Atb vervoer In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt voorts verstaan onder: a. t/m c d. jeugdige schepeling: een schepeling van 16 of 17 jaar. Art. 6.5:3 Atb Vervoer 1. De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de jeugdige schepeling: a. in elke periode van 24 achtereenvolgende uren ten hoogste 8 uren arbeid verricht; b. in elke periode van 24 achtereenvolgende uren een rusttijd heeft van ten minste 12 uren, waarvan ten minste 9 uren aaneengesloten en waarin de periode tussen 00.00 en 5.00 uur is begrepen; 2. 3. In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, mag de jeugdige schepeling: b. arbeid verrichten tussen 00.00 en 05.00 uur indien dit in verband met zijn opleiding noodzakelijk is. Zie de artikelen 6.1:2 lid 1sub d en 6.5:3 lid 3 Atb vervoer zoals hierboven geciteerd bij norm A1.1. onder 3a. Art. 6.1:2 Atb vervoer In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt Aanpassen. Toevoegen dat het moet gaan om opleidingsvereisten, in overeenstemming met vastgestelde programma s en regelingen. Aanpassen. De uitzondering in artikel 6.5:3 Atb vervoer formuleert ruimer dan het Verdrag: noodzakelijk in verband met opleiding in plaats van erkend opleidingsprogramma. In artikel 6.5.3, derde lid Atb vervoer opnemen, dat de specifieke aard van de taak of een erkend opleidingsprogramma de uitzondering met zich mee kan brengen. Bijlage Deel A Eindrapport 26

nemen of werkzaamheden te laten verrichten wanneer de werkzaamheden hun gezondheid of veiligheid mogelijk in gevaar brengen. De in dit verband beoogde soorten werkzaamheden worden, na overleg met de betrokken organisaties van reders en zeevarenden, in overeenstemming met de desbetreffende internationale normen in de nationale wet- en regelgeving of door de bevoegde autoriteiten vastgesteld. Leidraad B1.1 Minimumleeftijd 1. Bij de regulering van de werken leefomstandigheden zouden de Leden bijzondere aandacht moeten schenken aan de behoeften van jongeren onder de 18 jaar. voorts verstaan onder: a. t/m c. d. jeugdige schepeling: een schepeling van 16 of 17 jaar. Art. 6.27 Arbobesluit 1. Jeugdige werknemers mogen geen duikarbeid, caissonarbeid en overige arbeid onder overdruk, bedoeld in artikel 6.13, verrichten. 2. Jeugdige werknemers mogen geen arbeid verrichten met toestellen die schadelijke niet-ioniserende elektromagnetische straling kunnen uitzenden. 3. Jeugdige werknemers mogen geen arbeid verrichten op een arbeidsplaats waar de dagelijkse blootstelling aan lawaai 85 db(a) of hoger is of de piekgeluidsdruk 140 Pa of hoger is. 4. Jeugdige werknemers mogen niet worden blootgesteld aan schadelijke trillingen. Art. 6.1:2 Atb vervoer In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt voorts verstaan onder: a. t/m c. d. jeugdige schepeling: een schepeling van 16 of 17 jaar. Art. 6.5:3 Atb Vervoer 1. De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de jeugdige schepeling: a. in elke periode van 24 achtereenvolgende uren ten hoogste 8 uren arbeid verricht; b. in elke periode van 24 achtereenvolgende uren een rusttijd heeft van ten minste 12 uren, waarvan ten minste 9 uren aaneengesloten en waarin de periode tussen 00.00 en 5.00 uur is begrepen; c. per week ten hoogste 40 uren arbeid verricht; d. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren in elke aaneengesloten Bijlage Deel A Eindrapport 27

tijdsruimte van 7 maal 24 uren; e. op zondag in beginsel geen arbeid verricht. 2. De kapitein organiseert de arbeid zodanig dat de jeugdige schepeling een pauze krijgt van ten minste, zo mogelijk aaneengesloten, 30 minuten ingeval de dagelijkse arbeidstijd langer is dan 4,5 uur. 3. In afwijking van het eerste lid, onderdelen a en b, mag de jeugdige schepeling: a. in elke periode van 24 achtereenvolgende uren gedurende ten hoogste 12 uren arbeid verrichten indien hij uit hoofde van de wachtindeling gedurende die uren feitelijk wacht loopt; b. arbeid verrichten tussen 00.00 en 05.00 uur indien dit in verband met zijn opleiding noodzakelijk is. Voorschrift 1.2 Geneeskundige verklaring 1. Zeevarenden mogen niet op een schip werkzaam zijn, tenzij zij een officiële verklaring van medische geschiktheid voor de uitoefening van hun taken hebben. Art. 40 ZBW 1. Elk bemanningslid is in het bezit van een of meer van de in het tweede lid genoemde geldige geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart, waaruit blijkt dat hij is gekeurd door een geneeskundige of medisch specialist die door Onze Minister daartoe is aangewezen, en dat hij voldoet aan de eisen van medische geschiktheid, vastgesteld krachtens artikel 19, eerste lid, aanhef en onderdeel a, ten 3. 2. De in het eerste lid bedoelde geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart zijn de geneeskundige verklaringen: a. betreffende de algemene lichamelijke geschiktheid; b. betreffende het gezichtsorgaan, en c. betreffende het Bijlage Deel A Eindrapport 28

2. Uitzonderingen kunnen uitsluitend worden toegestaan voor zover omschreven in de Code. gehoororgaan. Art. 104 BZB 1. Alle bemanningsleden aan boord van Nederlandse schepen zijn voorzien van een geldige geneeskundige verklaring zeevaart. 2. Een bemanningslid dat aan boord met een wachtfunctie is belast, is bovendien voorzien van een verklaring dat dit lid voldoet aan de medische eisen betreffende het gezichtsorgaan en het gehoor, bedoeld in artikel 106, eerste lid, tweede volzin. 3. Het model voor de verklaringen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt door Onze Minister vastgesteld. Art. 44 lid 2 ZBW De inspecteur-generaal kan voor een bepaalde periode van de verplichting te voldoen aan de geldende medische normen ontheffing verlenen, indien een als scheidsrechter aangewezen geneeskundige of medisch specialist daartoe gemotiveerd adviseert. Art. 45 ZBW Indien korte tijd voor vertrek van een schip de bemanning moet worden aangevuld, kan, indien dringende omstandigheden nopen tot het aanmonsteren van personen die niet in het bezit zijn van een of meer geldige geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart, door de inspecteurgeneraal ontheffing worden verleend van de in artikel 40, eerste lid, bedoelde verplichting. Art. 46 ZBW Indien de monsterrol moet worden opgemaakt of aangevuld in een haven buiten Nederland, waar geen Aanpassen. Beperken tot uitzonderingen ex. Norm A1.2 onder 8 en 9. Zie aldaar voor wijzigingen. Bijlage Deel A Eindrapport 29

geneeskunigen of medisch specialisten als bedoeld in artikel 40, eerste lid, aanwezig zijn, wordt ten aanzien van de geneeskundige verklaringen vangeschiktheid voor de zeevaart het ter plaatse geldende gebruik gevolgd. Art. 48 lid 2 ZBW Bij ministeriele regeling kan worden bepaald dat bemanningsleden op bepaalde schepen zijn vrijgesteld van onderdelen van keuring. Norm A1.2 Geneeskundige verklaring 1. De bevoegde autoriteit verlangt dat zeevarenden, voorafgaand aan de aanvang van hun werkzaamheden op een schip, een geldige geneeskundige verklaring van geschiktheid bezitten waaruit blijkt dat zij medisch gezien in staat zijn de aan hen opgedragen taken op zee te vervullen. Art. 40 ZBW 1. Elk bemanningslid is in het bezit van een of meer van de in het tweede lid genoemde geldige geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart, waaruit blijkt dat hij is gekeurd door een geneeskundige of medisch specialist die door Onze Minister daartoe is aangewezen, en dat hij voldoet aan de eisen van medische geschiktheid, vastgesteld krachtens artikel 19, eerste lid, aanhef en onderdeel a, ten 3. 2. De in het eerste lid bedoelde geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart zijn de geneeskundige verklaringen: a. betreffende de algemene lichamelijke geschiktheid; b. betreffende het gezichtsorgaan, en c. betreffende het gehoororgaan. Art. 41 ZBW De geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart, bedoeld in artikel 40, eerste lid, worden bij de aanmonstering overgelegd. Art. 104 BZB 1. Alle bemanningsleden aan Bijlage Deel A Eindrapport 30

2. Teneinde te waarborgen dat geneeskundige verklaringen een juiste weergave geven van de gezondheidstoestand van zeevarenden in het licht van de taken die zij moeten vervullen, schrijft de bevoegde autoriteit, na overleg met de betrokken organisaties van reders en zeevarenden, en met behoorlijke inachtneming van de toepasselijke internationale leidraden bedoeld in Deel B van deze Code, de aard van het medisch onderzoek en de geneeskundige verklaring voor. boord van Nederlandse schepen zijn voorzien van een geldige geneeskundige verklaring zeevaart. 2. Een bemanningslid dat aan boord met een wachtfunctie is belast, is bovendien voorzien van een verklaring dat dit lid voldoet aan de medische eisen betreffende het gezichtsorgaan en het gehoor, bedoeld in artikel 106, eerste lid, tweede volzin. 3. Het model voor de verklaringen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt door Onze Minister vastgesteld. 4. Van toepassing zijn tevens de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst en de Wet op de Medische Keuringen. Art. 9 WMK Representatieve organisaties van de werkgevers, respectievelijk de verzekeraars, representatieve organisaties van werknemers, respectievelijk de consumenten en patiënten en de representatieve organisatie van de artsen kunnen afspraken maken over de omschrijving van het doel van de keuring, als bedoeld in het eerste lid van artikel 2, het verrichten van keuringen als bedoeld in het eerste lid van artikel 4, en over de vragen en medische onderzoeken, als bedoeld in de artikelen 3, 5, 6, 7 en 8. Art. 44 ZBW 1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot a. de medische keuring, bedoeld in artikel 40, eerste lid; b. de herkeuring door als scheidsrechters aangewezen Aanpassen. In de wet- en regelgeving ontbreekt de voorgeschreven overlegclausule. Artikel 9 WMK voorziet wel in een overlegmogelijkheid, doch schrijft deze niet voor. In artikel 44 ZBW opnemen, dat de bevoegde autoriteit na overleg met de betrokken organisaties van reders en zeevarenden de aard van het medisch onderzoek en de geneeskundige verklaring voorschrijft. Tevens vormt de verhouding met de Wet op Medische Keuringen en de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst een punt van aandacht. Zie hieromtrent het advies. Bijlage Deel A Eindrapport 31

3. Deze norm laat onverlet het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst ("STCW-Verdrag") van 1978, zoals gewijzigd. Een in overeenstemming met de vereisten van het STCW- Verdrag afgegeven medische verklaring wordt voor de toepassing van voorschrift 1.2 door de bevoegde autoriteit aanvaard. Wanneer het STCW- Verdrag op zeevarenden niet van toepassing is, wordt een medische verklaring die qua inhoud voldoet aan die vereisten geneeskundigen of medisch specialisten; c. de aanwijzing van geneeskundigen, medisch specialisten en scheidsrech ters, alsmede de intrekking van deze aanwijzing; d. de geldigheidsduur van de geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart. 2. De inspecteur-generaal kan voor een bepaalde periode van de verplichting te voldoen aan de geldende medische normen ontheffing verlenen, indien een als scheidsrechter aangewezen geneeskundige of medisch specialist daartoe gemotiveerd adviseert. Art. 106 BZB 1. Bij regeling van Onze Minister worden de medische eisen vastgesteld waaraan de keurling moet voldoen om in aanmerking te komen voor de geneeskundige verklaring, bedoeld in artikel 104. Daarbij worden tevens de medische eisen betreffende het gezichtsorgaan en het gehoor vastgesteld voor bemanningsleden die aan boord een wachtfunctie vervullen. 2. t/m 4 Art. 113 BZB 1. De Medisch Adviseur Scheepvaart kan geneeskundige verklaringen, afgegeven op grond van medische eisen die naar zijn oordeel ten minste gelijkwaardig zijn aan het geheel van de medische eisen die krachtens dit besluit worden gesteld, gelijkstellen met een of meer krachtens dit besluit afgegeven geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart. 2. Een geneeskundige verklaring als bedoeld in het Bijlage Deel A Eindrapport 32

eveneens aanvaard. eerste lid die niet op grond van dit besluit is afgegeven, mag niet langer dan twee jaren vóór de beoordeling zijn afgegeven. 3. Bij toepassing van het eerste lid geeft de Medisch Adviseur Scheepvaart een geneeskundige verklaring af als genoemd in artikel 104 van dit besluit. 4. De geneeskundige verklaring wordt afgegeven door een bevoegde geneeskundige of, in het geval van een verklaring die uitsluitend op het gezichtsvermogen betrekking heeft, door een medisch specialist die door de bevoegde autoriteit wordt erkend zijnde bevoegd tot afgifte van een dergelijke verklaring. Geneeskundigen en medisch specialisten moeten bij hun beroepsuitoefening volledig onafhankelijk zijn wat betreft hun medisch oordeel bij het verrichten van medische onderzoeksprocedures. Art. 104 BZB 1. Alle bemanningsleden aan boord van Nederlandse schepen zijn voorzien van een geldige geneeskundige verklaring zeevaart. 2. Een bemanningslid dat aan boord met een wachtfunctie is belast, is bovendien voorzien van een verklaring dat dit lid voldoet aan de medische eisen betreffende het gezichtsorgaan en het gehoor, bedoeld in artikel 106, eerste lid, tweede volzin. 3. Het model voor de verklaringen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt door Onze Minister vastgesteld. Art. 40 ZBW 1. Elk bemanningslid is in het bezit van een of meer van de in het tweede lid genoemde geldige geneeskundige verklaringen van geschiktheid voor de zeevaart, waaruit blijkt dat hij is gekeurd door een geneeskundige of medisch specialist die door Onze Minister daartoe is aangewezen, en dat hij voldoet aan de eisen van medische geschiktheid, vastgesteld krachtens artikel 19, eerste lid, aanhef en onderdeel a, ten 3. Art. 110 BZB 1. Een geneeskundige kan Onze Minister verzoeken hem aan te wijzen als keuringsarts. Bij het verzoek wordt een geldig bewijs van registratie als arts, bedoeld in de Wet op de Een aandachtspunt vormt de verhouding tot de Wet Medische Keuringen en de Wet Geneeskundige Behandelingsovereenkomst. De eerstgenoemde wet kent ook eisen met betrekking tot de medisch specialist die bevoegd is tot keuringen als bedoeld in deze norm, de tweede ziet op de rechtsverhouding tussen keuringsarts en keurling. Zie hieromtrent het advies. Bijlage Deel A Eindrapport 33

beroepen in de individuele gezondheidszorg, overgelegd. 2. Indien het verzoek is ingediend door een geneeskundige die in het buitenland zijn praktijk houdt, vergewist de Medisch Adviseur Scheepvaart zich van diens vakbekwaamheid. 3. Onze Minister gaat niet over tot aanwijzing van een geneeskundige indien diens onafhankelijkheid ten opzichte van werkgevers, werknemers of hun organisaties niet gewaarborgd is, of ingeval diens professionele kundigheden, praktijkervaring of beroepsuitrusting naar het oordeel van de Medisch Adviseur Scheepvaart, ressorterend onder Onze Minister, ontoereikend zijn. 4. Bij het besluit van Onze Minister over de aanwijzing worden het aantal reeds aangewezen geneeskundigen en de spreiding over het land in relatie tot de regionale of plaatselijke behoefte in aanmerking genomen. 5. De aanwijzing als keurend arts wordt afgegeven voor een periode van ten hoogste vijf jaren. Na afloop van deze periode kan een hernieuwd verzoek om aanwijzing als keurend arts worden ingediend; bij dit hernieuwde verzoek wordt het bewijsstuk vermeld in het eerste lid overgelegd, tenzij het tweede lid van toepassing is. 6. De aangewezen geneeskundige is verplicht de door Onze Minister, op aanbeveling van de Medisch Adviseur Scheepvaart, aangewezen nascholingscursussen te volgen. De kosten van deelname komen voor rekening van de betrokken geneeskundige. Art. 10 WMK Bijlage Deel A Eindrapport 34

5. Zeevarenden aan wie een verklaring is geweigerd of aan wie een beperking is opgelegd met betrekking tot hun arbeidsgeschiktheid, in het bijzonder ten aanzien van tijd, soort werk of vaargebied, worden in de gelegenheid gesteld zich nader te laten onderzoeken door een andere onafhankelijke geneeskundige of door een onafhankelijke als arbiter aangewezen medisch specialist. 1. De keurend arts en de geneeskundig adviseur oefenen hun taak uit met behoud van hun zelfstandig oordeel op het gebied van hun deskundigheid en van hun onafhankelijkheid ten opzichte van de keuringvrager. 2 t/m 3 Ook van toepassing is de Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst, waarin allerlei waarborgen opgenomen zijn: Art. 7:464 BW (WGBO) 1. Indien in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf anders dan krachtens een behandelingsovereenkomst handelingen op het gebied van de geneeskunst worden verricht, zijn deze afdeling alsmede de artikelen 404, 405 lid 2 en 406 van afdeling 1 van deze titel van overeenkomstige toepassing voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet. Art. 42 ZBW 1. Indien de geneeskundige of medisch specialist na de keuring weigert aan de gekeurde de vereiste geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart af te geven, heeft de gekeurde het recht zich nogmaals te laten keuren door een door Onze Minister als scheidsrechter aangewezen geneeskundige of medisch specialist. 2. Het oordeel van de als scheidsrechter aangewezen geneeskundige of medisch specialist is bindend. 3. De gekeurde, aan wie geweigerd is een geneeskundige verklaring van geschiktheid voor de zeevaart af te geven, heeft het recht zich opnieuw door een Bijlage Deel A Eindrapport 35