Wonen en begraven op de Caberg van het vroege. neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen



Vergelijkbare documenten
Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Opgraving Hengelo Winkelskamp Grafveld

Verkennend archeologisch onderzoek IVO Vorstenbosch-Bergakkers fase 2. R. Jansen, L.G.L. van Hoof

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Een leidingsleuf in Katwijk Klei-Oost Zuid. Een archeologische begeleiding aan de Trappenberglaan te Rijnsburg. A. Porreij-Lyklema. Archol.

Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /11Z

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Tussen Graetheide en Heeswater Nieuw zicht op de bandkeramische bewoningsgeschiedenis van de Caberg bij Maastricht (NL)

Locatie Zandoerleseweg, perceel 845 Datum onderzoek 21 Juni 2010 Datum evaluatieverslag 21 juni 2010 Opstelier evaluatieverslag

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Gerrit Rietveld College

Antea Group Archeologie 2015/124 Adviesdocument bestemmingsplan Wateringse Veld vijf restlocaties, gemeente Den Haag.

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Bureauonderzoek Archeologie

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES

1 Hoe gaan we om met archeologie in de gemeente Oss? U heeft een omgevingsvergunning aangevraagd.voordat we een vergunning kunnen verlenen,

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Gageldijk. GAG: Archeologische begeleiding rond de aanleg van een fietsviaduct aan de Gageldijk, gemeente Utrecht. Basisrapportage Archeologie 109

A2 Passage bij Maastricht.

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

Selectiebesluit archeologie Breda, Molengracht JEKA

Archeologisch veldonderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Quickscan Archeologie. Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad

Archeologie. Archeologische beleidszones

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

no-hoek: / zw-hoek: / zo-hoek: /

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Plangebied Best Hoofdstraat 28 - Sint Odulphusstraat. Archeologische begeleiding conform protocol proefsleuvenonderzoek. M.E. Hemminga. Archol.

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

RAAP-NOTITIE Plangebied Weideveld. Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding

QUICKSCAN N69 BRAAMBOSCHROTONDE, GEMEENTE BERGEIJK Arcadis Archeologisch Rapport 75 5 JANUARI 2016

Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen

Archeologische MonumentenZorg

4 Archeologisch onderzoek

4 Conclusies en aanbevelingen

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Archeologisch onderzoek te Macharen Kerkstraat

Rapportage proefsleuvenonderzoek Borsbeek - Eugeen Verelstlei

Programma van Eisen AK PUTTEN T (0341) E mstruijs@putten.nl. Naam, adres, telefoon, datum paraaf. Regio Noord-Veluwe

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek

Archeologisch bureauonderzoek van plangebied Stein-Hoolstraat (gemeente Stein)

RMB NOTITIE Quickscan archeologie Uden Eikenheuvelweg/Munterweg. Inleiding

Collectie archeologie Laatst aangepast zondag 23 maart :33. De Steentijd

Kamerstraat te Hechtel (gem. Hechtel- Eksel) Programma van Maatregelen

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

BAAC do 17/09/ :37Update: do 17/09/ :12 Gianni Paelinck, Pieterjan Huyghebaert, Joost Van Liefferinge Persinfo

Adviesdocument ten behoeve van selectiebesluit archeologie Oosterdalfsen, gemeente Dalfsen. Notitie TML520

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Archeologische onderzoek in "Het Bosje" Een opgraving en aanvullend proefsleuvenonderzoek in het plangebied Elst - Het Bosje (Gemeente Rhenen)

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven in het plangebied Weert-Vrouwenhof. Proefsleuf

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Archeologisch onderzoek Geluidswal Spier

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Handel, Rector van de Laarschotstraat. E.N.A. Heirbaut

CHECKLIST. Beoordeling standaard rapport IVO-waarderend

Bijlagen Bij bestemmingsplan Woningbouw Heiligerweg. Bijlage 5b: Oppervlaktekartering

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

Bijlage 3. Vrijstellingen

: Archeologische begeleiding in Katwijk, Tweede Mientlaan

Opdracht omschrijving: Proefsleuvenonderzoek en opgraving verbreding A2

6.3. Analyse en interpretatie van de grondsporen Algemeen

Dordrecht Ondergronds 33

Heesch - Beellandstraat

Archeologienota:! bouw! van! appartementen! aan! de! Kanunnik!Davidlaan!te!Lier! !!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek

Archol. Archol. Een regenwaterafvoer langs de Kantoorweg. Een archeologische begeleiding volgens het protocol proefsleuven te Maastricht Lanakerveld

Rotterdamseweg 202 in Delft

Adviesdocument 644. Project: Quickscan sluitstukkaden Maasdal; projectlocatie Geulle aan de Maas. Projectcode: 20402MAASL5

CHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van

Archeologische quickscan Stein-Platijkweg (gemeente Stein)

De archeologie van Weert-Nederweert van de prehistorie tot de Middeleeuwen

De resultaten van de publieksopgraving in Dalfsen

Archeologisch onderzoek De Berghorst te Enter Noord

OPGRAVING BEST-AARLE AFGEROND

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

Zuidnederlandse Archeologische Notities

ArcheoPro Archeologische rapporten nr Archeologische bouwbegeleiding Klimmen gemeente Voerendaal. Souterrains Partner of ArcheoPro

Bureauonderzoek plangebied IJssalon Venezia op de Heuvel te Oss

V&L. Selectiebesluit archeologie Breda, Klokkenberg. Bijlage 5 bij besluit 2017/2000-V1

Advies Archeologische Monumentenzorg 2013 nr. 83

memo Locatiegegevens: Inleiding

6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4478 Plangebied Noorderweg 27 te Noordwijk 3750 voor Chr. Gemeente Marum Archeologisch vooronderzoek: een verkennend veldo

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Utrechtseweg 82 te Zeist. K oen Hebinck

Plangebied Visvijvers te Gendt

Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg

Adviesnotitie (Quickscan) Middenweg te Horssen

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

Evaluatiebrief Archeologisch onderzoek Sevenum-Beatrixstraat IVO-P

Archeologische Begeleiding Plangebied Plofsluis Gemeente Nieuwegein

3000 jaar historie van Best-Aarle opgegraven

Transcriptie:

XXXXXXX XXXXXXX 1 Wonen en begraven op de Caberg van het vroege neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen Inventariserend Veld Onderzoek van een cultuurlandschap te Maastricht-Lanakerveld L. Meurkens & I.M. van Wijk (red.) Met bijdragen van J. de Bruin M.E. Hemminga L.G.L. van Hoof S. Knippenberg W.J. Kuijper P. van de Velde A. Verpoorte

Colofon Archol rapport 100: Wonen en begraven op de Caberg van het vroege neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Inventariserend Veld Onderzoek van een cultuurlandschap te Maastricht- Lanakerveld. Opdrachtgever: Contactpersoon opdrachtgever: Uitvoering: Auteurs : Redactie: Beeldmateriaal: Objecttekeningen: Autorisatie: Opmaak: Reproductie: Gemeente Maastricht drs. G.C. Soeters drs. I.M. van Wijk (projectleider) drs. L. Meurkens (veldwerkleider) drs. M.E. Hemminga (veldarcheoloog) drs. L.G.L. van Hoof (veldarcheoloog) drs. M. Pruisen (veldarcheoloog) dhr. M. Goddijn (veldassistent) dhr. A. Porreij (veldassistent) dr. P. van de Velde (wetenschappelijke begeleiding) dhr. A. Manders (vrijwilliger metaaldetectie) dhr. S. Aarts (vrijwilliger) drs. J. de Bruin drs. M. Hemminga drs. L.G.L. van Hoof drs. L. Meurkens dr. S. Knippenberg dhr. W.J. Kuijper dr. P. van de Velde dr. A. Verpoorte drs. I.M. van Wijk L. Meurkens I.M. van Wijk drs. W. Laan ing. S. Shek drs. I.M. van Wijk dhr. R. Timmermans drs. I.M. van Wijk dhr. A. Allen Haveka, Alblasserdam ISSN 1569-2396 Archol bv, Leiden 2009 Postbus 9515 2300 RA Leiden info@archol.nl t: 071-5273313 f: 071-5272429

LANAKERVELD 3 Inhoudsopgave Voorwoord 7 1 Inleiding 9 2 Landschappelijk kader 13 3 Archeologisch kader 17 3.1 Inleiding 17 3.2 Midden-paleolithicum 17 3.3 Het vroege neolithicum - de lineaire bandkeramiek (LBK) 18 3.3.1 LBK op de Caberg 20 3.4 Het midden- en late neolithicum 22 3.5 De late bronstijd en vroege ijzertijd 24 3.6 De Romeinse tijd 26 3.7 De vroege middeleeuwen 27 3.8 De late middeleeuwen en nieuwe tijd 28 4 Methodisch kader 31 4.1 Inleiding 31 4.2 Het voortraject en het doel van het proefsleuvenonderzoek 31 4.3 Vraagstellingen 32 4.4 Methodiek proefsleuven algemeen 35 4.5 Methodiek per vindplaats 36 4.6 Methodiek begeleiding fietspad 36 5 Resultaten verkennend booronderzoek (locatie leemgroeve) A. Verpoorte 41 5.1 Uitgangspunten voor het onderzoek 41 5.2 Onderzoeksvragen 41 5.3 Onderzoeksmethode 42 5.4 Resultaten 42 5.4.1 Bovenste löss 43 5.4.2 De patina-discordantie 43 5.4.3 Het Caberg-terras 43 5.4.4 Dikte en lithologie van de pakketten tussen de patina-discordantie en het Caberg-terras 44 5.5 Interpretatie 44 5.5.1 Het zuidwestelijke deel (vindplaats 125) 46 5.5.2 Het middendeel (vindplaats 126) 46 5.5.3 Het noordoostelijke deel 46 5.6 Conclusie en aanbevelingen 46 6 Resultaten proefsleuvenonderzoek 49 6.1 Bodemopbouw van het plangebied 49 6.1.1 Conservering 50 6.1.2 Bergbrik, Nagelbeekafzetting en patinacomplex 52 6.2 Archeologische resultaten noordelijk deel (bedrijventerrein Europark) 55

4 LANAKERVELD 6.2.1 Vindplaats 2 55 6.2.2 Vindplaatsen 61 en 62 58 6.2.3 Vindplaats 82 61 6.2.4 Vindplaats 84 63 6.2.5 Vindplaats 24 64 6.2.6 Vindplaats 3 68 6.2.7 Vindplaats 18 69 6.2.8 Vindplaatsen 29 en 31 72 6.2.9 Vindplaats 66 74 6.2.10 Vindplaats 42 75 6.2.11 Vindplaats 122 77 6.2.12 Vindplaats 123 80 6.3 Archeologische resultaten zuidelijk deel (woningbouwlocatie Op de Wan) 86 6.3.1 Vindplaats Erdwerk 86 6.3.2 Vindplaats 67 88 6.3.3 Vindplaats 22 89 6.3.4 Vindplaats 4 91 6.3.5 Vindplaats 53 92 6.3.6 Vindplaats 124 96 6.3.7 Vindplaatsen 73 en 76 107 7 Specialistenonderzoek - Aardewerk 111 7.1 Bandkeramisch aardewerk 111 7.1.1 Typologie 111 7.1.2 Methodiek 112 7.1.3 Resultaten 113 7.1.4 Conclusie 118 7.2 Het laat-prehistorische aardewerk 119 7.2.1 Het noordelijke deel 119 7.2.2 Het zuidelijke deel 122 7.2.3 Conclusie 123 7.3 Aardewerk uit de Romeinse tijd 124 7.3.1 Methodiek 124 7.3.2 Aardewerkgroepen 125 7.3.3 Datering 127 7.3.4 Verspreiding 127 7.3.5 Conclusie 127 7.4 Vroeg-middeleeuws aardewerk 128 7.4.1 De pottenbakkersoven op vindplaats 124 128 7.4.2 Overig vroeg-middeleeuws aardewerk van vindplaats 124 132 7.4.3 Vroeg-middeleeuws aardewerk van vindplaats 18 133 7.4.4 Conclusie 133 8 Specialistenonderzoek - Natuursteen, Vuursteen en overig vondstmateriaal 135 8.1 Natuursteen 135 8.1.1 Inleiding 135 8.1.2 Beschrijving 137 8.1.3 Conclusie 147

LANAKERVELD 5 8.2 Vuursteen 148 8.2.1 Inleiding 148 8.2.2 Beschrijving 149 8.2.3 Conclusie 156 8.3 Overige materialen 162 8.3.1 Baksteen uit de Romeinse tijd 162 8.3.2 Glas uit de Romeinse tijd 163 8.3.3 Metaal 164 9 Specialistenonderzoek - Botanie 167 9.1 Inleiding 167 9.2 Resultaten 167 9.3 Conclusie. 167 10 Evaluatie karterend en waarderend archeologisch onderzoek 169 10.1 Inleiding 169 10.2 Methodiek Karterend en Waarderend onderzoek 169 10.2.1 Methodiek oppervlaktekartering 169 10.2.2 Methodiek karterend booronderzoek 169 10.2.3 Methodiek waarderend proefsleuvenonderzoek 170 10.3 Evaluatie karterend onderzoek n.a.v. het proefsleuvenonderzoek 170 10.3.1 Aanwijzen van vindplaatsen 170 10.4 Conclusies en Aanbevelingen 172 10.4.1 Conclusies 173 10.4.2 Aanbevelingen 173 11 Synthese en waardering van de archeologische vindplaatsen 175 11.1 Inleiding 175 11.2 Paleolithicum 176 11.3 Het vroege neolithicum - de lineaire bandkeramiek (LBK) 177 11.3.1 Vindplaats 2 bandkeramische nederzetting 178 11.3.2 Vindplaats 24 bandkeramische nederzetting 179 11.3.3 Vindplaats 53 bandkeramische nederzetting 181 11.3.4 Vindplaats 123 bandkeramisch grafveld 183 11.4 Midden- en laat-neolithicum 185 11.5 Metaaltijden 186 11.5.1 Vindplaats 122 nederzettingsterrein uit de late bronstijd-vroege ijzertijd 187 11.5.2 Vindplaats 124 - urnenveld uit de late bronstijd-vroege ijzertijd en nederzettingsterrein uit de vroege ijzertijd 189 11.6 Romeinse tijd 191 11.6.1 Vindplaats 18 - nederzettings- of villaterrein uit de Romeinse tijd 192 11.7 De vroege middeleeuwen 194 11.7.1 Vindplaats 124 - Merovingische pottenbakkersovens en mogelijk vroeg-middeleeuwse nederzetting 194

6 LANAKERVELD 12 Beantwoording onderzoeksvragen, conclusies en aanbevelingen 197 12.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen verkennend booronderzoek 197 12.2 Beantwoording van de onderzoeksvragen proefsleuvenonderzoek 198 12.2.1 Landschap en bodem 198 12.2.2 Gaafheid en conservering 202 12.3 Aanbevelingen en conclusie 207 12.3.1 Aanbeveling voor het noordelijke deel 208 12.3.2 Aanbeveling voor het zuidelijke deel 208 12.3.3 Conclusie 210 Literatuur 213 Bijlage 1 Sporenlijst 227 Bijlage 2 Vondstenlijst 237 Bijlage 3 Boorbeschrijvingen 247 Bijlage 4 LBK aardewerk 249 Bijlage 5 Laat-prehistorisch aardewerk 251 Bijlage 6 Aardewerk uit de Romeinse tijd 253 Bijlage 7 Natuursteen per steensoort 255 Bijlage 8 Vuursteen 257 Bijlage 9 Metaal 263 Bijlage 10 Verslag van een Archeologische Begeleiding op het Lanakerveld 265 1 Inleiding 267 2 Landschappelijk kader 269 3 Archeologisch kader 270 4 Methodiek (actieve) begeleiding fietspad 273 5 Resultaten van de archeologische begeleiding 277 5.1 Inleiding 277 5.2 Sporen 277 5.2.1 Cluster 1 277 5.2.2 cluster 2 278 5.2.3 Cluster 3 280 5.3 Vondstmateriaal 280 6 Conclusies 282

LANAKERVELD 7 Voorwoord Voor u ligt Archol rapport 100. Het bevat de resultaten van een inmiddels twee jaar geleden uitgevoerd archeologisch onderzoek, waarbij een uitgestrekt gebied in het uiterste noordwesten van de gemeente Maastricht verkend is op de aanwezigheid van archeologische waarden. Het gebied bleek vanaf het vroege neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen min of meer continu in gebruik te zijn geweest. Verschillende vindplaatsen, zoals een grafveld uit de vroeg-neolithische Lineaire Bandkeramiek (ca. 7000 jaar oud) en een vermoedelijke nederzetting met pottenbakkersoven uit de 7 e eeuw na Christus (Merovingische periode) zijn voor Nederlandse begrippen uiterst zeldzaam te noemen. Bij het uitvoeren van en rapporteren over dit onderzoek zijn veel meer mensen betrokken geweest dan alleen de namen op de voorkant suggereren. We willen daarom graag de volgende mensen bedanken die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het veldwerk en de totstandkoming van dit rapport: Drs. G.C. Soeters, drs. A.M. Brakman, drs. W. Dijkman, mevr. E. Jansen, dhr. J. Bruin, dhr. P. Konings, dhr. H. Peeters, mevr. L. Kapel, dhr. P. Rongen (allen gemeente Maastricht), dhr. A. Porreij, dhr. M. Goddijn (beide student universiteit Leiden), dhr. S. Aarts (student universiteit Leuven), drs. M. Pruysen, drs. M. Hemminga, drs. L. van Hoof, dr. S. Knippenberg, drs. W. Laan, ing. S. Shek, dhr. A. Allen, mevr. M. de Weerd (allen Archol), dr. A. Verpoorte, dr. P. van de Velde, drs. B. Vanmontfort, drs. L. Amkreutz, dr. A. van Gijn, prof. dr. C.C. Bakels, prof. dr. L.P. Louwe Kooijmans, dhr. W. Kuijper, drs. J. de Bruin, prof. dr. H. Fokkens, drs. K. Wentink, drs. A. Verbaas (allen universiteit Leiden), dr. M. de Grooth, dhr. A. Manders (enthousiaste detectoramateur), drs. F. Brounen (RCE), dr. E. Meijs (provincie Limburg), dhr. H. Lemmen, dhr. M. Klasberg (beide amateurarcheologen), de pachters van het Lanakerveld, dr. P. Jongste (Hazenberg archeologie), mevr. I. Nuijten (RAAP), Ralf (machinist Moermans), Kees (machinist Deckers), dhr. G. Vos (Kragten Geodesie) en drs. T. Vanderbeken (ZOLAD).

8 LANAKERVELD

LANAKERVELD 9 1 Inleiding In de nabije toekomst zal het plangebied Maastricht-Lanakerveld in het uiterste noordwesten van de gemeente Maastricht ontwikkeld gaan worden ten behoeve van woningbouw en lichte industrie. Het gebied heeft vanwege zijn ligging een hoge archeologische verwachting. 1 Een door RAAP Archeologisch adviesbureau uitgevoerd booronderzoek en oppervlaktekartering hebben de enorme archeologische potentie van het plangebied bevestigd. Dit onderzoek leverde 121 vindplaatsen op met dateringen tussen het vroege neolithicum en de middeleeuwen. 2 Vindplaatsen uit de metaaltijden ontbraken, maar werden op basis van vondstmeldingen en opgravingen direct naast het plangebied wel verwacht. De archeologische waarden in het plangebied dienden door middel van een proefsleuvenonderzoek nader in kaart gebracht te worden. In opdracht van de Gemeente Maastricht heeft Archeologisch Onderzoek Leiden BV (Archol) in samenwerking met de Faculteit der Archeologie van de Universiteit Leiden een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de vorm van proefsleuven en een verkennend booronderzoek uitgevoerd op deze locatie. Het proefsleuvenonderzoek bestond uit de waardering van 12 vindplaatsen in het noordelijke deel (bedrijventerrein) en 6 vindplaatsen in het zuidelijke deel (woningbouwlocatie). Daarnaast zijn er drie nieuwe vindplaatsen aangetoond. Het booronderzoek vond plaats in het uiterste westen van het plangebied. Op deze locatie zal een leemgroeve geëxploiteerd gaan worden, die de bodem tot op grote diepte zal gaan verstoren. Dit booronderzoek was vooral gericht op het vaststellen van de potentie voor het aantreffen van vindplaatsen uit het midden-paleolithicum. Doel van het proefsleuvenonderzoek was de aard van de archeologische waarden op de te onderzoeken vindplaatsen te documenteren en hun fysieke en inhoudelijke kwaliteit vast te stellen. De vindplaatsen zijn gewaardeerd volgens de richtlijnen van de KNA 3.1. Op grond hiervan worden aanbevelingen gedaan over de behoudenswaardigheid van de vindplaatsen en de al dan niet aanwezige noodzaak van vervolgonderzoek. Het plangebied is opgedeeld in twee delen. Een noordelijk deel, waar circa 48 hectare ontwikkeld zal gaan worden ten behoeve van het grensoverschrijdende bedrijventerrein Europark en een zuidelijk deel, waar circa 13 hectare verstoord zal gaan worden op een toekomstige woningbouwlocatie. Samen vormen zij 61 hectare van het plangebied. Het totale plangebied inclusief de groenzones beslaat 186 hectare. In het noordwesten wordt de begrenzing van het plangebied gevormd door de Belgisch-Nederlandse grens. In het zuiden vormen de Zouwweg en de Van Akenweg de grens en in het oosten de Brusselseweg. De spoorlijn tussen Maastricht en Lanaken begrenst het plangebied in het noordoosten. Het plangebied heeft voornamelijk een agrarische functie (akkerbouw) en is voor een klein deel bebouwd door het gehucht Op de Wan. Het veldwerk vond plaats van 1 oktober tot 14 november 2007. Hierbij zijn verspreid over het plangebied in totaal 79 proefsleuven gegraven conform de richtlijnen in het Programma van Eisen (PvE). 3 Het onderzochte oppervlak bedraagt in totaal 11770 m 2. 1 Zie Soeters & Van der Gaauw 2007. Daarnaast is een veldinspectie van het plangebied uitgevoerd. 2 Roymans & Van Waveren 2002. 3 Soeters & Van der Gaauw 2007.

10 LANAKERVELD 172000 173000 174000 175000 176000 177000 318000 318000 319000 319000 320000 320000 321000 321000 322000 322000 ANWB Topografische Nederland Atlas 1:50 000 172000 173000 174000 175000 176000 177000 In dit rapport zal eerst kort de landschappelijke en archeologische context van het plangebied geschetst worden (hoofdstuk 2 en 3). Vervolgens worden het reeds uitgevoerde traject binnen het archeologische proces en de bij het proefsleuvenonderzoek gehanteerde methodiek geïntroduceerd (hoofdstuk 4). In hoofdstuk 5 t/m 9 zullen de belangrijkste resultaten gepresenteerd worden. In hoofdstuk 10 wordt vervolgens ingegaan op de representativiteit van deze resultaten, waarna in hoofdstuk 11 per periode een korte synthese van de resultaten en een waardering van de verschillende vindplaatsen gegeven wordt. De conclusies van het proefsleuvenonderzoek en de aanbevelingen voor het vervolgtraject volgen tenslotte in hoofdstuk 12. Figuur 1.1 Locatie plangebied Maastricht-Lanakerveld.

LANAKERVELD 11 Tabel 1.1 Administratieve gegevens IVO plangebied Maastricht-Lanakerveld. Datum per procesonderdeel Veldwerk IVO: oktober-november 2007 Uitwerking/rapportage: januari-mei 2008 Opdrachtgever Uitvoerder Bevoegd gezag Locatie Gemeente: Plaats: Toponiem: Depot Gemeente Maastricht Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol BV) Gemeente Maastricht Maastricht Maastricht Lanakerveld Gemeentelijk Depot voor Bodemvondsten Maastricht Archol-code MAL1184 Gemeente-code 2007.MALD.B CIS-code 24543 Archis vondstmeldingsnummer 406009 Coördinaten per vindplaats 2 174.844/320.992 174.227/320.834 174.789/320.165 174.199/320.756 24 174.358/320.775 29 174.059/320.740 31 174.067/320.622 42 174.395/320.054 53 174.856/320.312 61 174.681/321.029 62 174.684/320.965 66 173.840/320.522 67 175.039/319.854 73 174.402/320.133 76 174.313/319.981 82 174.530/320.907 84 174.771/320.735 122 174.425/320.825 (west); 174.560/320.910 (oost) 123 174.430/320.960 124 174.675/319.940 (zuid); 174.800/320.260 (noord) Erdwerk 175.070/320.110 Geomorfologie Lössplateaus op maasterrasafzettingen (Caberg-3). De plateaus zijn afgescheiden door twee droogdalen en liggen op geruime afstand van de Maas. De vindplaatsen liggen op ca 51-65 m + NAP. Bodem Bergbrikgrond (BLb6).

12 LANAKERVELD

LANAKERVELD 13 Figuur 2.1 Archeologische en geologische tijdschaal. saalien eemien weichselien preboreaal boreal atlanticum subboreaal subatlanlanticum 0 3.000 BP 9.000 BP paleolithicum mesolithicum neolithicum bronstijd ijzertijd romeinse tijd merovingische tijd karolingische tijd late middeleeuwen nieuwe tijd 5.000 BP 800 vc 5.300 vc 7.500 BP 10.000BP000B 8.800 vc 120.000BP 130.000BP nu 1.5000 1.000 750 400 12 vc 2.000 vc 200.000BP0.000B 300.000vC 2 Landschappelijk kader Het huidige lösslandschap van Zuid-Limburg is merendeels door de Maas gevormd ten tijde van de ijstijden. Dit gebeurde in een aantal fasen. Tijdens het Kwartair (vroeg-pleistoceen) werden dikke pakketten Maasafzettingen tot een aantal terrassen gevormd waarbij het hoogterras het oudste niveau is. Vervolgens zakte de erosiebasis van de Maas door tektonische opheffing van het gebied en sneed de rivier in haar eigen hoogterrassensediment. Op een dieper niveau werd wederom erosief materiaal door de Maas afgezet dat op haar beurt de middenterrassen vormde. Gedurende de periode waarin de middenterrassen gevormd werden zorgde verdere opheffing van het gebied voor een sterke erosie van het hoogterrassensediment waardoor het huidige versneden landschap ontstond. In het Pleistoceen werden deze terrassen bedekt met löss. Deze löss is waarschijnlijk afkomstig van glaciale- en fluvioglaciale afzettingen uit het Noordzeebekken wat een verklaring biedt voor het gegeven dat de löss naar het noordwesten toe steeds zandiger wordt. 4 Het afzetten van de löss gebeurde in drie cycli: een eerste cyclus gedurende het Saalien (Saale II) waarin zich gedurende een warme periode (Eemien) een roodbruine bodem heeft gevormd (figuur 2.1). Tijdens het Weichselien (Würm II/IV) vonden de laatste twee cycli plaats. 5 De löss werd afhankelijk van de plaatselijke reliëfverhoudingen, in dunne of dikke pakketten afgezet. De lössafzettingen vormden als het ware een deken over het landschap met kleine hoogteverschillen. 6 De met löss bedekte terrassen werden aan het einde van het Pleistoceen (Dryas en Alleröd) en in het Holoceen verder gevormd door erosie. Modderman 7 toonde bij zijn onderzoek naar de bandkeramische nederzetting in Sittard in 1953 al aan dat door de hellingsgraad (ongeveer 3%) van de locatie, solifluctie 8 was opgetreden. Bij solifluctie wordt aan de top van de helling materiaal geërodeerd waarna het materiaal op een lager gedeelte weer wordt afgezet (het colluvium) (figuur 2.2). Dit proces treedt op wanneer een gebied ontbost is. Wanneer de begroeiing van het gebied verdwijnt, wordt de löss niet meer door wortels vastgehouden en krijgt de regen een directe impact op de bodem. Bij een hellingsgraad van minimaal 2% vloeit de A- en E-horizont af. Afvloeiing van de B-horizont treedt op bij een percentage vanaf 5%. 9 Vondstmateriaal afkomstig uit het colluvium wijst uit dat het erosieproces in hoge mate is gerelateerd aan ontginningsfasen van de zeer vruchtbare lössplateaus door de mens. Deze ontginningen dateren uit het neolithicum, de late ijzertijd en de Romeinse tijd, en uit de volle middeleeuwen en latere perioden. 10 De erosie zorgde voor een afzwakking van het reliëf, omdat de dalen enigszins opgevuld werden. De huidige hellinggraad is dus minder dan oorspronkelijk het geval was. Het huidige lösslandschap kan dan ook gekarakteriseerd worden als een door de Maas gevormd terrassenlandschap, 4 Berendsen 2000, 13. 5 Huijzer 1993, 161. 6 Bouten et al. 1985. 7 Modderman 1958/59. 8 Het vloeien van bodemmateriaal onder niet-periglaciale omstandigheden. 9 Modderman 1958/59, 36. 10 Boenigk en Hagedorn 1996.

14 LANAKERVELD Figuur 2.2 Dwarsdoorsnede van een typisch droogdal (Stiboka 1990). waarop door de wind een dik lösspakket is afgezet dat het oudere reliëf deels afgedekt heeft. De lössgronden zijn bodems, die tijdens het laat-glaciaal en vroeg-holoceen ontstaan zijn onder een gematigd vochtig klimaat en onder een natuurlijk bosbestand: de zogenoemde Schwarzerden. Een van de eerste fasen in het proces van bodemvorming is de ontkalking van het oorspronkelijk kalkrijke materiaal. Deze ontkalking is tot 3 à 4 m doorgegaan. In Zuid-Limburg zijn de volgende drie verschillende lössbodems of brikgronden het meest voorkomend: Radebrikgronden (figuur 2.3) Radebrikgronden zijn niet-geërodeerde brikgronden zonder(eventueel met geringe) hydromorfe kenmerken (onvoldoende voor het differentiërende kenmerk hydromorf). De A-horizont heeft (tenzij geploegd) een geringe, zelden matige dikte en gaat aan de onderzijde geleidelijk over in de E-horizont. De briklaa vertoont, evenals de bovenliggende horizonten, geen hydromorfe kenmerken. De overgang van Bt 11 -naar (kalkloze) C-horizont verloopt eveneens geleidelijk. Op een diepte van 2 m of meer bevindt zich de kalkrijke löss. Bergbrikgronden Bergbrikgronden zijn geërodeerde brikgronden zonder (eventueel met geringe) hydromorfe kenmerken (onvoldoende voor het differentiërende kenmerk hydromorf). Kenmerkend voor deze lössleemgronden is de briklaag die aan het oppervlak ligt. Erosie (vaak als gevolg van akkerbouw) heeft de A- en de E-horizont weggespoeld, waardoor de briklaag aan het oppervlak is komen te liggen. Vrijwel steeds is bovenin de briklaag een nieuwe bouwvoor gevormd Figuur 2.3 Standaardprofiel van een Radebrikgrond. 11 B-horizonten waarin lutum is ingespoeld.

LANAKERVELD 15 (Ap). Deze gronden komen op matig steile hellingen voor. Op steile hellingen is ook de briklaag soms geërodeerd en ligt de (soms kalkrijke) C-horizont aan het oppervlak. Er is dan geen sprake meer van een bergbrikgrond doch van een ooivaaggrond. Ooivaaggronden Ooivaaggronden zijn kleigronden met weinig profielontwikkeling. De A-horizont voldoet niet aan de eisen voor een minerale eerdlaag. Aansluitend op de A-horizont volgt meestal direct de C-horizont. Soms is een weinig tot matig ontwikkelde B-horizont aanwezig waarin enige homogenisatie en/of een geringe mate van interne verwering; soms ook geringe klei inspoeling te constateren is (onvoldoende voor een briklaag). Eventuele hydromorfie bevindt zich te diep in het profiel om als differentiërend kenmerk een rol te spelen. De lössgrond vormt vanouds een goede akkerbouwgrond; het bodemmateriaal is redelijk goed doorlatend, neemt regenwater gemakkelijk op en houdt dat lang vast. Uitspoeling en interne verwering verminderen uiteindelijk het absorptieniveau van de löss, waardoor uitspoeling van kleideeltjes (lutum) optreedt die in een dieper gelegen horizont weer accumuleren en zo de Bt-horizont (briklaag) vormen. De spreekwoordelijke vruchtbaarheid en het bewerken/beakkeren van de löss wordt echter ter discussie gesteld. 12 Men vermoedt dat het bewerken van de löss vooral beperkt werd tot die gebieden waar een gunstiger bodem tot ontwikkeling was gekomen; de zogenaamde gedegenereerde Schwarzerde, para-braunerde of het Löss-Braunerde-type. 13 Een ander fenomeen dat naast de vorming van colluvium kenmerkend is voor het Limburgse lössgebied zijn droogdalen. Droogdalen zijn gedurende de laatste ijstijd ontstaan toen de bodem nog bevroren was. In een fase van opwarming ontdooide de bovenste laag van het oppervlak, waarna deze afvloeide over de bevroren ondergrond. Door de cycli van opwarming en bevriezing en het watertransport dat over het bevroren oppervlak plaats vond, sleten de dalen zich op een kenmerkende manier uit (zie figuur 2.2). Door verschillen in opwarming van beide zijden van het dal en de daaruit voortvloeiende (ongelijke) erosie (gelifluctie 14 ), kregen dergelijk dalen namelijk een asymmetrische vorm. 15 De bodems van deze dalen zijn naderhand geleidelijk opgevuld met colluvium. De droogdalen zijn vandaag de dag nog steeds voor een groot deel verantwoordelijk voor de afwatering van de plateaus. 12 Langohr 1990. 13 Schalig 1998. 14 Het vloeien van bodemmateriaal onder glaciale omstandigheden. 15 Berendsen 1997, 13-15.

16 LANAKERVELD

LANAKERVELD 17 3 Archeologisch kader 3.1 Inleiding Archeologisch onderzoek op de Caberg bij Maastricht kent een lange geschiedenis. Het zwaartepunt heeft daarbij over het algemeen op twee periodes gelegen, namelijk het midden-paleolithicum en het vroege neolithicum (lineaire bandkeramiek). Onder meer door de aanleg van de Zuid-Willemsvaart kreeg het Caberg plateau in het begin van de 19 e eeuw bekendheid als vindplaats van fossielen. Beroemd is de vondst van een nu helaas verloren geraakte kaak van mens(achtige) in 1823, die zelfs de aandacht trok van de bekende Engelse geoloog Charles Lyell. 16 Systematisch onderzoek naar paleolithische vindplaatsen op de Caberg liet echter tot het eind van de 20 e eeuw op zich wachten toen een aantal midden-paleolithische vuursteenconcentraties in de Belvédère groeve werden onderzocht door de Universiteit van Leiden. Naast paleolithische vondsten werden aan het begin van de 20 e eeuw belangrijke vondsten uit het vroege neolithicum gedaan. Ze vormden de eerste aantoonbare resten van de bandkeramische cultuur op Nederlandse grondgebied en zetten het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden in de jaren 20 en 30 aan tot het doen van een aantal opgravingscampagnes. In dit hoofdstuk wordt de archeologische context waarin de resultaten van het proefsleuvenonderzoek geplaatst moeten worden geschetst. Hierbij worden alleen die periodes beschreven, die daadwerkelijk bij het proefsleuvenonderzoek zijn aangetroffen. Een uitzondering wordt gemaakt voor het midden-paleolithicum. Er zijn weliswaar geen resten uit deze periode aangetroffen in de reguliere proefsleuven, wat onder meer te wijten is aan de grote diepteligging van archeologische resten uit deze periode. Specifiek op deze periode gericht booronderzoek in het uiterste westen van het plangebied heeft echter aangetoond dat deze hier wel degelijk aanwezig kunnen zijn. 3.2 Midden-paleolithicum Op tenminste vier locaties in de omgeving van het Lanakerveld zijn sporen uit de oude steentijd aangetroffen: Maastricht-Belvédère, Veldwezelt- Hezerwater, Kesselt-Op de Schans en Kesselt-groeve Nelissen. In de groeve Maastricht-Belvédère werden ongeveer 12 vindplaatsen uit deze periode onderzocht, waarvan het grootste gedeelte uit de periode rond 250.000 jaar geleden dateert. Het gebied bestond toen uit een dicht begroeide moerassige oeverzone van de Maas. De vindplaatsen bestaan uit vuursteenconcentraties, waar werktuigen geproduceerd werden en grotere gebieden met een zeer losse spreiding van werktuigen, die vermoedelijk het gebruik van werktuigen illustreren. 17 De aangetroffen archeologische resten bestaan vooral uit vuursteen en botmateriaal. De dichtheid aan vuurstenen artefacten varieert van 1 vondst per vierkante meter tot tientallen vondsten per vierkante meter. Het botmateriaal bestaat vooral uit de resten van grote en kleine zoogdieren en is vaak geassocieerd met vuurstenen artefacten. Regelmatig worden ook sporen van vuur aangetroffen in de vorm van houtskool en verbrand 16 Roebroeks 1985. 17 Roebroeks 2005, 104-5.

18 LANAKERVELD 2 1 4 3 vuursteen. Cruciaal voor een zinvolle kennis van de archeologie is de geologische en paleo-ecologische informatie die noodzakelijk is voor onderzoek van de ouderdom van de resten en de reconstructie van het klimaat en het landschap. 18 Resten uit deze periode zijn bewaard in laagpakketten tussen de bovenste löss (waarvan de onderkant gemarkeerd wordt door de bodemhorizont van Nagelbeek en de patina-discordantie ) en oude Maasafzettingen (Maasterrassen). In de groeve Maastricht-Belvédère liggen de meeste vondsten ingebed in fijnkorrelige rivierafzettingen, maar er zijn ook vondsten bekend uit lössafzettingen bewaard in een karstdepressie. 19 De vindplaatsen in de groeve Veldwezelt-Hezerwater liggen in fijnkorrelige afzettingen tegen de rand van een oud Maasterras ( Rothem-terras ). 20 In Kesselt-Op de Schans zijn de vondstconcentraties geassocieerd met zandige, licht humeuze hellingafzettingen. 21 Tenslotte zijn verplaatste, wit gepatineerde artefacten bekend uit een erosiehorizont ( patina-discordantie ) die in een groot gebied aangetroffen is (vondsten onder andere uit Kesseltgroeve Nelissen en uit profielen langs het Albertkanaal). 22 Figuur 3.1 Vindplaatsen uit het midden-paleolithicum in de omgeving van het Lanakerveld. 1. Belvédère, 2. Veldwezelt, 3. Kesselt-Op de Schans, 4. Kesselt-Groeve Nelissen. 3.3 Het vroege neolithicum - de lineaire bandkeramiek (LBK) De lineair bandkeramische cultuur (Duits: Linienbandkeramische Kultur, afgekort LBK) is de vroegste neolithische cultuur in Nederland. Het neolithicum kenmerkt zich door een grotendeels sedentaire bestaanswijze en een voedseleconomie die overwegend leunt op landbouw en veeteelt. Deze wijkt duidelijk af van het mobiele bestaan in het voorgaande paleoen mesolithicum, waarin jagen en verzamelen de belangrijkste middelen van bestaan vormden. Het verschijnen van de bandkeramische cultuur vormt een dermate abrupte breuk met de bestaanswijze van deze jagers- 18 cf. Van Kolfschoten & Roebroeks 1985. 19 Roebroeks 1988, Roebroeks et al. 1997, De Loecker 2006, De Warrimont 2007. 20 Bringmans 2006, De Warrimont 2007. 21 Van Baelen et al. 2007. 22 Lauwers & Meijs 1985, Meijs 2002.

LANAKERVELD 19 Figuur 3.2 Typologie van bandkeramische huisplattegronden (naar: Modderman 1970). verzamelaars, dat er over het algemeen van wordt uitgegaan dat we hier niet te maken hebben met locale populaties, die zich hebben aangepast aan een nieuwe levenswijze, maar met kolonisatie uit een andere regio. Het oorsprongsgebied van de LBK ligt in Zuidoost Europa (Hongarije), vanwaaruit deze cultuur zich over grote delen van Europa verspreidde. Daarbij werd de voorkeur gegeven aan vruchtbare lössgronden, waarop het grootste deel van de nederzettingen te vinden is. De Nederlandse vindplaatsen vormen samen met die in België en het Duitse Rijnland de meest noordwestelijke uitloper van het verspreidingsgebied van de LBK. De datering ligt in deze streken grofweg tussen 5300 en 4900 voor Christus. Kenmerkend voor de LBK zijn nederzettingen met sporen van grote houten boerderijen en een karakteristieke materiële cultuur, bestaande uit vuurstenen werktuigen, stenen dissels (hakwerkuigen) en onversierd en versierd aardewerk. Aan dit laatste ontleend de LBK haar naam. Op basis van karakteristieken van de huisplattegronden en het versierde aardewerk is de LBK op het Graetheideplateau door Modderman opgedeeld in twee periodes, een oudere (I) en een jongere (II), die elk ook weer onderverdeeld zijn in vier fasen. 23 De oudste fase (Ia) is vooralsnog op de Nederlandse vindplaatsen niet aangetroffen. 24 23 Modderman 1970. 24 De Grooth & Van de Velde 2005, 220.

20 LANAKERVELD 11 9 13 14 12 10 5 6 4 1 2 3 8 7 3.3.1 LBK op de Caberg In Nederland is de LBK met name bekend door een cluster nederzettingen die onderzocht zijn op het zogenaamde Graetheideplateau. Bekende vindplaatsen hier zijn Geleen, Sittard, Beek, Stein en Elsloo. In Elsloo is naast een nederzetting ook een grafveld opgegraven. Ondanks deze rijkdom zijn de eerste bandkeramische vondsten in Nederland niet gedaan op de Graetheide maar op de Caberg bij Maastricht. Deze vondsten behoren tot een ander nederzettingscluster dan het Graetheidecluster en omvat ook een aantal Belgische vindplaatsen. Dit is het zogenaamde Heeswatercluster. De eerste bandkeramische vondsten van de Caberg en dus van Nederland worden gemeld in 1924. In dat jaar kwamen in één van de leemgroeves op de Caberg aardewerk en vuurstenen werktuigen te voorschijn die door de groeve-eigenaar ir. P. Marres via pastoor Kengen werden voorgelegd aan de conservator archeologie van het Bonnefantenmuseum in Maastricht, dr. Goossens. Aan hem komt de eer toe als eerste in Nederland de bandkeramiekcultuur herkend en in druk vermeld te hebben. 25 Op de melding van Kengen volgt al in 1925 een opgraving door het Rijksmuseum van Oudheden onder leiding van dr. J.H. Holwerda. De opgravingen liepen met onderbrekingen tot in 1934. 26 Het onderzoek door het RMO richtte zich op twee locaties. Ter hoogte van de splitsing van de Brusselseweg en de Postbaan werd een grachtensysteem van een zogenaamd Erdwerk verkend. Uit de verschillende grachten werd maar een beperkte hoeveelheid vondstmateriaal verzameld. Het materiaal dateert zowel uit de LBK als uit het midden- en/of late neolithicum en de datering van het grachtensysteem staat daarom niet onomstoten vast. Duidelijk is wel dat zich in de directe nabijheid van het grachtensysteem kuilen bevonden met bandkeramisch vondstmateriaal. Daarnaast werden er sporen uit de metaaltijden gevonden. Ongeveer 500 m ten zuiden Figuur 3.3 LBK vindplaatsen in de directe omgeving van het Lanakerveld. 1. Maastricht-Belvédère, 2. Maastricht-Klinkers, 3. Maastricht-Oud Caberg, 4. Lanaken-Briegdendonk (B), 5. Rosmeer (B), 6. Vlijtingen (B), 7. Eben-Emael (B), 8. Borgharen, 9. Nattenhoven, 10. Geleen, 11. Sittard, 12. Beek, 13. Stein, 14. Elsloo, 15. Maastricht-Cannerberg. 25 Goossens 1925. 26 De opgravingen zijn nooit uitvoerig gepubliceerd (zie Disch 1969 en 1972; Thanos 1994).

LANAKERVELD 21 van het Erdwerk werden door Holwerda een aantal sleuven gegraven op het terrein De Waal. Ook hier werden sporen van bandkeramische bewoning gevonden. Op geen van beide door het RMO onderzochte terreinen zijn duidelijke sporen van bandkeramische huisplattegronden gevonden. Deels zal dit te wijten zijn aan de toen heersende gedachte dat de bandkeramiekers niet in huizen woonden, maar in hutkommen. De met huisafval gevulde kuilen, die vaak aan weerszijden van de daadwerkelijke huisplattegronden worden aangetroffen, werden als zodanig geïnterpreteerd. De eerste bandkeramische huisplattegronden op de Caberg werden eind jaren 80 van de vorige eeuw herkend tijdens opgravingen door het toenmalige Instituut voor Prehistorie van de Universiteit Leiden in de groeve Klinkers. 27 De vindplaats bevindt zich ongeveer een kilometer ten noorden van het door Holwerda opgegraven Erdwerk en bevatte (delen van) vier bandkeramische huisplaatsen. Het zwaartepunt van de bewoning lijkt net als op het terrein De Waal in de jonge Bandkeramiek te liggen, namelijk fasen IIc en IId. Opvallend is de losse spreiding van de huisplattegronden op de vindplaats Klinkers, met name wanneer deze afgezet wordt tegen de grote nederzettingen op het Graetheideplateau. Deze nederzettingen worden veelal gekenmerkt door een grote sporendichtheid en veel oversnijdingen. Na het onderzoek in de groeve Klinkers hebben geen grootschalige opgravingen van bandkeramische nederzettingen op de Caberg meer plaatsgevonden. Wel werden eind jaren 90 van de vorige eeuw een aantal bandkeramische kuilen met aardewerk uit de oudere bandkeramiek (fase Ib) gedocumenteerd bij de bouw van een winkelcentrum aan het Sint- Christoffelplein in de wijk Oud-Caberg. Dit benadrukt dat ook in druk bebouwde arealen binnen de gemeente nog sporen uit deze (en andere) periodes verwacht mogen worden. 28 De uitzonderlijke potentie van het plangebied Lanakerveld voor deze periode is duidelijk geworden door het karterend onderzoek van RAAP. 29 Met behulp van boringen en oppervlaktekarteringen is een groot aantal bandkeramische vindplaatsen gedefinieerd. Op basis van de oppervlaktekartering, het booronderzoek en het door Archol uitgevoerde proefsleuvenonderzoek kunnen in ieder geval 6 bandkeramische vindplaatsen in het plangebied worden aangewezen, waaronder een grafveld, waarvan sommige een aanzienlijke omvang moeten hebben. 30 De bandkeramische nederzettingen op de Caberg behoren tot een cluster nederzettingen die grotendeels uit Belgische vindplaatsen bestaat, het zogenaamde Heeswatercluster. 31 Binnen de gemeente Maastricht heeft slechts één andere locatie, op de Cannerberg in het zuidwesten van de gemeente bandkeramisch materiaal opgeleverd. 32 Op de Cannerberg werden grondsporen en vondstmateriaal aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid van vermoedelijk twee nederzettingsterreinen. Op basis van het versierde aardewerk en een dissel van het type I is de bewoning in fase IIc/d te dateren. 27 Theunissen 1990. 28 Dijkman 2000. 29 Roymans & Van Waveren 2002. 30 Het gaat hier om de volgende door RAAP genummerde vindplaatsen: 2, 13, 19, 20, 23, 24, 53, 58, 77 en 78 en de door Archol gedefinieerde vindplaats 123 (grafveld). Vindplaatsclusters (i.e. 2/19/20/23; 13/53 en 77/78) zijn als één vindplaats gerekend. 31 Zie Jadin et al. 2003 voor een gedetailleerde kaart van de Belgische vindplaatsen binnen dit cluster. 32 Bakels 1985.

22 LANAKERVELD De dichtsbijzijnde Belgische LBK vindplaatsen waar enig onderzoek plaatsgevonden heeft zijn Lanaken-Briegdendonk vlak over de grens en de op enkele kilometers ten zuiden en westen van het plangebied gelegen vindplaatsen Rosmeer-Staberg, Vlijtingen-Kayberg en Eben- Emael Int les Deux Voyes. De vindplaats Lanaken-Briegdendonk kon tijdens werkzaamheden aan het Albertkanaal deels onderzocht worden. Er werden twee huisplattegronden en acht kuilen blootgelegd. 33 Ook in Eben-Emael zijn twee huisplattegronden met geassocieerde kuilen opgegraven. 34 In beide gevallen was echter duidelijk dat een deel van de vindplaats door werkzaamheden/groeveontginningen vernietigd was. Uitgebreider onderzoek vond plaats op de vindplaatsen bij Vlijtingen en Rosmeer. In Vlijtingen is een kleine uitsnede van een bandkeramische nederzetting onderzocht. In de verspreide paalkuilen werden zes huisplattegronden onderscheiden. Daarnaast zijn een vijftigtal kuilen onderzocht. Het aardewerk is met name te dateren in fase II. 35 Op de Staberg bij Rosmeer werd ongeveer één hectare van een bandkeramische nederzetting onderzocht, waarbij de plattegronden van minstens 14 gebouwen werden blootgelegd. Afgaande op de vorm van de huisplattegronden zijn zowel fase I als fase II hier vertegenwoordigd. 36 De door BAAC uitgevoerde opgravingen op het Belgische deel van het bedrijventerrein Europark hebben gezien de rijkdom aan vindplaatsen op het Nederlandse deel opmerkelijk genoeg nauwelijks sporen uit deze periode opgeleverd, namelijk slechts enkele losse vondsten, waaronder twee dissels. 37 De tot nu toe besproken vindplaatsen bevinden zich allen op de voor de bandkeramiek karakteristieke lössgronden. Niet onvermeld moet daarom blijven dat recent ook op de kleigronden in het Maasdal ten noorden van Maastricht twee waarschijnlijke nederzettingen zijn aangetroffen bij Itteren en Nattenhoven. 38 De vindplaatsen dateren beide in de jonge fase van de bandkeramiek en wijzen erop dat in deze fase ook andere bodemtypes geschikt werden geacht voor bewoning. De vindplaatsen waarschuwen daarmee tegen een al te grote focus op lössgronden in het onderzoek naar deze periode. 3.4 Het midden- en late neolithicum In deze periode zijn in Zuid-Nederland en België verschillende cultuurgroepen te onderscheiden. In chronologische volgorde gaat het om de Michelsbergcultuur (ca. 4300 3450 v.chr.), de Stein-groep (ca. 3450-2500 v.chr.) en de Klokbekercultuur (ca. 2500-2000 v.chr.). Op basis van het voorkomen van bandkeramische nederzettingen zouden - net zoals in het Duitse Rijnland - ook bewoningsporen mogen verwachten uit daarop volgende cultuurgroepen als Rössen, Großgartach en Bisscheim verwacht mogen worden. Het Rijnland raakte opnieuw bewoond ten tijde van de Grossgartach cultuur, misschien vanuit Zuidwest-Duitsland (versierd aardewerk in Zuidwest-Duitsland suggereert dat de Grossgartach cultuur daar via de Hinkelsteingroep uit de LBK voortgekomen is). De overgang van Grossgartach naar Planig-Friedberg (= Rössen I) is alleen zichtbaar 33 Lauwers 1984. 34 Close et al. 1997. 35 Marichal et al. 1987. 36 Roosens 1962. 37 Vanderbeken & Van den Hove, 2008. 38 Amkreutz 2004; Brounen & Ball, 2002; Brounen & Rensink 2006.

LANAKERVELD 23 door een verandering in aardewerkstijl, verder is er bewoningscontinuïteit, bijvoorbeeld in de nederzetting Jülich-Welldorf (Dohrn-Ihmig 1983a, b). Daarna, bij de overgang naar Rössen II de klassieke /ontwikkelde Rössencultuur (4800 v. Chr.)- lijkt de continuïteit opnieuw onderbroken te zijn; in elk geval liggen de nederzettingen op andere locaties. Het is echter mogelijk dat Planig-Friedberg en klassiek Rössen aardewerk gelijktijdig (zij het niet op dezelfde locaties) werden gebruikt. Limburg lijkt pas ten tijde van de ontwikkelde Rössen-cultuur weer bewoond te raken. Deze cultuur is beduidend minder goed bekend dan de LBK. In feite kan alleen verwezen worden naar de opgraving Maastricht- Randwyck, Lochterveld (Brounen & Dijkman 1988, Oude Rengerink 1991). 39 Op het Lanakerveld kunnen sporen uit deze periode verwacht worden. Gezien de weinige vondsten die tot nu toe in het lössgebied in Nederland zijn gedaan is deze verwachting echter wellicht niet reëel. Vindplaatsen in de directe omgeving van het plangebied beperken zich grotendeels tot de Michelsbergcultuur. Het gaat hier over het algemeen niet om duidelijk herkenbare nederzettingsterreinen met huisplattegronden zoals kenmerkend voor de vroeg-neolithische LBK, maar om losse paalkuilen, afvalkuilen en vooral vondstconcentraties van aardewerk en steen. Binnen het aardewerkspectrum zijn de zogenaamde tulpbekers kenmerkend voor deze periode. Het gaat hier om potten met een eivormige tot ronde bodem en een dunne naar buiten gebogen rand. Typische vuurstenen artefacten zijn macrolithische schrabbers, spitsklingen en een rijk scala aan spitsen (bladvormig, druppelvormig of driehoekig). In deze periode verschijnt ook het archetypische neolithische werktuig, de geslepen bijl, voor het eerst op grote schaal. 40 Typische vindplaatsen van de Michelsbergcultuur kennen we onder andere uit de reeds eerder genoemde groeve Klinkers 41 en uit Maastricht-Vogelzang. 42 Een ander kenmerkend type vindplaats voor deze periode zijn de zogenaamde aardwerken. Het gaat hier om door grachten en wallen omsloten terreinen van soms wel honderd hectare groot, die in grote delen van Noord- en West-Europa zijn teruggevonden. Het enige duidelijke Nederlandse voorbeeld ligt op de Schelsberg bij Heerlen. 43 Een tweede mogelijke voorbeeld zou het door Holwerda onderzochte grachtensysteem op de Caberg kunnen zijn dat reeds in paragraaf 3.3 aan de orde gekomen is. Een duidelijke datering van het aardwerk op de Caberg is echter niet te geven, omdat er binnen de greppels zowel vroeg- (bandkeramisch) als midden- en laat-neolithisch materiaal verzameld is en de stratigrafische ligging van deze vondsten niet erg duidelijk is. 44 Ook tijdens het door RAAP uitgevoerde karterend onderzoek in het plangebied zijn een aantal vindplaatsen gedefinieerd, die vermoedelijk een midden-neolithische ouderdom hebben. Dit op basis van de aanwezigheid van gepolijste bijlfragmenten, grote tabletvormige krabbers en spitsklingfragmenten. 45 39 Van Hoof 2007. 40 Schreurs 2005, 304-8. 41 Theunissen 1990. 42 Brounen 1995. 43 Schreurs 2005, 310. 44 Thanos 1994. 45 Het gaat om vindplaatsnummers 16, 25, 27, 29, 31, 34, 35, 42, 57, 65 en 87 (Roymans & Van

24 LANAKERVELD Het laat-neolithicum is in de directe omgeving van het plangebied nauwelijks bekend. Dit sluit aan bij het beeld dat we hebben uit de rest van Zuid-Limburg 46 en België, 47 waar deze periode slechts vertegenwoordigd wordt door enkele klokbekerbegravingen en losse vondsten. Duidelijke nederzettingen ontbreken in het gegevensbestand. Enkele Nederlandse vondsten waar we hier naar kunnen verwijzen zijn een klokbekergraf uit Elsloo en een kuil met klokbeker- en potbekeraardewerk, die bij de opgraving van de Romeinse villa Kerkrade-Holzkuil tevoorschijn kwam. In de vroege bronstijd, een periode die wat grafbestel en nederzettingen betreft grotendeels vergelijkbaar is met het daaraan voorafgaande laat-neolithicum, veranderd er in feite niet veel in dit beeld. Vondsten van het voor deze periode karakteristieke wikkeldraad-aardewerk zijn gedaan op een oppervlaktevindplaats bij Nieuwstadt en, net over de grens bij Maastricht, in een vermoedelijk graf bij Neerharen-Rekem. 3.5 De late bronstijd en vroege ijzertijd De kennislacune wat betreft de vroege bronstijd op de Zuid-Limburgse löss geldt ook voor de midden-bronstijd. Uit deze laatste periode is slechts één duidelijke nederzettingsterrein bekend, namelijk Sittard-Hoogveld. 48 Daartegenover staan tientallen nederzettingsterrein uit deze periode in andere regio s in Nederland. Pas in de late bronstijd en vroege ijzertijd verandert dit beeld voor Zuid-Limburg. 49 Uit deze periode kennen we een aantal nederzettingsterreinen en grafvelden. Deze laatste domineren echter hevig in dit beeld. Duidelijke nederzettingen met huisplattegronden ontbreken nog veelal in het bestand. Net als voor de midden-bronstijd zijn we ook voor de late bronstijd/vroege ijzertijd deels aangewezen op opgravingen rond Sittard. Sittard-Hoogveld heeft een tweeschepige huisplattegrond uit deze periode opgeleverd, 50 terwijl te Sittard-Hof van Limburg een duidelijk nederzettingsterrein uit de vroege ijzertijd opgegraven is. 51 Ook in Geleen-Janskamperveld zijn naast het uitgestrekte bandkeramische nederzettingsterrein ook sporen uit de late bronstijd/vroege ijzertijd gevonden, waaronder een huisplattegrond. 52 Binnen de gemeente Maastricht zijn wel een aantal nederzettingsterreinen bekend, maar huisplattegronden ontbreken hierin. Het gaat steeds om losse paalkuilen, kuilen en vondstconcentraties, zoals aangetroffen te Borgharen en Itteren. De hier in het kader van de Maaswerken aangetroffen sporen dateren met name uit de late bronstijd. 53 Daarnaast is met name de regio Randwyck bekend om zijn nederzettingssporen uit de gehele ijzertijd, waaronder vermoedelijke ovenkuilen met misbaksels 54 en ook bij de door Holwerda uitgevoerde opgravingen in de groeve Belvédère 55 en bij de opgravingen in de groeve Klinkers, 56 pal ten oosten van het Lanakerveld, zijn sporen uit de (vroege) ijzertijd voor de dag gekomen. Waveren 2002). 46 Van Hoof 2008a. 47 Cauwe et al. 2001. 48 Tol & Schabbink 2004. 49 De enige duidelijke nederzetting uit de midden-bronstijd is Sittard-Hoogveld. Begravingen zijn met name bekend door de grafheuvelgroepen bij Vaals en Gronsveld (Van Hoof, 2008a). 50 Tol & Schabbink, 2004. 51 Van Hoof, Van Wijk & Van der Linde in voorbereiding. 52 Van Hoof 2008b. 53 Zie Brounen & Ball 2002; Van de Graaf & Kramer 2005a en 2005b. 54 Dijkman, 1989; Knippels, 1991. 55 Thanos 1994. 56 Prangsma 1995.

LANAKERVELD 25 1 2 14 11 12 7 6 13 5 4 3 10 9 8 25000m Figuur 3.4 Vindplaatsen uit de late bronstijd/ vroege ijzertijd in de omgeving van het Lanakerveld. 1. Sittard-Hof van Limburg, 2. Geleen-Janskamperveld, 3. Borgharen, 4. Itteren, 5. Maastricht-Randwyck, 6. Maastricht Belvédère, 7. Maastricht-Klinkers, 8. Maastricht-Oosderveld, 9. Maastricht-Vroendael, 10. Maastricht-Withuisveld, 11. Rosmeer (B.), 12. Lanaken-Europark, 13. Neerharen-Rekem, 14. Sittard-Hoogveld. Grafvelden uit deze periode zijn beter bekend in de gemeente en zijn aangetroffen te Maastricht-Withuisveld, 57 -Vroendael, 58 -Oosderveld 59 en Ambyerveld. 60 Het gaat hier om kleine urnenvelden met enkele tientallen graven (Maastricht-Oosderveld is met 32 graven de grootste) uit de late bronstijd en de vroege ijzertijd. Een vondst van een bronzen zwaard en puntbeschermer direct ten noorden van het urnenveld bij Vroendael wijst vermoedelijk op een wapengraf uit de late bronstijd vergelijkbaar met dat van Neerharen-Rekem (zie hieronder). Opmerkelijk is dat op nagenoeg alle terreinen ook andere sporen zijn gedocumenteerd, waaronder kuilen met misbaksels en secundair verbrand aardewerk te Vroendaal en ovenkuilen te Oosderveld. Ze zijn te dateren in de vroege- en midden-ijzertijd. Van de Belgische vindplaatsen uit de late bronstijd / vroege ijzertijd in de directe omgeving van het plangebied dient in eerste instantie het onderzoek op het Belgische deel van het bedrijventerrein Europark genoemd te worden, 61 waar zich een nederzettingsterrein uit de late bronstijd bevond. Er werden een 17-tal bijgebouwen en tientallen kuilen aangetroffen, maar geen eenduidige huisplattegrond. Verder weg gelegen is het urnenveld uit de late bronstijd / vroege ijzertijd en daarbij gelegen nederzettingsterrein uit de vroege- en midden-ijzertijd bij Neerharen-Rekem van belang. Spectaculair binnen het urnenveld van deze vindplaats was een graf met de gecremeerde resten van drie individuen en een set verbrande bronzen voorwerpen bestaande uit drie lanspunten, drie zwaarden en twee zogenaamde puntbeschermers. Losse nederzettingsterreinen (zonder bijbehorend grafveld) uit de vroege- en midden-ijzertijd zijn opgegraven te Rosmeer-Staberg en -Diepestraat. 62 57 Dijkman 1995. 58 Dijkman & Hulst, 2000. 59 Mildner & Wetzels 2005. 60 Van der Mark & Schorn 2008 61 Vanderbeken & Van den Hove, 2008. 62 Nouwen & Van de Konijnenburg 1987.

26 LANAKERVELD Ondanks de rijkdom aan vindplaatsen uit deze periode werden deze bij het karterend onderzoek in het plangebied niet aangetroffen, wat deels te maken zal hebben met de slechte zichtbaarheid van vindplaatsen uit deze periode in oppervlaktekarteringen. Eén van de vraagstelling bij het proefsleuvenonderzoek was dan ook of er zich sporen uit deze periode binnen het plangebied bevonden. 3.6 De Romeinse tijd De Romeinse tijd in de regio is met name bekend door onderzoek in de stedelijke centra van Maastricht en Tongeren. De nederzetting Maastricht is in de 1 e eeuw na Christus gesticht ter hoogte van een belangrijke overgang over de Maas. De aanwezigheid van een (houten) brug is voor deze periode aangetoond. In de 4 e eeuw wordt er rond de brug een stenen versterking aangelegd, omdat deze gedurende de politieke crises van de 3 e eeuw toenam in strategisch belang. 63 De landelijke bewoning rond Maastricht is dan weer veel minder goed bekend. Het is duidelijk dat rond Maastricht een flink aantal Romeinse villa s gelegen hebben, maar daarvan is er geen één nauwkeurig onderzocht. Meestal gaat het om meldingen van dakpannen en ander Romeins vondstmateriaal aan het oppervlak, op basis waarvan de aanwezigheid van een Romeinse villa verondersteld wordt. Duidelijke villaterreinen rond Maastricht zijn aangetoond te Maastricht-Louwberg en in Borgharen en Meerssen. 64 Een voorbeeld van een mogelijke villa in de directe omgeving van het plangebied is Oud-Caberg, waar Habets aan het eind van de 19 e eeuw bouwresten waarnam. Het is mogelijk dat deze villa aan een Romeinse weg naar Nijmegen gelegen heeft, die min of meer het tracé van de voormalige Postbaan (Brusselseweg) volgt. Een Romeinse ouderdom voor deze weg is echter nooit aangetoond. 65 Het onderzoek van RAAP heeft de aanwezigheid van in ieder geval één duidelijke vindplaats, mogelijk een villa-terrein, uit deze periode in het plangebied aangetoond (vindplaats 18). Duidelijk is echter al dat deze deels op Belgisch grondgebied ligt. Andere Belgische vindplaatsen in de directe omgeving van het plangebied bestaan uit een Romeins villaterrein te Smeermaas. Deze villa bestond vermoedelijk grotendeels uit houten gebouwen. Bij de opgraving werden wel een stenen kelder en een stenen vloerverwarmingssysteem aangetroffen, maar deze konden niet aan de aangetroffen gebouwen gekoppeld worden. Direct ten noorden van de Belgische grens bevond zich ter hoogte van de Brusselseweg, die dus mogelijk een Romeinse ouderdom heeft, een vermoedelijk grafveld. 66 Iets verder van het plangebied verwijderd is bij Neerharen-Rekem een vroeg-romeinse nederzetting opgegraven die zich in de loop van de 1 e eeuw ontwikkeld tot een villa. Het beeld dat villa s in deze regio domineren in het rurale landschap wordt genuanceerd door de opgraving van een inheemse omgreppelde nederzetting zonder steenbouw die bij Veldwezelt is opgegraven. De nederzetting bestaat uit twee clusters huisplattegronden van 63 Panhuysen 1996, 58. 64 Panhuysen 1996. 65 Panhuysen 1996, 28. 66 Pauwels & Creemers 2006.