Installatie instructie voor stalen glijopleggingen met een dubbele gekromde glijoppervlak Type FIP-D control your solids www.vilton.nl uw bouw onze technologie www.insolids.nl1/7
INHOUDSOPGAVE 1. Doel...3 2. Referentie normen...3 3. Tijdelijke opslag voor installatie...3 4. Omgang...3 5. Controles vooraf...4 6. Installatie...4 6.1 Bevestiging van de isolator aan de onderconstructie...4 6.1.1 Storten van de onderconstructie...4 6.1.2 Plaatsing van de isolator...5 6.1.3 Bekisting opstort...5 6.1.4 Aangieten...6 6.2 Verbinding tussen de isolatoren en de bovenconstructie...6 6.3 Plaatsen in het werk...7 www.vilton.nl 2/7
1. Doel Het doel van dit document is om de opslag en de installatie activiteiten te beschrijven voor de stalen isolatoren type FIP-D die door FIP industrial S.p.A. worden geproduceerd en door Vilton worden geleverd. De volgorde van de hieronder beschreven bewerkingen moeten precies in overeenstemming worden uitgevoerd conform opgesomde prioriteit. De ondernomen acties voor de vervanging van een isolator, indien nodig, worden vastgesteld en overeengekomen met FIP industrial Engineering Department en vereisen adequate specificaties. 2. Referentie normen De normen die gebruikt zijn als referenties voor dit rapport zijn hieronder opgesomd: EN 15129:2009 Seismische dempers Hoofdstuk 11 EN 1337-11:1999 Opleggingen voor bouwkundige en civieltechnische toepassingen Deel 11, vervoer opslag en installatie DIN 4141 Lager im Bauwesen - Teil 1, Allgemeine Regelungen Teil 4, Transport, Zwischenlagerung und Einbau 3. Tijdelijke opslag voor installatie De seismische isolatoren worden geproduceerd volgens tekeningen van FIP. De isolatoren worden compleet gemonteerd met uitzondering van de verankeringsbouten en deuvels. Deze worden afzonderlijk geleverd en verpakt. De isolatoren zijn voorzien van een inwendige stofkap, echter moet er voldoende aandacht worden besteed om te voorkomen dat er vuil, modder of beton resten in de spleet tussen de bovenste en de onderste plaat van de isolator komt. De opening kan worden afgeplakt met passende tape, folie etc., er word aanbevolen om de afdichting pas na een goede installatie/ plaatsing te verwijderen. Het is de verantwoordelijkheid van de aannemer om ervoor te zorgen dat de isolatoren met zorg worden opgeslagen, wat inhoud: beschermd tegen stof, vuil, vocht en warmte en enige ander vormen van schade. De plaats van de opslag moet overdekt, schoon en droog zijn. 4. Omgang Om de isolatoren te verplaatsen terwijl ze nog in de verpakking zitten zal het nodig zijn om de pallets te hijsen met behulp van een goed hefsysteem (zoals m.b.v.: lier, kraan, heftruck etc.). Met het verplaatsen van een enkele isolator is het van belang om te hijsen via de hijsogen, die op de juiste manier op de bovenste plaat vast geschroefd dienen te worden (Figuur 1 en 2). Figuur 1 Figuur 2 www.vilton.nl 3/7
5. Controles vooraf Op de bouwplaats, voorafgaand aan de installatie moet de conditie van de isolator worden nagekeken en gerapporteerd. Extra aandacht moet er worden besteed aan de volgende punten: a) Zichtbare schade met name op de coating. De aard en de omvang van de schade wordt vermeld; b) Schoon zijn van de oplegging; c) Aanwezigheid van de tijdelijke klemmen; d) Controle op overeenstemming tussen gegevens op het label en de tekeningen; e) Controle op de belangrijkste afmetingen (hoogte, lengte en breedte) met de tekeningen van de isolator. 6. Installatie De isolatoren moeten op hun positie worden geplaatst volgens het ontwerp, daarom moet er voorafgaand aan het plaatsen van een isolator gekeken worden naar de overeenkomst tussen het merk van de isolator (vermeld op het etiket en meestal getoond op de bovenste plaat van de isolator) en het type isolator welke is vereist door de constructeur. 6.1 Bevestiging van de isolator aan de onderconstructie De procedure voor het bevestigen van de seismische isolatoren aan de betonnen onderbouw is als volgt: 6.1.1 Storten van de onderconstructie De mortel dient een paar centimeter lager te worden aangebracht dan de isolator. Tijdens deze fase moeten sparingen worden voorzien, met een diameter van tenminste 2x de diameter van de deuvel, om noodzakelijke aanpassingen te kunnen doen bij het positioneren van de isolator. De layout van de sparingen moet overeenkomen met die van de deuvels zoals op de tekeningen van de isolatoren van FIP is gemaatvoerd. De sparingen kunnen worden gemaakt met behulp van plastic of stalen buizen. (zie figuur 4 en 5). Voor het storten van beton in de bekisting moeten de buizen worden afgesloten aan het uiteinde. Plastic buizen moeten worden verwijderd voordat de isolator word geplaatst. De diepte van de sparing moet ten minste één centimeter lager zijn dan de onderkant van de deuvel van de isolator. (Figuur 3). Figuur 3 Figuur 4 Figuur 5 www.vilton.nl 4/7
6.1.2 Plaatsing van de isolator Omdat de gele transport klemmen los kunnen raken tijdens het transport of onjuiste behandelen van de isolator, moet de isolator opnieuw gecontroleerd en afgesteld worden (het oppervlak van de boven- en onderkant moet evenwijdig aan elkaar zijn en het interne elementen van de isolator moeten worden gecentreerd zoals op de FIP tekeningen). De transport klemmen moeten weer naar behoren worden vast gezet. De transport klemmen zijn niet ontworpen om constructieve belasting te weerstaan. Daarom is het raadzaam om geschikte/ tijdelijke ondersteuningen te gebruiken (bijv. houten wiggen) om zo bewegingen en rotaties te voorkomen tijdens het storten. Het niveau en horizontaal stellen van de isolator gebeurd met behulp van wiggen. (Figuren 3 en 6). De maximale tolerantie voor vlakheid moet lager zijn dan 0,003 radialen (0,3%). Figuur 6 6.1.3. Bekisting opstort Het is nodig om een kleine bekisting te bouwen voor de vorm van de opstort. De ruimte tussen de bekisting en de zijkant van de onderste isolator plaat moet 5 tot 8 cm zijn. (Figuur 7) De bekisting mag hoger zijn dan het laagste niveau van de onderste plaat van de isolator. De isolatoren moeten gemakkelijk te vervangen zijn, dus het niveau van de mortel mag niet hoger zijn dan het niveau van de onderste isolator plaat (Figuren 7 en 8) De bekisting mag pas na de verharding van de mortel worden verwijderd. Figuur 7 www.vilton.nl 5/7
Figuur 8 6.1.4. Aangieten Vullen met mortel (epoxy of cement). Bij cement mortel moet het oppervlak van de gewapende betonnen onderbouw verzadigd zijn met water, voorafgaand aan de installatie, om zo uitdroging te voorkomen. Voordat de mortel wordt gestort, moet het overtollige water op het oppervlak worden verwijderd. De minimale dikte van de ongewapende mortelvoeg tussen de onderste isolator plaat en gewapende betonnen onderbouw mag niet minder zijn dan drie keer de maximale korrelgrootte of 20mm, welke het kleinste is. Een lagere dikte maakt het moeilijker om elk gat tussen de onderbouw en de isolator perfect te vullen. De maximale dikte van de ongewapende mortelvoeg tussen de onderste isolator plaat en gewapende betonnen onderbouw mag niet meer dan 50 mm bedragen (Figuur 7) of onderstaande formule, welke het kleinste is. contact oppervlak 0.1( )+15(mm) omtrek contact oppervlak Waar een dikkere vulling nodig is zal wapening nodig zijn. Het is verstandig om een goede vloeibare krimpvrije mortel te gebruiken. Luchtbellen in de mortel dienen te worden vermeden door bijvoorbeeld de mortel te laten bewegen met een stalen staaf/trilnaad. Zie ook de verwerkingsvoorschriften van de mortel. De bekisting wordt niet verwijderd totdat de mortel volledig is uitgehard, maar moet verwijderd zijn op het moment dat de isolatoren volledig werkzaam zijn. 6.2. Verbinding tussen de isolatoren en de bovenconstructie Normaal gesproken wordt het beton rechtstreeks gestort op de isolatoren die reeds voorzien zijn van de boven deuvels. De bekisting moet nauwkeurig worden aangepast rondom de bovenplaat van isolator om zo eventuele schade en ongelijkmatige verankering in het beton te voorkomen, waardoor het moeilijk wordt om de isolator te vervangen en het invloed kan hebben op de werking van de isolator. (figuren 9, 10 en 11) Figuur 9 www.vilton.nl 6/7
Daarom kan er opvulmateriaal, rubber e. d. gebruikt worden tussen de bekisting en isolatoren, om tijdelijke bescherming tegen vuil en vlekken te bieden. Figuur 10 Figuur 11 6.3 Plaatsen in het werk De geel gekleurde transport klemmen mogen niet verwijderd worden totdat het beton van de bovenbouw volledig is uitgehard, maar moeten worden verwijderd op het moment dat de isolatoren operationeel zijn, dat wil zeggen: net voor het moment dat het gebouw vrij is om te bewegen. Het gebruik van een snijbrander om zo de transport plaat te verwijden is absoluut verboden. Het is aan te bevelen om alle bouten opnieuw in de schroefgaten te bevestigen, om een maximale corrosie bescherming te realiseren. In feite zijn alle gebruikte bouten verzinkt. Gebruik een goede herstel lak als er eventuele krassen zijn ontstaan. www.vilton.nl 7/7