TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT STROOMGROEPEN MET THERMISCHE MOTOR

Vergelijkbare documenten
INSTALLATIES 12 ONAFHANKELIJKHEID VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE TEN OVERSTAAN VAN ANDERE INSTALLATIES

Wettelijke minimale voorschriften inzake veiligheid van oude elektrische installaties op arbeidsplaatsen (K.B. 2/6/2008)

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT MATERIEEL ELEKTRISCH

Mode 3 laadpunten voor elektrische voertuigen: keuze van de differentieelschakelaar

Hoe keuringsverslagen elektrische installaties interpreteren meest voorkomende inbreuken

Inleiding. Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties in voertuigen 18 augustus Vac installaties in voertuigen

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT SCHAKELAARS. Artikel. A.R.E.I Algemeen

L1 L2 L3 N L1 L2 L3 N PE PE. aarde L1 L2 L3 PEN. Figuur 3.6: Verdeelnetten

Fiche 10 (Analyse): Belangrijkste punten uit het AREI

Maatregelen ter bescherming van personen en goederen moeten genomen worden op de volgende gebieden:

KONINKRIJK BELGIE. Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 242 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties

Nieuws1010 Onafhankelijke uitgave van Meer1010

2. Beveiliging tegen onrechtstreekse aanraking

Arbeidsplaatsen Elektrische installaties Minimale voorschriften voor de oude installaties. Infodocument

BADKAMERS OF STORTBADRUIMTEN

Afdeling I. - Toepassingsgebied en definities

HD ZLVS - Zeer Lage Veiligheids-Spanning ZLBS - Zeer Lage Beschermings-Spanning

KONINKRIJK BELGIE. Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 90, 91 en 92 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties

Werking isolatiewachters

Inhoud van de presentatie

TAD: Technologische AdviesDienst

DIFFERENTIEELSTROOMINRICHTINGEN

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

VERSLAG VAN ONDERZOEK

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

laatste wijziging: Rims melding RIMS Zie 4.5 Datum laatste uitgave 29 oktober 13

ELEKTRICITEITSKEURING

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Merk op: de ppt die voorzien is voor veiligheid is voorzien van notities die men in powerpoint kan bekijken in de editor.

Databank voor de toepassing van de technische voorschriften

GELEIDERS. 3.- de elektrodynamische invloeden die kunnen voorkomen in geval van kortsluiting, de veiligheid niet in gevaar brengen;

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT RUIMTEN VAN ELEKTRISCHE INSTALLATIES Artikel A.R.E.I

Codex over het welzijn op het werk. Boek III.- Arbeidsplaatsen. Titel 2. Elektrische installaties

Richtlijn voor de uitvoering van bouwkasten. Het gehele Cogas elektriciteitsgebied.

KEURINGSVERSLAG 0,00. Adres eigenaar: VOB 2 x 4 mm² Type electrode: 2 x 20 A. Max. beveiliging: # verdeelborden: Bescherming:

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

Elektrische veiligheid

PROCES-VERBAAL VAN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK EN/OF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE LAAGSPANNINGSINSTALLATIE

Tel: 03/ / N 618-INSP KEURINGSVERSLAG. VOB 2 x 4 mm² Type electrode: 2 x 25 A. Max.

ATECON vzw Britselei 94 ñ bus Antwerpen Tel: 03/ / N 618-INSP KEURINGSVERSLAG.

Terminologie aangepast op basis van Technisch Reglement Distributie

Fiche 23 (Expertise): Artikels van het AREI aangaande het explosie gevaar

MODEL INSPECTIERAPPORT NR. :.. ELEKTRISCHE INSTALLATIE INSPECTIEDATUM

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

KEURINGSVERSLAG. Adres eigenaar: VVB 4 x 10 mm² Type electrode: Max. beveiliging: 4 x 25 A. # verdeelborden: Type: X2,5: 40 A.

Transformatoren. Wisselspanning (50Hz) (V) zeer lage spanning (ZLS) U < 50 U < 75 U < e categorie 50 < U < < U < < U < 750

Schepen gebouwd voor en

AREI art. 104 vitale stroombanen

POLITIEVERORDENING. Addendum Veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van occasionele installaties voorzien van een fotovoltaïsche zonne-energiesysteem

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDEN- STAND EN ENERGIE EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Arbeidsplaatsen Elektrische installaties - Algemeen. Infodocument

AREI art Isolatiebewaking voor vitale stroomkringen. Een nieuwe totaaloplossing van EREA en Dossena

KEURINGSVERSLAG 0,00. Adres eigenaar: VOB 2 x 6 mm² Type electrode: Max. beveiliging: 2 x 20 A. # verdeelborden: Type: X2,5: 40 A.

BEDIENINGS EN SCHEIDINGSWIJZE

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringen en verplichtingen, specifiek inzake huishoudelijke elektrische installaties

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

VEILIGHEIDSREGLEMENT BRUSSELS EXPO ELEKTRICITEIT VOORSCHRIFTEN INZAKE DE VEILIGHEID VAN DE ELEKTRISCHE INSTALLATIE VAN STANDS OP BEURZEN

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

Stroomstelsels LS. Quercus Technical Services B.V.

FVV 4.9.: Datum : VOORZORGEN TEGEN ELEKTROKUTIE- EN Revisie : 4 VERBRANDINGSGEVAAR DOOR ELEKTRICITEIT. Blz. : 1 van 7

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM. Huisnummer 12 Postcode 9270

Kleine generatoren ZX ronde 24 april 2016

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

DE INSTALLATIE IS NIET CONFORM

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR HET AANSLUITEN VAN VASTE PROFESSIONELE INSTALLATIES ZONDER METER

Elektriciteit. Wat is elektriciteit

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

VERSLAG VAN ONDERZOEK

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

VERSLAG VAN ONDERZOEK

Leereenheid 8. Diagnostische toets: Driefasenet. Let op!

YOUR REPUTATION IS MINE.

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Veiligheid in elektrische netwerken

Criteria voor de selectie van een aardlekbeveiliging

DE INSTALLATIE IS NIET CONFORM

Transcriptie:

De Europese wetgeving voor veilig elektrische materieel is ook van toepassing voor alternatoren. Dit betekend dat de alternatoren moeten gebouwd zijn conform de desbetreffende Europese normen (KB. van 10/01/1997) of bij ontstentenis van een Europese norm een IEC-norm of een nationale norm. De alternator is voorzien van het EG - merkteken en de EG-verklaring van overeenstemming bedoeld in artikel 9 van het Koninklijk Besluit van 10/01/1997. De alternator geniet derhalve van het vermoeden van overeenstemming met de bepalingen van bovengenoemd besluit.. Alternatoren gebouwd conform de norm IEC-34.1 of een andere norm die dezelfde veiligheidswaarborgen biedt worden beschouwd als veilig. De toestellen moeten uiteraard voorzien zijn van de CE- markering van overeenstemming en een begeleidende CE- verklaring van overeenstemming. Artikel 27 van de norm IEC 34.1 Gegevens die moeten vermeld worden op de kenplaat van de alternatoren: a.- Fabrikant; b.- Type van het toestel; c.- Serienummer en bouwjaar; d.- Vermogen; e.- U.- nominaal; f.- I.- nominaal; g.- AC of DC (gelijkstroom of wisselstroom); h.- Indien AC de frequentie en aantal fase; i.- Snelheid; j.- Isolatieklasse; k.- Constructienorm nummer en datum; l.- Cos phi (Φ) m.- Bekrachtigingstroom (voor alternatoren) n.- omgevingstemperatuur (indien deze niet overeenstemt met 40 C) o.- IP-graad Nota s Stroomgroepen 1 van 1

- Men onderscheid twee soorten van stroomaggregaten: a.- de vaste opgestelde aggregaten; b.- de verplaatsbare aggregaten. - De vast opgestelde aggregaten met hun klassieke netstselsel: ITMN of ITZN TT TN-C of TN-S Worden meestal gebruikt voor de als noodvoedingsbron van vaste elektrische installaties bv. in ziekenhuizen, telefooncentrales en op plaatsen waar de elektrische stroom niet mag uitvallen - De verplaatsbare aggregaten met hun specifieke netstelsel: IU- net IM- net Worden meestal gebruikt als voedingsbron van: - verplaatsbare elektrische installaties; - op plaatsen waar er geen openbaar stroomnet aanwezig is; - op werven; - op kermissen; enz KEUZE VAN HET NETSTELSEL: 1.- HET TT- netstelsel - Wisselstroomaggregaten kunnen als TT-netstelsel aangesloten worden. - In het TT-netstelsel zullen naast de PE-installatie steeds differentieelstroominrichtingen nodig zijn om de bescherming tegen onrechtstreekse aanraking te waarborgen. - Een onderbreking in de PE-installatie zal in TT-netstelsel niet een onmiddellijk gevaar betekenen indien de aangepaste differentieelstroominrichtingen geplaatst zijn - Indien de beschermingsgeleider die een toestel van de klasse I voed moest onderbroken zijn en er is geen enkele andere verbinding met de aarde kan dit gevaar opleveren bij een tweede isolatiefout in het betrokken toestel. AANBEVELINGEN BIJ HET TT-nestelsel: a.- het aggregaat geïsoleerd opstellen (bv. een isolerende vloer of op de houten vloer van een vrachtwagen); b.- de verbindingskabel tussen het aggregaat en algemene beveiliging zo kort mogelijk houden; c.- een verbindingskabel van de klasse II of evenwaardig gebruiken om de verbinding te maken tussen de klemmen van het aggregaat en de algemene beveiliging; d.- de ingangsklemmen van de algemene beveiligingsschakelaar van het aggregaat moeten een beschermingsgraad hebben van minstens IP2X; e.- de plaats waar het aggregaat is opgesteld mag niet toegankelijk zijn voor onbevoegden; f.- een equipotentiaalverbinding aan brengen tussen de massa van het aggregaat en de PE.installatie. Nota s Stroomgroepen 2 van 2

KEUZE VAN HET NETSTELSEL: 2.- HET TN-S-netstelsel - Wisselstroomaggregaten kunnen als TNS-netstelsel aangesloten worden zelfs zonder nulpunt. Conform de voorschriften van artikel 80 van het A.R.E.I. kan men in dit geval een fase aarden. - Bij het TN-S-netstelsel moet noodzakelijkerwijze de voeding onderbroken worden bij een eerste isolatiefout. - ingevolge de uitgestrektheid van de installaties of andere omstandigheden zoals het veranderlijk karakter van de installaties is het hier ook noodzakelijk om aangepaste differentieelstroominrichtingen te voorzien. - Het voordeel dat er geen differentieelstroominrichtingen dienen geplaatst in TN-S- netstelsels valt uiteraard weg voor werfinstallaties. - In de TN-S-netstelsels volstaat één aarding in plaats van twee bij het TT-netstelsel AANBEVELINGEN BIJ HET TN-S- netstelsel Indien een wisselstroomaggregaat als TN-S-netstelsel wordt aangesloten, dient met onderstaande aanbevelingen rekening gehouden: a.- het aggregaat geïsoleerd opstellen (bv. een isolerende vloer of op de houten vloer van een vrachtwagen); b.- de verbindingskabel tussen het aggregaat en algemene beveiliging zo kort mogelijk houden; c.- een verbindingskabel van de klasse II of evenwaardig gebruiken om de verbinding te maken tussen de klemmen van het aggregaat en de algemene beveiliging; d.- de ingangsklemmen van de algemene beveiligingsschakelaar van het aggregaat moeten een beschermingsgraad hebben van minstens IP2X; e.- de plaats waar het aggregaat is opgesteld mag niet toegankelijk zijn voor onbevoegden; 3.- HET IT- netstelsel In de praktijk is het gebruik van het IT-netstelsel slechts verantwoord in één geval: De installaties moeten in dienst blijven bij een eerste rechtstreekse isolatiefout Hier tegenover moet men rekening met de vele nadelen aan het gebruik van een IT-netstelsel verbonden a.- Er moet een permanente isolatiecontrole voorzien worden; b.- Er moet een overspanningbeveiliging voorzien worden; c.- Er is meetapparatuur nodig voor de inspectie en meting van de isolatiefouten; d.- Er is nood aan de constante aanwezigheid van een onderhoudsploeg voor het opsporen van een eerste isolatiefout; e.- De uitgestrektheid van de installatie is beperkt omwille van de capacitieve lekken die op een bepaald moment zo groot kunnen worden dat, bij een eerste isolatiefout, de veiligheid niet meer gewaarborgd is. Dit is specifiek het geval bij werfinstallaties omdat de contactspanning hier moet beperkt blijven tot 25 V. (BE2) f.- Het zijn zeer dure installaties; g.- Indien men een installatie heeft met verdeelde nul, dan moet er verplichtend beveiligd worden met vermogenschakelaars en/ of automaten, deze automaten of vermogenschakelaars moeten eveneens een beveiliging hebben op de nul h.- De overstroombeveiligingsinrichtingen moeten alpolig zijn d.w.z. twee polig of vierpolig met een beveiliging op de nulgeleider. De beveiliging op de nulgeleider is absoluut een noodzakelijk om brand te voorkomen als er zich twee isolatiefouten zouden voordoen. De brand kan ontstaan indien er een fout optreedt op een fase geleider en een tweede fout op de nulgeleider. Indien de nulgeleider een opmerkelijke kleinere sectie heeft dan de fasegeleider (3x70+35mm² bv.) zal er verkoling optreden van de nulgeleider met gevaar voor brand als gevolg. Stroomgroepen 3 van 3

KEUZE VAN HET NETSTELSEL: AANBEVELINGEN BIJ HET IT- netstelsel a.- ITMN netstelsels zijn voor industriële werfinstallaties sterk af te raden; b.- De stroomgroepen hebbeen beperkt vermogen; c.- De PE-installatie moet uitgevoerd zijn conform de voorschriften van het A.R.E.I. en er dient bijzondere zorg besteedt aan de continuïteit van de verbindingen; d.- Er dienen berekeningen uitgevoerd in verband met de maximaal toegelaten lengten van de geleiders; e.- Er mogen slechts beveiligingen geplaatst worden die op basis van de berekeningen in functie van de bescherming tegen indirecte aanraking toegelaten zijn; f.- Er moet steeds bevoegd personeel aanwezig zijn. 4.- IU- NETSTELSELS Stroomgroepen met een beperkt vermogen (3 à 4 KVA) met het IU-netstelsel zijn aan te bevelen op voorwaarde dat : a.- het onmogelijk is een aarding te verwezenlijken; b.- het vermogen van de verbruikers beperkt is; c.- er een hoge bedrijfszekerheid voorgeschreven is. AANBEVELINGEN BIJ HET IU- netstelsel a.- voor toestellen van de klasse I: - er is slechts én toestel van de klasse I toegelaten; - de maximale lengte van de leiding moet beperkt blijven tot 25 m. Tussen de stroomgroep en de verbruiker van de klasse I moet een PU-geleider voorzien worden die de massa van de verbruiker en de massa van de generator verbind. De generator staat los van de gebruiker. b.- voor toestellen van de klasse II: - er zijn meerdere toestellen van de klasse II toegelaten; - isolatiecontrole is niet verplicht; - leidingen en snoeren moeten voldoen aan de voorwaarden voor deze van de klasse II; - een beveiliging tegen overstroom dient voorzien voor de stroomgroep en kringen van de stopcontacten; - de aardingspinnen van de stopcontacten (indien aanwezig) moeten via een PU-geleider met de massa van de stroomgroep verbonden worden. c-. voor een combinatie van toestellen van de klasse I en de klasse II - er is slechts één toestel van de klasse I toegelaten; - de lengte van de leiding moet beperkt blijven tot 25 m; - meerdere toestellen van de klasse II zijn toegelaten; - isolatie controle is niet verplicht - een Pu-geleider dient voorzien tussen de gebruiker van de klasse I en de massa van de stroomgroep; - de stroomgroep staat los van de gebruiker(s) - de verspreidingsweerstand is zeer hoog of onbestaande. SAMENVATTING Vermogen > 100 KVA : TT of TN-S netstelsel Vermogen 4 KVA < p > 100 KVA : TN-S IM indien aarding moeilijk of niet realiseerbaar. IU met siolatiebewaking indien veel toestellen van de klasse II Vermogen < 4 KVA : TT : IU zonder isolatiebewaking voor de toestellen van de klasse II IU met isolatiebewaking voor toestellen van de klasse I IM mat algemene differentieelstroominrichting. Stroomgroepen 4 van 4

Bij stroomgroepen moet speciaal rekening gehouden worden met onderstaande voorschriften Artikel A.R.E.I 76 76.01 Algemeenheden VEILIGHEIDSSCHEIDING VAN DE STROOMBANEN Het doel van de elektrische scheiding van de stroombanen is het vermijden van elektrische schokken bij het aanraken van massa s die onder spanning kunnen staan bij een fout van de basisisolatie van de actieve delen van deze stroombaan 76.02 Voeding van het elektrisch materieel De stroom moet gevoed worden door: - hetzij een beschermingstransformator. Deze transformator is van de klasse II of voldoet aan de beschermingsvoorwaarde door bijkomende isolatie conform art. 30.05. - hetzij een stroombron die een veiligheidsgraad biedt gelijkwaardig aan bijvoorbeeld motogeneratorgroepen die een gelijkwaardige isolatie hebben. De nominale spanning van de secundaire stroombaan van de beschermingstransformator of van de motor-generatorgroepen mag niet groter zijn dan 500 V. De aldus gevoede stroombaan mag geen enkel gemeenschappelijk punt hebben noch met een andere stroombaan, noch met de aarde. NOTA: Bij gebruik van deze beschermingsmethode dient men er over te waken, dat geen enkel aangesloten verbruikstoestel uitgerust is met condensatoren of ontstoringsfilters die aangesloten zijn tussen fase en massa Artikel 30.05 Bijkomende isolatie De bijkomende isolatie is een isolatie die bij het installeren wordt aangebracht over de basis isolatie van elektrisch materieel teneinde voor dit materieel een veiligheid te bekomen die gelijkwaardig is met deze van dubbele isolatie. Zij moet aan de volgende voorwaarden voldoen: a.- bij bedrijfsklaar elektrisch materieel bevinden de tussenstukken zich in een isolerend omhulsel dat ten minste een beschermingsgraad IP2X biedt; (IP2X = Bescherming tegen de aanraking met de vingers en tegen het indringen van voorwerpen groter dan 12 mm) b.- het isolerend omhulsel kan weerstaan aan de te verwachten mechanische, elektrische, scheikundige en thermische invloeden; c.- deklagen van verf, vernis en gelijkaardige stoffen voldoen meestal niet aan deze voorschriften met uitzondering van de omhulsels die de typeproeven hebben ondergaan en die bedekt zijn met een dergelijke laag indien hun gebruik toegelaten is door de desbetreffende regels en de isolerende bedekkingen beproefd zijn volgens de overeenkomstige beproevingsvoorwaarden; d.- het isolerend omhulsel mag niet doorboord worden door metalen delen die een potentiaal zouden kunnen overbrengen. Het omhulsel mag geen schroeven uit isolerend materiaal bevatten waarvan de vervanging door een metalen schroef de isolatie de isolatie die het omhulsel biedt in gevaar brengt. Wanneer mechanische verbindingen door het omhulsel gaan (bijvoorbeeld: bedieningsorganen van ingesloten toestellen moeten deze zo geschikt worden dat de bescherming tegen elektrische schokken niet in het gedrang komt) e.- indien deuren of deksels zonder sleutel of gereedschap kunnen geopend worden moeten alle geleidende delen die genaakbaar worden als de deur of het deksel open is, zich achter een isolerende hindernis bevinden die tenminste een beschermingsgraad van IP2X heeft om te beletten dat personen in aanraking komen met dergelijke delen. ((IP2X = Bescherming tegen de aanraking met de vingers en tegen het indringen van voorwerpen groter dan 12 mm) Deze isolerende hindernis mag slecht kunnen weggenomen worden met behulp van een sleutel of gereedschap; f.- het symbool moet op een zichtbare wijze aangebracht zijn op de buitenwand van het omhulsel. Stroomgroepen 5 van 5

Bij stroomgroepen moet speciaal rekening gehouden worden met onderstaande voorschriften Artikel A.R.E.I VEILIGHEIDSSCHEIDING VAN DE STROOMBANEN 76 76.03 Uitgestrektheid van de stroombaan Nota s De uitgestrektheid van de stroombaan moet zodanig zijn dat het product van de spanning in volt en de lengte van de leidingen in meter niet groter is dan 100.000 en dat de totale lengte van de stroombaan niet groter is dan 500 meter. 76.04 Verbinding van de massa s met de aarde De massa s van de elektrische machines en toestellen, op de stroombaan aangesloten, mogen Niet opzettelijk verbonden worden noch met de aarde noch met de massa s van machines en toestellen, gevoed door een andere stroombanen. Wanneer meerdere machines of toestellen op éénzelfde stroombaan aangesloten zijn, moeten hun massa s onderling verbonden worden door een niet-geaarde beschermingsgeleider. 76.05 Equipotentialiteit van de massa s Wanneer de stroombaan meerder contactdozen voedt, moeten deze beschermingscontacten Onderling en met de massa van de eventuele generator verboden worden, zonder geaard te zijn. Bij snoeren moet de mantel zowel de beschermingsgeleider- hier gebruikt als equipotentiale Geleider- als de actieve geleiders bevatten 76.06 Leidingen Indien niet kan vermeden worden dat de geleiders van de bedoelde stroombanen en van andere stroombanen ondergebracht worden in éénzelfde leiding, moet gebruik gemaakt worden van meeraderige kabels zonder enige metalen mantel of van geïsoleerde geleiders Geplaatst in buizen uit isolerend materiaal. Deze kabels en geleiders moeten voloen aan de regels van goed vakmanschap met naleving van de voorschriften van artikel 203 en moeten vervaardigd zijn voor een nominale spanning ten minste gelijk aan de grootste voorkomende spanning. Elke stroombaan moet beschermd worden tegen overstroom. De snoeren voor het aansluiten van elektrische machines of toestellen moeten ten minste van het type met polychloropreen mantel zijn, zoals bijvoorbeeld CTMB- snoer. Ze moeten beschermd zijn waar ze mechanisch kunnen beschadigd worden. 76.07 Beschermingstoestel gebruikt bij twee rechtstreekse fouten Als éénzelfde stroombron meerder elektrische machines of toestellen voedt verzekert een bescherminrichting de onderbreking, binnen een tijd die ten hoogste gelijk is aan deze gegeven door de veiligheidscurve van artikel 31.03, in het geval van twee rechtstreekse Isolatiefouten ten overstaan van twee verschillende massa s en gevoed door twee geleiders op verschillend potentiaal. Stroomgroepen 6 van 6

BESCHERMING DOOR VEILIGHEIDSSCHEIDING VAN DE STROOMBANEN TOELICHTING - Indien voor de voeding van het elektrisch materieel gebruik gemaakt wordt van een wisselstroomaggregaat met thermische motor om de veiligheidsscheiding der stroombanen te bekomen dient met volgende punten rekening gehouden: 1.- de voedingsspanning van de verbruikers mag niet meer bedragen dan 500 V; 2.- de installatie gevoed door het wisselstroomaggregaat moet volledig onafhankelijk van alle andere installaties worden aangelegd; 3.- de maximum toegelaten lengte van de stroombaan mag niet groter zijn dan 500 m; 4.- het product van de lengte in meter met de spanning in volt mag niet groter zijn dan 100.000; 5.- de massa s van toestellen en verbruikers, aangesloten op de stroombaan, mogen niet verbonden worden met de aarde, noch met de massa s van andere stroombanen; 6.- alle toestellen of verbruikers van de klasse I aangesloten op de stroombaan, moeten onderling verbonden worden met een geel/groen geï soleerde geleider die niet met de aarde mag verbonden worden 7.- de beschermingscontacten van contactdozen, moeten onderling en met de massa van de generator verbonden worden zonder geaard te zijn. - De beschermingsgraad van de stroomaggregaten moet indien buiten opgesteld minstens IPX4 zijn - Indien de toestellen geen IPX4 beschermingsgraad hebben moeten zij beschermd worden tegen het indringen van vocht door het plaatsen van een tent of een andere bescherming - Bij snoeren moet de mantel zowel de beschermingsgeleider, hier venwel gebruikt als equipotentiaal geleider, als de actieve geleiders bevatten. - Indien niet kan vermeden worden dat de geleiders van de bedoelde stroombanen en van de andere stroombanen ondergebracht worden in één en dezelfde leiding, moet er gebruik gemaakt worden van meeraderige kabels zonder enige metalen mantel of van geïsoleerde geleiders die geplaatst zijn in buizen uit isolerende kunststof Stroomgroepen 7 van 7

VERPLAATSBARE WISSELSTROOMAGGREGATEN OP LAAGSPANNING MET THERMISCHE MOTOR Documentatie afkomstig van het N.A.V.B. Nationaal actiecomité voor veiligheid en hygiëne in het bouwbedrijf WOORD VOORAF DEEL 1: INLEIDING Het doel van deze indicatieve richtlijn is de gebruiker van verplaatsbare wisselstroomaggregaten, bestemd voor het gebruik op bouwplaatsen, een aantal elementen aan te reiken waarop hij moet letten bij de aankoop en het gebruik van het toestel. Hierbij is het nuttig vooraf een algemeen beeld te schetsen van de verschillende op de markt zijnde wisselstroomaggregaten. De aandacht wordt er eveneens op gevestigd dat er ook gelijkstroomaggregaten bestaan. Deze zijn bestemd voor speciale doeleinden en worden hier niet behandeld. 1.1. Algemeen Verplaatsbare wisselstroomaggregaten worden gewoonlijk gebruikt in omstandigheden waar de aansluiting op het normale verdeelnet niet mogelijk is of moeilijkheden oplevert. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen: 1.2. 1.2.1 - omwille van de afstand tot een mogelijk aansluitpunt (bijvoorbeeld op een mobiele bouwwerf) - omdat het vereiste vermogen niet beschikbaar is (bijvoorbeeld de verlichting voor sommige tijdelijke evenementen bij avond of nachts) - omdat een tijdelijke aansluiting op het net niet verantwoord is omwille van de korte duur van de werkzaamheden of de nodige frequente verplaatsingen van de machines en apparaten. Mogelijke indeling van verplaatsbare aggregaten Naargelang van de verplaatsbaarheid - moeilijk te verplaatsen aggregaten, als dusdanig gemonteerd of in een container, - gemakkelijk te verplaatsen (draagbare aggregaten of aggregaten op een voertuig of aanhangwagen) Naargelang van het voorziene gebruik - aggregaten die los staan van de verbruikende toestellen - aggregaten die een constructief geheel vormen met de verbruikende toestellen zoals: - een mobiele hijskraan met dieselelektrische aandrijving; - voertuigen uitgerust met een generator die bestemd is voor het aandrijven van elektrische machines of toestellen die op het voertuig zelf zijn geplaatst zoals sommige voertuigen voor het gebruik op markten (marktkramers) - sommige kermisattracties - elektrische installaties op schepen,.. De elektrische installaties van voertuigen, nodig voor het gebruik als voertuig (starter, koplampen, enz) vallen buiten deze beschouwing en. Naargelang van de aardverbindingen (netstelsels) Afhankelijk van de plaats waar het aggregaat opgesteld wordt en van de tijd gedurende dewelke het aggregaat op die bepaalde plaats opgesteld blijft, is het al dan niet mogelijk, of al dan niet wenselijk dat een punt van de stroombron en/of de massa s met een of meer geschikte aardelektrodes verbonden worden. Stroomgroepen 8 van 8

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN 2 VADEMECUM ELEKTRICITEIT STROOMGROEPEN VERPLAATSBARE WISSELSTROOMAGGREGATEN OP LAAGSPANNING MET THERMISCHE MOTOR REGLEMENTERING 2.1. Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties De bepalingen van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties zijn van toepassing op de verplaatsbare (en vaste) aggregaten en van de verbruikende toestellen en de leidingen. Hierbij dient ermee rekening gehouden te worden dat het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties geen enkel artikel omvat dat specifiek gericht is op de bescherming tegen onrechtstreekse aanraking bij gebruik van verplaatsbare (en vaste) aggregaten. Het gebruik van deze aggregaten zeker indien geen aardverbindingen voorzien worden vereist dan ook de toepassing van bijkomende maatregelen, noodzakelijk om de bescherming tegen onrechtstreekse aanraking te verzekeren. 2.1.2 De bijkomende maatregelen waarvan sprake onder punt 2.1 hierboven moeten vastgesteld worden zoals geëist wordt door de bepalingen van het Koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk, en de bepalingen van het Koninklijk Besluit van 12 augustus 1993 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen, in functie van de risisco s die voorhanden zijn bij het te voorziene gebruik van de verplaatsbare aggregaten. Hierna volgt een geheel van maatregelen, welke in dit kader toegepast kan worden als een minimum om de vereiste doelstelling, namelijk de bescherming tegen onrechtstreekse aanraking te verwezenlijken. In dit kader zijn andere beveiligingstechnieken, die deze bescherming op een andere manier en op een evenwaardige wijze verzekeren, uiteraard eveneens toegelaten. 2.2 Europese richtlijnen (pro memorie) De bepalingen vanonder meer de volgende besluiten die Europese richtlijnen van eerder zuiver technische aard omzetten, zijn toepasselijk op de verplaatsbare en vaste aggregaten: - Koninklijk Besluit van 23 maart 1972 gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 10 januari 1997; - elektrisch materieel (laagspanningsrichtlijn. - Koninklijk besluit van 11 juni 1992 gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 5 mei 1995; - machine richtlijn. - Koninklijk Besluit van 16 mei 1994, gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 30 januari 1996; - elektromagnetische comptabiliteit. - Besluiten van de Gewesten met betrekking tot het geluidsniveau. Aggregaten die voorzien zijn van het CE-merkteken worden geacht te voldoen aan deze besluiten. De bepalingen van het Koninklijk Besluit van 12 augustus 1993 betreffende het gebruik van arbeidsmiddelen zijn eveneens van toepassing op de verplaatsbare ( en vaste) aggregaten. Nota s Stroomgroepen 9 van 9

STROOMGROEPEN VERPLAATSBARE WISSELSTROOMAGGREGATEN OP LAAGSPANNING MET THERMISCHE MOTOR 3 BESCHERMINGSMIDDELEN TEGEN ONRECHTSTREEKSE AANRAKING Naargelang van de opstelling en het gebruik van het verplaatsbare wisselstroomaggregaat leidt de analyse van de voorhanden zijnde risico s tot een van de volgende mogelijke groepen van veiligheidsmaatregelen. Andere maatregelen kunnen eveneens aanvaard worden, indien de werkgever kan aantonen dat de veiligheid verzekerd is 3.1. De netstelsels (definities) Netstelsel : een systeem van aardverbindingen, waarbij de massa s en een punt van de actieve delen(een punt van de voedingsbron) al dan niet met de aarde verbonden worden. Actieve delen: geleidende delen bestemd voor de overbrenging van elektrische energie. 3.1.1. Algemeenheden De eerste letter geeft de relatie aan tussen de actieve delen van de voedingsbron en de aarde: T = rechtstreekse galvanische verbinding van een punt van de actieve delen van de voedingsbron met de aarde; I = hetzij geïsoleerde uitvoering van de actieve delen van de voedingsbron ten opzichte van de aarde, hetzij een verbinding van een punt van de actieve delen van de voedingsbron met de aarde via een impedantie. De tweede letter geeft de relatie aan tussen de toestelbehuizingen (zogenaamde massa s) of hindernissen en de aarde T = rechtstreekse galvanische verbinding van de massa s, onafhankelijk van de eventuele aarding van een punt van de actieve delen van de voedingsbron. I = geïsoleerde uitvoering of opstelling van de massa s ten opzicht van de aarde. N = rechtstreekse galvanische verbinding van de massa s met een punt van de actieve geleiders van de voedingsbron. U = geïsoleerde uitvoering of opstelling van meerdere massa s ten opzichte van de aarde en onderling galvanisch verbonden door middel van een niet)geaarde potentiaalvereffeningsgeleider. De eventuele derde of vierde letter, door een streepje gescheiden van de voorgaande letters en eventueel van elkaar, geven de uitvoering weer van de in het netstelsel gebruikte nulgeleider en beschermingsgeleider S = beschermingsgeleider vervult enkel een beschermingsfunctie en is normale bedrijfsomstandigheden niet stroomvoerend. In een geaard netstelsel wordt de beschermingsgeleider als PE-geleider aangewezen terwijl in een geïsoleerd netstelsel de beschermingsgeleider als een PU-geleider wordt aangeduid. C = beschermingsgeleider vervult een dubbele functie, namelijk deze van actieve geleider en deze van beschermingsgeleider. In een geaard netstelsel wordt de beschermingsgeleider als PEN-geleider aangeduid, terwijl in een geïsoleerd netstelsel de beschermingsgeleider als PUN-geleider wordt aangeduid. Stroomgroepen 10 van 10

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT STROOMGROEPEN VERPLAATSBARE WISSELSTROOMAGGREGATEN OP LAAGSPANNING MET THERMISCHE MOTOR 3.1.2. Beschrijving van de netstelsels Een schema werd voorzien voor de netstelsels die verder in de tekst weerhouden worden 3.1.2.A A.- De drie netstelsels met een aarding van: - hetzij een punt van de voedingsbron; - hetzij hun massa s zijn: - de varianten TN-S, TN-C en TN-C-S van het TN-netstelsel; - het TT-netstelsel; - het IT-netstelsel. a.- het TN- netstelsel Bij het TN-netstelsel is een punt van de actieve geleiders van de voedingsbron rechtstreeks geaard en de massa s van de elektrische installatie zijn met dit punt galvanisch verbonden door middel van een beschermingsgeleider. Naargelang van de uitvoering van de nulgeleider en beschermingsgeleider worden drie types van TNstelsels weerhouden: a.1.- TN-C-stelsel De functies van nulgeleider en beschermingsgeleider worden vervuld door dezelfde geleider in het ganse net. a.2.- TN-C-S-stelsel De functies van nulgeleider en beschermingsgeleider worden vervuld door dezelfde geleider in een deel van het net en zijn gescheiden in het andere deel. a.3.- TN-S-stelsel De nulgeleider en de beschermingsgeleider zijn afzonderlijke geleiders in het ganse net b.- Het TT netstelsel Bij het TT-stelsel is een punt van de actieve geleiders van de voedingsbron rechtstreeks geaard en de massa s van de elektrische installatie zijn galvanisch verbonden met aardverbindingen die elektrisch gescheiden zijn van de aardverbinding van de actieve geleiders van de voedingsbron. c.- Het IT-netstelsel Bij het IT-netstelsel is geen enkel punt van de voedingsbron rechtstreeks geaard, terwijl de massa s van de elektrische installatie wel rechtstreeks galvanisch verbonden zijn met een eigen aardverbinding. Het TN-S stelsel Het TT-stelsel GENERATOR GENERATOR L1 N PE L1 N PE Stroomgroepen 11 van 11

SPECIALE INSTALLATIES VERPLAATSBARE WISSELSTROOMAGGREGATEN OP LAAGSPANNING MET 3.1.2. Beschrijving van de netstelsels THERMISCHE MOTOR 3.1.2.B B.- De drie aardingsloze netstelsels zonder enige aardverbinding van noch een punt van de actieve delen van de voedingsbron noch hun toestel behuizingen of hun hindernissen zijn: - de varianten IN-S-, IN-C-, en IN-C-S van het netstelsel IN; - het IU-netstelsel - het II-netstelsel a.- Bij het IN-netstelsel zij de massa s van de elektrische installaties galvanisch verbonden met een punt van de actieve delen van de voedingsbron door middel van een beschermingsgeleider. Naargelang van de uitvoering van de beschermingsgeleider worden drie types van IN-stelsels weerhouden: a.1.- IN-C-stelsel: de functies van de mediaangeleider en beschermingsgeleider worden vervuld door dezelfde geleider in het ganse net. a.2.- IN-C-S-stelsel: de functies van de mediaangeleider en beschermingsgeleider worden vervuld door dezelfde geleider in een deel van het net en zijn gescheiden in het andere deel. a.3.- IN-S-stelsel: de mediaangeleider en de beschermingsgeleider zijn afzonderlijke geleiders in het ganse net. b.- Bij het IU-netstelsel zijn de massa s van de elektrische installaties onderling met elkaar verbonden c.- Bij het II-netstelsel zijn de massa s van de elektrische installatie noch onderling noch met een punt van de actieve delen van de voedingsbron verbonden. IN-S-stelsel GENERATOR IU-stelsel GENERATOR L1 N PU L1 N PU Opmerkingen 1.- De aardingsloze netstelsels zijn op dit ogenblik (maart 1998) niet weerhouden in het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties. De opname in het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties van de definitie van deze netstelsels en voorschriften voor gebruik ervan kan in de toekomst wel verwacht worden. 2.- In het Algemeen Reglement op de elektrische Installaties is er wel spraken van de beschermingswijze door veiligheidsscheiding van de stroomkringen (artikel.76). Deze beschermingswijze vertoont een grote analogie met een aardingsloos netstelsel met beperkte afmetingen, maar deze voorschriften (in hun huidige vorm) volstaan toch niet om een veilig gebruik van stroomaggregaten te verzekeren. Nota s Stroomgroepen 12 van 12

VERPLAATSBARE WISSELSTROOMAGGREGATEN OP LAAGSPANNING MET THERMISCHE MOTOR 3.2. De toepasbaarheid van deze netstelsels 3.2.1. De aardingsloze netstelsels Deze netstelsels zijn, omwille van het ontbreken van een aardverbinding aangewezen voor: - aggregaten die slechts gedurende een korte tijd op dezelfde plaats gebruikt worden; - aggregaten die een geheel vormen met de verbruikende toestellen of die geplaatst zijn op een voertuig en die dienen voor de voeding van toestellen geplaatst op hetzelfde voertuig; 3.2.2. De netstelsels met een aardverbinding Omwille van praktische redenen (verwezenlijking van de aardverbinding(en) en de door het reglement voorgeschreven keuring voor indienststelling ervan (door een erkend organisme) zijn deze netstelsel slechts aangewezen voor aggregaten die: - lange tijd op dezelfde plaats blijven; - een groot vermogen hebben en een groot aantal gebruikstoestellen voeden DEEL 2 VEILIGHEIDSMAATREGELEN TER VOORKOMING VAN GEVAAR BIJ ONRECHTSTREEKSE AANRAKING HOOFDSTUK 1. MAATREGELEN TOE TE PASSEN BIJ AARDINGSLOZE NETSTELSELS 1.- Indien het aggregaat geen geheel vormt met de verbruikende toestellen moet het I.U. stelsel worden toegepast. 2.- Indien het aggregaat een geheel vormt met de verbruikende toestellen of wanneer het aggregaat en de verbruikende toestellen blijvend opgesteld zijn op een geleidende structuur moet het I.N-S-stelsel of het I.Ustelsel worden toegepast. 3.- Bij toepassing van het I.U-stelsel moeten de volgende maatregelen getroffen worden: 3.1.- Er wordt gebruik gemaakt van een isolatiebewakingstoestel dat de isolatieweerstand bewaakt tussen de actieve geleiders en de door een beschermingsgeleider verbonden massa s (van alle verbruikende toestellen en van de generator) 3.2.- Het isolatiebewakingstoestel schakelt de voeding in alle fasen automatisch uit als de bovenvermelde isolatieweerstand kleiner wordt dan een vooraf ingestelde waarde. Bij de keuze van die waarde wordt rekening gehouden met de te verwachten toestand van het menselijk lichaam (vochtigheid uitwendige invloedsfactor BB) In geval de installatie geheel of gedeeltelijk opgesteld wordt in open lucht wordt ten minste rekening gehouden met de invloedsfactor BB2 natte huid. 3.3.- Voor het inschakelen van de generator moet het isolatiebewakingstoestel automatisch op de goede werking worden gecontroleerd. 3.4.- Geen enkele massa en geen enkel punt van de voeding mag gewild met de aarde verbonden worden. 3.5.- Het isolatiebewakingstoestel en de beveiligingstoestellen tegen overstroom bevinden zich op of zo dicht mogelijk bij de generator Stroomgroepen 13 van 13

STROOMGROEPEN VERPLAATSBARE WISSELSTROOMAGGREGATEN OP LAAGSPANNING MET THERMISCHE MOTOR HOOFDSTUK 1. MAATREGELEN TOE TE PASSEN BIJ AARDINGSLOZE NETSTELSELS (vervolg) 4.- Bij toepassing van het IN-S-stelsel dienen de volgende maatregelen te worden getroffen: 4.1.- De toepassing van het IN-S-stelsel wordt beperkt tot de gevallen waarin de generator en de verbruikende toestellen ofwel: - één constructief geheel vormen; - vast gemonteerd zijn op een geleidend gestel waarbij een galvanisch contact verzekerd is tussen de massa s en geleidend gestel. 4.2.- Het bovengenoemde geleidend gestel mag niet gebruikt worden als actieve geleider. 4.3.- De vast geplaatste of verplaatsbare leidingen mogen de aarde niet kunnen raken. 4.4.- Wanneer, door een fout, een voor personen gevaarlijk potentiaal kan ontstaan, dient (dienen) op zijn minst de betrokken stroomkring(en) uitgeschakeld te worden door een gepast beschermingstoestel. Dit of de beschermingstoestel(len) moet(en) op of zo dicht mogelijk bij de generator zijn geplaatst, en de leidingen tussen de generator en dit (deze) beschermingstoestel(len) dien(en) tegen mechanische beschadiging zijn beschermd. 4.5.- Indien een stroomkring die tot het IN-S-netstelsel behoort een verbruikend toestel moet voeden dat zich niet op het bovengenoemde geleidend toestel bevindt, mag dit enkel gebeuren via een beschermingstransformator, volgens de beschermingswijze veiligheidsonderbreking van stroombanen (artikel 76 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installatie zie gegin van dit document voor de tekst) HOOFDSTUK 2 : MAATREGELEN TOE TE PASSEN BIJ GEAARDE NESTELSELS 1.- Er wordt gebruik gemaakt van het TT- of het TN-S-netstelsel. 2.- Bij toepassing van het TT-stelsel worden de bepalingen van artikel 81 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties nageleefd. (zie hoofdstuk aardingen) 3.- Bij toepassing van het TN-S-stelsel worden de bepalingen van artikel 80 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties nageleefd. (zie hoofdstuk aardingen) 4.- De generator wordt opgesteld in een geïsoleerde of isolerende omgeving. 5.- De generatorruimte is enkel toegankelijk voor gewaarschuwde (BA4) of bevoegde (BA5) personen (art.47 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties) 6.- Het bord met de beschermingstoestellen bevindt zich zo dicht mogelijk bij de generator en de leidingen tussen de generator en dit bord zijn beschermd tegen beschadiging. HOOFDSTUK 3: CONTROLE VOOR INDIENSTSTELLING EN PERIODIEKE CONTROLE De bepalingen van de artikelen 270 en 271 van het Algemeen Reglement op de Elektris che Installaties betreffende het gelijkvormigheidonderzoek voor indienststelling en het periodiek controlebezoek van elektrische installaties door een erkend organisme zijn van toepassing op de installaties gevoed door een wisselstroomaggregaat met thermische motor (met inbegrip van de generator) dus een controle voor indienststelling en een periodieke controle om de 5 jaar. Gelet op de aard en het gebruik van deze installaties (frequente verplaatsing) en rekening houdend met de reglementaire bepalingen betreffende het voorkomingsbeleid, is het wenselijk deze installaties te beschouwen als analoog met foorinstallaties, waarvoor om de 13 maand een controlebezoek voorzien is. Stroomgroepen 14 van 14