Evaluatieverslag controlecampagne voorjaar 2009

Vergelijkbare documenten
Evaluatierapport controlecampagne

Schadegeval met bodemverontreiniging bij bedrijven klasse 2/3

Schadegeval met bodemverontreiniging bij bedrijven klasse 1

Schadegeval met bodemverontreiniging bij particulieren

Samen maken we morgen mooier.

Samen maken we morgen mooier.

Richtlijnen: overdracht delen van kadastrale percelen

Passieve staalnametechnieken voor grondwater

HET NEMEN, VERPAKKEN EN CONSERVEREN VAN GRONDMONSTERS

Infodag Kwaliteitsbeheer en erkenningen Audits: technisch luik

AFWIJKING UITLOGING BOUWKUNDIG BODEMGEBRUIK VORMVAST PRODUCT CODE VAN GOEDE PRAKTIJK REGELING VOOR GEBRUIK VAN BODEMMATERIALEN

Bodembeheer Samenvattend rapport Inleiding

Infodag Kwaliteitsbeheer en erkenningen Bodemsaneringswerken - Achilles

Infodag kwaliteitsbeheer en erkenningen Kwaliteitszorgsysteem Individueel Kwaliteitsdossier (IKD)

AFWIJKING UITLOGING BOUWKUNDIG BODEMGEBRUIK VORMVAST PRODUCT CODE VAN GOEDE PRAKTIJK REGELING VOOR GEBRUIK VAN BODEMMATERIALEN

Het gebruik van (bestaande) peilbuizen in decretale bodemonderzoeken

T2110_Procedure: Project Specifiek bestek voor het opmaken van project specifieke bestekken voor het uitvoeren van een tussentijdse monitoring

Schadegeval met bodemverontreiniging. Wat zijn de taken van steden en gemeenten?

TIJDELIJKE OEVERDEPONIE VOOR ONTWATERING CODE VAN GOEDE PRAKTIJK REGELING VOOR GEBRUIK VAN BODEMMATERIALEN

OVERDRACHT DELEN VAN KADASTRALE PERCELEN VOORBEELDFIGUREN

Inhoudsopgave. Eindejaarsregeling. Algemene informatie. Opgelet: Wijzigingen bij digitale aanlevering van afgekeurde opdrachten!

TIJDELIJKE OEVERDEPONIE BIJ NOODRUIMING CODE VAN GOEDE PRAKTIJK REGELING VOOR GEBRUIK VAN BODEMMATERIALEN

BEPALING VAN DE ZUURGRAAD IN GROND EN/OF OPPER- VLAKTEWATER M.B.V. EEN PH-METER

TOELICHTING GESELECTEERDE PERCELEN NITRAATRESIDU- BEPALING

OVERDRACHT DELEN VAN KADASTRALE PERCELEN

Datum: 10/06/2015 Betreft: nota naar aanleiding van het overleg met de VEB

GEBRUIK IN DE ZONE VOOR GEBRUIK TER PLAATSE CODE VAN GOEDE PRAKTIJK REGELING VOOR GEBRUIK VAN BODEMMATERIALEN

Communicatie bij bodemonderzoeken en -saneringen. Een leidraad

Oppervlaktewater. Ministerieel besluit van 29 jan Belgisch Staatsblad van 18 feb 2015

TOELICHTING GESELECTEERDE PERCELEN NITRAATRESIDU- BEPALING

Erkende MER-deskundigen in de discipline 'bodem'

SITES OP PARTICULIERE GRONDEN

NITRAATRESIDUCAMPAGNE MESTBANK IN OPVOLGING VAN DE DEROGATIE

Aanmelden in het webloket deskundigen opvragen digitale informatie

Draaiboek Hoe gebruik maken van het raamcontract Bodemonderzoeken voor Vlaamse Overheid en lokale besturen?

Procedure CMA1/A. Staalname v/h vaste deel v/d aarde

T9043_procedure Actualisatie Onderzoek in het kader van de herevaluatie van de saneringsnoodzaak/saneringsurgentie. Inhoudsopgave

Meting ter plaatse van temperatuur, ph, elektrische geleidbaarheid, opgeloste zuurstof, vrije chloor en gebonden chloor

OPPERVLAKTEWATER. Ministerieel besluit van 18 jan Belgisch Staatsblad van 2 7 jan INLEIDING

Belgisch Staatsblad dd

Code van goede praktijk voor tussentijdse opslagplaatsen voor uitgegraven bodem V2

Vlaams ministerie MOW. Checklist nr. 1. goedkeuringsdatum, het afdelingshoofd. de kwaliteitsverantwoordelijke. ir. J. J. Polen. Ing. D.

Verzoekschrift stockage te reinigen gronden en puin in kader van bodemsaneringswerken Carcoke Lisseweegsesteenweg 12 te Zeebrugge

Belgisch Staatsblad dd

T1800_Procedure: Evaluatie van een ABO en van een BSP bij verderzettingsdossiers (Second Opinion) Inhoudsopgave

TITEL VAN HET DOCUMENT ONDERTITEL VAN DOCUMENT

Hoe weet u of uw onderneming een. periodieke onderzoeksplicht

Analyses voor wijnbouwers in het labo van Inagro

TITEL VAN HET DOCUMENT ONDERTITEL VAN DOCUMENT

Bewonersvergadering site LAR Rekkem. Bodemonderzoek, bodemsanering, projectontwikkeling

Samen maken we morgen mooier.

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Vertegenwoordigd door: Dhr. Kris Eggermont, technisch directeur Hierna de opdrachtgever genoemd,

OGENBLIKKELIJK MONSTER VAN AFVALWATER AAN EEN KRAAN

Studie. 2 september In augustus beduidend minder faillissementen

Beoordelingsprogramma REOB Onderhoudsbedrijf CCV-certificatieschema Onderhoud Blusmiddelen versie 4.0

Laboratoria voor Materialenonderzoek en Chemische analyse. Overzicht uit te voeren organoleptische bepalingen Januari 2010 Versie 1.

BODEMSANERINGSPROJECT

Samenwerking tussen toezichthouders in de bodemketen

Voormalige Arseenfabriek Bocholt Infovergadering. Tim Lieben Adjunct van de directeur

Belgisch Staatsblad dd

Voormalige Arseenfabriek Bocholt Infovergadering. Tim Lieben Adjunct van de directeur

PROCEDURES BETREFFENDE DE VERWERVING DOOR HET EUROPEES PARLEMENT VAN PRIVEARCHIEVEN VAN LEDEN EN VOORMALIGE LEDEN

Meting ter plaatse van temperatuur, ph, elektrische geleidbaarheid, opgeloste zuurstof, vrije chloor en gebonden chloor

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%.

Conformiteitsattest beschrijvend bodemonderzoek

Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van gronden gelegen in Wervik als site 'Woonzone wervik'.

?/i SVEHUlßU~J; plaats 13bis in Lier' - DS-PAR-SP DE OVAM,

SECTORFOTO 2014 SECTOR STUDIEBUREAUS

... Graydon studie. Faillissementen. November 2017

RISICOGRONDEN ONDERZOEKEN

Hoofdstuk I. Vaststelling site

TOELICHTING GESELECTEERDE PERCELEN NITRAATRESIDU- BEPALING

Besluit van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) tot het vaststellen van gronden gelegen in Puurs als site 'Woonzone Puurs'.

sectorfoto 2012 Studiebureaus

STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober

Overwegende dat de andere percelen van de voormalige textielfabriek nog niet werden opgenomen in een bodemonderzoek en bewoond zijn;

Belgisch Staatsblad dd

Screening Grondverzet Acties OVAM

NV B Q A SA. Eindverslag. Auditploeg. Gegevens van de onderneming. Certificaatgegevens. Audit gegevens

Aanpak ruimingswerken in overeenstemming met de nieuwe codes. Nik Dezillie

AANVRAAG VOOR VRIJWILLIGE TOETREDING TOT VLABOTEX (Toelichting bij het indienen van een aanvraag)

Nieuw Leven in de Oude Dokken

Eindrapport: Controle van de kwaliteit van viswaters in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Codes van goede praktijk

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Belgisch Staatsblad dd

Codex over het welzijn op het werk. Boek II.- Organisatorische structuren en sociaal overleg. Titel 6. Laboratoria

AFBAKENEN VAN EEN ZONE VOOR GEBRUIK TER PLAATSE CODE VAN GOEDE PRAKTIJK REGELING VOOR GEBRUIK VAN BODEMMATERIALEN

13/03/2014. Ervaringen van de labo s met het LUC

CODES VAN GOEDE PRAKTIJK N 5

DE OVAM, Site 'particuliere gronden met historische activiteiten in Gavere' 1/6

Bodem. Ministerieel besluit van 10 januari Belgisch Staatsblad van 28 februari 2017

Toestand van het watersysteem februari 2019

... Graydon studie. Faillissementen. oktober 2017

Gids voor de evaluatie van de netheid van de glasbolsites

!~\ ?c is materiaalbewust. i " Vlaanderen

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK

Transcriptie:

Evaluatieverslag controlecampagne voorjaar 2009

Documentbeschrijving 1. Titel publicatie Evaluatieverslag controlecampagne voorjaar 2009 2. Verantwoordelijke uitgever 3. Aantal blz. Danny Wille, OVAM, Stationsstraat 110, 2800 Mechelen 33 4. Wettelijk depot nummer 5. Aantal tabellen en figuren D/2010/5024/18 23 6. Publicatiereeks 7. Datum publicatie maart 2010 8. Trefwoorden terreincontroles, kwaliteitsborging, erkend bodemsaneringsdeskundige, uitvoering veldwerk 9. Samenvatting Evaluatie van de uitgevoerde controles met betrekking tot de uitvoering van onderzoeksverrichtingen in het kader van het Bodemdecreet 10. Begeleidingsgroep en/of auteur Cel grond- en kwaliteitsbeheer, Joris Tallon 11. Contactperso(o)n(en) Joris Tallon, Dirk Dedecker, Filip De Naeyer 12. Andere titels over dit onderwerp Gegevens uit dit document mag u overnemen mits duidelijke bronvermelding. De meeste OVAM-publicaties kunt u raadplegen en/of downloaden op de OVAM-website: http://www.ovam.be

Evaluatieverslag controlecampagne voorjaar 2009

AFKORTINGEN BBO BSP BSW CMA ebsd G GVZ GW GWS OBBO OWA PBM pc PC PE PP SG WW WZI beschrijvend bodemonderzoek bodemsaneringsproject bodemsaneringswerken compendium voor monstername en analyse (zie ook http://www.emis.vito.be.) erkend Bodemsaneringsdeskundige glas grondverzet grondwater grondwaterstaalname oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek (gecombineerde uitvoering) olie/waterafscheider persoonlijke beschermingsmiddelen postcode polycarbonaat polyethyleen polypropyleen schadegeval werkwater waterzuiveringsinstallatie 1

1 Doel Inleiding Als vervolg op de controlecampagne najaar 2008 wordt in het voorjaar 2009 de staalname van het grondwater specifiek opgevolgd. Op basis van de verzamelde gegevens wordt getracht een representatief beeld te vormen van de uitvoering van deze staalnames. Het voorliggend verslag betracht een toelichting te geven bij de gehanteerde selectiecriteria voor uitvoering van deze controles. Tevens wordt een algemene evaluatie aangereikt over de uitgevoerde controles. Hierbij wordt de uitgevoerde controlecampagne in haar algemeenheid besproken. De evaluatie van de opgevolgde deskundige wordt uitvoerig gerapporteerd aan de individuele deskundigen in kwestie en maakt geen deel uit van het voorliggend verslag. De uitwerking van een controlesysteem heeft tot doel: 1) op korte termijn: - inzicht verwerven in de opbouw van de praktische organisatie; - een concreet beeld te vormen van de situatie op terrein; - een verdere uitwerking van de controles op terrein te realiseren; - de communicatie te verzorgen naar: - de opgevolgde, erkende bodemsaneringsdeskundigen; - de onderaanneming (indien relevant); - de vzw VEB. 2) op lange termijn: - bijsturing te geven daar waar nodig; - het bekomen van een algemene kwaliteitsverhoging binnen de sector. Op termijn kan een algemene kwaliteitsverhoging bij uitvoering van onderzoeksverrichtingen op terrein in combinatie met een degelijk werkend kwaliteitshandboek ertoe leiden dat het toezicht op individuele dossiers binnen de OVAM afgebouwd wordt. 2

2 Praktische uitwerking Opvraag planningsgegevens In de loop van februari 2009 wordt de nodige communicatie verstuurd aan alle deskundigen. Hierbij wordt gemeld dat de opvolging van onderzoeksverrichtingen in het kader van het Bodemdecreet voorzien is in het voorjaar 2009. Twee weken voor de start van de eigenlijke controlecampagne wordt een mailing rondgestuurd waarin gevraagd wordt - voor de aangegeven periode - de planningsgegevens over te maken. Het overmaken van deze planningsgegevens gebeurt via een gestandaardiseerd formulier voor overdracht van planningsgegevens. Op deze manier worden volgende gegevens bekomen: - datum van uitvoering boringen; - voorziene tijdstip start uitvoering; - type onderzoek; - aantal boringen / peilputten; - techniek uitvoering boringen; - aantal te bemonsteren peilputten (bestaande / nieuw geplaatste); - datum grondwaterstaalname; - startuur grondwaterstaalname; - gegevens betreffende de onderzoekslocatie; - contactgegevens verantwoordelijke bij ebsd. De hierboven opgesomde gegevens worden overgemaakt aan de hand van een xls-bestand. In de onderstaande tabel wordt hiervan een voorbeeld gegeven. 3

Veldwerkplanning ebsd xxxxxx weken en 2009 Uitvoeringsdatum* Uit te voeren terreinwerk* Onderzoekslocatie* Contact ebsd (planner)* Datum Startuur Type onderzoek Bodem Techniek GWS Datum Startuur Adres, pc, gemeente Provincie Naam GSM 09.05.09 NM 13:30 OBO 4/2** edelman, ramguts 2/3 17.05. 09 NM 14:00 Kerkstraat 20, 3061 Leefdaal Vlaams- Brabant 09.05.09 VM 8:00 BBO 10/5 edelman, ramguts 5 17.05. 09 VM 9:00 Landbouwstraat 45, 2845 Niel Antwerpen 10.05.09 NM 14:00 SG 3/2*** edelman 2 17.05. 09 NM 15:00 Bresstraat 95, 8580 Avelgem West- Vlaanderen 10.05.09 VM 8:30 GVZ 7/0 machinaal, ramguts 3 NVT Stationstraat 35, 3800 Sint- Truiden Limburg 11.07.09 VM 8:00 OBBO 11/7 machinaal, ramguts 6 24.07. 09 VM 8:30 Bosstraat 13, 9000 Gent Oost- Vlaanderen * fictieve gegevens ** 4 boringen waarvan er 2 worden afgewerkt met een peilput *** uitvoering in onderaanneming bemonstering van 2 nieuw geplaatste en 3 bestaan de peilputten Op basis van de aangereikte planningsgegevens is het mogelijk op redelijk éénvoudige wijze een selectie te maken van de op te volgen deskundigen. In tegenstelling tot de voorgaande campagne worden deze keer wijzigingen in de planning door een aantal deskundigen niet of laattijdig doorgegeven. Er worden verder geen noemenswaardige problemen vastgesteld bij deze manier van gegevensopvraag. Volgende opmerkingen worden door enkele deskundigen geformuleerd: - extra werk (beperkt); - uitgebreidheid van de gevraagde informatie. Om een representatief beeld te kunnen vormen van de kwaliteit bij de uitvoering van onderzoeksverrichtingen in het kader van het Bodemdecreet is het van belang dat de controles onaangekondigd gebeuren. Er wordt dan ook geopteerd om de voorziene controles niet te melden aan de deskundige in kwestie. 4

1.1 Selectie van op te volgen deskundigen In tegenstelling tot de campagne najaar 2008 wordt het spelersveld niet in 2 blokken ingedeeld. De controlecampagne wordt eveneens over meerdere weken gespreid opdat een zo representatief mogelijk beeld gevormd zou kunnen worden. In de onderstaande tabel wordt de lijst van aangeschreven deskundigen weergegeven: Adviesbureau voor Bodemonderzoek nv Amibo bvba Artemis Milieu bvba ASPER bvba Becewa NV AB Soil Remediation Experts bvba AGT nv Amberco bvba Arcadis Belgium nv Deckers Milieubeheer bvba Deweer Studie- en ingenieursbureau bvba Ecorem nv Environ Belgium bvba Esher bvba Environmental Resources Management Exequtes ABO nv Geolab bvba Ingenieursbureau Asset nv Kristien De Vos Laboratorium Ecca nv Talboom milieu nv Greet Ceulemans Milieu-Advies bvba A+E Consult bvba Groep Infrabo nv Grontmij Vlaanderen nv Haskoning Belgium bvba Lovap nv Milieu Infrastructuur Planologie nv Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek MWH NV Saneco bvba Sertius CVBA SWBO bvba Vanhaesebroeck Nicolas Base nv RSK Benelux bvba Buro BS nv Nik Dezillie Provinciaal Instituut voor Hygiëne Recycling Assistance bvba Sapion bvba Smet Jet nv Soresma nv Technisch bureau Technosan nv 5

Diepsonderingen & advies H. Verbeke bvba Enviro + bvba Envirosoil nv Universoil nv Geosan nv Ingenieursbureau IBS nv Laboratorium Devlieger bvba Milieustudieburo F&D nv Vandelanotte Milieu-advies bvba Geafor bvba IBEVE VZW Mava Bodemonderzoek nv Rimeco nv Tauw nv URS Belgium bvba Vinçotte Environment nv Tellum environmental consultants Bangels Stefan Bouwen en Milieu nv Chris Cammaer DLV Belgium cvba Ecosys bvba Environmental Strategical Advice bvba Libost-Groep nv Studiecentrum Limburg voor Milieu vzw Technum Flanders Engineering nv Abesim bvba Ageco bvba Architeam bvba Azembla BVBA Bodemkundige Dienst Van België vzw Witteveen + Bos raadgevende Ingenieurs Bij de selectie van de op te volgen deskundigen wordt getracht volgende criteria in rekening te brengen: - de omvang van de voorziene onderzoeksverrichtingen; - het vermoedelijke tijdstip start onderzoeksverrichtingen; - de geografische situering onderzoekslocatie, rekeninghoudend met de situering van de uitvoeringslocaties van andere deskundigen; - het type onderzoek. In de mate van het mogelijke en rekeninghoudend met bovenstaande criteria wordt getracht meerdere deskundigen per dag te bekijken. Op deze manier wordt - op een eerder korte tijdspanne - een voldoend respresentatief beeld gevormd van de uitvoering van onderzoeksverrichtingen in het kader van het Bodemdecreet. Gezien de grote heterogeniteit van de ondergrond in Vlaanderen wordt eveneens getracht een zo groot mogelijke geografische spreiding van de controles te bekomen. Op deze manier wordt de evaluatie over een zo breed als mogelijk geologisch areaal uitgevoerd. 6

3 Aandachtspunten bij controles op terrein 1.2 Uitvoering controles De controlecampagne wordt uitgevoerd in de loop van maart en april 2009. De verschillende controles worden uitgevoerd door Joris Tallon, Bart De Wachter en Tommy Bogaert. 1.3 Inleiding Bij de uitwerking van de controles worden verschillende aandachtspunten naar voor geschoven. De volgende aandachtspunten worden weerhouden: - de uitrusting van de staalnamewagen; - de wijze van uitvoering; - de staalname en conservering (type / houdbaarheid); - de koeling van recipiënten (+ tijdstip); - de evacuatie van opgepompt grondwater; - de gegevensverwerving en verwerking; - het gebruik van PBM s. Op basis van de invulling die door een veldwerker / ploeg aan de bovenstaande punten wordt gegeven, kan op terrein het algemene kwaliteitsniveau, de kennis terzake en de voeling van de perso(o)n(en) in kwestie met de materie grondwater ingeschat worden. 1.4 Aandachtspunten 1.4.1 Uitrusting staalnamewagen De uitrusting van een staalnameploeg is bepalend voor een degelijke uitvoering van de onderzoeksverrichtingen. Hoe completer de uitrusting hoe groter de variatie in uitvoeringsmogelijkheden kan zijn. Tevens kan de wijze van uitrusting bijdragen in een hoger kwaliteitsniveau. De uitrusting omvat verschillende zaken zoals: - darmen voor staalname; - persoonlijke beschermingsmiddelen; - reinigingsmateriaal; 7

- materiaal voor calibratie meetsondes; - materiaal voor het koelen van stalen (frigobox / koelcel); - aanwezigheid van werkwater; - materiaal voor het afvoeren van verontreinigd grondwater; - materiaal voor inmeting einddiepte peilput / diepte grondwatertafel. De staat, het onderhoud en de wijze van stockage en manipulatie van het staalnamemateriaal is hierbij van belang. 1.4.2 Staalname en -conservering Bij de selectie wordt rekening gehouden met de voorziene wijze van uitvoering. Gezien de diversiteit in mogelijk aan te wenden staalnametechnieken (afhankelijk van de geologische randvoorwaarden van de site en het type polluent) wordt hier in de mate van het mogelijke - eveneens rekening mee gehouden. Aangezien de eindverantwoordelijkheid inzake kwaliteit bij de erkend bodemsaneringsdeskundige ligt, wordt geen onderscheid gemaakt tussen uitvoering in eigen beheer of in onderaanneming. De besluitvorming binnen bodemonderzoeken is gebaseerd op analyseresultaten. De representativiteit van de te analyseren stalen is afhankelijk van de wijze waarop een staal genomen wordt en van de monsterconservering. De staalname en conservering vormt aldus een belangrijk aandachtspunt. Hierbij wordt gekeken naar zowel het type conserveermiddel als naar de houdbaarheidsdatum ervan. Bij de uitvoering van de controles op terrein wordt gelet op de representativiteit van de genomen grondwaterstalen, het mogelijk optreden van kruiscontaminatie / vervluchtiging, de koeling van de grondwaterstalen en de vertaling van andere, relevante projectspecifieke eisen naar staalname toe. 1.4.3 Gegevensverwerving en -verwerking Een milieubewuste uitvoering van onderzoeksverrichtingen houdt eveneens in dat de gegevensverwerving op een degelijke manier gebeurt. Hierbij wordt gedacht aan: - de controle van de staat van de peilput voor aanvang van de staalname, - diepte van de grondwatertafel voor aanvang van de staalname, - de einddiepte van de peilput, 8

4 Bevindingen Controlecampagne voorjaar 2009 - de waarden van ph en Ec-metingen bij stabilisatie (of eventueel het verloop van deze waarden tijdens doorpompen), - de eventuele waarden voor O 2-gehalte en redoxpotentiaal, - de organoleptische waarnemingen (kleur, geur, helderheid), - het opgepompt volume grondwater voor aanvang staalname, - de interpretatie van de opbrengst, - de éénduidige codering van recipiënten. Bij de uitvoering van de controles op terrein wordt de nodige aandacht besteed aan de hierboven opgesomde aandachtspunten. 1.4.4 Gebruik van PBM s Bij uitvoering van onderzoeksverrichtingen in het kader van het Bodemdecreet wordt veelal gewerkt in risicovolle omgevingen. Om de blootstelling aan en de impact op de werknemer hiervan te minimaliseren moeten persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM s) en in sommige gevallen collectieve beschermingsmiddelen (CBM s) gebruikt worden. Bij uitvoering van de controles op terrein wordt dan ook gelet op het gebruik van standaard PBM s en daar waar aangegeven beschermende maatregelen opgelegd door de opdrachtgever. Hierbij wordt gedacht aan: - latex / nitril / vinyl handschoenen; - veiligheidsschoenen; - werkkledij. 1.5 Inleiding In totaal wordt voorzien 61 terreinen te bezoeken. Uiteindelijk blijkt dat in 26% van de gevallen de geplande onderzoeksverrichtingen op dat moment niet doorgaan. Na telefonische verificatie bij de erkende bodemsaneringsdeskundigen in kwestie wordt gemeld dat de uitvoering ofwel reeds heeft plaatsgevonden, op een later tijdstip plaats zal vinden of wordt afgelast. Het tijdig communiceren van wijzigingen in de planning laat in een deze gevallen te wensen over. Omwille van deze gebrekkige communicatie worden in totaal slechts de bemonsteringen in het kader van 45 onderzoeken opgevolgd. Hierbij worden een 35-tal deskundigen gecontroleerd op terrein. Dit stemt overeen met ongeveer de helft van het spelersveld. Bij deze controles worden verschillende types van bodemonderzoeken in uitvoering bekeken. 9

In de onderstaande tabel wordt de verdeling over de verschillende types bodemonderzoeken weergegeven: OBO BBO BSW % 40,0 26,7 33,3 Hierbij blijkt dat 80% van de grondwaterstaalnames in eigen beheer en 20% in onderaanneming gebeurt. Tevens moet gesteld worden dat in een aantal gevallen het een combinatie van meerdere types bodemonderzoeken (OBBO) betreft. 10

1.6 Begeleiding op terrein De begeleiding van de onderzoeksverrichtingen kan benaderd worden vanuit 2 invalshoeken: - de begeleiding van de uitvoering op terrein; - de projectspecifieke communicatie naar de staalnameploeg. De begeleiding van grondwaterstaalname vormt een essentieel onderdeel van de kwaliteitsborging op terrein. Dit kan evenwel niet los gezien worden van de projectspecifieke communicatie (schriftelijk dan wel mondeling) dewelke de projectleider (verantwoordelijk voor het dossier) voert met de staalnameploeg (al dan niet in onderaanneming). Via deze communicatie kan de nodige aandacht gevestigd worden op heikele punten inzake uitvoering. Bij de uitvoering van de controles wordt hier de nodige aandacht aan besteed. 1.6.1 Begeleiding van de uitvoering op terrein Bij uitvoering van de controles wordt de aanwezigheid van de projectleider op terrein geëvalueerd. Hierbij blijkt dat deze begeleiding voor verbetering vatbaar is. In de onderstaande tabel worden de bevindingen hieromtrent weergegeven. Begeleiding op terrein # % Hele tijd 7 15,6 Niet aanwezig 38 84,4 Over het algemeen kan gesteld worden dat de begeleiding van de staalnameploeg op terrein weinig gebeurt. De nodige instructies worden veelal meegedeeld middels een overzichtelijke veldwerkopdracht. 1.6.2 Projectspecifieke communicatie De communicatie van projectspecifieke eisen en -aandachtspunten gebeurt veelal door middel van een veldwerkopdracht. Deze eisen kunnen verband houden met veiligheidsvoorschriften van toepassing op de onderzoekslocatie (gebruik specifieke PBM s en CBM s) maar kunnen evenzeer betrekking hebben op een specifieke manier van monstername. 11

In één geval wordt gewerkt met een Health & Safety Plan ondertekend door zowel ebsd, onderaannemer als verantwoordelijke opdrachtgever. In een aantal gevallen wordt de projectspecifieke informatie mondeling gecommuniceerd aan de staalnameploeg. 1.7 Uitrusting staalnameploeg Bij uitvoering van de controles wordt gekeken naar de omvang en de staat van de aanwezige staalnameapparatuur. Hierbij wordt gelet op de aanwezigheid van doorstroomcel, meetsondes, calibratie- en reinigingsmiddelen, type pompen, drijflaagdiktemeter / peillintmeter en de mogelijkheid tot het gekoeld bewaren van stalen. 1.7.1 Doorstroomcel Bij een deel van de staalnameploegen behoort een doorstroomcel tot de standaarduitrusting. De aanwezigheid hiervan wil evenwel niet zeggen dat deze zich in een degelijk staat bevindt (zonder beschadiging) of degelijk onderhouden wordt. In de onderstaande tabel worden de gegevens betreffende de aanwezigheid en staat weergegeven. Doorstroomcel OK Niet OK* Aantal 27 18 % 60 40 * Hieronder wordt verstaan de afwezigheid van een doostroomcel of de aanwezigheid van een beschadigde doorstroomcel. In 25% van deze gevallen betrof het de aanwezigheid van een beschadigde doorstroomcel. In 75% van deze gevallen was er geen doorstroomcel aanwezig. 1.7.2 Meetsondes Tot de staalnameuitrusting voor de bemonstering van peilputten behoren standaard de verschillende meetsondes ter bepaling van ph, Ec en T alsook drijflaagdiktemeter / peilintmeter. De aanwezigheid van meetsondes voor de bepaling van de redoxpotentiaal en het O 2-gehalte behoren niet tot de standaarduitrusting van de meeste deskundigen. 12

In de onderstaande tabel worden de gegevens betreffende de aanwezigheid van meetsondes weergegeven. Er wordt hierbij enkel gekeken naar de aanwezigheid van de meetsondes voor de bepaling ph, Ec en T. Meetsondes Aanwezig Niet aanwezig Aantal 44 1 % 97,8 2,2 Er kan gesteld worden dat meetsondes tot de standaarduitrusting van een staalnameploeg behoren. Er moet evenwel opgemerkt worden dat de aanwezigheid van deze meetsondes geensinds garandeert dat deze ook daadwerkelijk gebruikt worden bij staalname noch een verantwoorde en milieubewuste manipulatie verzekeren (reinigen / regelmatige calibratie). In de onderstaande tabel worden de gegevens betreffende de aanwezigheid van drijflaagdiktemeter / peillintmeter weergegeven. Peillintmeter Drijflaagdiktemeter Aantal 1 34 % 24,4 75,6 De aanwezigheid van een peillintmeter / drijflaagdiktemeter wordt in alle gevallen vastgesteld. In 75,6% van de gevallen betreft het een drijflaagdiktemeter. Er kan gesteld worden dat een peillintmeter / drijflaagdiktemeter tot de standaarduitrusting van een staalnameploeg behoort. 13

1.7.3 Calibratiemateriaal meetsondes en reinigingsmiddelen in het algemeen Om een representatieve meetwaarde te bekomen is het essentieel dat de gebruikte meetsondes op regelmatige tijdstippen gereinigd, gecalibreerd en bewaard worden in de juiste vloeistoffen. Het calibreren van de meetsondes kan uiteraard op verschillende tijdstippen gebeuren, i.e. dagelijks op bureel, dagelijks op terrein of met een lagere of hogere frequentie. Bij uitvoering van de controles wordt aandacht besteed aan de aanwezigheid van calibratie- en reinigingsmiddelen. In de onderstaande tabel worden de gegevens met betrekking tot de aanwezigheid van calibratie- en reinigingsmiddelen weergegeven. Calibratiemiddelen Reinigingsmiddelen Aanwezig Niet aanwezig Aanwezig Niet aanwezig Aantal 22 23 28 17 % 48,9 51,1 62,2 37,8 Op vlak van calibratie kan gesteld worden dat in één op de 2 gevallen de benodigde middelen niet aanwezig zijn. Dit in combinatie met de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat het overgrote deel van de calibraties op bureel ofwel niet gebeurt. Er kan evenwel geen duidelijk beeld gevormd worden over de daadwerkelijke uitvoering van calibraties op bureel. In meer dan 60% van de gevallen wordt de aanwezigheid van reinigingsmiddelen vastgesteld. De aanwezigheid hiervan impliceert geensinds het daadwerkelijk gebruik ervan. 14

1.7.4 Koeling Na staalname moeten recipiënten gekoeld bewaard worden. Hiertoe moeten de nodige voorzieningen aanwezig zijn. In de onderstaande tabel worden de gegevens met betrekking tot de aanwezigheid van koelinstallaties weergegeven. Koelbox Koelcel Niet aanwezig OK Niet OK* OK Niet OK Aantal 33 3 5 0 4 % 73,3 6,7 11,1 0 8,9 * geen koelelementen aanwezig Over het algemeen kan gesteld worden dat in 84,4% van de gevallen de nodige voorzieningen met betrekking tot koeling aanwezig zijn. In 15,6% van de gevallen is geen koeling voorzien (niet aanwezig of afwezigheid van koelelementen). 15

1.8 Kennis en ervaring staalnameploeg Op basis van de waarnemingen bij uitvoering van de staalname en na peiling naar de kennis en ervaring op vlak van grondwaterbemonstering en de geldende procedures (CMA) wordt een beeld verkregen van het algemeen kennis- en ervaringsniveau van de verschillende staalnameploegen. 1.8.1 5.4.1 Kennis De kennis van de verschillende staalnameploegen wordt ingeschat. Hiertoe wordt rekening gehouden met de waarnemingen bij uitvoering van de staalname. Tevens wordt er gepeild naar het algemeen kennisniveau inzake de geldende procedures. Het kennisniveau van elke veldwerker wordt bepaald door zijn motivatie en zijn interesse naar de materie grondwater maar wordt evenzeer mee bepaald door de mate waarin opleiding / bijscholing en kennisoverdracht binnen de firma wordt gerealiseerd. In de onderstaande tabel worden de gegevens met betrekking tot kennis van de procedures weergegeven. Kennis Zeer gedegen Goed Twijfelachtig Ondermaats Aantal 8 25 7 5 % 17,8 55,6 15,6 11,1 Op basis van de waarnemingen bij uitvoering van de controles kan gesteld worden dat in 73,4% van de gevallen de staalnemers beschikken over een goede tot zeer gedegen kennis. In 26,7% van de gevallen is de kennis met betrekking tot de materie grondwater en de procedures omschreven in het CMA twijfelachtig of ondermaats. 16

1.8.2 Ervaring Op basis van de waarnemingen op terrein en na peiling wordt een beeld verkregen van de ervaring aanwezig bij de verschillende staalnameploegen. In de onderstaande tabel worden de gegevens met betrekking tot de aanwezige ervaring weergegeven. Ervaring Uitgebreid Voldoende Onvoldoende Aantal 20 22 3 % 44,4 48,4 6,7 Over het algemeen kan gesteld worden dat er voldoende tot uitgebreide ervaring aanwezig is bij de verschillende staalnameploegen. In 6,7% van de gevallen wordt evenwel vastgesteld dat personen met geen of onvoldoende ervaring zonder begeleiding op terrein worden gestuurd. 17

1.9 Werkwijze bij staalname In het kader van de controles wordt bij uitvoering van staalnames specifiek gekeken naar volgende punten: - de inmeting van de diepte van de grondwatertafel; - de inmeting van de einddiepte van de te bemonsteren peilput; - het gebruik van proper materiaal; - de reiniging en calibratie van toestellen en materiaal; - het doorpompen van de te bemonsteren peilputten conform procedures beschreven in het CMA; - het debiet bij doorpompen van de te bemonsteren peilput; - het belvrij afvullen van recipiënten (cfr. Vluchtige componenten); - de koeling van gevulde recipiënten; - de filtratie van grondwater voor de analyse op relevante parameters; - de evacuatie van het opgepompt grondwater; - het gebruik van PBM s. 1.9.1 Inmeting diepte grondwatertafel, einddiepte peilput en bepaling aanwezigheid drijflaag Bij de bepaling van de diepte van de grondwatertafel en de einddiepte van de te bemonsteren peilput wordt gebruik gemaakt van peillintmeter of drijflaagdiktemeter. In de onderstaande tabel worden de gegevens met betrekking tot het inmeten weergegeven. Inmeting Einddiepte peilput Diepte grondwatertafel OK Niet OK OK Niet OK Aantal 44 1 44 1 % 97,8 2,2 97,8 2,2 Deze gegevens worden nagenoeg consequent verzameld door het overgrote deel van de deskundigen. 18

Bij de bepaling van de mogelijke aanwezigheid van een drijflaag wordt steeds gewerkt met een drijflaagdiktemeter. Het gebruik van kogelklepmonsternemer of bailer wordt niet waargenomen. Bij aantreffen van een drijflaag wordt in de meeste gevallen de einddiepte van de peilput niet meer ingemeten. Hierdoor wordt vermeden dat het peillint en de sonde verontreinigd worden. Wanneer de einddiepte toch wordt opgemeten wordt niet steeds voldoende gereinigd (enkel sonde, meetlint wordt vergeten ). In een aantal gevallen wordt de drijflaagdiktemeter helemaal niet gereinigd. 1.9.2 Reiniging, calibratie van toestellen en gebruik van proper materiaal Bij bemonstering van peilputten is het belangrijk dat er steeds gewerkt wordt met gereinigd of nieuw materiaal en dat meetsondes op regelmatige tijdstippen gecalibreerd worden. Bij uitvoering van de controles wordt hieraan de nodige aandacht besteed. Tevens wordt gelet op de aanwezigheid en het achetrlaten van darmen in de te bemonsteren / bemonsterde peilputten. In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake het gebruik van proper materiaal weergegeven. Darmen Gebruik darmen Aanwezig Niet aanwezig Nieuwe Aanwezige Aantal 18 27 43 2 % 40 60 95,6 4,4 Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat in 40% van de te bemonsteren peilputten nog darmen van een voorgaande staalname aanwezig zijn. Ongeacht de aanwezigheid van deze darmen wordt in nagenoeg alle gevallen (95,6%) bij staalname gebruik gemaakt van nieuwe darmen. Er moet evenwel opgemerkt worden dat er in tegenspraak met de procedures omschreven in het CMA - in 4,4% van de gevallen toch bemonsterd wordt met de nog aanwezige darmen. In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake de reiniging van staalnamemateriaal weergegeven. Onder reiniging wordt verstaan het reinigen van de meetsondes, peillintmeter / drijflaagdiktemeter (sonde + meetlint) en andere relevant materiaal (koppelstukken, etc ) dat gebruikt wordt. 19

Reiniging on-site Al het materiaal Gedeeltelijk Niet Aantal 27 2 16 % 60 4,4 35,6 Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat in 60% van de gevallen al het materiaal dat gebruikt wordt bij verschillende staalnames gereinigd wordt on-site. Er moet evenwel opgemerkt worden dat in 35,6% van de gevallen het materiaal on-site niet gereinigd wordt. Om een representatieve waarde te kunnen opmeten voor wat betreft ph en Ec is het van zéér groot belang dat de meetsondes op regelmatige tijdstippen gecalibreerd worden en steeds in de juiste vloeistoffen bewaard worden (afhankelijk van het type toestel). In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake calibratie van de meetsondes weergegeven. Calibratie Op terrein Op bureel Niet Consequent Gedeeltelijk Aantal 14 0 13 18 % 31,1 0 28,9 40 Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat de calibratie van meetsondes in slechts 31,1% van de gevallen consequent wordt uitgevoerd op het terrein. In 40% van de gevallen wordt de calibratie van meetsondes niet uitgevoerd. In een paar gevallen wordt standaard bij afwijkende waarden voor ph en Ec aparte stalen genomen voor bepaling van deze waarden in het labo. In één geval wordt een bijkomend staal genomen ter bepaling van de ionenbalans. 1.9.3 Doorpompen van peilputten Vooraleer de eigenlijke staalname aan te vatten moeten peilputten, conform de procedure omschreven in het CMA, doorgepompt worden. Om dit juist te kunnen doen is het belangrijk dat het volume grondwater aanwezig in de peilput correct bepaald wordt. Om het door te pompen volume grondwater juist te bepalen moeten de technische specificaties van de peilput nauwkeurig opgemeten worden (zie ook 5.5.1). Bij het doorpompen wordt nagenoeg steeds gebruik gemaakt van peristaltische pompen. In één geval wordt gebruik gemaakt van dompelpompjes (diepe peilputten) gekoppeld aan een debietsregelaar. 20

In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake het doorpompen van peilputten weergegeven. Doorpompen cfr CMA OK Niet OK Niet mogelijk Aantal 31 11 3 % 68,9 24,4 6,7 Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat het doorpompen van peilputten in 68,9% van de gevallen conform het CMA gebeurt. In 24,4% van de gevallen wordt niet doorgepompt conform het CMA. Hieronder wordt verstaan dat de peilputten in kwestie één maal onder hoog debiet worden leeggetrokken of er minder dan 5x het volume aan grondwater aanwezig in de peilput wordt doorgepompt. In 6,7% van de gevallen laat de geologische context het doorpompen conform CMA niet toe (zéér slechte toestroming). Er wordt vastgesteld dat de beapling van het volumen grondwater aanwezig in de te bemonsteren peilput(ten) in een aantal gevallen te wensen overlaat. De registratie van de duurtijd doorpompen en het doorgepompt volume grondwater gebeurt niet consequent door alle staalnameploegen. 1.9.4 Veldmetingen Het afvullen van recipiënten kan aangevat worden van zodra er voldoende is doorgepompt (i.e. 5x volume grondwater aanwezig in de peilput) en wanneer de waarden voor ph en Ec stabiel zijn. Het meten van de waarden voor ph en Ec moet gebeuren in een gesloten kring (doorstroomcel) waarbij belvorming vermeden moet worden. In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake veldmetingen weergegeven. Veldmetingen Doorstroomcel Labo Niet On-site Off-site* Aantal 26 15 0 2 2 % 57,8 33,3 0 4,4 4,4 * In één geval wordt door de onderaannemer een reservestaal genomen opdat in geval van discussie het meetresultaat geverifiëerd kan worden. Het staal wordt niet doorgestuurd naar een labo. Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat in 57,8% van de gevallen gebruik gemaakt wordt van een doorstroomcel. In 33,3% van de gevallen worden de waarden voor ph en Ec op terrein bepaald in een potje. 21

1.9.5 Belvrij oppompen van grondwater en belvrij afvullen van recipiënten Om representatieve stalen van het grondwater te nemen is het belangrijk dat het oppompen van grondwater enerzijds onder een niet te hoog debiet gebeurt (belvorming in de darmen voorkomen) en anderzijds dat de recipiënten in één beweging, belvrij worden afgevuld. Bij afvulling moet erop gelet worden dat de recipiënten schuin gehouden worden. Tevens moet de siliconenslag tegen de wand gehouden worden en mee worden opgevoerd zodat mogelijk contact met conserveermiddelen vermeden wordt. Op deze manier kan ontgassing en kruiscontaminatie tot een minimum beperkt worden. In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake het belvrij oppompen van grondwater weergegeven. Belvrije staalname OK Niet OK Niet van Toepassing Aantal 30 9 6 % 66,7 20 13,3 Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat in 66,7% van de gevallen het grondwater belvrij wordt opgepompt bij de staalname. Op deze manier wordt het optreden van ontgassing vermeden. Er moet evenwel opgemerkt worden dat in 20% van de gevallen bij staalname bellen worden waargenomen in de darmen. In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake het belvrij afvullen van recipiënten weergegeven. Hierbij moet vermeld worden dat in 82% van de onderzoeksverrichtingen er recipiënten worden gevuld voor analyse op vluchtige componenten. De andere gevallen worden niet in rekening gebracht in de onderstaande tabel. Belvrije recipiënten OK Niet OK Aantal 21 16 % 56,8 43,2 Op basis van de waarnemingen op terrein moet gesteld worden dat slechts in 56,8% van de gevallen, waarbij het bekomen van belvrije stalen relevant is, er geen luchtbellen worden waargenomen in de recipiënten. Naar het afvullen recipiënten in het algemeen moet opgemerkt worden dat in een aantal gevallen geen rekening gehouden wordt met de voorschriften opgenomen in het CMA. Het betreft hier vooral een te hoog staalnamedebiet, het niet schuin houden van recipiënten, het grondwater niet langsheen de wand van de fles laten aflopen, contact siliconenslang met conserveermiddelen (mogelijk optreden van kruiscontaminatie bij afvulling volgend recipiënt!) en het niet belvrij afvullen. 22

1.9.6 Filtratie op terrein Bij uitvoering van de controles wordt de nodige aandacht besteed aan de filtratie van grondwater in functie van de relevante parameters. In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake filtratie weergegeven. Filtratie OK Niet OK Niet relevant Aantal 21 1 23 % 46,7 2,2 51,1 Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat het grondwater consequent gefiltreerd wordt in functie van de relevante parameters. Hierbij wordt steeds geflitreerd over 0,45 µm. Er moet evenwel opgemerkt worden dat bij filtratie op terrein niet steeds het toetreden van buitenlucht vermeden wordt. 1.9.7 Evacuatie van opgepompt grondwater Bij uitvoering van de verschillende controles op terrein wordt de nodige aandacht besteed aan de evacuatie van het opgepompt grondwater. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen verontreinigd en niet-verontreinigd grondwater. In de onderstaande tabellen worden de gegevens inzake de evacuatie van opgepompt grondwater weergegeven. Niet-verontreinigd GW Riolering Decor OWA WZI Vaatjes Aantal 21 11 4 0 9 % 46,7 24,4 8,9 0 20 Verontreinigd GW Riolering Decor OWA WZI Vaatjes Aantal 13 6 9 1 6 % 37,1 17,1 25,7 2,9 17,1 Bij uitvoering van de verschillende controles op terrein wordt vastgesteld dat in 17,1% van de gevallen verontreinigd grondwater wordt geloosd op onverhard terrein ( decor ). Een aantal deskundige voeren consequent het opgepompt grondwater af in vaatjes ongeacht de verontreinigingstoestand van het grondwater. In een aantal gevallen wordt verontreinigd grondwater evenwel op de riool of op onverhard terrein geloosd. 23

1.9.8 Gebruik van PBM s Bij uitvoering van de verschillende controles wordt eveneens de nodige aandacht besteed aan het gebruik van PBM s. Hieronder wordt verstaan het dragen van werkkledij, veiligheidsschoenen en latex/nitril handschoenen. In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake het gebruik van PBM s (enkel het dragen van handschoenen) op terrein weergegeven. Handschoenen Latex Nitril Vinyl Leder Geen Aantal 22 13 1 1 8 % 48,9 28,9 2,2 2,2 17,8 Op basis van de waarnemingen op terrein kan gesteld worden dat het dragen van handschoenen in meer dan 80% van de gevallen gebeurt. In 17,8% van de gevallen worden geen handschoenen gedragen. Er moet evenwel opgemerkt worden dat bij het dragen van handschoenen de nodige aandacht besteed moet worden aan het vermijden van kruiscontaminatie. Onoordeelkundige manipulatie van materiaal met vuile handschoenen kan leiden tot het optreden van kruiscontaminatie. Hier kan door de mensen op terrein meer aandacht aan besteed worden. 1.10 Recipiënten In het CMA /1/B worden het type en de houdbaarheidstermijn van de conserveermiddelen en de types recipiënten besproken. Bij uitvoering van de controles wordt hier aandacht aan besteed. 1.10.1 Type materiaal De verschillende types recipiënten per parameter worden opgelijst in het CMA. Zowel het volume als het type materiaal worden omschreven. Om de invulling die hieraan door de verschillende deskundigen gegeven wordt na te gaan, wordt bij uitvoering van de controles hieraan eveneens aandacht besteed. Bij uitvoering van de controles wordt voor sommige parameters vastgesteld dat er recipiënten gebruikt worden opgebouwd uit andere materialen dan deze voorgeschreven in het CMA (glas in plaats van PC, PP, PE of andersom). 1.10.2 Conservering van recipiënten en houdbaarheid In praktijk werken de verschillende deskundigen met voorgeconserveerde recipiënten aangeleverd door een labo. Het toevoegen van conserveermiddelen op terrein wordt niet waargenomen. Bij uitvoering van de controles worden het gebruikte conserveermiddel en de houdbaarheidstermijn ervan opgevolgd. Hierbij 24

blijkt dat het type conserveermiddel per parameter kan verschillen van labo tot labo. Bij uitvoering van de controles wordt tevens vastgesteld dat in een aantal gevallen de houdbaarheidstermijn van de conserveermiddelen overschreden is. Hieraan moet door de deskundigen de nodige aandacht besteed worden. Recipiënten waarvan de houdbaarheidstermijn van de conserveermiddelen overschreden is komen niet meer in aanmerking voor gebruik. Tevens wordt in een aantal gevallen - vastgesteld dat andere conserveermiddelen gebruikt worden dan diegene voorgeschreven in het CMA. 1.10.3 Codering en registratie Bij uitvoering van de verschillende controles op terrein wordt vastgesteld dat bij elke deskundige de codering van recipiënten steeds volledig gebeurt. De registratie van de verschillende recipiënten gebeurt op een degelijke manier. In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake registratie weergegeven. Registratie Digitaal Manueel Combinatie Aantal 10 30 5 % 22,2 66,7 11,1 1.10.4 Gekoeld bewaren grondwaterstalen Bij bemonstering van peilputten is het belangrijk dat eens de recipiënten afgevuld zijn deze zo snel als mogelijk gekoeld bewaard worden. Hieraan wordt bij uitvoering van de controles de nodige aandacht besteed. In de onderstaande tabel worden de gegevens inzake koeling van recipiënten weergegeven. Koeling Onmiddellij Na enige Niet k tijd Aantal 34 4 7 % 75,6 8,9 15,6 Bij uitvoering van de controles wordt vastgesteld dat in 75,6% van de gevallen recipiënten onmiddellijk na afvulling gekoeld bewaard worden. In 8,9% van de gevallen worden de recipiënten enige tijd na afvulling gekoeld bewaard. De voorzieningen die hiervoor aanwezig zijn betreffen in het overgrote deel van de gevallen een frigobox met koelelementen ofwel een koelcel (constante 25

5 Evaluatie Controlecampagne voorjaar 2009 temperatuursregeling). In 15,6% van de gevallen worden de recipiënten niet gekoeld bewaard. Bij uitvoering van de verschillende controles op terrein wordt vastgesteld dat de staalnameploegen voorzien zijn van een redelijke tot degelijke uitrusting. In de meeste gevallen is al het materiaal noodzakelijk voor de uitvoering van een representatieve bemonstering van het grondwater aanwezig. De aanwezigheid ervan impliceert evenwel geenszins het daadwerkelijk gebruik bij staalname noch een verantwoorde manipulatie. Het kennis- en ervaringsniveau van de staalnameploegen is over het algemeen goed. Er wordt evenwel in een aantal gevallen vastgesteld dat mensen met onvoldoende kennis en ervaring zonder enige vorm van begeleiding staalnames uitvoeren. De begeleiding van de staalnameploegen door projectverantwoordelijken gebeurt niet of nauwelijks. Projectspecifieke communicatie gebeurt nagenoeg steeds middels een veldwerkopdracht. Over het algemeen zijn deze veldwerkopdrachten volledig en duidelijk. Daar waar relevant worden de heikele punten inzake veiligheid en de te volgen procedures aangereikt. Vooraleer de eigenlijke staalname aan te vatten wordt door slechts een beperkt deel van de staalnameploegen de calibratie van meetsondes op terrein uitgevoerd. In een aantal gevallen worden de calibraties op bureel uitgevoerd. In een groot deel van de gevallen worden de meetsondes evenwel niet gecalibreerd. Hierbij moeten de nodige bedenkingen worden geformuleerd omtrent de representativiteit van de gemeten waarden. Het inmeten van de diepte van de grondwatertafel en de einddiepte van de te bemonsteren peilputten gebeurt consequent en nauwkeurig. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van een peillintmeter of een drijflaagdiktemeter. Het volledig reinigen (sonde + meetlint) na gebruik gebeurt niet steeds. Na inmeting wordt de monsternamedarm geplaatst in de peilput of er wordt gebruik gemaakt van reeds aanwezige darmen. In de meeste gevallen wordt de darm tot beneden in de peilput gebracht. Op basis van de gegevens verzameld bij inmeting wordt het aanwezige volume grondwater in de peilput bepaald waarbij in sommige gevallen gewerkt wordt met tabellen (in functie van de peilputdiameter). In een groot deel van de gevallen (± 70%) wordt voldoende doorgepompt. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat in een aantal gevallen er evenwel onder veel te hoge debieten wordt doorgepompt waardoor dalvorming in de grondwatertafel kan optreden. In slechts enkele gevallen wordt de evolutie van de grondwaterstand tijdens het afpompen mee opgevolgd met peillintmeter of drijflaagdiktemeter. 26

6 Besluit Tevens moet vermeld worden dat de aanwezigheid van darmen van een voorgaande staalname een probleem vormt. Hieromtrent wensen wij te verwijzen naar het CMA waarin het achterlaten en het hergebruik van deze darmen expliciet verboden wordt. Tijdens het doorpompen worden de waarden voor T, ph en Ec (in sommige gevallen redoxpotentiaal en O 2-gehalte) opgevolgd. Deze metingen worden uitgevoerd in gesloten kring (doorstroomcel) of in een potje. In enkele gevallen worden de waarden voor deze parameters opgevolgd en op regelmatige tijdstippen tijdens het doorpompen geregistreerd. Maar meestal worden de waarden voor deze parameters enkel geregistreerd na stabilisatie. Na doorgepompt te hebben en na stabilisatie van de veldparameters wordt het afvullen van de verschillende recipiënten aangevat. Bij het afvullen van de recipiënten wordt niet steeds de nodige aandacht besteed aan het mogelijk optreden van turbulentie (te hoog staalnamedebiet, recipiënten niet schuin houden, grondwater niet langsheen wand laten aflopen, darmen boven flesopening bij afvulling, ) waardoor mogelijk vervluchtiging kan optreden. Hieraan moet meer aandacht besteed worden bij staalname. Bij de staalname in functie van analyse op zware metalen wordt de filtratie in nagenoeg alle gevallen uitgevoerd op het terrein. Recipiënten worden éénduidig en volledig gecodeerd. Na afvulling en codering worden de recipiënten onmiddellijk of na enige tijd gekoeld bewaard. Toch wordt vastgesteld dat recipiënten in een aantal gevallen niet gekoeld bewaard worden. De gegevensregistratie gebeurt zowel manueel als digitaal. In een aantal gevallen worden de gegevens op beide manieren geregistreerd. Hierbij moet evenwel opgemerkt worden dat afwijkende waarnemingen opgenomen moeten worden in het verslag van staalname zodat hiermee rekening gehouden kan worden bij de uiteindelijke rapportage van het bodemonderzoek. Dit gebeurt veel te weinig. Onder afwijkende waarnemingen wordt onder andere verstaan: afwijkende waarden voor de verschillende veldparameters, organoleptische waarnemingen (kleur, geur, helderheid), slechtere toestroming dan de informatie opgenomen in het boorverslag laat vermoeden, oppervlakkige beschadiging peilput, verstopping peilput met bentoniet, instroom van hemelwater of verontreining vanaf het maaiveld, etc..). In het kader van de voorliggende controlecampagne worden in de loop van het voorjaar 2009 (maart, april) controles op de grondwaterstaalname uitgevoerd. Deze controles worden uitgevoerd over gans Vlaanderen. 27

In totaal worden 35 erkend bodemsaneringsdeskundigen opgevolgd bij uitvoering van onderzoeksverrichtingen in het kader van het Bodemdecreet. In hoofdzaak worden hierbij oriënterende bodemonderzoeken, beschrijvende bodemonderzoeken en bodemsaneringswerken opgevolgd. In een aantal gevallen betreft het een gecombineerde uitvoer van meerdere types bodemonderzoeken. In totaal worden 45 locaties bezocht. De opvolgingen worden ingepland op basis van de planningsgegevens verstrekt door de verschillende erkend bodemsaneringsdeskundigen. Over het algemeen moet er - ongeacht de goede indruk met betrekking tot uitrusting, kennis, ervaring en uitvoering van de verschillende staalnameploegen - evenwel aangegeven worden dat er tekortkomingen op de voorschriften opgenomen in het CMA worden vastgesteld. Het betreft hier hoofdzakelijk volgende punten: - het gebruik van reeds aanwezige darmen, - het niet of onvoldoende doorpompen voorafgaand de staalname, - het onoordeelkundig manipuleren van staalnamemateriaal (niet of onvoldoende reinigen, onvoldoende wissel handschoenen,..); - te hoge staalnamedebieten, - het overvullen van recipiënten, - het niet belvrij afvullen van recipiënten, - het niet of laattijdig gekoeld bewaren van recipiënten. Deze tekortkomingen zijn mogelijk te wijten aan onvoldoende kennis op vlak van de materie grondwater en/of te weinig ervaring en/of het niet op de hoogte zijn voorschriften opgenomen in het CMA maar kunnen evenzeer te wijten zijn aan een gebrek aan interesse / motivatie en voeling met de materie grondwater van de staalnemer(s) in kwestie. Deze lacunes moeten ondervangen worden middels een goede werking van het kwaliteitshandboek. 28