Regiowerking Noord Palmans, Z. CURSUS DAMMEN DAMWERKBOEK CERTIFICAAT BASISKENNIS DAMMEN Naam Versie: 2017 VOOR VOLWASSENEN
Inleiding Met dit werkboek leert u de basis van het mooie damspel. In een paar elementaire thema s krijgt u een goed beeld van de strategie en tactiek. Het geleerde kunt u in de praktijk toepassen. Goed geoefend? Dan kunt u het certificaat BASISKENNIS DAMMEN halen door een examen af te leggen. Het werkboek is in ongeveer 5 lessen (zelfstudie thuis) in 20-30 minuten goed te doen. Tijdsinvestering per thema: 5 15 minuten. Uitleg Lees altijd eerst goed wat er boven aan de bladzijde is geschreven. Zo weet u hoe u de opdrachten moet gaan maken en krijgt u andere belangrijke aanwijzingen. Inhoud Les Thema Paginanr. Les Thema Paginanr. 1. Spelregels 3 13. Openingstruc 9 2. Basiskennis: damtermen 4 14. Slagkeus 10 3. Basiskennis: systemen 5 15. Een vrij tempo 10 4. Rekenen 5 16. Een plakker 10 5. Opbouwstanden 6 17. Aanvallen 11 6. Vleugels ontwikkelen 6 18. Verdedigen 11 7. Opbouwen 7 19. Plannen maken 12 8. Taxeren 7 20. Voorspel de uitslag 12 9. Prikken 8 21. Eindspel: vastzetten 13 10. Ééngever 8 22. Een dam vangen 13 11. Tweegever 9 23. 3-om-1 eindspel 14 12. Meerslagzetjes 9 24. Lange lijn 14 25. Tric-trac 14 Zwart ZO SPELEN WE Wit van beneden naar boven. Zwart van boven naar beneden. Zo zien de schijven en dammen op het diagram er uit. Een diagram is een plaatje van een dambord. = Witte schijf = Witte dam = Zwarte schijf Wit = Zwarte dam VOORBEELD Gebruik voor het aangeven van de winnende zet een pijltje. In het voorbeeld haalt wit een zetje uit met de zet waar de pijl is aangegeven. WIT AAN ZET Dit moet u goed onthouden: wit is in alle diagrammen aan zet!
1. Spelregels Opdracht A: Zijn de volgende spelregels goed of fout? Goed Fout 1. Meerslag gaat voor. 2. Als een schijf aan de overkant komt, wordt deze altijd een dam. 3. U mag twee keer over dezelfde schijf slaan. 4. U mag niet twee keer over hetzelfde lege vakje komen. 5. Als de tegenstander vergeet te slaan, dan mag u bepalen wat u doet: toch laten slaan of verder spelen. 6. U mag de geslagen stukken pas na het voltooien van de complete slag van het bord pakken. 7. Wie vaststaat verliest de partij. 8. Met een dam moet je zo ver schuiven als u kunt. 9. Als u met de dam twee schijven kan slaan en met de schijf ook, dan mag u kiezen of u met de schijf of dam slaat. 10. Bij een onreglementaire zet van uw tegenstander, mag u bepalen wat er gebeurt: aanvaarden en van daaruit verder spelen, ofwel eisen dat de onreglementaire zet van uw tegenstander wordt teruggedaan. Opdracht B: Pas de damregels toe! Wit is aan zet. Wat wordt de uitslag? Diagram 1 Diagram 2 Diagram 3 A. Wit wint B. Zwart wint C. Remise A. Wit wint B. Zwart wint C. Remise A. Wit wint B. Zwart wint C. Remise 3
2. Basiskennis: damtermen Opdracht: Herkent u de formaties en linies nog? Omcirkel het juiste antwoord Diagram 4 Diagram 5 Diagram 6 A. Staart A. Centrumblok A. Staart B. Olympische formatie B. Piramide B. Kruis C. Vork C. Oostblok C. Vork Diagram 7 Diagram 8 Diagram 9 A. Staart A. Staart A. Centrumblok B. Kruis B. Kruis B. Piramide C. Klaverblad C. Klaverblad C. Oostblok Diagram 10 Diagram 11 Diagram 12 A. Aanvalslinie A. Rechter vleugel A. Lange vleugel B. Middenlinie B. Lange lijn B. Korte vleugel C. Basislinie C. Tric-trac lijn C. Centrum 4
3. Basiskennis: systemen Opdracht: Geef aan welk systeem u in de onderstaande diagrammen herkend. Diagram 13 Diagram 14 Diagram 15 A. Klassiek A. Kettingstelling A. Flankaanval B. Centrumspel B. Flankaanval B. Klassiek C. Hekstelling C. Hekstelling C. Centrumspel Diagram 16 Diagram 17 Diagram 18 A. Klaverbladopsluiting A. Klaverbladopsluiting A. Centrumspel B. Kettingstelling B. Kettingstelling B. Klaverbladopsluiting C. Hekstelling C. Hekstelling C. Klassiek 4. Rekenen In diagram 19 zie we een sterke stand voor wit. Beantwoord de bijbehorende vragen. A. Hoe noemen we de formatie die wit met al zijn schijven geformeerd heeft? B. Hoe noemen we de lijn waar de omcirkelde zwarte schijf op staat?.. Diagram 19 C. Hoe noemen we de zwarte schijf met het handje?.. 5
5. Opbouwstanden Opdracht: Is de witte opbouwstand sterk of zwak? Omcirkel het juiste antwoord. Diagram 20 Diagram 21 Diagram 22 A. Sterk A. Sterk A. Sterk B. Zwak B. Zwak B. Zwak Diagram 23 Diagram 24 Diagram 25 A. Sterk A. Sterk A. Sterk B. Zwak B. Zwak B. Zwak 6. Vleugels ontwikkelen Opdracht: Is de aangewezen zet sterk of zwak? Omcirkel het juiste antwoord. Diagram 26 Diagram 27 Diagram 28 A. Sterk A. Sterk A. Sterk B. Zwak B. Zwak B. Zwak 6
7. Opbouwen Opdracht: Welke positionele sterke opbouwzet gaat wit denkt u spelen? Diagram 29 Diagram 30 Diagram 31 Diagram 32 Diagram 33 Diagram 34 8. Taxeren Opdracht: Wit aan zet. Wie staat er beter denkt u? Geef aan waarom u dat vindt! Diagram 35 Diagram 36 Diagram 37 A. Wit A. Wit A. Wit B. Zwart B. Zwart B. Zwart C. Gelijkwaardig C. Gelijkwaardig C. Gelijkwaardig Uitleg: Uitleg: Uitleg: 7
9. Prikken Opdracht: Wit prikt de middelste zwarte schijf om daarna meer terug te kunnen slaan. Diagram 38 Diagram 39 Diagram 40 Diagram 41 Diagram 42 Diagram 43 10. Ééngever Opdracht: Wit heeft een zetje door één schijf weg te geven en meerdere terug te slaan. Diagram 44 Diagram 45 Diagram 46 Diagram 47 Diagram 48 Diagram 49 8
11. Tweegever Opdracht: Wit gaat een zetje uithalen door twee schijven te geven. Zoek het zetje! Diagram 50 Diagram 51 Diagram 52 12. Meerslagzetjes Opdracht: Meerslag gaat voor! Maar dat wist u al toch!? Kunt u het meerslagzetje vinden? Diagram 53 Diagram 54 Diagram 55 13. Openingstruc Opdracht: De partij is nog maar net begonnen, maar wit kan al een schijf winnen. Diagram 56 Diagram 57 Diagram 58 9
14. Slagkeus Opdracht: Wit haalt een zetje uit. Zwart kan kiezen hoe hij moet slaan, maar wit wint altijd! Diagram 59 Diagram 60 Diagram 61 15. Een vrij tempo Opdracht: Achterlopen is gevaarlijk! Wit wint door gebruik te maken van een vrij tempo. Diagram 62 Diagram 63 Diagram 64 16. Een plakker Opdracht: Zwart staat op meerslag! Wit wint door tegen een zwarte schijf aan te plakken. Diagram 65 Diagram 66 Diagram 67 10
17. Aanvallen Opdracht: Wit gaat winnen met een aanval door achter een zwarte schijf te lopen. Ziet u hoe? Diagram 68 Diagram 69 Diagram 70 Diagram 71 Diagram 72 Diagram 73 18. Verdedigen Opdracht: Pas op! Wit wordt aangevallen. Zoek de juiste verdediging voor wit. Diagram 74 Diagram 75 Diagram 76 Diagram 77 Diagram 78 Diagram 79 11
19. Plannen maken Opdracht: Wit aan zet wint. Zoek een sterk plan. Denk aan vastzetten, aanvallen & zetjes. Diagram 80 Diagram 81 Diagram 82 Diagram 83 Diagram 84 Diagram 85 20. Voorspel de uitslag Opdracht: Wit is aan zet. Wat wordt de uitslag van de partij? Omcirkel het juiste antwoord. Diagram 86 Diagram 87 Diagram 88 A. 2-0 A. 2-0 A. 2-0 B. 1-1 B. 1-1 B. 1-1 C. 0-2 C. 0-2 C. 0-2 12
21. Eindspel: vastzetten Opdracht: De partij is bijna afgelopen. Wit probeert zwart vast te zetten. Maar hoe? Diagram 89 Diagram 90 Diagram 91 Diagram 92 Diagram 93 Diagram 94 22. Een dam vangen Opdracht: Hoe kan wit de zwarte dam afvangen? Ziet u de slimme zet? Diagram 95 Diagram 96 Diagram 97 Diagram 98 Diagram 99 Diagram 100 13
23. 3-om-1 eindspel In diagram 101 zie we een 3-om-1 eindspel waarbij de witspeler de minderheid heeft. A. Er zijn al tien zetten gespeeld. De witspeler heeft tien zetten gedaan en zwart natuurlijk ook. Hoeveel zetten moet wit nog spelen om remise te claimen? B. Wit wil de zet met het pijltje spelen. Is dat een sterke zet?.. Diagram 101 24. Lange lijn Opdracht: Wit speelt en wint in een lange lijn eindspel. Probeer de winst te vinden! Diagram 102 Diagram 103 Diagram 104 25. Tric-trac Opdracht: Wit speelt en wint in een tric-trac eindspel. Ziet u hoe? Diagram 105 Diagram 106 Diagram 107 14