DEUTSCH D SILENT 8211-3452-03 45 45 S
S B SVENSKA 1. A 2. 2 3 4 Typ I 1 5 5 6 Typ II 3. 4. 5. 6. 4
Typ I SVENSKA S 8. Typ II 9. 7. 10. 11. 12. 5
NEDERLANDS NL SYMBOLEN De volgende symbolen staan op de machine om u eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplettendheid bij gebruik vereist zijn. De symbolen betekenen: Waarschuwing! Lees vóór gebruik van de machine eerst het instructieboek en de veiligheidsvoorschriften. STOP Waarschuwing! Houd omstanders op afstand. Pas op voor het uitwerpen van voorwerpen. Waarschuwing! Vóór het verrichten van reparaties eerst de stekker uit het contact nemen. Waarschuwing! Houd het verlengsnoer uit de buurt van het maaisysteem. Waarschuwing! Steek uw hand of voet niet onder de kap als de machine loopt. Waarschuwing! Het mes draait nog even door nadat de machine is uitgezet. BELANGRIJK Uitrusting die gemerkt is met (*) is uitsluitend op bepaalde modellen of in bepaalde landen standaard. MONTERING STUURBOOM Klap de stuurboom uit. Door het onderste gedeelte van de stuurboom vast te draaien in het onderste of bovenste gat (A of B) van de stuurbevestigingspunten, kan de hoogte van de stuurboom aan de operator worden aangepast (fig. 1). Haal de borgknoppen aan om het bovenste gedeelte van de stuurboom vast te zetten (fig. 2). GRASVANGBAK De grasbak in elkaar zetten (fig. 3). De gresklep open doen en de bak op de uitwerpopening van de machine zetten. N.B.! De gazonmaaier kan gebruikt worden zonder grasvangbak. In dat geval beland het gras in een baan achter de machine. GEBRUIK VAN DE MACHINE AANSLUITING Sluit de machine aan op een eenfasig contact met zekeringsdraad (aarding). De stroomkring moet zijn beveiligd met een 10A zekering met vertraagde werking. Gebruik altijd een geaard aansluitsnoer van rubber. Het snoer moet van goede kwaliteit zijn, bedoeld voor gebruik buitenshuis. Het aansluitstuk (de contrastekker) moet zo zijn uitgevoerd, dat het bestand is tegen vocht. De doorsnee van het snoer moet minstens 3 x 1,5mm² bedragen. Controleer voor u de machine gebruikt of het verlengsnoer niet beschadigd is. De machine mag niet gebruikt worden als het verlengsnoer beschadigd is. Bevestig het verlengsnoer in de bevestiging op het stuur (fig. 7). Wij raden het gebruik van een aardesluitingsschakelaar aan, die de stroom onderbreekt wanneer er iets met de machine of het aansluitsnoer gebeurt. Bij het gebruik van een draagbare aardesluitingsschakelaar moet deze altijd tussen het stopcontact en het aansluitsnoer worden geplaatst. Test de werking van de aardesluitingsschakelaar telkens vóór gebruik. Vraag uw dealer om raad. MOTOR STARTEN/STOPPEN Houd handen en voeten uit de buurt van het/de roterende mes(sen). Steek uw handen of voeten nooit onder de meskap of in de uitwerpopening wanneer de motor draait. Bij het aanzetten van de motor de steel iets naar beneden drukken zodat de voorwielen omhoog komen, op die manier wordt de weerstand verlaagt. Het is slecht de motor snel achter elkaar in en uit te schakelen want dit zal leiden tot een verhoogde motor temperatuur en dus de motor beschadigen. 7
NL NEDERLANDS Druk op de vergrendelknop 1. Start de motor door het starthandvat 2 tegen het stuur te drukken (fig. 4). Laat het starthandvat los om de motor te stoppen. AANDRIJVING (*) Schakel de aandrijving in door de koppelingsbeugel in de richting van het stuur te drukken. Schakel de aandrijving uit door de koppelingsbeugel los te laten (fig. 5). OVERBELASTING VAN DE MOTOR (*) De grasmaaier heeft een ingebouwde overbelastingbescherming. Als die wordt ingeschakeld, start de motor niet. Laat de motor 1 à 2 minuten afkoelen voor u hem opnieuw start. Als de maaier ondanks deze handeling niet start, ga dan naar een bevoegd reparateur. TIPS BIJ HET RIJDEN Rijd altijd zo, dat de kabel op dat deel van de grasmat ligt, dat al gemaaid is (fig. 6). Rijd nooit over de kabel! Wanneer dit toch gebeurt, zet dan de motor af, trek de steker uit de kontaktdoos en kijk of de kabel niet beschadigd is. Denk eraan, alvorens het gras gemaaid wordt, stenen, speelgoed en andere harde voorwerpen te verwijderen. Maak de grasvangbak op tijd leeg zodat de uitwerpopening niet verstopt raakt en het opvangvermogen niet verslechtert. Om te voorkomen dat de motor overbelast raakt, mag u de gazon-maaier niet te snel voortduwen in hoog gras. Altijd een scherp mes gebruiken. Gebruik de maaier niet wanneer het regent of als het gras nat is. SNIJHOOGTE Stel de maaihoogte niet zo laag in dat het mes/de messen in contact komen met oneffenheden op de grond. Trek in gewal van verandering van maaihoogte eerst de steker uit de kontaktdoos. De maaier is uitgerust met een éénhendelmechanisme voor het instellen van de maaihoogte (fig. 8). Trek de hendel naar buiten en stel de maaihoogte in op de stand die het beste bij uw gazon past. SCHOONMAKEN Om goed te kunnen werken moet de motor gekoeld worden. Dat geschiedt met een ventilator, die lucht aanzuigt door de luchtinlaat op de motorkap (fig. 9). De luchtinlaat moet schoongemaakt worden als hij verstopt is, anders werkt de koeling niet. Na iedere keer maaien moet de machine schoongemaakt worden. Voor het beste mogelijke maairesultaat is het belangrijk dat de onderzijde van het chassis schoon gehouden wordt. Borstelen of schoonblazen. De machine mag niet met water afgespoeld worden. ONDERHOUD KOPPELINGSKABEL (*) Als de koppelingsbeugel wordt ingedrukt en de maaier nog niet beweegt, moet de koppelingskabel worden afgesteld. Maak de kabelbevestiging los en verplaats deze naar beneden om de koppelingskabel te spannen (fig. 10). Span de kabel niet zo strak dat de koppelingsbeugel, de kabel of de transmissie kan worden beschadigd. MESSENSCHIJF Draag veiligheidshandschoenen wanneer u het mes/de messen vervangt, zodat u geen snijwonden oploopt. Er mag geen service aan motor of grasmaaier worden verricht voor de motor werd uitgeschakeld en de stekker uit het stopcontact werd getrokken. Botte en beschadigde messen rukken het gras af en de grasmat ziet er lelijk uit na het maaien. Nieuwe scherpemessensnijdenhetgrasaf.hetzieter groen en fris uit na het maaien. Om het mes te vervangen de mesbout losdraaien. Monteer het nieuwe mes op dezelfde manier als het oude en haal de mesbout aan (fig. 11). Aanhaalmoment: 20 Nm. Bij het vervangen van een mes moet ook de mesbout worden vervangen. Valt niet onder garantie: schadés veroorzaakt door het maaien tegen harde voorwerpen. Bij het vervangen van messen, meshouders en mesbouten altijd originele reserveonderdelen gebruiken. Andere dan originele reserveonderdelen kunnen risico's met zich meebrengen, ook al passen ze op de machine. 8
NEDERLANDS NL HET SLIJPEN VAN MESSEN Eventuele slijpwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd op een wet- of slijpsteen (nat slijpen). Uit veiligheidsoverwegingen mag het mes niet worden geslepen op een amarilschijf. Een te hoge temperatuur kan het mes broos maken. Als het mes wordt geslepen moet het naderhanduitgebalanceerdwordenom schade door trillingen te voorkomen (fig. 12). OPSLAG De maaier grondig reinigen en hem opbergen op een droge plaats. 9